Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

Gerard Kornelis van het Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren als zoon van Gerard J.M. van het Reve (schrijvend onder de naam Gerard Vanter) en Janetta Jacoba Doornbusch. Van het Reve groeide op in de wijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Hij verhuisde later met zijn ouders naar de Jozef Israëlskade in de Diamantbuurt, waar hij De Avonden zou schrijven en situeren. Na een niet voltooide opleiding aan het Vossius Gymnasium in de jaren 1936-1940 bezocht hij tot 1943 de Grafische School in Amsterdam. Tot 1947 had hij vervolgens verschillende baantjes, waaronder rechtbankverslaggever voor Het Parool, waar hij Simon Carmiggelt leerde kennen. Zowel Gerard Reve als (de door hem zeer bewonderde) Gustave Flaubert werden feitelijk op 13 december geboren. Uit bijgeloof werd Flaubert op 12 december en Reve op 14 december geregistreerd in het geboorteregister. Reve had liever ook de 12e als geboortedatum gehad, want nu liep de dood voortdurend hijgend achter hem aan, terwijl Flaubert achter de dood aansjouwde (zie: Album Gerard Reve). Gerard Reve overleed op 8 april van dit jaar. (Zie mijn blogs van 8 april).

Uit: Nader tot U

 Dan zal ik weten, wie de Soldaat was op wie ik, vier en dertig jaar geleden, verliefd was, en die misschien werkelijk bestaan heeft; wat de hoefsmederij betekent waarachter, in een keuken, onder het gepleisterd licht van een binnenplaatsje, een oude vrouw, dun als een stervende vogel een rode kool in tweeën snijdt; wie de jongen was, die de mondharmonika speelde en water uit de vaart dronk omdat hij dorst had en de sleutel niet had en niet bij de buren wou aanbellen, en daarna gestorven is; o, weemoed van een verloren jeugd die nooit geweest is, en die voor eeuwig stilstaat in de tijd.”

…….

“Er is zo eindeloos veel dat verklaard moet worden: waarom ik de enige was, die mij over de teksten van alle liedjes op school schaamde, en wel wilde schreeuwen van haat en verdriet en vernedering, maar, onmachtig, me beperkte tot een voorgewend meezingen, met geluidloze mondbewegingen. De dichter of schrijver (‘of allebei, of geen van beide’) Simon V. zegt in een interview dat hem kort geleden is afgenomen, dat ik een ‘gestoorde persoonlijkheid ben, maar ik moet dat in twijfel trekken. Het ligt anders, geloof ik. Nu ik hier op de spoordijk zit, op de zuidelijke rand ervan, dicht bij de rails en op achttien passen voorbij een rechtop in de grond gehamerd stuk spoorrail waarop een ijzeren bord met vrijwel onleesbaar opschrift misschien 31 7 vermeldt, besef ik opeens, terwijl ik naar de Geheime Schrijfsteen kijk, die ik op mijn 39ste verjaardag in Londen van het Loodgietend Prijsdier M. heb gekregen, en die helemaal met me mee is gereisd, eerst naar Lissabon, toen naar Algericas en Tanger en nu, via Amsterdam naar hier, dat het, wat Simon V. zich niet heeft gerealiseerd, waarschijnlijk allemaal komt, omdat ik een revist ben. De schrijver of dichter (‘of”ect) Simon V. is geen revist. Als je het niet bent, kan je het niet worden ook, geloof ik – het moet zoiets als Genade zijn.”

GERARD_REVE

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Hij groeide op in Wassenaar in een katholiek gezin met vijf broers. Zijn ouders scheidden in 1963. Vader Büchs verdwijnen uit het gezin werd door de resterende gezinsleden als een opluchting ervaren. Zowel Boudewijn als zijn broers herinnerden zich hem later als een tirannieke persoonlijkheid. Büchs schoolopleiding verliep niet voorspoedig. Hij bracht enige jaren door op het gymnasium en de hbs maar eindigde zijn schoolcarrière met een mulo-diploma. Tijdens zijn studententijd was hij redacteur geweest van Proefding het clubblad van de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit. Ondertussen was zijn aanleg voor het dichterschap opgevallen. Hij vond contact met diverse mentoren in het circuit van kunstenaars en academici in Leiden, en werd aan het begin van de jaren zeventig door steeds meer mensen beschouwd als een erudiet wonderkind. Hij verwierf die status door zijn grote weetgierigheid, een flinke dosis bluf en in sommige gevallen door bewust in te spelen op homo-erotische gevoelens bij zijn bewonderaars, die vaak toonaangevende posities in het Nederlandse cultuurleven bekleedden. Büch mat zich het imago van romantisch-decadente nietsnut aan. Koketteren met een homoseksuele of pedofiele geaardheid was daarvan kennelijk een onderdeel; de serieuze liefdesrelaties die hij tijdens zijn leven had waren echter zonder uitzondering heteroseksueel. Vanaf omstreeks 1973 begon Büch serieus werk te maken van een loopbaan als dichter. Hij legde contact met Harry G.M. Prick, dankzij wiens bemiddeling in 1976 zijn debuutbundel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs uitkwam.

 

Een vogelbegrafenis

 

mijn poes die heeft geen achternaam

zij kan niet praten en zit vaak

hele dagen voor het raam vliegen

van de vogels af te kijken

 

soms kan een Kauw haar niet ontwijken

die bijt zij dan miauwend dood

 

zo lag vanochtend in het morgenrood

dat op de kamer hing, een beest in onderdelen

mijn kat zat met een linkervleugel nog wat na te spelen

 

ik spreek haar heel bestraffend toe

loop naar de keukenkast en mompel: doet er niet toe

terwijl zij zich zorgvuldig wast

veeg ik met de stoffer poten, veren en een kop in het blik

 

het zachte ruisen van de dood in een plastic

zak. Bij koffiefilters, doppen en oud brood

 

VUILNIS, denk ik. Waarom ben ik voor de droefheid uitgeloot?

 

Le printemps (Jean-François Millet)

Leo kan niet schrijven, vertelt van het gedroomde lied
gewoonweg prachtig, zoiets van groene landerijen
op de rivier ziet
hij blauwe bloemen drijven

de zomer heerst hier ieder jaargetijde
maar anders klinkt de werkelijkheid
wij zitten samen met de muziek, terzijde
het gordijn dat ons van buiten scheidt

dat droeve bier, dat melancholisch doodsgevaar
dat mechaniek ondrinkbaar

als hij zegt: ik lijd soms onder dit bestaan
een dichter, denk ik, wendt het aan

om treurnis te verkopen
totdat ook de taal raakt vastgelopen

Buch

Boudewijn Büch (14 december 1943 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Paul Eluard, pseudoniem van Eugène Émile Paul Grindel, werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Eluard, zoon van een boekhouder, groeide op in een Parijse voorstad. Bepalend voor Eluard werden zijn ervaringen in WO I, waar hij als soldaat aan deelnam en waarin hij een zware gasverwonding opliep. In de gedichten die na de oorlog werden geschreven, wordt zijn pacifistische houding tot uitdrukking gebracht. Eluard keerde zich tegen de gruwelijkheden en de ellende van de oorlog (‘Mourir de ne pas mourir’, 1924; ‘Capitale de la douleur’, 1926). In de jaren twintig sloot Eluard zich aan bij de dadaïsten en bij de surrealisten. Hij hoorde al snel bij de belangrijkste kunstenaars van de avant garde. Hij was sterk bevriend met de schilder Max Ernst en met de dichters André Breton en Louis Aragon.  Onder indruk van de Spaanse burgeroorlog (1936-’38) versterkte hij zijn politieke geëngageerdheid; tegelijkertijd nam hij steeds meer afstand van de surrealisten. Tijdens WO II , waaraan hij als soldaat deelnam (1939-’40), sloot hij zich aan bij de communistische partij in Frankrijk (1942) en werd hij een actief verzetsstrijder tegen de nationaal-socialistische machthebbers (‘Le livre ouvert’, 1940-’42; ‘Poésie et vérité’, 1942). Na het einde van de oorlog heeft Eluard zich actief voor de vrede ingezet.

La Courbe de tes yeux

La courbe de tes yeux fait le tour de mon coeur,
Un rond de danse et de douceur,
Auréole du temps, berceau nocturne et sûr,
Et si je ne sais plus tout ce que j’ai vécu
C’est que tes yeux ne m’ont pas toujours vu.
Feuilles de jour et mousse de rosée,
Roseaux du vent, sourires parfumés,
Ailes couvrant le monde de lumière,
Bateaux chargés du ciel et de la mer,
Chasseurs des bruits et sources des couleurs,
Parfums éclos d’une couvée d’aurores
Qui gît toujours sur la paille des astres,
Comme le jour dépend de l’innocence
Le monde entier dépend de tes yeux purs
Et tout mon sang coule dans leurs regards.

 

 

La terre est bleue

La terre est bleue comme une orange
Jamais une erreur les mots ne mentent pas
Ils ne vous donnent plus à chanter
Au tour des baisers de s’entendre
Les fous et les amours
Elle sa bouche d’alliance
Tous les secrets tous les sourires
Et quels vêtements d’indulgence
À la croire toute nue.

Les guêpes fleurissent vert
L’aube se passe autour du cou
Un collier de fenêtres
Des ailes couvrent les feuilles
Tu as toutes les joies solaires
Tout le soleil sur la terre
Sur les chemins de ta beauté.

Oeil de sourd
Faites mon portait.
Il se modifiera pour remplir tous les vides.
Faites mon portrait sans bruit, seul le silence,
A moins que – s’il – sauf – excepté –
Je ne vous
entends pas.

Il s’agit, il ne s’agit plus.
Je voudrais ressembler –
Fâcheuse coïncidence, entre autres grandes affaires.
Sans fatigue, têtes nouées
Aux mains de mon activité

eluard-2

Paul Eluard  (14 december 1895 – 18 november 1952 )