Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Hafid Bouazza, Cándani, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Mouloud Feraoun, Dominic Angeloch

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook alle tags voor Jeffrey Eugenides op dit blog.

Uit: Uit eerste hand (Vertaald door Natasha Gerson en Roland Fagel)

“KLAGERS
Cathy draait met haar huurauto de oprijlaan in, ziet het bordje en schiet in de lach. ‘Wyndham Falls: Welverdiend Waardig Wonen’.
Niet echt zoals Della het omschreef.
Dan komt het hoofdgebouw in zicht. De entree maakt een verzorgde indruk. Groot, veel glas met witte bankjes ervoor, een uitstraling van medische orde en regelmaat. Maar de aanleunwoninkjes met uitzicht op de achtertuin zien er krap en haveloos uit. Met piepkleine verandaatjes die doen denken aan dierenhokken. Een sfeer van eenzame levens achter gesloten gordijnen en verveloze deuren.
Bij het uitstappen voelt ze dat de lucht zeker vijf graden warmer is dan ’s ochtends op het vliegveld van Detroit. De januarilucht is nagenoeg onbewolkt blauw. Geen vlok te bekennen van de sneeuwstorm waar Clark haar nog zo voor heeft gewaarschuwd, in een poging haar thuis te houden om voor hem te zorgen. ‘Waarom ga je niet volgende week?’ opperde hij. ‘Ze loopt toch niet weg?’
Cathy is al halverwege de voordeur wanneer ze aan Della’s cadeautje denkt en loopt dan terug naar de auto om het te pakken. Ze haalt het uit haar koffer en geniet opnieuw van haar geslaagde geschenkverpakking. Het papier is van het dikke, papperige, ongebleekte soort dat op berkenbast lijkt. (Ze had drie verschillende kantoorboekhandels afgelopen voor ze iets van haar gading vond.) In plaats van een ordinaire strik heeft Cathy takjes van haar kerstboom – die moest toch de deur uit – geknipt en van naalden ontdaan, en daar een krans van gevlochten. Nu ziet het pakje er handgemaakt en organisch uit, als een offer in een indianenplechtigheid, geen geschenk voor een mens, maar voor de aarde. Wat erin zit is verre van origineel. Namelijk wat Cathy altijd aan Della geeft: een boek.
Dit keer is het meer dan dat. Een soort medicijn.
Sinds haar verhuizing naar Connecticut klaagt Della dat het haar niet meer lukt om te lezen. ‘Ik lijk mijn hoofd niet meer bij een boek te kunnen houden,’ zo heeft ze het aan de telefoon onder woorden gebracht. Ze zegt niet waarom. Dat weten ze allebei al.
Afgelopen jaar, op een augustusmiddag tijdens Cathy’s jaarlijkse bezoek aan Contoocook, waar Della toen nog woonde, had ze verteld dat de huisarts haar had doorverwezen voor een paar onderzoekjes.
Het was vijf uur ’s middags, de zon zakte net weg achter de dennenbomen. Om even uit de verflucht te zijn, dronken ze hun margarita’s in de serre.”

 

 
Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960) 

Lees verder “Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Hafid Bouazza, Cándani, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Mouloud Feraoun, Dominic Angeloch”

Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Hafid Bouazza, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky, Dominic Angeloch

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook alle tags voor Jeffrey Eugenides op dit blog.

Uit: The Marriage Plot

“All over College Hill, in the geometric gardens of the Georgian mansions, the magnolia-scented front yards of Victorians, along brick sidewalks running past black iron fences like those in a Charles Addams cartoon or a Lovecraft story; outside the art studios at the Rhode Island School of Design, where one painting major, having stayed up all night to work, was blaring Patti Smith; shining off the instruments (tuba and trumpet, respectively) of the two members of the Brown marching band who had arrived early at the meeting point and were nervously looking around, wondering where everyone else was; brightening the cobblestone side streets that led downhill to the polluted river, the sun was shining on every brass doorknob, insect wing, and blade of grass. And, in concert with the suddenly flooding light, like a starting gun for all the activity, the doorbell in Madeleine’s fourth-floor apartment began, clamorously, insistently, to ring.
The pulse reached her less as a sound than as a sensation, an electric shock shooting up her spine. In one motion Madeleine tore the pillow off her head and sat up in bed. She knew who was ringing the buzzer. It was her parents. She’d agreed to meet Alton and Phyllida for breakfast at 7:30. She’d made this plan with them two months ago, in April, and now here they were, at the appointed time, in their eager, dependable way. That Alton and Phyllida had driven up from New Jersey to see her graduate, that what they were here to celebrate today wasn’t only her achievement but their own as parents, had nothing wrong or unexpected about it. The problem was that Madeleine, for the first time in her life, wanted no part of it. She wasn’t proud of herself. She was in no mood to celebrate. She’d lost faith in the significance of the day and what the day represented.
She considered not answering. But she knew that if she didn’t answer, one of her roommates would, and then she’d have to explain where she’d disappeared to last night, and with whom. Therefore, Madeleine slid out of the bed and reluctantly stood up.
This seemed to go well for a moment, standing up. Her head felt curiously light, as if hollowed out. But then the blood, draining from her skull like sand from an hourglass, hit a bottleneck, and the back of her head exploded in pain.“

 

 
Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960) 

Lees verder “Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Hafid Bouazza, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky, Dominic Angeloch”

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Paravion

“In groene valleien waar anemonen bloeiden, hoedde een oude herder zijn schapen en schramde met zijn schalmei de frisse stilte. De echo floot terug.
Aan de Narvelzee haalde de visser zijn netten op die zwaar waren van lijken en spartelend zilver. Overal rondom hem dwarrelden witte uilen en vroegen ‘hoehoe’, een veel droeviger gezang dan het geluid van de geitenbellen.
In de mirage werd Paravion geboren, een spel van trillende lijnen en zwemmende kleuren. De kerktorens zwegen tegen een achtergrond van gebochelde wolken, de klokken waren oud en uit het nauwelijks zichtbare verleden hoorden zij als een kinderherinnering hun geschal als het geluid van de geitenbellen.”
(…)

“Kijk dàn!
De lente was feestelijk geweest na de zegenende regens van de winter en had alles en iedereen in een roes gebracht:De vallei Abqar was in opperbeste stemming.
De; geiten gaven melk, ze hadden gejongd; Waar zoogdieren samen zijn, vermenigvuldigen zij zich; Alles groeide, zelfs in dat gehucht. De beek kwebbelele vroiijk als winkelende vrouwen en droeg bladeren en ruikers mee alsof hij een bloemist had bezocht; een sneeuwval van amandelbloesems bedwelmde de neus met dodelijke geuren. De vijgenbomen staarden eindeloos naar hun onrustige reflectie, de heesters en struwelen, de witte en roze oleanders stalden hun snoepgoed uit: Nu kwam de wind alles afdrogen en stofte hij de bladeren af die levendìg begonnen te zwatelen. De vogels roddelden vrijelijk.
Baba Baloek en de jonge vrouwen van het gehucht waren gelukkiger dan ooit in hun vruchtbare, bloeìende en vruchtvolle vrijheid: Demoeders waren gestorven, van dementie naar een zalig onbestaan vergeleden.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky”

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Meriswin

“Een glissando voer door de bladeren van de platanen en geen dichter die het zag. Alsof de wind de boekverkoper en boekverzamelaar had opgewacht en nu overmatig begeesterd tussen de takken struikelde. Met een smak viel de vlaag op de tafeltjes, nam zaadjes en bloesems mee in zijn val en rolde op de grond, waarna hij in allerijl het plein rondstoof op zoek naar een vluchtpunt, her en der panisch wervelend, botste tegen onze enkels en de poten van de tafels en de schenen van de banken voordat hij erachter kwam dat geen enkele uitgang gebarricadeerd was. En geen dichter die het beschreef.
(…)

‘Niets bewoog om het plein heen wat zich niet in de etalages bekeek en erdoor opgeslokt werd in dat parallelle universum waarin elke ijdelheid gedoemd is te verdwijnen, waarin elke gereflecteerde ontmoeting onherroepelijk uit elkaar valt. Het is de aquatische wereld waarin glas de stad verandert die de stad waarlijk onderscheidt van het leven in lemen dorpen, waarvan er geen zijn in dit land. Het is glas dat boer van stedeling onderscheidt. Glas waaruit men niet drinken kan.’
(…)

De portale bloedingen begonnen later. De bloedovergave op zijn vege schoot en zijn lief die naast hem stond, huilend als hij niet keek, glimlachend als hij haar aankeek. De bakjes met zwart bloed in haar beide handen. Het bloed, vloeibaar en in klonters, bleef maar komen totdat hij uitgeput was en wilde gaan liggen, slaap en rust trokken aan hem, hadden hun handen onder zijn rug gelegd, maar hij moest wakker blijven, zijn kleren uit en hij werd gehesen in een operatiehemd – hemelblauw van kleur, een vriendelijke en toegeeflijke dwangbuis.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun”

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: De voeten van Abdullah

‘Als de Sleep van een Bruid volgden wij Kinderen de Vrouwenmenigte, die door mijn Moeder met Abdullah in haar Handen werd geleid richting Moskee: ik kan de bedwelmende grootsheid van dat moment niet beter uitdrukken dan met een Teutoons gebruik van hoofdletters.’
(…)

“Op de grond, voor de deurdrempel, stond Abdullah: twee voeten, fraai boven de enkels geamputeerd, die uitliepen in wat op salamischijfjes leek. De enkels waren bestoft en de nagels zwart van een lange tocht. De afdruk van sandalen, die waarschijnlijk onderweg waren versleten en afgedankt, was zichtbaar. De paarse aders waren opgezwollen. Onmiskenbaar: het was mijn broer Abdullah.”
(…)

“In de moskee waren de sjeiks bijeengekomen om een vondst van de dorpskinderen te bezichtigen. Het was Abdullahs linkervoet die mij tot wapen had gediend. Ernstig fronsend overlegden ze of de voet al begraven moest worden of dat men moest wachten tot de andere gevonden werd. Omdat het de linkervoet was, besloot men eerst de rechter te zoeken.
Het waren de kinderen die op zoek gingen naar Abdullahs rechtervoet. Wij zagen hen in grote groepen door het dorp rennen, over de heuvel, van olijfboom naar olijfboom, tot grote ergernis van Khadroen. Hun moeite werd echter niet beloond.
Thuis wasten wenende Fatima’s de linkervoet met tedere handen, het water tappelde tussen hun vingers, en droogden hem met hun lange haren, dat in de magie van de namiddagzon eksterlijk glom.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun”

Mouloud Feraoun, Harry Thürk, Juana de Ibarbourou, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook mijn blog van 8 maart 2010 en ook mijn blog van 8 maart 2011.

 

Uit: Le fils du pauvre

„L’année même où il perdit ses tantes, alors qu’ils souhaitaient tous un peu de bonheur, Fouroulou eut un frère, qu’on appela Dadar, et dont la venue réveilla la rage impuissante de Helima.

Fouroulou en perdant son titre de fils unique prit celui d’aîné qui comporte, lui expliqua-t-on, certains devoirs pour l’avenir, quand le petit sera grand, et beaucoup d’avantages dans le présent. Pour

commencer, il eut sa part de toutes les bonnes choses (oeufs, viande, galette) que sa mère mangea pour guérir. Plus tard, le petit ayant symboliquement sa part de tout ce qui se partageait, on faisait mine de le lui donner et la main déviait vers Fouroulou qui recevait ainsi deux fois plus que les autres. Les soeurs n’avaient rien à dire: un frère peut bien céder ce qui lui revient à son aîné. Tant pis pour elles si elles ne sont que des filles.

Voilà donc au complet la famille Menrad. Sept personnes. Une seule travaille et rapporte. C’est le père. Il se démène comme un diable, ne perd aucune journée, ne se permet et ne permet à personne aucun luxe. Il tremble à l’approche des « aïds » qui engloutissent les sous. Il tremble à l’approche de l’hiver qui engloutit les provisions. Fouroulou, son frère et ses soeurs grandissent comme ils peuvent.

Mais, somme toute, ils passent ainsi une période paisible dont Fouroulou ne garde qu’un vague souvenir. Il ne se rappelle avec précision que les mauvais moments de son enfance. Il avait onze ans

environ lorsque son père exténué par la fatigue tomba gravement malade. C’était la fin de la saison des figues. Ramdane avait passé auparavant toutes les nuits au champ, surveillant le séchoir. Un

matin, il remonte à la maison les yeux enfoncés dans leurs orbites, le corps brûlant, les lèvres blanches.“

 

Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

Lees verder “Mouloud Feraoun, Harry Thürk, Juana de Ibarbourou, Dominic Angeloch”

Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook mijn blog van 8 maart 2010.

 

Uit: Journal 1955-1962

 

“N’ai-je pas écrit tout ceci au jour le jour, selon mon état d’âme, mon humeur, selon les circonstances, l’atmosphère créée par l’événement et le retentissement qu’il a pu avoir dans mon cœur ? Et pourquoi ai-je ainsi écrit au fur et à mesure si ce n’est pour témoigner, pour clamer à la face du monde la souffrance et le malheur qui ont rôdé autour de moi ? Certes, j’ai été bien maladroit, bien téméraire, le jour où j’ai décidé d’écrire, mais autour de moi qui eût voulu le faire à ma place et aurais-je pu rester aveugle et sourd pour me taire et ne pas risquer d’étouffer à force de rentrer mon désespoir et ma colère ? Et maintenant que c’est fait, que tout est là, consigné, bon ou mauvais, vrai ou faux, maintenant que nous entrevoyons la fin du cauchemar, faudra-il garder tout ceci pour moi ?
(…)Je sais combien il est difficile d’être juste, je sais que la grandeur d’âme consiste à accepter l’injustice pour éviter soi-même d’être injuste, je connais, enfin, les vertus héroïques du silence. Bonnes gens, j’aurais pu mourir, depuis bientôt dix ans, dix fois j’ai pu détourner la menace, me mettre à l’abri pour continuer de regarder ceux qui meurent. Ceux qui ont souffert, ceux qui sont morts pourraient dire des choses et des choses. J’ai voulu timidement en dire un peu à leur place. Et ce que j’en dis, c’est de tout cœur, avec ce que je peux avoir de discernement et de conscience” (17 août 1961).
 

 


Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

 

Lees verder “Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Hij debuteerde in 1952 met de roman Le Fils du pauvre, gevolgd door La Terre et le sang en Les Chemins qui montent. In dit drieluik verwerkte hij zijn herinneringen aan zijn jeugd in een dorp in Kabilië. Daarbij was hij een van de eerste schrijvers die de aandacht vroegen voor het lot van de Noord-Afrikaanse immigranten in Frankrijk. Feraouns laatste roman verscheen tijdens de onafhankelijksoorlog en is duidelijk militanter van toon dan de voorgaande. In 1962 werd Feraoun vermoord door leden van de ondergrondse organisatie oas (Organisation Armée Secrète) die voor het behoud van een Frans Algerije streed.

 

Uit: La Terre et le Sang

 

« Le village est assez laid, il faut en convenir. On doit l’imaginer plaqué au haut d’une colline, telle une grosse calotte blanchâtre et frangée d’un monceau de verdure. La route serpente avec mauvaise grâce avant d’y arriver. Elle part de la ville, cette route, et il faut deux heures pour la parcourir quand l’auto est solide. On roule d’abord sur un tronçon caillassé, bien entretenu, puis après, c’est fini : on change de commune. On s’engage, selon le temps, dans la poussière ou la boue, on monte, on monte, on zigzague follement au-dessus des précipices. On s’arrête pour souffler, on cale les roues, on remplit le réservoir. Puis on monte, on monte encore. Ordinairement, après avoir passé les virages dangereux et les ponts étroits, on arrive enfin. On fait une entrée bruyante et triomphale au village d’Ighil-Nezman. »

(…)

 

« Je ne critique pas ta situation actuelle, lui dit l’amin [le chef du village], parce que tu viens à peine d’arriver et ton passé, loin de nous, ne regarde que toi. Tu es un fils de famille, tu hérites d’un nom dans le village. C’est un héritage que tu as dédaigné longtemps mais qui est inaliénable, qui reste là à t’attendre. Maintenant que te voilà parmi nous, tu ne peux pas t’en débarrasser. » 

 

Mouloud-Feraoun

Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

 

 

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Al op 17-jarige leeftijd publiceerde zij “Derechos femeninos” (De rechten van de vrouw)wat haar meteen beroemd maakte als feministe. Haar eerste gedichtenbundel “Las lenguas de diamante” verscheen in 1919, in 1920 gevolgd door “El cántaro fresco”. Zij oogsten internatione erkenning en werden in verschillende talen vertaald. Juana de Ibarbourou publiceerde nog zeker dertig andere werken.

 

Running Water

 

This water that comes

through the dark nerves of piping,

to give its pure freshness to my house

and the gift of cleanliness every day.

 

This bubbling water

that the faucet bestows,

this swelling of deep mystery

from the river bed, the wind and grass.

 

I view with envious impatience

this traveling wave that is my sister,

that has come to the big city

from some distant unknown meadow.

 

And halted before this open faucet

sprinkling my apron with beads,

I feel upon me the loving look

of a thousand clear eyes of water.

 

 

Vertaald door Carlos Reyes

 

juana-de-ibarbourou2

Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

 

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en en ook mijn blog van 8 maart 2009.

 

Uit: Tiefseepiraten (Vertaald door Gabriele Haefs)

 

„Drei Tage lang hatte von Westen her ein Sturm getobt, jetzt aber war es fast wieder still und das Meer war blau. Die Atlantikwellen brachen sich noch immer an den Felsen, sie donnerten und wogten und jagten hohe Fontänen in die Luft, in der Bucht aber war dasWasser ruhig.

Es war Ebbe, und Timothy, Hew und Sam Sturgeon suchten nach Schätzen. Der Meeresboden war ein fremdes, geheimnisvolles Land, das noch niemand erforscht hatte, aber manchmal legte das Meer selbst einige der seltsamen Dinge bloß, die in seinen Höhlen oder in Wäldern aus Seetang oder zwischen den grünen Brettern längst gesunkener Schiffe versteckt waren. Oder ein Sturm brachte alte Knochen, Goldmünzen und Kanonenkugeln an Land. In der Nordbucht lag angeblich das Wrack eines Piratenschiffes und in der Inneren Bucht das Skelett eines großenWals, den einst einWintersturm

ans Ufer geworfen hatte.

Hoch über der Wasserkante und um die gesamte Bucht zog sich ein kleiner Wall aus entwurzeltem und vom Sturm an Land getriebenem Seetang. Timothy und Hew und Sam Sturgeon trampelten, barfuß und mit überaus ernster Miene, darauf herum, zerrten den Tang auseinander und betasteten ihn mit ihren Zehen. Oben war er trocken, er knackte und war mit Sand belegt, weiter unten jedoch war er kalt und glitschig. Sie waren nun schon seit einer Stunde auf Schatzsuche und hatten noch nichts gefunden, als Timothy plötzlich wie ein erschrockener Hund aufheulte, auf seinem rechten Fuß

herumhüpfte und den linken mit beiden Händen umfasste.

Er war auf eine Kanonenkugel gestoßen, weshalb sein großer Zeh plötzlich schrecklich wehtat. Timothy war ein schmaler, gelenkiger Junge, nicht groß für sein Alter, nämlich elf, aber er hatte flinke Füße und seine Gedanken waren ebenfalls rasch. Sein Bruder Hew war zwei Jahre jünger und neun Zentimeter größer.“

 

ericlinklater

Eric Linklater (8 maart 1899 – 7 november 1974)

 

De Poolse schrijver, geschiedkundige en ontdekkingsreiziger graaf Jan Nepomucen Potocki werd geboren op 8 maart 1761 in Pikov. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2009.

 

Uit: Voyage en Turquie et en Égypte

 

„À Bukawaya, le 9 avril 1784.
Nous avons quitté hier à Mirgorod, les frontières de la Pologne : aujourd’hui nous nous trouvons au milieu du pays habité jadis par les Zaporoviens ; j’y ai donné quelques regrets à cette nation belliqueuse, détruite par la simple volonté de l’impératrice de Russie. C’étaient sans doute des voisins incommodes ; mais l’association de ces flibustiers célibataires offrait un phénomène singulier, et peut-être unique dans l’ordre civil. Ils ont été remplacés depuis par les Russes et des Valaches, dont les maisons éparses ne forment point encore de villages.
Nous avons été suivis, pendant plus d’une heure, par une troupe de chèvres sauvages qui semblaient nous observer avec curiosité, sans vouloir cependant se laisser approcher. On trouve dans le même pays, vers l’embouchure du Bog, des chevaux sauvages, qui passent pour être indomptables. Vous voyez que mes lettres prennent déjà un air de relation. Je souhaite qu’elles vous intéressent assez pour me faire pardonner mon voyage.“

 

Jan_Potocki

Jan Potocki (8 maart 1761 – 2 december 1815)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Duitse schrijver Dominic Angeloch werd in 1979 in Stuttgart geboren.  Hij studeerde filosofie, romanistiek en vergelijkende literatuurwetenschap in Heidelberg, Parijs en Berlijn. Hij publiceerde in diverse tijdschriften (o.a. Belletristik, Podium, Dichtungsring). In 2008 verscheen zijn roman Blinder Passagier.

 

Uit: Blinder Passagier

 

„Gerade ist es ruhig. Vielleicht schlafen sie. Oder haben sie sich zurückgezogen? Wahrscheinlich hat sich gar nichts verändert, und sie warten noch immer draußen, auf dem Hof, oder im Keller.
Worauf warten sie, Pablo?

Das Telefon zuerst, früh am Morgen, ich öffnete die Augen, kaum halb fünf auf dem Wecker. Ich blieb liegen und hörte dem Klingeln zu. Als es abbrach, stand ich auf und ging ins Bad, zog mich aus und wusch mich.
Zurück im Zimmer, begann ich mich einzucremen; das Gefühl, nicht allein zu sein, ließ mich innehalten. Da bemerkte ich den Mann, der bewegungslos auf der Straße vor meinem Fenster stand und mich anstarrte. Ich war von seinem Anblick so erschrocken, daß ich sogar vergaß, mich zu bedecken. Sein aufgedunsenes Gesicht war von langen, schmutzigen Haaren und einem rotbraunen Vollbart verdeckt; in seinen kleinen Augen lag etwas Brutales.
Nur kurz, nachdem ich den Vorhang zugezogen hatte, begann das Telefon wieder zu läuten. Diesmal hob ich den Hörer ab. Am anderen Ende zuerst nur Stille – nein, ganz still war es nicht, bei genauerem Hinhören war da leise Orgelmusik im Hintergrund, unwillkürlich dachte ich an Musik, die auf den Jahrmärkten gespielt wird, während man mit dem Kettenkarussell durch die Luft fliegt. Dann kreischte der Anrufer den Anfang eines Geburtstagsliedes und wünschte mir “Alles Gute”,
was er vor Lachen schon kaum mehr herausbekam. Ich sagte, er müsse sich verwählt haben, daß heute nicht mein Geburtstag sei. Aber statt einzuhängen horchte ich weiter in das Rauschen der Leitung hinein, wahrscheinlich wartete ich auf etwas, irgendeine Erklärung. Als die Musik verstummte, lachte der Anrufer wieder, anders diesmal: ein schnarrendes, obszönes Lachen platzte aus dem Hörer und lief mir, zu einem Schauder geworden, den Rücken hinunter.“

 

dominic-angeloch

Dominic Angeloch (Stuttgart, 1979)