Hagar Peeters, Bertus Aafjes, August Vermeylen, Andrej Voznesensky, Sabine Imhof, Dante Gabriel Rossetti, Nicolaas Anslijn, Eva Demski, Farley Mowat

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

Uit: Malva

“Halverwege zijn langdurige reis naar het dodenrijk besloot ik mijn stroefstramme vader te begeleiden. Ik pakte de hand waarmee hij al zowat zijn hele leven had geschreven, en zo zweefden wij een eindje samen op boven de daken van een smeulend Santiago. Het presidentiële paleis, het park, het stadion, de krottenwijken met de arbeiders en de rivier de Mapocho waren alle ver beneden ons. Mijn vader zag niet alleen hoe zijn vrienden werden doodgemarteld maar ook hoe in de diepte beneden hem de begrafenisstoet voortging die hem naar zijn stenen rustplaats begeleidde en die nu als een levende menselijke aftakking van de Mapocho door de straten vloeide terwijl in de rivier zelf talloze lijken dreven.
Van heel ver hoorden we vanuit die richting strijdkreten, de Internationale, de yell van de communistische jeugd en half verwaaid maar nog net te onderscheiden: ‘¡Camarada Pablo Neruda! ¡Presente! ¡Ahora y siempre!’
En overal zagen we schimmen uit de gebouwen en het stadion en vanaf de velden en de haven opstijgen, die zoals wij het lege luchtruim kozen.
Ik geloof trouwens niet dat mijn vader mij aan zijn zijde heeft opgemerkt, hoewel ik al die tijd zijn hand vasthield.
Hij bleef strak omlaag kijken als probeerde hij zich de menselijke tragedie in te prenten die daar in al haar bedrijven werd opgevoerd. Nu en altijd. De wind, gesteldheid van zijn koortsdroom, leek hem meer in zijn greep te hebben dan mij; hij bewoog zich sneller omhoog. Toen heb ik hem maar losgelaten, hem nog een tijdje nastarend tot hij uit mijn blikveld was verdwenen.
Nergens zag ik Federico, noch Salvador, Miguel of Víctor.
Niemand van de uitbundige, almaar aanzwellende, nooit uitdunnende, allengs hele werelddelen omvattende, ja, ten slotte zelfs de hele aarde omspannende coterie die hem altijd en overal had omgeven, zelfs niet één van zijn meest toegedane lezers was postuum komen opdagen om mijn vaders overgang tot het hiernamaals bij te wonen. Ik vroeg mij aldoor af waarom juist ik van alle doden die hem hadden gekend, hem uitgeleide mocht doen.”

 
Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (pseudoniem Jan Oranje) werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1914. Zie ook alle tags voor Bertus Aafjes op dit blog.

Franciscus

Eerst krabben, want de vlooien in habijt,
Een lendekoord om ’t middel, zijn ontelbaar;
Zij springen niet, zij spranklen in de vacht,
De warme moedervacht der Moederkerk.
Eerst schuren aan het rotsblok der vertwijfling
En met de poot achter het oor, het kniesoor,
De jeuk, de boze droom, de doem verdrijven.

O poverello, pover is de waarheid
En moedernaakt verscheurd onder de doornen,
Een lelie niet, maar luizig als een hond.
De waarheid is een dorre wintertak
Die langs een dorre wintertak gestreken,
O dulce mio, eerst miauwt en – lach dan,
Lach dan pagliaccio want het volk betaalt.
Twee kale wintertakken! Laat ons lachen!
Twee naakte leugens arm in arm de waarheid?
Het naakte Niet gered tot een geloof?

Silentio! Hij speelt, de barrevoeter,
De bedelaar, de bard, de luizenbroeder:
Twee dode houten die hij flitsend kruist;
Het kruis het wordt een eeuwige beweging
De duif in de laurierboom zwijgt betoverd;
De mus verslikt zich in een scherf geluid.
Het rotsblok ook begint verrukt te wenen:
Hij die de stroom belet bezield te stromen,
Slikt tranen weg achter zijn stenen masker;
Doofste onder de doven, hij verstaat.
De waarheid hoort hij, in een helder Hooglied,
De waarheid hoort hij is een groot geloof.

En op de barre rotsgrond staat Franciscus,
Het muizenhoofd gebogen over stokjes,
Het spitse oor gericht naar de muziekjes,
Die stijgen uit de afgrond van het hout;
Hij rilt niet op de top van zijn vervoering.
De zephir sloeg een mantel rond zijn schaamte,
– Want hij is naakt, naakt als de waarheid zelve –
Rond zijn verkleurde tepels, witte rozen,
Rond het gewei der beide schouderbladen,
Rond stengelbleke armen, bleke benen:
Uitlopers aan een ingeteerd karkas.

En nu: muziek! Om de muziek te smoren!
Kerkorgels, koren. Méér kerkorgels, koren.
De marmren grafzerk van een basiliek.
Lach dan pagliaccio voor ’t betaald publiek.

 
Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)

 

De Vlaamse schrijver, dichter, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen werd geboren in Brussel, op 12 mei 1872. Zie ook alle tags voor August Vermeylen op dit blog.

De Zucht naar Onwetendheid

III
Wij wilden weten! – het geheim der dingen
in ’t net der cijfers en der wetten dwingen,
en ’t kernewezen vatten, – als een God!

De laatste Goden sleurden we uit de luchten,
– en spuwden naar hun raadsel onzen spot,
omdat we lang vóór hunne grootheid duchtten.

Wij wilden doden in den dood dier Goôn
het bang Oneindige dat wij ontvloôn…
Maar achter alles, achter ’t ijl gewemel

van ons gebaren, in der hersens scheem,
en door de ruimte van dien lêgen hemel,
bleef schriklijk leven ’t eeuwig Oer-Probleem.

 

IV
‘De Mens alleen is God. – O Adam, kantel
die outers om, en scheur u enen mantel
in ’t purperkleed van dien verwurgden God!

Beklim zijn troon, en ruk van zijne slapen
de kroon af, – nu, ge, trots het hoog verbod,
wat schrale en wrange kennis kondet rapen!’

Hij heeft nu kroon en troon en mantel. Maar
dien koningssleep, belachlijk lang en zwaar,
tracht hij met moede schouders voort te sjouwen.

De nare duisternis rond zijnen troon
wordt nog verdiept door ’t laaien der flambouwen,
en op zijn voorhoofd bloedt de Doornenkroon.

 
August Vermeylen (12 mei 1872 – 10 januari 1945)
Borstbeeld in Sint-Pieters-Woluwe

 

De Russische dichter Andrej Andreyevich Voznesensky werd geboren in Moskou op 12 mei 1933. Zie ook alle tags voor Andrej Voznesensky op dit blog.

Hunting A Hare (Fragment)
to Yuri Kazakov

Then, suddenly, it got up,
Stood upright: suddenly,
Over the forest, over the dark river,
The air was shivered
By a human cry,

Pure, ultrasonic, wild
Like the cry of a child.
I knew that hares moan, but not like this:
This was the note of life, the wail
Of a woman in travail,

The cry of leafless copses
And bushes hitherto dumb,
The unearthly cry of a life
Which death was about to succumb,

Nature is all wonder, all silence:
Forest and lake and field and hill
Are permitted to listen and feel,
But denied utterance.

Alpha and Omega, the first and the last
Word of Life as it ebbs away fast,
As, escaping the snare, it flies
Up to the skies.

For a second only, but while
It lasted we were turned to stone
Like actors in a movie-still.

The boot of the running cab-driver hung in mid-air,
And four black pellets halted, it seemed,
Just short of their target:
Above the horizontal muscles,
The blood-clotted fur of the neck,
A face flashed out.

With slanting eyes set wide apart, a face
As in frescoes of Dionysus,
Staring at us in astonishment and anger,
It hovered there, made one with its cry,
Suspended in space,
The contorted transfigured face
Of an angel or a singer.

Like a long-legged archangel a golden mist
Swam through the forest.
“Shit!” spat the cabdriver, “The little faking freak!”
A tear rolled down on the boy’s cheek.

Late at night we returned,
The wind scouring our faces: they burned
Like traffic lights as, without remark,
We hurtled through the dark.

 
Andrej Voznesensky (12 mei 1933 – 1 juni 2010)
Hier met Ronald Reagan (links)

 

De Zwitserse dichteres Sabine Imhof werd geboren in Brig in 1976. Zie ook alle tags voor Sabine Imhof op dit blog.

straße ohne namen

der kleine lebte für das geräusch
abfahrender züge
im tunnel eines frisch gewaschenen
lieblingspullovers
hielt er sich beweise an die wange
trug fahrpläne vor sich her
von der verbotenen tür bis zu den stimmen
der gezählten erbsen
mutter pflückt sie aus dem grünen schoß
und für jeden erträumten fehlgriff
schob man die haut unter die fingernägel
seltsames kind, und ließ es
an den wänden tanzen, nachts.

 
Sabine Imhof (Brig, 12 mei 1976)  

 

De Engelse schilder en dichter Dante Gabriel Rossetti werd op 12 mei 1828 inLonden geboren. Zie ook alle tags voor Dante Gabriel Rossetti op dit blog.

Autumn Song

Know’st thou not at the fall of the leaf
How the heart feels a languid grief
Laid on it for a covering,
And how sleep seems a goodly thing
In Autumn at the fall of the leaf?

And how the swift beat of the brain
Falters because it is in vain,
In Autumn at the fall of the leaf
Knowest thou not? and how the chief
Of joys seems—not to suffer pain?

Know’st thou not at the fall of the leaf
How the soul feels like a dried sheaf
Bound up at length for harvesting,
And how death seems a comely thing
In Autumn at the fall of the leaf?

 

Aspecta Medusa (for a Drawing)

Andromeda, by Perseus sav’d and wed,
Hanker’d each day to see the Gorgon’s head:
Till o’er a fount he held it, bade her lean,
And mirror’d in the wave was safely seen
That death she liv’d by.

                               Let not thine eyes know
Any forbidden thing itself, although
It once should save as well as kill: but be
Its shadow upon life enough for thee.

 
Dante Gabriel Rossetti (12 mei 1828 – 9 april 1882)
Aspecta Medusa door Dante Gabriel Rossetti, 1867

 

De Nederlandse schrijver Nicolaas Anslijn werd op 12 mei 1777 geboren in Leiden. Zie ook alle tags voor Nicolaas Anslijn op dit blog.

Uit: De brave Hendrik

“Des avonds zit Hendrik met zijne broertjes en met zijn zusje bij zijne ouders. De vader vertelt hun dan veel goeds, en leert hun, hoe zij handelen moeten om brave menschen te worden.
De kinderen zitten dan met open mond te luisteren, want zij willen gaarne braaf worden.
De vader spreekt dan dikwijls van God. Hij zegt zijnen kinderen, hoe goed God is, en hoe veel wij Hem te danken hebben.
Eer Hendrik naar bed gaat, dankt hij altijd God voor zijne goedheid, en bidt, dat Hij hem ook des nachts wil bewaren.
Somtijds zingt de vader met zijne kinderen een avondlied. Dan denken zij allen aan God, en verheugen zich, omdat Hij zoo goed is.
O! zingend aan God te denken, maakt ons regt verheugd.

Avond-lied

De dag verdwijnt,
De nacht verschijnt,
‘k Zie ’t uur van rust genaken.
Ik leg mij neer:
Wil, Hemelheer!
Mij in deez’ nacht bewaken.

Laat na deez’ nacht,
Met nieuwe kracht,
Mij vrolijk weer ontwaken.
‘k Vertrouw mijn lot
Aan U, o God!
Die alles wel zal maken.”

 
Nicolaas Anslijn (12 mei 1777 — 18 september 1838)
Nicolaas Anslijnstraat, Amsterdam

 

De Duitse schrijfster Eva Demski werd geboren op 12 mei 1944 in Regensburg. Zie ook alle tags voor Eva Demski op dit blog.

Uit: Gartengeschichten

“Nicht einmal die Trauer über alles Verlorene konnte ihr Erstaunen über das, was in jedem Frühjahr aus unscheinbaren Samenkörnchen wurde, mindern. Sie hatte sich in ihrem letzten Winter schon Jiffy-Pots und vielversprechende Tütchen für den März zurechtgelegt.
Der Garten meiner Eltern war ein Sechzigerjahregarten auf zwei Ebenen, mit Pool in der oberen, am Haus. Das Grundstück war, als sie es kauften, eine bezaubernde Wildnis aus Flieder- und Brombeerbüschen, alten Obstbäumen und jeder Menge Kanadischer Goldruten gewesen, der Lieblingsplatz aller Kinder der Umgebung. Die haßten jetzt meine Eltern, die Käufer.
Reihenweise verschwanden damals die Kinderwildnisse – Brachen, Trümmergrundstücke, anarchische Traum- und Sündenorte, wunderbares, erwachsenenfreies Land, wo man rauchen und sich in der Liebe versuchen konnte. Die Erwachsenen holten es sich zurück und machten Besitz daraus. Ich fühlte mit den Vertriebenen, denn mir war es wenige Jahre zuvor genauso gegangen. Auf meinem Kinderkontinent am Frankfurter Alleenring wurden die Erweiterungsbauten des Hessischen Rundfunks errichtet. Kurz danach war ich dann erwachsen. So ging es den erbitterten Kindern aus unserer neuen Nachbarschaft auch, und später kamen sie zu uns zum Schwimmen.
Während der obere Teil des Gartens nach und nach völlig in elterliche Gewalt – gelegentlich auch in ihre widerstreitende Macht – geriet, hielt sich im unteren Teil immer ein wenig von der vergangenen glücklichen Wildnis. Die alten Obstbäume hatten alle stehenbleiben dürfen und standen auch noch, als die drei Trauerweiden, auf die mein Vater beim Einzug bestanden hatte, ihr ungestümes Gastspiel längst hatten beenden müssen. Der Wunsch, im Wasser badende Weidenzweige betrachten zu können, war mit drei derart besitzergreifenden Monstern im Garten offenbar zu teuer bezahlt.
Weiden gehören an Bäche und Tannen in den Wald, wer es anders haben will, wird das bereuen. In kurzer Zeit hatten die Trauerweiden vom oberen Gartenteil Besitz ergriffen, unter ihnen war Wüste, neben ihnen kein Leben, und so wurden sie abgeholzt. Ein breiter Baumstumpf blieb übrig.
Meine Mutter stellte einen Korb Geranien drauf. Manchmal streckte der Stumpf ein paar Zweige aus, nur mal so, um zu probieren, ob man es vielleicht wieder mit dem Wachsen wagen könnte? Aber die Gartenbesitzer waren gewarnt und paßten auf.”

 
Eva Demski (Regensburg, 12 mei 1944)

 

De Canadese schrijver Farley Mowat werd geboren in Belleville, Ontario, op 12 mei 1921. Zie ook alle tags voor Farley Mowat op dit blog.

Uit: Lost in the Barrens

“Jamie was nine when his parents died, and Angus Macnair had become his guardian, for he was the boy’s only close relative. It was Angus who had picked the boarding school in Toronto, and it was a good one too, for Angus wanted only the best for his nephew. For seven years Angus had run his trap line with furious energy in order to meet the cost of the school. But in the past two years the fur market had dropped almost out of sight, and the money was nearly at an end.
Angus had explained it in his letter.
“And so you see, Jamie,” he wrote. “I can no longer keep you at the school. You could maybe stay on in Toronto and get a job, but you’re too young for that, and anyhow I hoped you’d rather come with me. It’s long past time we got to know each other. So I took the chance you’d want it this way. Your ticket is in the envelope along with enough money for the trip. And I’ll be waiting, lad, and hoping that you’ll come.”
Angus need have had no doubts. For years past Jamie had loved to read about the north and for years Angus Macnair had been his idol.
In the last week of June, Jamie found himself bundled aboard the Trans-Canada train with the farewells of his school friends still ringing in his ears. For two days the train rolled westward, then it turned abruptly north through the province of Manitoba. The dark jack-pine forests began to swallow up the prairie farmlands and the train rolled on, more slowly now, over the rough roadbed leading to the frontier country.
Five hundred miles and two days north from Winnipeg, the train drew up by a rough wooden platform. Jamie climbed uncertainly down to stand staring at the rough shanties and the nearby forests that threatened to sweep in and engulf the little settlement of The Pas.”

 
Farley Mowat (Belleville, 12 mei 1921)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2013 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.