De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.
Uit: Meriswin
“Een glissando voer door de bladeren van de platanen en geen dichter die het zag. Alsof de wind de boekverkoper en boekverzamelaar had opgewacht en nu overmatig begeesterd tussen de takken struikelde. Met een smak viel de vlaag op de tafeltjes, nam zaadjes en bloesems mee in zijn val en rolde op de grond, waarna hij in allerijl het plein rondstoof op zoek naar een vluchtpunt, her en der panisch wervelend, botste tegen onze enkels en de poten van de tafels en de schenen van de banken voordat hij erachter kwam dat geen enkele uitgang gebarricadeerd was. En geen dichter die het beschreef.
(…)
‘Niets bewoog om het plein heen wat zich niet in de etalages bekeek en erdoor opgeslokt werd in dat parallelle universum waarin elke ijdelheid gedoemd is te verdwijnen, waarin elke gereflecteerde ontmoeting onherroepelijk uit elkaar valt. Het is de aquatische wereld waarin glas de stad verandert die de stad waarlijk onderscheidt van het leven in lemen dorpen, waarvan er geen zijn in dit land. Het is glas dat boer van stedeling onderscheidt. Glas waaruit men niet drinken kan.’
(…)
De portale bloedingen begonnen later. De bloedovergave op zijn vege schoot en zijn lief die naast hem stond, huilend als hij niet keek, glimlachend als hij haar aankeek. De bakjes met zwart bloed in haar beide handen. Het bloed, vloeibaar en in klonters, bleef maar komen totdat hij uitgeput was en wilde gaan liggen, slaap en rust trokken aan hem, hadden hun handen onder zijn rug gelegd, maar hij moest wakker blijven, zijn kleren uit en hij werd gehesen in een operatiehemd – hemelblauw van kleur, een vriendelijke en toegeeflijke dwangbuis.”
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)
De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook alle tags voor Jeffrey Eugenides op dit blog.
Uit: Extreme Solitude
“But that didn’t mean she had to tell anyone. Especially Leonard.
Madeleine had met Leonard in an upper-level semiotics seminar taught by a renegade from the English department. Michael Zipperstein had arrived at Brown thirty-two years earlier filled with zeal for the New Criticism. He’d inculcated the habits of close reading and biography-free interpretation into three generations of students before taking a Road to Damascus sabbatical, in Paris, in 1975, where he’d met Roland Barthes at a dinner party and been converted, over duck cassoulet, to the new faith. Now Zipperstein taught two courses in the newly created Program in Semiotic Studies: Introduction to Semiotic Theory, in the fall, and, in the spring, Semiotics 211. Hygienically bald, with a seaman’s mustacheless white beard, Zipperstein favored French fisherman’s sweaters and wide-wale corduroys. He buried people with his reading lists: in addition to all the semiotic big hitters––Derrida, Eco, Barthes––the students in Semiotics 211 had to contend with a magpie nest of reserve reading that included everything from Balzac’s “Sarrasine” to issues of Semiotext(e) to xeroxed selections from E. M. Cioran, Robert Walser, Claude Lévi-Strauss, Peter Handke, and Carl Van Vechten. To get into the seminar, you had to submit to a one-on-one interview with Zipperstein during which he asked bland personal questions, such as what your favorite food or dog breed was, and made enigmatic Warholian remarks in response. This esoteric probing, along with Zipperstein’s guru’s dome and beard, gave his students a sense that they’d been spiritually vetted and were now—for two hours Wednesday afternoons, at least––part of a campus lit-crit élite.
Almost overnight it became laughable to read writers like Cheever or Updike, who wrote about the suburbia Madeleine and most of her friends had grown up in, in favor of reading the Marquis de Sade, who wrote about anally deflowering virgins in eighteenth-century France. Madeleine had become an English major for the purest and dullest of reasons: because she loved to read.”
Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)
Hier met singer/songwriter, dichter, schrijver en acteur Nick Cave (links)
De Duitse schrijver, classicus, literair historicus, criticus en vertaler Walter Jens werd geboren op 8 maart 1923 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Walter Jens op dit blog.
Uit: Frau Thomas Mann
„Das Gesuch wurde genehmigt, die noch nicht achtzehnjährige Katharina Pringsheim erhielt «durch höchste Ministerial-Entschließung No 5652 vom 22. April 1901» die Examens-Erlaubnis – gemeinsam mit zwei Mitbewerbern, deren Namen bekannt sind: Siegwart Graf zu Eulenburg und Hertefeld sowie Babette Steininger aus Niederbayern, eine Gastwirtstochter. Katias Prüfung fand wunschgemäß im Wilhelmsgymnasium statt, das auch ihre Brüder besuchten. Ergebnis: «mit wohlbefriedigendem Erfolg [. . . ] befähigt zum Übertritt an eine Hochschule». Die Mitbewerber, der Herr von Adel und die Gastwirts-(nach anderen Quellen: Postboten-)Tochter, hatten, wie die Schulakten zeigen, nicht bestanden.
Katharina Pringsheim hingegen war für das Studium wohl vorbereitet. Ihre Eltern konnten es sich leisten, der Tochter in den erforderlichen acht Fächern Griechisch, Latein, Französisch, Deutsch, Geschichte, Mathematik, Physik und Religion jahrelang Privatunterricht bei angesehenen und qualifizierten Gymnasialprofessoren erteilen zu lassen. Ob sie sich dieses Privilegs bewusst war, muss dahingestellt bleiben, ebenso wie die Antwort auf die Frage, ob sich die erfolgreiche Abiturientin jemals Gedanken gemacht hat über das Scheitern ihres weiblichen Mitprüflings, der einem Milieu entstammte, in dem studierwillige Mädchen von jener Bildung ausgeschlossen waren, die im Hause Pringsheim die Erziehung bestimmte: gleiche Chancen für Töchter und Söhne, wie es die großmütterliche Frauenrechtlerin, Hedwig Dohm, gefordert hatte.
Katia en Thomas Mann in 1929
Das Abiturzeugnis der gescheiten jungen Dame aus gutem und vermögendem Hause konnte sich sehen lassen. «Nach ihren schriftlichen Prüfungsarbeiten ist der Stand ihrer Kenntnisse im allgemeinen ein recht erfreulicher», befanden die Lehrer und machten lediglich eine einzige Einschränkung: «Der deutsche Aufsatz hob die richtigen Gesichtspunkte hervor, ließ aber Sicherheit sowohl in der sachlichen Begründung wie auch in der sprachlichen Behandlung vermissen.» – Der deut- sche Aufsatz: Leider ist nicht bekannt, welches der drei «für die kgl. Bayerischen humanistischen Gymnasien» vorgegebenen «Themata» die Abiturientin wählte.“
Walter Jens (8 maart 1923 – 9 juni 2013)
De Nederlandse dichter en schrijver A. Marja (pseudoniem van Arend Theodoor Mooij) werd geboren in Oude Leije op 8 maart 1917. Zie ook alle tags voor A. Marja op dit blog.
Nieuwbouw
Steen en stoffigheid. Betonnen blokken
worden woning. Kooi verrijst op kooi.
In de volte waar wij zullen hokken
loert de leegte nu al op haar prooi.
Krantenschrijvers fronsen. De neurosen
druipen straks als vocht de muren af.
Kroon der schepping, wilt gij hier verpozen
Op uw speurtocht tussen wieg en graf?
Sociologen, kom maar wijsheid winnen.
Psychologen, tracht gerust te spieden.
Boor uw blik in wat reeds vaag zich toont!
Woon ik er, mij schiet het lied te binnen
dat de Heer zijn zegen wil gebieden
in beton zelfs, zo er liefde woont.
Het gedicht
Als ik ga schrijven is het al geboren:
het schrijven is het knippen van de streng
en het vooroverbuigen om te horen
of het – men kan nooit weten van tevoren –
een lieveling zal worden of een kreng.
Ik had al lang de lust hiertoe verloren,
wanneer er niet de wieg was van uw oren,
waarin ik leg wat ik ter wereld breng.
A.Marja (8 maart 1917 – 10 januari 1964)
Portret door Willy Rieser, eind jaren 1950
De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Zie ook alle tags voor John McPhee op dit blog.
Uit: Oranges
“The custom of drinking orange juice with breakfast is not very widespread, taking the world as a whole, and it is thought by many peoples to be a distinctly American habit. But many Danes drink it regularly with breakfast, and so do Hondurans, Filipinos, Jamaicans, and the wealthier citizens of Trinidad and Tobago. The day is started with orange juice in the Colombian Andes, and, to some extent, in Kuwait. Bolivians don’t touch it at breakfast time, but they drink it steadily for the rest of the day. The “play lunch,” or morning tea, that Australian children carry with them to school is usually an orange, peeled spirally halfway down, with the peel replaced around the fruit. The child unwinds the peel and holds the orange as if it were an ice-cream cone. People in Nepal almost never peel oranges, preferring to eat them in cut quarters, the way American athletes do. The sour oranges of Afghanistan customarily appearas seasoning agents on Afghan dinner tables. Squeezed over Afghan food, they cut the grease. The Shamouti Orange, of Israel, is seedless and sweet, has a thick skin, and grows in Hadera, Gaza, Tiberias, Jericho, the Jordan Valley, and Jaffa; it is exported from Jaffa, and for that reason is known universally beyond Israel as the Jaffa Orange. The Jaffa Orange is the variety that British people consider superior to all others, possibly because Richard the Lionhearted spent the winter of 1191-92 in the citrus groves of Jaffa.“
John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)
De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook alle tags voor Mouloud Feraoun op dit blog.
Uit: Le fils du pauvre
“En somme, à Tizi, on se connaît, on s’aime ou on se jalouse. On mène sa barque comme on peut, mais il n’y a pas de castes. Et puis, combien de pauvres se sont mis à amasser et sont devenus riches ? Combien de riches se sont appauvris promptement avant d’être ruinés par Saïd l’usurier, que tout le monde respecte, craint et déteste. Il aura son tour, bien sûr, il mourra dans la mendicité. La loi est sans exception. C’est une loi divine. Chacun de nous, ici-bas, doit connaître la pauvreté et la richesse. On ne finit jamais comme on débute, assurent les vieux. Ils en savent quelque chose.
(…)
L’enfant ne fait pas grand cas en général de la tendresse de ses parents. C’est pour lui chose acquise. Il n’y pense même pas, il s’en lasse lorsqu’on le gâte. Il aspire à des affections supplémentaires : il fait des avances, cherche des amis, l’ingrat veut donner son petit cœur ; il est prêt à trahir sa mère, à préférer un autre homme à son père, pourvu qu’il trouve quelqu’un de sûr. Ses naïfs élans butent contre l’indifférence des grandes personnes : il ne rencontre que la déception, source d’une première amertume. Dans les familles nombreuses, les frères sont tous rivaux. Quant aux parents, leur souci constant est la lutte pour le couscous quotidien ou la gandoura annuelle. Ils sont nombreux, ces cœurs d’enfants qui ne sont jamais ouverts et qui demeurent gros de tendresse renfermée.”
Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)
Cover
Zie voor nog meer schrijvers van de 8e maart ook mijn eerste blog van vandaag.