De Spaanse dichter en toneelschrijver Federico Garcia Lorca werd geboren op 5 juni 1898 in Fuente Vaqueros, Granada. Zie ook alle tags voor Federico Garcia Lorca op dit blog.
Hartstochtelijk madrigaal
Ik had zo graag aan je lippen gerust
om uit te doven in de sneeuw
van je tanden.
Ik had zo graag aan je borst gerust
om er bloedend in te vergaan.
Ik was zo graag altijd opnieuw
in je gouden haren weggedroomd
tot je hart een grafkuil werd
van mijn rouwend hart,
tot mijn vlees jouw vlees werd,
mijn voorhoofd het jouwe.
Ik had zo graag dat ik met hart en ziel
je kleine lichaam binnendrong,
dat ik je enige gedachte was,
en je kraakwitte kleed.
Dat je zo hartstochtelijk
op mij verliefd zou zijn
dat je, naar mij op zoek, jezelf verloor
zonder mij ooit te vinden.
Dat je op je dooltocht mijn naam
naar de einder schreeuwde,
en je rivieren naar mij vroeg,
en droef de bitterheden dronk
die mijn hart op de weg
uit liefde voor jou heeft verloren.
En dan zal ik je zwakke en zachte
lichaam binnendringen,
en word ik, vrouw, jezelf
en ben ik voor altijd bij jou,
terwijl jij tevergeefs naar mij zoekt
van oost naar west,
tot uiteindelijk de dood
ons beiden met zijn grauwe vlam verkoolt.
Vertaald door Piet Thomas en Christian de Paepe
Romance van de zwarte smart
Voor José Navarro Pardo
De pikhouwelen van de hanen
graven zoekend naar de dageraad,
wanneer Soledad Montoya
de donkere berg afdaalt.
Geel koper haar lijf
dat geurt naar paard en schaduw.
Berookte aambeelden haar borsten
die ronde liederen jammeren.
Soledad: naar wie vraag je
zonder gezelschap, op dit uur?
Ik vraag naar wie ik wil,
trouwens gaat jou dat wat aan?
Ik kom zoeken wat ik zoek,
mijn vreugde en mijn eigen ik.
Soledad van mijn smarten,
een paard dat op hol slaat
rent tenslotte in zee
en de golven verzwelgen het.
Van de zee wil ik niet horen:
de zwarte smart bot uit
op de olijfgronden
bij geruis van blaren.
Soledad, wat heb je een smart!
Hoe zielig die smart!
Je huilt citroensap
zuur van wachten en van mond.
Wat een diepe smart! Waanzinnig
dool ik door mijn huis,
mijn twee vlechten over de grond
van de keuken naar het bed.
Wat een smart! Ik word
gitzwart van lijf en kleren.
Ach, mijn linnen hemden!
Ach, mijn papaveren dijen!
Soledad: was je lichaam
met leeuwerikswater,
en gun je hart rust,
Soledad Montoya.
Daar beneden zingt de rivier:
strook van hemel en lover.
Het nieuwe licht wordt
met pompoenbloemen gekroond.
O smart van de zigeuners!
Klare smart en immer eenzaam.
O smart die diep verborgen stroomt
en dageraad die nimmer komt.
Vertaald door Lepus
The Little Mute Boy
The little boy was looking for his voice.
(The king of the crickets had it.)
In a drop of water
the little boy was looking for his voice.
I do not want it for speaking with;
I will make a ring of it
so that he may wear my silence
on his little finger
In a drop of water
the little boy was looking for his voice.
(The captive voice, far away,
put on a cricket’s clothes.)
Vertaald door W.S. Merwin
De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Morriën werd geboren op 5 juni 1912 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Adriaan Morriën op dit blog.
Lectuur
Ik kan niet genoeg krijgen van je huid.
Als een blinde lees ik met mijn vingers
het stille verhaal van je oppervlak.
In je ogen dreig ik te verzinken.
Op je huid bewandel ik alle wegen
zonder mij van jou te verwijderen.
Soms keer je je behulpzaam op je buik.
Je rug is een lang hoofdstuk uit een boek.
Ik spel je tepels, herlees je oren.
Ik laat je tenen op elkander rijmen.
Ik lees tussen de regels van je benen
en blader in de atlas van je hals.
Het is mij of mijn eigen vingers
je lichaam hebben uitgeschreven.
Eerst viel het mij als klank te binnen,
toen lag het als een beeldspraak op mijn tong
en nu herhaal ik wat ik heb gestameld
in vloeiende bewoordingen.
Moeders en zonen
Wanneer de moeders eindelijk slapen
verflauwt de onlust van de zonen.
Zij leven op en wrijven zich de handen:
de nacht is pas begonnen.
Het uur van misdaden en dromen
heeft reeds geslagen.
De straten zijn vol levensgrote meisjes,
ontvoeringen en drinkgelagen.
De zoon verlaat het huis, treedt als een zon naar buiten
in de sneeuw van het geluk, het liefdeloze
barmhartige genot, het boze, niet het broze,
maar ’t harde en genadeloze.
En hij is vrij, vrij om te sterven,
zoals een wees, een wolf, een lied
dat wordt gezongen voor de sterren.
Maar moeders slapen niet.
De Engelse schrijver Ken Follett werd geboren op 5 juni 1949 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Ken Follett op dit blog.
Uit: Winter of the World
« Carla knew her parents were about to have a row. The second she walked into the kitchen she felt the hostility, like the bone-deep cold of the wind that blew through the streets of Berlin before a February snowstorm. She almost turned and walked back out again.
It was unusual for them to fight. Mostly they were affectionate–too much so. Carla cringed when they kissed in front of other people. Her friends thought it was strange: their parents did not do that. She had said that to her mother, once. Mother had laughed in a pleased way and said: “The day after our wedding, your father and I were separated by the Great War.” She had been born English, though you could hardly tell. “I stayed in London while he came home to Germany and joined the army.” Carla had heard this story many times, but Mother never tired of telling it. “We thought the war would last three months, but I didn’t see him again for five years. All that time I longed to touch him. Now I never tire of it.”
Father was just as bad. “Your mother is the cleverest woman I ever met,” he had said here in the kitchen just a few days ago. “That’s why I married her. It had nothing to do with . . .” He had tailed off, and Mother and he had giggled conspiratorially, as if Carla at the age of eleven knew nothing about sex. It was so embarrassing.
But once in a while they had a quarrel. Carla knew the signs. And a new one was about to erupt.
They were sitting at opposite ends of the kitchen table. Father was somberly dressed in a dark gray suit, starched white shirt, and black satin tie. He looked dapper, as always, even though his hair was receding and his waistcoat bulged a little beneath the gold watch chain.»
De Australische schrijfster Margo Lanagan werd geboren op 5 juni 1960 in Waratah, New South Wales. Zie ook alle tags voor Margo Lanagan op dit blog.
Uit: Sea Hearts
“The old witch is there,’ said Raditch, peering over thetop to Six-Mile Beach. ‘Well settled with her knitting.’‘It’s all right. We’re plenty,’ said Grinny.‘We’re plenty and we have business,’ James said with some bluster — he was as scared of her as anyone. He shook his empty sack. ‘We have been sent by our mams. We’re to provide for our families.’‘Yes, we’ve come all this way,’ said Oswald Cawdron.‘We have.’ And down the cliff we went. It was a poisonous day. Every now and again the wind would take a rest rompressing us to the wall, and try to pull us off it instead. We would grab together and sit, then, making a bigger person’s weight that it could not remove. Te sea was grey with white dabs of temper all over it; the sky hung full of ragged strips of cloud. We spilled out onto the sand. You can fetch sea-hearts two ways. You can go up the tide-wrack; you will find more there, but they will be harder, drier for lying there, and many of them dead. You can still eat them, but they will take more cooking and, unless your mam boils themthrough the night, more chewing. Tey are altogether more difficult. Tose of us whose mams had sighed or dads had smacked their heads for bringing that sort went downtowards the water. Grinny ran ahead and picked up the first heart, but nobody raced him; hearts lay all along the sea-shined sand there, plenty for all our families. They do not keep, once collected. They can lie drying in the tide- wrack for days and still be tolerable eating, but put them in a house and they’ll do any number of awful things: collapse in a smell, sprout white fur, explode themselves across your pantry-shelf. So there is no point grabbing upmore than your mam can use.”
De Nederlandse literair criticus Carel Peeters werd geboren in Nijmegen op 5 juni 1944. Zie ook alle tags voor Carel Peeters op dit blog.
Uit: Renate Rubinstein
“Ook al heeft Renate Rubinstein sinds Alexander, een portret van de Nederlandse kroonprins (1985) écht iets met royalty, deze onverwachte verbintenis was niet nodig om van haar de prinses van de Nederlandse columnisten te maken. Zij heeft gedurende bijna een kwart eeuw met ijzeren regelmaat gezorgd voor iets waar een prinses – maar dan meer ondanks zichzelf – ook sterk in is: voor een niet aflatende discussie over wat ze gedaan, in dit geval geschreven heeft. Ze is een lastige prinses maar met een karakter, bovendien is ze een ‘generaliste’, iemand die met een gelijkblijvende vertrouwdheid schrijft over zaken die dichtbij of veraf liggen: de vogeltjes in het veld, de Palestijnen, de liefde of de kernwapens.
In haar eerste bundel columns Namens Tamar (1964) schreef ze dat ze al zo’n twintig jaar naar de slijtage van haar romantisch wereldbeeld kijkt. Goed beschouwd zou twintig jaar later van dit wereldbeeld niets meer over moeten zijn, ware het niet dat ze wat dit betreft altijd iets ‘onverbeterlijks’ heeft behouden. Dat blijkt uit een ‘speciaal soort zeurderig verlangen’ in de vele stukjes waarin ze zichzelf confronteert met de harde feiten van het leven. Eén van de altijd weer overtuigende eigenschappen van haar columns is de moed feiten onder ogen te zien die haarzelf eigenlijk helemaal niet welgevallig zijn. Enigszins spectaculair en onomwonden, omdat het gebeurde door zo’n intelligent en zelfverzekerd karakter, deed ze dat in de columns over haar echtscheiding (Niets te verliezen en toch bang, 1978) en beschermde zichzelf daarin uitsluitend middels het schild van de intelligente verwoording. Ondanks de bescherming van een dosis pessimisme voelde ze zich ‘vernederd’, immers ‘van huis uit is iedereen een prins of prinses.’
De Engelse schrijfster Margaret Drabble werd geboren op 5 juni 1939 in Sheffield, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Margaret Drabble op dit blog.
Uit: A Day in the Life of a Smiling Woman
“t was the kind of party at which nobody got introduced. The room was dark, lit only by candles in bottles, and although a certain amount of feeble shuffling was going on in the centre of the floor, most of the guests were grouped around yelling in a more or less cheery fashion to people whom they were lucky enough to know already. There was a lot of noise, both musical and conversational, and the general tone seemed to Humphrey to be rather high, a kind of cross between the intellectual and the artistic. He could hear from time to time words like ‘defence mechanism’ and ‘Harold Pinter’ being bandied about above the deafening body of sound. He supposed, upon reflection, that one might have expected this kind of thing from his host, a young man whom he had met in a pub the week before, who had been most pressing in his invitation, but who had hardly seemed to recognise Humphrey at all when he had duly arrived, some time ago. Now, after half an hour of total neglect, he was beginning to feel rather annoyed. He was in many ways a conventional young man, and had not the nerve to go and accost a group of strangers, who anyway seemed to be getting on quite nicely without him, simply in order to add his own unoriginal views on Harold Pinter. On the other hand, he did not really want to leave.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 5e juni ook mijn blog van 5 juni 2012 deel 2 en eveneens mijn blog van 5 juni 2011 deel 2.