Hans Tentije

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Hij groeide op in Wijk aan Zee en las al vroeg poëzie van Slauerhoff, Achterberg en de Vijftigers. Na zijn opleiding werd hij leraar Nederlands en richtrw zich op een schrijverscarrière. Aanvankelijk leek het erop of Tentije een prozaïst werd: in 1970 publiceerde hij enkele romanfragmenten in De Gids. Yoen de roman voltooid was vond Tentije deze zo experimenteel van karakter dat hij de enige was die hem kon lezen. In 1975 debuteerde Tentije met de poëziebundel “Alles is er en andere gedichten”. De bundel werd zeer goed ontvangen en werd bekroond met zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs.  De tweede bundel van Tentije, “Wat ze zei en andere gedichten” (1978), werd eveneens goed ontvangen in de pers. De volgende bundels echter, waaronder “Nachtwit” (1982) en “Schemeringen (1987) worden een stuk minder goed besproken. De humoristische ondertoon van de vorige bundels maakt plaats voor een meer melancholische inslag. Tentije stelt zich als dichter afstandelijker op: als commentator en beschouwer. In 1990 debuteerde Tentije toch nog als prozaïst met zijn roman “De innerlijke bioscoop. Het boek kreeg enkele positieve besprekingen, maar werd verder weinig opgemerkt. In 1994 verscheen er, buiten de bloemlezing “Drenkplaatsen: gedichten1975-1987”, ook de bundel “Van liefde en sterfte”. In opdracht van het Amsterdams Fonds voor de Kunst ontstond een samenwerking tussen Hans Tentije en kunstenaar Rob Verkerk, hij maakte schilderijen bij de bundel “Hoe het leven geleefd wordt”. Tentije ontving meerdere prijzen voor zijn dichtbundels, zo won hij in 1979 zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs voor “Wat ze zei en andere gedichten”. Ook zijn bundel “Deze oogopslag” werd in 2005 bekroond met de Guido Gezelleprijs van de stad Brugge.

Hieromtrent

Langgerekte schaduwen en de mensenschuwe
straat verdwijnt voorbij de duinenrij, het naaldbos ginds
maar keert via slinkse omwegen
toch weer midden tussen de huizen terug

in een verzonnen of net even te hardop gedroomde
werkelijkheid valt een wonderlijke gloed over alles, de tijd moet
de tegengestelde richting zijn ingeslagen
om op deze vroegere ochtend verzeild te raken
waardoor dadelijk het vermoeden rijst
dat het verleden onveranderlijk synchroon met ons loopt –

wind trekt golven door de dennen en ondergronds
heeft de zee schelpenbanken, helse
brekers en muien afgetekend misschien

ook hier is geen plaats genoeg om het vele te bewaren en zoekt
stuifzand vergeefs achter de stoepranden
beschutting, terwijl rook van loof dat verstookt wordt
komt overgewaaid van de landjes
en er rond een lantaarnpaal heelhuids
een sleetse fietsband ligt –

hoeveel moeite getroosten de dingen zich niet

 

Insula dei

In gestichtskleren hebben ze hun armen voorwaarts gestrekt
brengen ze hun vingertoppen boven hun hoofd bij elkaar
zoals ze geleerd is: rij om rij

de zuster bij ’t wandrek heeft iets in haar blik van geknoei
met zeepsop of breinaalden, maar dan van jaren later
ordeoefeningen van de Kleine Weesjes

of neem de meisjes van de afdeling Burger Naaischool
zoveel zijn ’t er dat de meesten zelfs op de foto
nog niet tot hun recht komen

bloesjes en jurken trots uitgestald voor zich op de bank
ieder een klosje heel wit garen, een centimeter
haast symbolies om de hals

terwijl er daarbinnen met gloed verteld wordt van de hel
betekent straf eenzame opsluiting bij de briketten
in ’t kolenhok

gezichten van die nonnen, hun advertenties in De Volkskrant
straks; stel je voor dat de klok eens echt was
blijven stilstaan op bijna half vier

 
Hans Tentije (Beverwijk, 23 december 1944)