Gerrit Komrij, Paul Verlaine, Milton Acorn, Gert Heidenreich, Anna Sewell, Uwe Timm, Theo Breuer, Jean Giono, Erika Mitterer, Tom Sharpe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Komrij werd geboren in een kippenhok waar zijn ouders bescherming hadden gezocht tegen luchtaanvallen. In 1968 debuteerde hij als dichter met de bundel Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten. In 1976 schreef hij samen met Boudewijn de Groot het nummer de Kinderballade dat een jaar later op single verscheen. In 1979 publiceerde hij de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten. Komrij emigreerde in 1984 naar Vila Pouca da Beira (Portugal). In 1990 hield hij de Huizingalezing aan de Universiteit Leiden. Drie jaar later ontving hij de P.C. Hooftprijs voor zijn proza. In 2000 werd Komrij door Nederlandse lezers uitgeroepen tot Dichter des Vaderlands, voor een periode van vijf jaar. In januari 2004 deed hij afstand van zijn functie.

 

Hoog op de gele wagen

Je hebt goddank twee goede longen, want als je
Rookt dan piep je niet. Je hebt ook een goed hart
Daarbij, want dans je voor je bed een walsje,
Dan voel je je, dolgesprongen, niet benard.

Je hebt immers een zeer fijne neus voor vuile
Lucht, en slinks bespoten snijbonen en sla.
Om het zemelloze kadetje kan je huilen,
En je grijpt zesmaal ’s daags naar de tandpasta.

Doch iedere avond laat hoor je, als verlamd
Weer die stem die je zegt dat je in alles faalde,
En: ‘Beter een half uur gelukkig in de zwaveldamp
Dan tien jaar maf tussen de dennennaalden.’

 

Alles blijft

Daar stond een muur die ik heb aangeraakt.
De muur werd afgebroken. Van het puin
Werd verderop een fundament gemaakt.
Ik plantte een fruitboom in mijn oude tuin.

Die werd geasfalteerd. Vijf meter diep
Houdt zich een wortelstronk nog grommend koest.
Vijf eeuwen lang desnoods. De Spaanse griep
landt ooit op Mars omdat ik heb gehoest.

Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,
Een rots waar ik mijn naam heb in gekerfd.
Je bent een deel van alles bij je leven
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.

Komrij

Gerrit Komrij (Winterswijk, 30 maart 1944)
Portret van Gerrit Komrij door Theo Daamen

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zijn vader was kapitein in het leger. Zijn familie trok naar Parijs, nadat de vader zijn legercarrière beëindigd had. Paul Verlaine studeerde rechten in Parijs, maar de literatuur trok aan hem en hij stopte met zijn studie. Hij ging werken op het gemeentehuis en besteedde de rest van de tijd aan de poëzie. Hij trouwde in 1870 met Mathilde Mauté, aan wie hij de bundel la bonne chanson opdroeg. Verlaine werd alcoholist. Hierdoor kwam het steeds opnieuw tot uitbarstingen van geweld tegen zijn moeder en zijn vrouw. Ruim een jaar later kreeg hij een homoseksuele relatie met de 17-jarige dichter Arthur Rimbaud, die vlak na zijn huwelijk bij hem introk. Paul Verlaine verliet zijn vrouw in 1873 om naar België en Engeland te gaan met Rimbaud. Beiden verdienden geld als leraar Frans. In 1873 probeerde Verlaine (in een staat van dronkenschap onder invloed van absint) Rimbaud te vermoorden. Deze laatste verliet hem. Als gevolg hiervan werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Vanaf 1875 probeerde Verlaine terug te gaan naar een burgerlijk leven. Hij verdiende zijn levensonderhoud als leraar Frans in Engeland. Nadat hij terugkeerde naar Frankrijk, gaf hij les in de Engelse taal. Met een van zijn leerlingen (Lucien Létinois, die hij zijn adoptiefzoon noemde) probeerde hij zonder succes een boerenbestaan op te bouwen. In 1880 trok Verlaine naar Parijs en begon opnieuw zijn tijd in café’s en bordelen door te brengen. Hij woonde bij prostituees en vrienden in armzalige omstandigheden. Hij bereikte in die tijd enige bekendheid door zijn literaire publicaties, maar stierf desondanks verarmd en eenzaam.

Verlaine werd met zijn werk een van de leidende Franse dichters van het symbolisme en decadentisme en beïnvloedde vele anderen. Zie ook mijn Blog van week 26, 2006.

 

Clair de lune

Votre âme est un paysage choisi
Que vont charmant masques et bergamasques
Jouant du luth et dansant et quasi
Tristes sous leurs déguisements fantasques.

Tout en chantant sur le mode mineur
L’amour vainqueur et la vie opportune,
Ils n’ont pas l’air de croire à leur bonheur
Et leur chanson se mêle au clair de lune,

Au calme clair de lune triste et beau,
Qui fait rêver les oiseaux dans les arbres
Et sangloter d’extase les jets d’eau,
Les grands jets d’eau sveltes parmi les marbres.

 

 

Croquis parisien

La lune plaquait ses teintes de zinc
Par angles obtus.
Des bouts de fumée en forme de cinq
Sortaient drus et noirs des hauts toits pointus.

Le ciel était gris. La bise pleurait
Ainsi qu’un basson.
Au loin, un matou frileux et discret
Miaulait d’étrange et grêle façon.

Moi, j’allais, rêvant du divin Platon
Et de Phidias,
Et de Salamine et de Marathon,
Sous l’oeil clignotant des bleus becs de gaz.

 

 

Spleen

Les roses étaient toutes rouges
Et les lierres étaient tout noirs.

Chère, pour peu que tu ne bouges,
Renaissent tous mes désespoirs.

Le ciel était trop bleu, trop tendre,
La mer trop verte et l’air trop doux.

Je crains toujours, – ce qu’est d’attendre !
Quelque fuite atroce de vous.

Du houx à la feuille vernie
Et du luisant buis je suis las,

Et de la campagne infinie
Et de tout, fors de vous, hélas !

Verlaine

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896)
Portret van Gustave Courbet

 

De Canadese dichter Milton James Rhode Acorn werd geboren op 30 maart 1923 in Charlottetown, Prince Edward Island. Hij was een oorlogsveteraan uit WO II die het grootste deel van zijn leven van zijn pensioen moest leven. In 1956 verhuisde hij naar Montreal waar hij zijn eerste gedichten publiceerde. De bundel In Love and Anger gaf hij nog zelf uit. In 1967 was hij betrokken bij de oprichting van de “underground” krant The Georgia Straight. Acorn ontving de  Canadian Poets Award in 1970 en de Governor General’s Award in 1976 voor de bundel The Island Means Minago

 

The Island

Since I’m Island-born home’s as precise
as if a mumbly old carpenter,
shoulder-straps crossed wrong,
laid it out, refigured
to the last three-eighths of shingle.

Nowhere that plowcut worms
heal themselves in red loam;
spruces squat, skirts in sand
or the stones of a river rattle its dark
tunnel under the elms,
is there a spot not measured by hands;
no direction I couldn’t walk
to the wave-lined edge of home.

Quiet shores — beaches that roar
but walk two thousand paces and the sea
becomes an odd shining
glimpse among the jeweled
zigzag low hills. Any wonder
your eyelashes are wings
to fly your look both in and out?
In the coves of the land all things are discussed.

In the ranged jaws of the Gulf,
a red tongue.
Indians say a musical God
took up his brush and painted it,
named it in His own language
“The Island”.

Acorn

Milton Acorn (30 maart 1923 – 20 augustus 1986)

 

De Duitse schrijver en (radio)journalist Gert Heidenreich werd geboren op 30 maart 1944 in Eberswald. Na zijn eindexamen en zijn dienstweigering studeerde hij in München. Sinds 1967 is hij zelfstandig schrijver. In 1970 richtte hij samen met anderen het Theater in der Kreide (TiK) in München op. Hij schreef o.a. voor Die Zeit en Merian. Ook vertaalde hij werk uit de Engelse en Amerikaanse literatuur.

 

 

Von Geburt an

Eberswalde 1944 ff.

(fragment uit „Augenlicht“t)

 

 

Als ich ans Licht kam, wurde

verdunkelt. Schwesterlein erhielt Brüderlein,

keiner trägt Schuld, ich schrie nicht, alles ging gut

im Nichtsgewußtland, wo Rauch, willkürlich, in

Schwaden damals die Blicke gebeizt hat. Widder

wollt ich wohl werden im Eberswalder Forst.

 

Schwesterlein, fünf Jahre hoch, lief, umsprungen

von Flammen, die Hebe zu holen, daß sie

mich hob ans granatrote Licht. Den Arsch lag ich

voran. Die Amme drehte mich schwungvoll, ich kroch

und roch ihre Fahne: Weinbrand verdarb mir die

Lust auf die Milchbrust. Luftminen, Phosphor

gaben das Wiegenlied ab. Ich wurde verzweifelt

geliebt.

HEIDENREICH

Gert Heidenreich (Eberswald, 30 maart 1944)

 

De Engelse schrijfster Anna Sewell werd geboren op 30 maart 1820 in Great Yarmouth, Norfolk. In de laatste tien jaar van haar leven was zij door ziekte aan huis gebonden en schreef toen haar enige boek, Black Beauty – het autobiografische verhaal van een mishandeld paard dat echter een happy end heeft. Het boek werd een wereldsucces en diende later als stof voor film- en televisieproducties.

Uit: Black Beauty

“ I was now very ill; a strong inflammation had attacked my lungs, and I could not draw my breath without pain. John nursed me night and day; he would get up two or three times in the night to come to me. My master, too, often came to see me. “My poor Beauty,” he said one day, “my good horse, you saved your mistress’ life, Beauty; yes, you saved her life.” I was very glad to hear that, for it seems the doctor had said if we had been a little longer it would have been too late. John told my master he never saw a horse go so fast in his life. It seemed as if the horse knew what was the matter. Of course I did, though John thought not; at least I knew as much as this—that John and I must go at the top of our speed, and that it was for the sake of the mistress.”

 

Sewell

Anna Sewell (30 maart 1820 – 25 april 1878)

 

De Duitse schrijver Uwe Timm werd geboren op 30 maart 1940 in Hamburg. Hij studeerde filosofie en germanistiek in München en Parijs. 1967/1968 was hij actief binnen de Sozialistischen Deutschen Studentenbund (SDS). In 1971 promoveerde hij op een studie over Albert Camus. Daarna studeerde hij nog economie en sociologie in München.  In 1971/1972 richtte hij de »Wortgruppe München«  en was hij medeuitgever van de »Literarische Hefte«. Van 1972 tot 1983 was hij uitgever van de „AutorenEdition“. Timmkreeg voor zijn talrijke romans en verhalen verschillende prijzen, waaronder de Italiaanse Literaturpreise Premio Napoli en Premio Mondello.

 

Uit:  Die Entdeckung der Currywurst

 

„Vor gut zwölf Jahren habe ich zum letzten Mal eine Currywurst an der Bude von Frau Brücker gegessen. Die Imbißbude stand auf dem Großneumarkt – ein Platz im Hafenviertel: windig, schmutzig, kopfsteingepflaster
t. Ein paar borstige Bäume stehen auf dem Platz, ein Pissoir und drei Verkaufsbuden, an denen sich die Penner treffen und aus Plastikkanistern algerischen Rotwein trinken. Im Westen graugrün die verglaste Fassade einer Versicherungsgesellschaft und dahinter die Michaeliskirche; deren Turm nachmittags einen Schatten auf den Platz wirft: Das Viertel war während des Krieges durch Bomben stark zerstört worden. Nur einige Straßen blieben verschont, und in einer, der Brüderstraße, wohnte eine Tante von mir, die ich als Kind oft besuchte, allerdings heimlich. Mein Vater hatte es mir verboten. Klein-Moskau wurde die Gegend genannt, und der Kiez war nicht weit.

Später, wenn ich auf Besuch nach Hamburg kam, bin ich jedesmal in dieses Viertel gefahren; durch die Straßen , gegangen, vorbei an dem Haus meiner Tante, die schon vor Jahren gestorben war, um schließlich – und das war der eigentliche Grund – an der Imbißbude von Frau Brücker eine Currywurst zu essen.

Hallo, sagte Frau Brücker, als sei ich erst gestern dagewesen. Einmal wie immer?”

UweTimm

Uwe Timm (Hamburg, 30 maart 1940)

 

De Duitse schrijver en dichter Theo Breuer werd geboren op 30 maart 1956 in Zülpich. Hij studeerde Duit en Engels in Keulen. Zijn gedichten hebben een speels en experimenteel karakter. Zo maakt hij bijvoorbeeld gebruik van de mogelijkheid gedichten als collage, CopyArt of met de computer als visuele poëzie vorm te geven. Breuer is uitgever van de lyrischen Reihe edition bauwagen en en van de door hem in 1993 opgerichte Edition YE. Hij woont in Sistig in het nationale park Eifel.

sistig texas april

n a c h diesem tag
in der großstadt
in die stille hinein … &
nichts – – –
sagen
bloß dann & wann ein paar
wörter
auf das papier schlagen:
erinnerung wagen – er-
innerung an mich selbst?
hier sitze ich
allein
& es taut
in meinem kopf
in meinem zimmer- das ist
keineswegs
eng oder klein! –
& ich wollte …
dann & wann
ging die tür auf
& ein lied wehte
nach

d r a u ß e n

Breuer

Theo Breuer (Zülpich, 30 maart 1956)

 

De Franse schrijver Jean Giono werd geboren op 30 maart 1895 Manosque in het Département Alpes-de-Haute-Provence. Tijdens zijn schooltijd werd zijn vader zwaar ziek en moest hij van school om te gaan werken. Uit WO I kwam hij, diep onder de indruk van de dood van een vriend, als pacifist terug. Ondanks zijn werk bij een bank vond hij tijd om te schrijven.  De romans Naissance de l’Odyssée en Colline maakten hem zo bekend dat hij een eigen huis kon kopen in Manosque en dat hij zich geheel aan het schrijven kon wijden.

Uit :  Le Grand troupeau

« Ce matin-là, la bouchère vint, comme d’habitude, sur le pas de sa porte pour balayer le ruisseau; le cordonnier était déjà là, les mains dans sa poche de ventre à regarder, à renifler, il bougeait la tête de temps en temps comme quand on chasse une mouche.

– Rose, il lui dit, tu as su l’affaire ?

– Quelle affaire, dit Rose ? Et elle resta, le balai en l’air.

L’atelier du cordonnier, la boucherie, c’est du même côté de la rue et porte à porte. Le cordonnier fit un petit pas de côté comme pour la danse, et rien que ça il vint, tout près de Rose.

– Tu as vu le Boromé, il dit ?

– Lequel ?

– Comment lequel ? Pas le jeune, sûr, tu sais bien qu’il est parti avec les autres; le vieux, mon collègue.

– Non.

– Moi, il vient de venir, c’est de ça que j’en suis sorti; il a poussé ma porte, il a fait : « Oh ! » J’ai dit : « Oh Boromé. » Il m’a dit : «
Tu as fait ce café ? » Alors il a pris le café avec moi. Il paraît que du côté du plan des Hougues (le Boromé n’a pas pu dormir de ce que son fils est parti et il est allé marché en colline toute la nuit), il paraît que du côté du plan des Hougues il a vu au ras de la terre une roche toute fraîchement délitée. « Elle est comme neuve, il m’a dit; dessus cette roche on a l’air d’avoir affouillé la terre, par exprès, mais en passant dessus à beaucoup; pas des hommes, des bêtes, comme un grand troupeau, avec des pieds durs et une fois la terre usée la pierre s’est montrée. » Il m’a dit ça. Et sur cette pierre, on lit, gravé dessus, un triangle avec des pointes et puis un rond avec une flèche collée. »

 

Giono

Jean Giono (30 maart 1895 – 9 oktober 1970)

 

De Oostenrijkse schrijfster en dichteres Erika Mitterer werd geboren op 30 maart 1906 in Wenen. Zij geldt als een van de belangrijke vertegenwoordigers van de Innere Emigration. In 1938 had zij wel plannen om te emigreren naar Brazilië, maar haar man kon er geen werk vinden en zij besloot in Wenen te blijven. In hetzelfde jaar voltooide zij haar roman Der Fürst der Welt die verscheen in 1940 en waarin zij op bedekte wijze kritiek uit op het NS-regime. In 1965 bekeerde Mitterer zich van het protestante tot het katholieke geloof, een ontwikkeling die weerspiegeld werd in drie dichtbundels die volgend op deze bekering verschenen.

 

 

Ich war dir nah

Ich war dir nah, dein Atem ging mit meinem,

ich glaubte, daß ich ganz geborgen sei;

Doch ich erfuhr: die Liebe schenkt sich keinem,

der nicht die Last des Leides trägt für zwei.

 

Nicht nüchtern wollte ich mein Herz dir bringen,

so kams, daß es von deinen Qualen trank.

Ich war gewillt, sie strahlend zu bezwingen,

– ich selber war es, die der Schmerz bezwang.

 

Das Leiden, das ich hinnahm fromm und gern,

bemächtigte sich meiner, ward zum Herrn,

so, daß ich nichts mehr wußte, als: Ich leide.

 

0 Aufschrei, daß er nie dein Ohr erreichte!

0 wehes Wissen, aufgeschluchzte Beichte:

“Auch ich bin müde. Wir versagten beide.”

 

 

In zehn Jahren

In zehn Jahren

werde ich vielleicht,

eine alte zahnlose Bettlerin,

vor einer Kirche sitzen in Rom

– denn dort ist es wärmer –

und triumphieren:

So hab ich es doch

endlich vermocht,

in der Wahrheit zu leben!

 

In zehn Jahren

werde ich vielleicht

Enkel im Arm halten

und denken: sie haben

zuwenig Schlaf!

Aber ich darf es nicht sagen.

So murmle ich weiter

freundliche Lügen.

Und fühle sie wieder,

die ätzenden Qualen der Liebe!

 

In zehn Jahren

werde ich denken:

Hätte ich früher

zu wirken begonnen,

als ich noch kräftig war!

Hätte ich früher

die Wahrheit erkannt,

die wir doch alle

wissen seit immer.

 

Denn in zehn Jahren

werde ich tot sein.

 

Mitterer

Erika Mitterer (30 maart 1906 – 14 oktober 2001)

 

De Engelse schrijver Tom Sharpe werd geboren op 30 maart 1928 in Londen. Hij verhuisde in 1951 naar Zuid-Afrika. Veel van zijn ervaringen uit dat land verwerkte hij in zijn romans. De apartheidspolitiek moest het ontgelden in de eerste satirisch getinte verhalen Riotous Assembly uit 1971 en Indecent Exposure uit 1973.In 1961 keerde hij als universitair docent aan de Universiteit van Cambridge terug naar Engeland. het universiteitsleven werd onsterfelijk gemaakt in de Wilt-romans. Naast satire is ook platte humor en seksisme (alles wel ten dienste van de satire) een gegeven. Fijnzinnigheid kan Sharpe niet worden verweten.

Uit: Wilt keert terug

“ De boot dreef omlaag en de twee oude mannen op het bankje staarden naar Sally. Ze zette haar zonnebril af en keek hen nijdig aan. ‘He, ouwe lullen, scheur niet uit je broek’, zei ze. ‘Hebben jullie nooit eerder een vagina gezien?’
‘Ik heb een keer eerder zo eentje als de jouwe gezien.’ ‘Een keer? Dat geloof ik graag’, zei Sally. ‘Waar?’ ‘Bij een koe die pas gekalfd had’, zei de man en hij spuwde in een bed met geraniums”

Sharpe

Tom Sharpe (Londen, 30 maart 1928)

One thought on “Gerrit Komrij, Paul Verlaine, Milton Acorn, Gert Heidenreich, Anna Sewell, Uwe Timm, Theo Breuer, Jean Giono, Erika Mitterer, Tom Sharpe

De commentaren zijn gesloten