Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

“De bouten. Daarmee was het allemaal begonnen. Elke dag, als hij op het werk kwam, naar buiten liep om te lunchen of weer naar huis ging, bleef Doni even staan om ze te bekijken.
Van een afstand leken het gewoon slijtplekken, of vlekjes die altijd al in de tegels hadden gezeten, maar het waren bouten, grote metalen bouten, die het marmer op zijn plaats moesten houden. Het oorspronkelijk aangebrachte cement was namelijk aan het loslaten, waardoor het hele gebouw gevaar liep.
Die dingen hadden natuurlijk iets van een morele boodschap. Het huis van het Recht dat zich moet voegen naar de hogere wetten van de materie. Maar Doni zag er niets anders in dan de idiotie van de mensen, en misschien een vage waarschuwing: nooit bouwen op zand.
Op de dag dat zij hem schreef, bedacht Doni dat het Paleis van Justitie dat lot had moeten ondergaan omdat het de omringende ruimte van zich af stootte. Het was ermee in gevecht, het was niet in staat er deel van uit te maken, zoals het dat trouwens ook niet zou kunnen in een willekeurige andere wijk van de stad. En het kon niet alleen maar een kwestie zijn van bouten en scheuren en lelijkheid. Net zo min als de architectuur uit de tijd van het fascisme of de overwinning van de breedte op de hoogte voldoende waren om het Paleis te vonnissen. Nee, het Paleis had één bepaalde, unieke eigenschap.
Het was iets wat te maken had met ballingschap, een moeilijk te vatten gevoel.
Als hij daar binnen was, voelde Doni zich verbannen uit de rest van de stad, uit het land, uit de wereld. De kracht van honderden bouten moest hem overeind houden, zand gebouwd op zand.
Op de dag dat zij hem schreef, bestond Doni’s lunch niet uit de gebruikelijke mueslireep, maar at hij samen met Salvatori, een officier van justitie, in een restaurant. Dat was niet de gewoonte. Als magistraten hadden ze altijd haast, hoogstens kwamen ze wel eens in een of andere vreselijke selfservice in de buurt.”

 
Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

 

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook alle tags voor Jan de Hartog op dit blog.

Uit: Hollands Glorie

“Hij streelt haar muts, maar durft haar niet meer te kussen; zij wandelen samen naar de sluis en staan daar weer in een omhelzing, tot een rattenplons in de diepte hen opschrikt. Dan nemen zij haastig afscheid en hij vloekt op de maat van zijn driftige stappen tot hij bij zijn kosthuis is; de wereld is vol schoften en ratten en er is ook een juffrouw Dijkmans, die laatdunkende oogjes heeft en een mond als een litteken en een gevaarte van een boezem vol onverzettelijke heerszucht, – de duivel hale hen met z’n allen!
In Juli krijgt hij vacantie, vaart tot September weer als matroos, alsof er niets gebeurd was, tracht in het vooronder bij een slingerende lantaren zijn taak te leren, maar de maats laten duidelijk blijken dat hij zich niet moet verbeelden nou meneer de Piet te zijn; is dat gemummel nou potdome uit of hoe zit dat, er moet geslapen worden! Hij vloekt en tracht minuten te stelen met een boek op het privaat, maar ze hebben hem in de gaten en nu moeten ze ineens allemaal, of er wordt geschreeuwd: Wandelaar! Wandelaar! en als hij haastig komt, wijzen ze overboord en zeggen: een zeemeermin, je ben nèt te laat. Hij wil den stuurman er niet in kennen, want dat zou mis zijn; hij slaat er een op zijn bakkes en dat is helemaal mis, want nu is het vooronder met één slag vol armen en benen, die stompen en trappen en hij wordt met een vork in zijn billen gestoken, dat hij ’s nachts aan het roer staat te krimpen. Hij heeft de spaken van het stuurwiel beet of het de strotten van dat rapalje zijn en de kompasroos wordt een nevelig maantje door de tranen.
Eindelijk is die bezoeking voorbij; hij heeft niet veel geleerd voor de school, maar heel wat voor het leven. Zijn eerste rapport dat seizoen is niet zo best, maar nu laat hij zich niet meer kennen; nu wordt de nacht ook een dag en zelfs moeder Dijkmans zegt dat hij weinig meer komt, op een toon of ze het verdacht vindt.”

 
Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)
Scene uit de televisieserie “Hollands Glorie”, 1977-1978

 

De Rüssisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersbürg, op 22 april 1899. Zie ook alle tags voor Vladimir Nabokov op dit blog.

Uit: Lolita

“Among some treasures I lost during the wanderings of my adult years, there was a snapshot taken by my aunt which showed Annabel, her parents and the staid, elderly, lame gentleman, a Dr. Cooper, who that same summer courted my aunt, grouped around a table in a sidewalk café. Annabel did not come out well, caught as she was in the act of bending over her chocolat glac?, and her thin bare shoulders and the parting in her hair were about all that could be identified (as I remember that picture) amid the sunny blur into which her lost loveliness graded; but I, sitting somewhat apart from the rest, came out with a kind of dramatic conspicuousness: a moody, beetle-browed boy in a dark sport shirt and well-tailored white shorts, his legs crossed, sitting in profile, looking away. That photograph was taken on the last day of our fatal summer and just a few minutes before we made our second and final attempt to thwart fate. Under the flimsiest of pretexts (this was our very last chance, and nothing really mattered) we escaped from the caf? to the beach, and found a desolate stretch of sand, and there, in the violet shadow of some red rocks forming a kind of cave, had a brief session of avid caresses, with somebody’s lost pair of sunglasses for only witness. I was on my knees, and on the point of possessing my darling, when two bearded bathers, the old man of the sea and his brother, came out of the sea with exclamations of ribald encouragement, and four months later she died of typhus in Corfu.
I leaf again and again through these miserable memories, and keep asking myself, was it then, in the glitter of that remote summer, that the rift in my life began; or was my excessive desire for that child only the first evidence of an inherent singularity? When I try to analyze my own cravings, motives, actions and so forth, I surrender to a sort of retrospective imagination which feeds the analytic faculty with boundless alternatives and which causes each visualized route to fork and re-fork without end in the maddeningly complex prospect of my past. I am convinced, however, that in a certain magic and fateful way Lolita began with Annabel.”

 
Vladimir Nabokov (22 april 1899 – 2 jüli 1977)
Scene uit de film `Lolita` met Jeremy Irons en Dominique Swain, 1997

 

De Duitse schrijver Björn Kern werd geboren op 22 april 1978 in Lörrach (Baden). Zie ook alle tags voor Björn Kern op dit blog.

Uit:Einmal noch Marseille

“Meine Mutter bettelte nicht, wenn ich nein gesagt hatte, sie sagte nicht: Überleg es dir noch mal, sondern machte eine kleine Pause und erzählte dann von meinem Vater. Mein Vater hörte entweder nicht zu, wenn sie mit ihm sprach, oder er lag mit nervösem Magen im Bett und war für niemanden da. Am Telefon erzählte sie mir, wie sehr sie darunter litt.
Manchmal auch, daß sie ihn verstand.
Es regnete seit dem Morgen, und irgendwann rief sie: Dann gehen wir eben mit Schirm. Sie verschwand in der Garderobe, suchte und fluchte eine Weile und kam dann mit einem zerrissenen schwarzen Regenschirm zurück.
Auf dem Feldweg staute sich das Wasser, ich machte einen Bogen um die Pfützen, aber meine Mutter sah immer nur geradeaus. Als ihre Schuhe in einer Lache verschwanden, sagte sie: Auch egal, naß bin ich sowieso.
Dann klappte sie den Schirm zusammen und schaute mit offenem Mund in den Himmel. Sie schnappte nach den Regentropfen und sagte: Ich fühl mich wie ein kleines Kind.
Unter meinen Sohlen klumpte der Schlamm, ich war naß bis auf die Unterhose, und neben mir schnappte meine Mutter nach Tropfen.”

 
Björn Kern (Lörrach 22 april 1978)

 

De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Zie ook alle tags voor Chetan Bhagat op dit blog.

Uit: Two States

“Dr. Iyer…” “Neeta is fine,” she said. “OK, Neeta, I don’t think my problem warrants this. I don’t know why Dr.Ramachandran sent me here.” She picked my file from her desk. “Let’s see. This is Dr. Ram’s brief to me –patient has sleep deprivation, has cut off human contact for a week, refuses toeat, has Google-searched on best ways to commit suicide.” She paused andlooked at me with raised eyebrows. “I Google for all sorts of stuff,” I mumbled, “don’t you?” “The report says the mere mention of her name, her neighbourhood or anyassociation, like her favourite dish, brings out unpredictable emotions rangingfrom tears to rage to frustration.” “I had a break-up. What do you expect?” I was irritated. “Sure, with Ananya who stays in Mylapore. What’s her favourite dish? Curdrice?” I sat up straight. “Don’t,” I said weakly and felt a lump in my throat. I foughtback tears. “Don’t,” I said again. “Don’t what?” Neeta egged me on, “Minor problem, isn’t it?” “Fuck minor. It’s killing me.” I stood agitatedly. “Do you South Indians evenknow what emotions are all about?” “I’ll ignore the racist comment. You can stand and talk, but if it is a long story,take the couch. I want it all,” she said. I broke into tears. “Why did this happen to me?” I sobbed.
She passed me a tissue. “Where do I begin?” I said and sat gingerly on the couch. “Where all love stories begin. From when you met her the first time,” she said. She drew the curtains and switched on the air-conditioner. I began to talk andget my money’s worth.”

 
Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)

 

De Zwitstserse schrijver en müsicüs Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenbürg. Zie ook alle tags voor Peter Weber op dit blog.

Uit: Die melodielosen Jahre

“Der Wecker spuckt diese kleinen Ausrufezeichen ins schläfrige Nachmittagsblau, zwischen die keifenden Möwen, unter die Hornstösse der mächtigen Schiffe, fern der Schlafhintergrund, auf der europäischen Seite die Silhouetten der Moscheen, vorne am Wasser die Kutter und kleinen Boote, auf denen Fisch gegrillt und an Land gereicht wird, Makrelen und Sardinen, Schwarmfische also. Wenn eine Fähre anlegt, schlagen die Wellen an die Ufermauer, die Fischboote mit ihren farbigen Sonnenverdecken beginnen zu wanken, die Männer üben uraltes Gleichgewicht, es entsteht für Momente ein Bild gesamthaften Wankens, selbst der asiatische Bahnhof, ganz ans Wasser gebaut, scheint schwimmend, ein Wasserbahnhof, Bahnhof mit Meeranstoss, die Gleise nach Asien haben Deutsche verlegt: die Bagdadbahn, dahinter die Krananlagen des Frachthafens.
Bosporus, weltschönste Umwälzanlage der Elemente, die nachmittägliche Sonne streut üblich Münzen übers Wasser, mehrt das Glück zu einem schimmernden Vielfachen, erfindet die Mehrzahl von Glück, indem sie Schwebeteilchen kleinsten Lichts zeugt, blinkende Blättchen, die dann von den Schrauben der Fähren unters Wasser gebracht werden, Vapur im Singular, Vapuren wohl im Plural, was nach einem der Völker klingt, die hier das Meer überquert haben mögen. Die alten weissen Fähren sind Geschwisterschiffe der Raddampfer auf Schweizer Seen, wenn sie ablegen, wühlen sie Grund auf, die Möwen stürzen sich auf die zerkraulten Wasser, folgen ihren Ernährern über den Bosporus verwegenen Flugs, setzen ihnen lebendige Flug- oder Gedankenhauben auf.”

 
Peter Weber (Wattwil, 22 april 1968)

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leüven op 22 april 1920. Zie ook alle tags voor Jos de Haes op dit blog.

Anekdote
voor P.V.

De mensen doen hun warme luiken dicht.
De nacht heest smaak van mout en wilgehout.
Het leven gevend ingewand is dood gewicht
in ’t mispelvlees dat aan de beenderen houdt.
Ik heb mijn laatste vriend naar huis gebracht.
Het houten kleppen van mijn bekkeneel
wordt door de rinse kliersappen verzacht,
en herfstwind schuift, als handen, rond mijn keel
de koelte van een vrouwelijk geweld.
Twee dode vrienden lachen veel te luid,
verdwijnen in hun nachthemd over veld
van bietebladeren uit kikkerhuid.
Dan dansen duivels met de bladeren rond.
De wegen vluchten in een wolk van kaf.
Een bonte piekenier spietst op de grond
het dronken dier en steekt zijn lenden af.

 

Avond en morgen

II
Steeds meer denk ik aan hem die, vóór
een Ariër keizer of paus
werd in een wereld van vijf delen,
potaarde stak en blij was met zijn ziel

– een berm zijn horizon, een dier
zijn vriend, een plant zijn stijl –
en als een brand beweging blies
in ’t eerste pottenbakkerswiel.

 
Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)
Rond 1950

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn blog van 22 april 2014 en ook mijn blog van 22 april 2012 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.