De Spaanse dichter en toneelschrijver Federico Garcia Lorca werd geboren op 5 juni 1898 in Fuente Vaqueros, Granada. Zie ook alle tags voor Federico Garcia Lorca op dit blog.
De gitaar
Aanvangt de klaagzang van de gitaar.
Breken doen de bekers van de ochtend.
Aanvangt de klaagzang van de gitaar.
Hem smoren is nutteloos.
Hem smoren is onmogelijk.
Hij huilt eentonig zoals het water huilt,
zoals de wind huilt over de sneeuwvlakte.
Hem smoren is nutteloos.
Hem smoren is onmogelijk.
Hij huilt om dingen ver.
Heet zand uit het zuiden
snakt naar witte camelia’s.
Hij huilt om de pijl zonder doel,
om de avond zonder ochtend
en om de eerste vogel dood
op de tak.
O gitaar!
Hart door vijf zwaarden zwaargewond.
Processiebeeld
Maad met hoepelrok,
Maagd der Verlatenheid,
open als een onmetelijke
Op je lichtende schip
klief je
door het hoogwater
van de stad,
tussen roezige saeta’s
en kristalsterren.
Maagd met hoepelrok
jij klieft
door de straatrivier
tot in zee!
Vertaald door Bart Vonck
De zigeunernon
Voor José Moreno Villa
Stilte van witkalk en mirte.
Kaasjeskruid in de kruidentuin.
De non borduurt violieren
op een strogeel doek.
In de grijze luchter vliegen
zeven vogels van het prisma.
In de verte gromt de kerk
als een beer op zijn rug.
Wat borduurt zij mooi! Hoe fraai!
Op het strogele doek
wil zij de bloemen
van haar fantasie borduren.
Wat een zonnebloem! Wat een magnolia
van pailletten en linten.
Wat een saffraantjes, wat een maantjes
op de altaardwaal!
Vijf pompelmoezen versuikeren
vlakbij in de keuken.
De vijf wonden van Christus
in Alméria geoogst.
In de ogen van de non
galopperen twee ruiters.
Een verre gesmoorde zucht
maakt haar hemd los,
en terwijl ze in verstarde verten
naar wolken en bergen staart,
breekt haar hart
van suiker en citroenverbena.
O, wat een steile vlakte
met twintig zonnen erboven.
Wat een rechtopstaande stromen
dagen in haar fantasie!
Toch gaat zij verder met haar bloemen,
terwijl rechtop, in de bries,
het licht schaakspeelt
hoog in het zonnescherm.
Vertaald door Lepus
De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Morriën werd geboren op 5 juni 1912 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Adriaan Morriën op dit blog.
Spijsvertering
Vergeet je maag niet op een blauwe zomermorgen,
Gevuld met louter aangename dingen:
Sinaasappelsap, bruin brood en yoghurt.
De zuivere nasmaak duurt tot aan de koffie.
Je lichaam is als een tevreden kind,
Verdiept in ’t hoge spel der spijsvertering.
Je mond is niet te droog en niet te vochtig.
Je zou nu kunnen praten als er iemand was.
Maar je kunt denken en een droom beginnen.
Je raam staat open en de wereld fladdert binnen.
Zij luistert als een vogel in het pasgemaaide gras.
Terugkeer
Alle revoluties wissen de dood
van mijn moeder niet uit.
En alle vooruitgang hindert niet
dat ik mijn vader heb gehaat.
Ik doe nog altijd, te laat van school,
de stap naar de keukendeur
en licht de klink op, bang
dat de deur weer te hard kraakt.
Alles is mogelijk: mijn vader zwijgt
of leest mij met strenge ogen de les;
mijn moeder glimlacht of kijkt
met een stil gezicht op haar bord.
Ik schik aan tafel aan
en reik, dwars door de verleden tijd
met een hand die weer kinderlijk wordt,
naar de dampende aardappelschaal.
De Engelse schrijver Ken Follett werd geboren op 5 juni 1949 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Ken Follett op dit blog.
Uit: Edge Of Eternity
“Rebecca Hoffmann was summoned by the secret police on a rainy Monday in 1961.
It began as an ordinary morning. Her husband drove her to work in his tan Trabant 500. The graceful old streets of central Berlin still had gaps from wartime bombing, except where new concrete buildings stood up like ill-matched false teeth. Hans was thinking about his job as he drove. “The courts serve the judges, the lawyers, the police, the government—everyone except the victims of crime,” he said. “This is to be expected in Western capitalist countries, but under Communism the courts ought surely to serve the people. My colleagues don’t seem to realize that.” Hans worked for the Ministry of Justice.
“We’ve been married almost a year, and I’ve known you for two, but I’ve never met one of your colleagues,” Rebecca said.
“They would bore you,” he said immediately. “They’re all lawyers.” “Any women among them?”
“No. Not in my section, anyway.” Hans’s job was administration: appointing judges, scheduling trials, managing courthouses.
“I’d like to meet them, all the same.”
Hans was a strong man who had learned to rein himself in. Watching him, Rebecca saw in his eyes a familiar flash of anger at her insistence. He controlled it by an effort of will. “I’ll arrange something,” he said. “Perhaps we’ll all go to a bar one evening.”
Hans had been the first man Rebecca met who matched up to her father. He was confident and authoritative, but he always listened to her. He had a good job—not many people had a car of their own in East Germany—and men who worked in the government were usually hard-line Communists, but Hans, surprisingly, shared Rebecca’s political skepticism. Like her father he was tall, handsome, and well dressed. He was the man she had been waiting for.”
De Australische schrijfster Margo Lanagan werd geboren op 5 juni 1960 in Waratah, New South Wales. Zie ook alle tags voor Margo Lanagan op dit blog.
Uit: Singing My Sister Down
“We all went down to the tar-pit, with mats to spread our weight.
Ikky was standing on the bank, her hands in a metal twin-loop behind her. She’d stopped sulking; now she looked, more, stare-y and puzzled.
Chief Barnarndra pointed to the pit. Out you go then, girl. You must walk on out there to the middle and stand. When you picked a spot, your people can join you.
So Ik stepped out, very ordinary. She walked out. I thought—hoped, even—she might walk right across and into the thorns the other side; at the same time, I knew she wouldn’t do that.
She walked the way you walk on the tar, except without the arms balancing. She nearly fell from a stumble once, but Mumma hulloo’d to her, and she straightened and walked a straight upright line out to the very middle, where she slowed and stopped, not looking back.
Mumma didn’t look to the chief, but all us kids and the rest did. Right, then, he said.
Mumma stepped straight out, as if she’d just herself that moment happened to decide to. We went after her—only us, Ik’s family, which was like us being punished too, everyone watching us walk out to that girl who was our shame.
In the winter you come to the pit to warm your feet in the tar. You stand long enough to sink as far as your ankles—the littler you are, the longer you can stand. You soak the heat in for as long as the tar doesn’t close over your feet and grip, and it’s as good as warmed boots wrapping your feet. But in summer, like this day, you keep away from the tar, because it makes the air hotter and you mind about the stink.
But today we had to go out, and everyone had to see us go.
Ikky was tall, but she was thin and light from all the worry and prison; she was going to take a long time about sinking. We got our mats down, all the food-parcels and ice-baskets and instruments and such spread out evenly on the broad planks Dash and Felly had carried out.”
De Nederlandse literair criticus Carel Peeters werd geboren in Nijmegen op 5 juni 1944. Zie ook alle tags voor Carel Peeters op dit blog.
Uit: Kan het licht aanblijven?
“Dat de achttiende eeuw de eeuw van de Verlichting en de kritiek was, zoals Kant in de inleiding van zijn Kritik der reinen Vernunft schreef, en dat de Verlichting als filosofie de bedoeling had mensen ‘mondig’ te maken, zoals Kant antwoordde op de vraag ‘Was ist Aufklärung?’ – dat is kennis die weer in herinnering gebracht schijnt te moeten worden, want al wat ik hoor zijn schimpscheuten op de Verlichting. De eeuw van de rede zou de bakermat van de huidige ellende zijn, van de illusoire vooruitgangsgedachte, van staatsbemoeienis, van het verpesten van de natuur en de ongebreidelde woekering van de technologie. Kortom: Der Traum der Vernunft: Vom Elend der Aufklärung, zoals de titel luidde van een reeks lezingen gedurende bijna een jaar lang in 1984-1985 aan de Akademie der Künste in Berlijn.
Tijdens die reeks lezingen waren er ook sprekers als Günter Grass en Oskar Negt die zich niet lieten meeslepen door het enthousiasme de filosofie van de Verlichting om zeep te helpen. Dat is niet zo verbazingwekkend: zelfkritiek is in de Verlichting ingebakken, al ziet men dat graag over het hoofd. ‘Sapere aude!’, de aansporing voor zichzelf te denken die Kant deed, nodigt uit tot een terugkerende ‘Selbstaufklärung der Aufklärung’, zoals de Duitsers dat zo kernachtig kunnen uitdrukken. Maar deze zelfkritiek schijnt niet groot genoeg te zijn geweest, anders zou de Verlichting niet door de Frankfurter Schule, het structuralisme, alle religieuze bewegingen en het postmodernisme zijn aangevallen. Dat zou men kunnen denken, maar alle bijzondere aandacht voor de Verlichting is het gevolg van een gemakzuchtige fixatie. Door de nadruk op de rede en het rationalisme heeft de Verlichting onder meer de industrialisatie voortgebracht, en daarna de technologie en daarmee het misbruik van de technologie. De technologie, in haar vreedzame én verwoestende gedaante, is het meest in het oog lopende gevolg van de Verlichting, en daar richt zich de meeste kritiek op.
De Verlichting heeft niet alleen de technologie voortgebracht, zij heeft ook een rationele instelling tegenover allerlei menselijke en maatschappelijke verschijnselen aangekweekt die men niet met het technologische barbarisme gelijk kan stellen. Wie dat wel doet is als die goudzoeker die zo verblind werd door de glinsteringen van het zand in zijn handen dat hij alles weggooide, ook het goud.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 5e juni ook mijn twee vorige blogs van vandaag.