Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Hafid Bouazza, Cándani, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Mouloud Feraoun, Dominic Angeloch

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook alle tags voor Jeffrey Eugenides op dit blog.

Uit: Uit eerste hand (Vertaald door Natasha Gerson en Roland Fagel)

“KLAGERS
Cathy draait met haar huurauto de oprijlaan in, ziet het bordje en schiet in de lach. ‘Wyndham Falls: Welverdiend Waardig Wonen’.
Niet echt zoals Della het omschreef.
Dan komt het hoofdgebouw in zicht. De entree maakt een verzorgde indruk. Groot, veel glas met witte bankjes ervoor, een uitstraling van medische orde en regelmaat. Maar de aanleunwoninkjes met uitzicht op de achtertuin zien er krap en haveloos uit. Met piepkleine verandaatjes die doen denken aan dierenhokken. Een sfeer van eenzame levens achter gesloten gordijnen en verveloze deuren.
Bij het uitstappen voelt ze dat de lucht zeker vijf graden warmer is dan ’s ochtends op het vliegveld van Detroit. De januarilucht is nagenoeg onbewolkt blauw. Geen vlok te bekennen van de sneeuwstorm waar Clark haar nog zo voor heeft gewaarschuwd, in een poging haar thuis te houden om voor hem te zorgen. ‘Waarom ga je niet volgende week?’ opperde hij. ‘Ze loopt toch niet weg?’
Cathy is al halverwege de voordeur wanneer ze aan Della’s cadeautje denkt en loopt dan terug naar de auto om het te pakken. Ze haalt het uit haar koffer en geniet opnieuw van haar geslaagde geschenkverpakking. Het papier is van het dikke, papperige, ongebleekte soort dat op berkenbast lijkt. (Ze had drie verschillende kantoorboekhandels afgelopen voor ze iets van haar gading vond.) In plaats van een ordinaire strik heeft Cathy takjes van haar kerstboom – die moest toch de deur uit – geknipt en van naalden ontdaan, en daar een krans van gevlochten. Nu ziet het pakje er handgemaakt en organisch uit, als een offer in een indianenplechtigheid, geen geschenk voor een mens, maar voor de aarde. Wat erin zit is verre van origineel. Namelijk wat Cathy altijd aan Della geeft: een boek.
Dit keer is het meer dan dat. Een soort medicijn.
Sinds haar verhuizing naar Connecticut klaagt Della dat het haar niet meer lukt om te lezen. ‘Ik lijk mijn hoofd niet meer bij een boek te kunnen houden,’ zo heeft ze het aan de telefoon onder woorden gebracht. Ze zegt niet waarom. Dat weten ze allebei al.
Afgelopen jaar, op een augustusmiddag tijdens Cathy’s jaarlijkse bezoek aan Contoocook, waar Della toen nog woonde, had ze verteld dat de huisarts haar had doorverwezen voor een paar onderzoekjes.
Het was vijf uur ’s middags, de zon zakte net weg achter de dennenbomen. Om even uit de verflucht te zijn, dronken ze hun margarita’s in de serre.”

 

 
Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960) 

 

De Duitse schrijver, classicus, literair historicus, criticus en vertaler Walter Jens werd geboren op 8 maart 1923 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Walter Jens op dit blog.

Uit: Frau Thomas Mann

„An solchen Abenden durfte jahrelang auch «der kleine Dr. Alfred Pringsheim» teilnehmen, denn «der Meister hatte sich mit dem jungen Anbeter, dem er auch zu sämtlichen Proben Zutritt gegeben, […] förmlich angefreundet, soweit es der Unterschied des Alters und der Lebensleistung eben zuließ».
Doch diese intime Verbindung hatte sich, kurz ehe Hedwig Dohm-Pringsheim Bayreuther Boden betrat, unter dramatischen Umständen aufgelöst: Als ein Berliner Kritiker zu vorgerückter Stunde in einer recht illustren Bierkneipen-Runde behauptete, das ganze Bayreuth sei «purer Schwindel» und er mache sich anheischig, «mit einigen Strauß’schen Walzern die ganze Sippe vom Festspielhügel herunterzulocken», hatte sich der junge und gelegentlich recht jähzornige Wagner-Adept herausgefordert gefühlt, die Ehre seines berühmten Freundes mittels eines Bierseidels zu verteidigen. Die Darstellung dieses Vorfalls durch die internationale Presse, die, wenn man der Erzählung der späteren Ehefrau des allzu leidenschaftlichen Verehrers glauben darf, dem Tenor «Auf den Straßen von Bayreuth ist bereits Blut geflossen» folgte, bewog dann das stets um seinen Ruf besorgte Haus Wahnfried, “die Beziehungen zu dem […] Treuesten der Treuen ein für allemal» schroff abzubrechen.”
So kam es, dass Alfred Pringsheim seine zukünftige Frau erst wenig später auf der Bühne, als Mitglied jener Meininger Theatertruppe, kennen lernte, die in den letzten Jahrzehnten des 19. Jahrhunderts vor allem dank ihrer Klassiker-Aufführungen berühmt war und unter der persönlichen Leitung des Herzogs Georg II. Gastspielreisen durch ganz Europa unternahm.“

 

 
Walter Jens (8 maart 1923 – 9 juni 2013)

 

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Paravion

“Luister.
Wat klinkt als een aanmaning tot stilte – ssst! – is in werkelijkheid het geluid van de wind in de bomen, een gerucht dat met vele tongen in de bladeren lispelt. En zou dat gekwetter van onzichtbare vogels niet geroddel zijn?
Het was de bedoeling dat zijn vertrek in het geheim zou plaatsvinden. Baba Baloek en zijn vrouw hadden zijn aanstaande reis voor iedereen verzwegen, uit angst voor kwaadsprekerij en onheil – het boze oog –, maar het mocht niet baten. Wie had hun gefluister in begordijnde nachten dan opgevangen? Wie weet welke onzichtbare luistervinken de zware zomerduisternissen bewonen? Zijn vrouw had op een nacht een schijnsel in de lucht gezien, het flikkerde op en verdween. Vuurvliegen misschien, maar zijzelf twijfelde er niet aan dat het het vuur was waar demonen zich elke nacht omheen scharen om opgevangen berichten met elkaar te delen.
Dit deden zij gewoonlijk in de vallei Abqar die achter hun huis lag. Een huwelijk hier, een reis daar, een bejaarde in het gemak, een maagd in het badhuis, een zwart herdertje in de namiddag: niemand was veilig voor de schelmenstreken van djinns. De tederheid van hun hoopvolle en angstige gesprekken kon zelfs met de grootste moeite de drempel van hun slaapkamer niet overschrijden: geen menselijk oor had ze dus kunnen afluisteren.
In die dagen van gedempte gesprekken en vertwijfelingen was hun samenzijn liefdevoller dan ooit. Jaren van ingehouden en huiselijke genegenheid begonnen in een korte tijdspanne de ogen van de vrouw met ongegeneerde liefde te kleuren: de irissen bloeiden open als zonnebloemen. Haar pupillen waren groot door de zwangerschap. Zij namen het beeld van haar man van alle kanten gulzig op en zij trok het met een langzame daling van haar wimpers naar binnen en sloeg het op voor later gebruik. Het was een bijna vrome beweging.
De blik en liefkozingen van Baba Baloek vermildden en verjongden. Als hij haar streelde, nam elke rimpel van zijn handen deel aan zijn strelingen en zo leken ze te verbreden tot kabbelingen die over haar huid voeren en haar mondhoeken opkrulden. Zij huiverde. Zijn vingertoppen bewogen lieflijker dan een menigte tegengestelde briesjes in een appelboom, die niet zo kon blozen als zij.”

 


Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

De Surinaamse schrijfster Cándani werd geboren in District Suriname op 8 maart 1965. Zie ook alle tags voor Cándani op dit blog.

Uit: Relaas voor S.

‘Lieve s., ik heb je de laatste tijd pijn gedaan. Je hebt het zonder mij moeten stellen. Daarom zal ik je nu precies schrijven wat er de afgelopen weken allemaal gebeurd is.
Vandaag twee weken geleden, op maandag dus, stond ik te koken toen ik me plotseling heel beroerd voelde. Ik draaide het gas uit en stopte de half gekookte rijst in de ijskast. Ik pakte jou, sloot het huis en ging naar mijn moeder. Had ik geweten dat ik de hele afstand te voet moest afleggen, dan had ik de kracht niet gehad om van huis te gaan. Ik wilde mijn buurman om de hoek vragen een rit voor mij te maken, maar hij was net weg. Ik hoopte op boiti iemand te ontmoeten om mij te liften. Tenslotte gaf ik de hoop op en begon heel braaf met jou te lopen, de hele Eduard Abrahamsweg af, je weet tussen de Arya Dewaker Mandir en de Wanica Supermarket. Een week lang bleef ik bij mijn moeder.
Mijn situatie werd met de dag erger. Alle vezels van mijn maag scheurden. Ik betaalde me kapot aan taxi’s en doktoren. Afgelopen maandag werd ik sito opgenomen in het St. Vincentius ziekenhuis. Je hebt me begeleid. In de auto heb je voortdurend mijn hand vastgehouden.
Daar ging ik in de rolstoel naar de zaal. Wat was het zalig toen na een uur aan het infuus de pijn verdween. Maar dat zalige gevoel duurde niet lang. In de avond kwamen de pijnen terug. Vier dagen heb ik met de dood gestreden. Acht uur was ik onder narcose. Niemand verwachtte dat ik het zou halen. Jíj hebt me erdoorheen geholpen.”

 

 
Cándani (District Suriname, 8 maart 1965)

 

De Nederlandse dichter en schrijver A. Marja (pseudoniem van Arend Theodoor Mooij) werd geboren in Oude Leije op 8 maart 1917. Zie ook alle tags voor A. Marja op dit blog.

 

Thuiskomst

Hij reed die morgen, moegereisd,
terug langs de vertrouwde wegen;
zo rood en helder in de regen
lag daar het huis, met groen omlijst.

De wielen suisden; blank en glad
vergleed de straatweg met terzijde
de vochte bomen en de weiden,
waar schapen graasden langs het pad.

Dan stond hij aarz’lend in het grint,
het ijz’ren hek ging piepend open
en viel weer dicht, de struiken dropen
en geurden in de luwe wind.

Verschemerd, door het glas, dat blonk,
zag hij bij ’t raam zijn vader zitten
en verder weg het vage, witte
haar van een vrouw, die koffie schonk.

Toen, met een nauw bedwongen schok,
wist hij, hoe ver hij van hen leefde,
en glimlachte, maar even beefde
de hand, die aan de belknop trok.

 

Vijf gedichten uit Rilke’s Stundenbuch

V
Ook gij zult groot zijn, groter nog dan een der
thans levenden u nu reeds zeggen kan,
veel ongebruik’lijker en ongemener
en veel bejaarder dan een oude man.

Men zal u voelen: zachte geuren zweven
uit aller tuinen tegenwoordigheid;
zoals de zieken met hun dingen leven
leeft men met u: vol liefde, toegewijd.

Geen bidden zal de mensen samenleiden,
gij zijt niet daar, waar men bijeenvergaart,
en wie u voeld’ en zich in u verblijdde
zal als de eerst’ en een’ge zijn op aard:
een uitgestotene en een vereende,
verkoren en verworpen tegelijk,
een, die een glimlach droeg en hem verweende,
klein als een huis, groot als een koninkrijk.

 

 
A. Marja (8 maart 1917 – 10 januari 1964)
V.l.n.r. J.B. Charles, de echtgenote van Anthonie Donker en A. Marja op het diner ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Gerrit Achterberg, 1955

 

De Turkse schrijfster, journaliste en natuurkundige Aslı Erdoğan werd geboren op 8 maart 1967 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Aslı Erdoğan op dit blog.

Uit: Die Stadt mit der roten Pelerine (Vertaald door Angelika Gillitz-Acar en Angelika Hoch)

„Obwohl sie wusste, dass kein Tier, das größer war als eine Katze, das Dornendickicht durchdringen konnte, erschreckten sie die nächtlichen Geräusche aus dem Garten zu Tode. Sie hatte kein Geld für einen Ventilator. Aber der ausgesprochen geizige und halsabschneiderische Hausbesitzer Professor Botelho verweigerte seinen Mietern, obwohl er widerwärtig reich war, eine Klimaanlage, die hier ebenso lebenswichtig ist wie in Stockholm die Heizung. Er war der maßgebliche Berater des rechtsgerichteten Bürgermeisters, spielte sich wegen seines akademischen Titels und seiner rein europäischen Abstammung auf und war sehr darauf bedacht, vornehm und bedeutend zu erscheinen, wie es seinem eigenen und dem Rang seiner Vorfahren angemessen war. Obendrein war er auch noch Sauberkeitsfanatiker; er vergötterte Regeln, Ordnung und Formalien. Den der Straße zugewandten Teil des Gartens schmückte er mit griechischen Götterstatuen aus feinstem Marmor, mit Lampen, die aufdringlich an Paris erinnerten, und mit eleganten Treppen, die zwischen Bananenstauden und Mangobäumen zu schweben schienen. Doch die Art und Weise, wie er die Appartements eingerichtet hatte, verriet, dass seine goldglänzende Persönlichkeit nur Fassade war. In Özgürs Wohnzimmer hatte er ein riesiges, hässliches, steinhartes Bett, Aluminiumregale und ein kunstledernes Klappsofa gestellt, das aussah, als hätte man es aus dem Rathaus entwendet; zwischen all dem Gerümpel stand ein schwerer, wuchtiger Mahagonitisch mit acht Stühlen, die viel zu viel Platz wegnahmen. Auf dem Balkon hatte er außerdem die für Rios Häuser obligatorische Hängematte angebracht; an der Tür hingen auf Schnüre gefädelte Muscheln, die beim leisesten Windhauch ohrenbetäubend rasselten, denn nach einer brasilianischen Glaubensvorstellung, die ursprünglich aus Afrika stammt, bringen Muscheln Glück. An einer der grauen Wände, die unangenehme Assoziationen an die Korridore von Krankenhäusern oder Gerichtsgebäuden wachriefen, hing ein Schwarz-Weiß-Poster, das Prof. Botelho im New Yorker Metropolitan Museum gekauft und das er aufwändig hatte rahmen lassen: die Nahaufnahme eines Paares, das sich küsst und dessen geöffnete Lippen leicht ölig schimmern.“

 

 
Aslı Erdoğan (Istanbul, 8 maart 1967)

 

De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Zie ook alle tags voor John McPhee op dit blog.

Uit: A Sense of Where You Are

“Freshman basketball, in my own time, a dozen years earlier, had not been a spectator sport at Princeton. A player’s roommates might turn up, or his parents, if they lived nearby, but the grandstands were empty and the sound of the dribbling used to echo while the freshmen played. On the night of the game with Pennsylvania, I showed up at about six-twenty-five. There was a large crowd outside the gym and, inside, the stands were already filled. My father was holding a seat for me, and by the time I got to it the game had already begun. I sat down and purposely didn’t ask which player I was supposed to watch, because that would have diminished the pleasure of discovery, and it was, in fact, something like this that my father had in mind when he had cut me off so abruptly on the phone. I watched the general flow on the court for a while, and it was soon clear enough who had drawn the crowd, and that he was the most graceful and classical basketball player who had ever been near Princeton, to say the very least. Every motion developed in its simplest form. Every motion repeated itself precisely when he used it again. He was remarkably fast, but he ran easily. His passes were so good that they were difficult to follow. Every so often, and not often enough, I thought, he stopped and went high into the air with the ball, his arms rising until his hands were at right angles to one another and high above him, and a long jump shot would go into the net. My father, once a college basketball player himself, was so moved by this that he nudged me with his elbow. It was not the two points, obviously enough—it was the form and the manner with which they had been scored. I looked from the boy’s number down to the mimeographed sheet in my hand. His name was Bill Bradley. He was six feet, five inches tall. And he came from Crystal City, Missouri. I learned later that the general manager of the St. Louis Hawks had declared Bradley to be of professional calibre when he was still in high school, and that is how Bradley always seemed at Princeton, at home on the court and under control even when his own game was cold, which it sometimes was. To me, Bradley’s appeal was grounded in the fact that he was a pleasure to watch no matter what was happening on the scoreboard.”

 

 
John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)
Cover

 

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook alle tags voor Mouloud Feraoun op dit blog.

Uit: Mon village

« On m’a parlé encore d’une boulangerie ayant pétrin mécanique. Tu te motorises à présent, tu prends de l’allure ! Ce sont les ordures qui te tracassent ? Au fond, il y en a partout, des ordures. En ville plus qu’ici. Là-bas, c’est caché. On ne voit rien mais cela empeste. L’air y est malsain, c’est la vérité. Console-toi, vieux père ! Nos efforts ne pourront jamais changer tout à fait ton visage. Nous l’enlaidissons, peut-être, par nos tentatives et nos imitations. Tu as la couleur de la terre, tu es fait de terre. La terre est saine, modeste et pure comme une paysanne pauvre mais de bonne naissance. Pour te donner un autre visage, il faudrait te raser, te supprimer, transporter tes cendres ailleurs et essayer de rebâtir sur ces cendres. En fait, tu cesserais d’exister et nous de t’aimer. Alors pourquoi te fâcher et nous mal accueillir ? Y a-t-il meilleure preuve d’attachement filial que nos retours entêtés ? Tu doutes que nous tenions toi ? Mettons que nous sommes liés à toi et toi à nous, solidement et que nous ne pouvons nous renier. Ceux qui t’oublient –_tu ne l’ignore pas — ne peuvent faire autrement que de t’oublier ; ils sont dans leurs meilleurs jours, c’est pardonnable, après tout. Ils en arrivent à douter de ton existence et ce doute leur fait du bien. Si tu voyais leur aisance en pleine civilisation, tu t’effacerais timidement, tu voudrais te cacher sous terre. Ils te font honneur ! Viennent les moments difficiles : les dettes, la maladie, la misère, la vieillesse — on ne peut tout prévoir — et ils se disent, ces braves gens, que l’heure du retour a peut-être sonné. Ils se retrouvent une mémoire excellente pour tout ce qui te touche. Leur cœur s’attendrit. Et ; du moment qu’ils ont besoin de toi, ils se remettent à t’aimer. Puis, un beau soir, ils débarquent pour reprendre la place que tu leur as fidèlement réservée. Souvent, d’ailleurs, cette place n’est qu’un trou oblong, là-bas, au terme du voyage ; là où aboutit la route carrossable et où nous finirons tous un jour. Une petite tombe qui se confondra avec toutes les autres parce qu’elle ne portera aucune inscription et que, dès le premier printemps, elle se couvrira aussi de graminées toutes frêles et de pâquerettes toutes blanches.”

 

 
Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dominic Angeloch werd in 1979 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Dominic Angeloch op dit blog.

Uit: Blinder Passagier

„Als du sie wieder öffnest, schiebt sich gerade ein großer weißer Teller vor dich. Du nimmst die silberne, schwere Gabel in die linke und das silberne, schwere Messer in die rechte Hand: Der breite Rand des großen weißen Tellers ist grün bestreut, feingehackter Schnittlauch. Jetzt slictedudie langen Gabelzinken in das mit dunkler Sauce nur halb bedeckte, daumenwurzeldidce Fleisch, setzt die Messerschneide ein Stück dahinter an und führst sie hin und her, bis siesichso weit in den Fleischkörper gesenkt hat, daß sich ein Stück abzulösen beginnt. Das kleine Stück ein wenig in der Sauce herumsaieben, während eine laute Stimme am großen Tisch nebender Theke einen lauten Satz lacht. Einen Augenblick warten, bis irgendetwas darauf er-widert, das Lachen von irgendeiner Antwort umhüllt worden ist. Dann die Gabelzinken an den Mund führen, die Lippen um den Fremdkörper schließen und ihn von den Zinken in den Mundraum herunterziehen: Plötzlich schmedctt du Zwiebeln und Pfeffer und Rotweinsauce undanden Zungen-rändern einen Hauch Blut. Das weiche, warme Fleisch kauen, als faserigen Brei an den Rachen wälzen und hinunter-schlucken. Augenblicklich eile du, wie dein Magen schwerer wird, schwerer und warm. An den Nebentisch hat sich inzwischen eine korpulente Dame gezwängt. Durch ihre übergroßen Brillengläser, die in Form eines Schmetterlings mit ausgebreiteten Flügeln geschliffen und mit einem breiten Goldrand eingefaßt sind, mustert sie dich jetzt über ihre vorsorglich zwischen sich und dich gegtellte, ebenfalls übergroße Handtasche hinweg.
Als sie nach einer Weile noch immer nicht aufgehört hat, dich zu mustern, fällt dir auf Dir wurde so heiß, weil du deinen guten alten dicken Wintermantel die ganze Zeit an-behalten hast. Also ziehst du ihn aus, erleichtert über die Abkühlung, die diese Bewegung sofort mit sich bringt, und legg ihn neben dich auf die Bank. Im Blick einen Vorwurf, den du nicht verglehg, nimmt die korpulente Dame ihre Handtasche und gellt sie links neben sich, weg von deinem Mantel. Als sie den Kopf wieder zurückdreht, hüpfen ihre Pupillenbälle von deinem Gesicht auf die Illugtrierte, die schlaff vor ihr auf dem Tisch liegt, und bleiben darin liegen.“

 

 
Dominic Angeloch (Stuttgart, 1979)
Stuttgart, Johanneskirche im Feuersee

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e maart ook mijn blog van 8 maart 2017 en ook mijn blog van 8 maart 2015 deel 2.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2008 en eveneens mijn blog van 8 maart 2009.