Robert Bly, Hans Tentije

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

For the Old Gnostics

The Fathers put their trust in the end of the world
And they were wrong. The Gnostics were right and not
Right. Dragons copulate with their knobby tails.
Some somnolent wealth rises unconcerned,
Over there! In the world! Ponderous stubborn
Sorrow weighs down the flying Gospels.
Some enormous obstacle blocks our way.
The untempered soul grumbles in empty light.

 

THE CONFUSION OF AMERICA

I
The lace that lay around the bones of Danish kings
Rises at dawn in the grass of North Dakota;
The torture rack is the steering wheel of a Dodge,
And the Assyrian lions blaze above the soybean fields;
The last haven of Jehovah, down from the old heavens,
Hugs a sooty corner of the murdered pine;
Phoenician priests carrying Arabic numerals
Walk the earth dressed as bankers and hunters of bear,
And at night our sleep is invaded by stealthy diamonds.

II
The old jewels of Charlemagne fall in the flakes of snow
And lie drifted in the door of a pig-house,
Left abandoned all winter in a barnyard in Montana;
Our bodies are mingled among bills and relics
Like Bibles and carbines in the Sears Roebuck catalog;
Saxophones and gears fly together in the nightmares
Rising, like feathers, from the grave of Hannibal,
And tiny beetles, bright as Cadillac, toil down
The long dusty roads into the mountains of South Dakota.

III
We meet men who travelled in Canada for Astor,
And also strange animals, men with wings of fur,
Cars that fly through the air with the faces of women,
Sheep come in hotels wearing crow feathers painted red,
Rocks climb up stairs balancing on the feet of birds,
Glasses of water swallow tiny cities with gypsy fairs,
Poor accountants awake one day with the paws of bears;
High in the beanplant that has grown from Carnegie’s dime,
Tiny loaves of bread with ears lie on the President’s table.

 

Johnsons kabinet door mieren gadegeslagen

I
Een open plek diep in een bos: overhangende takken
Vormen een hut. Hier verschijnen de burgers van overdag,
De ministers, de departementshoofden,
Veranderd: de aandeelhouders van grote staalconcerns
Op klompjes; hier gaan de generaals gekleed als dartelende lammeren.

II
Vanavond verbranden zij de rijstvoorraden; morgen
Spreken zij over Thoreau; vanavond sluipen zij rond de bomen;
Morgen plukken zij de twijgjes van hun kleren;
Vanavond gooien zij brandbommen; morgen
Lezen zij de Onafhankelijkheidsverklaring voor; morgen zitten zij in de kerk.

III
Mieren hebben zich rond een oude boom verzameld.
Zij zingen in koor, met ruwe schurende stemmen,
Oude Etruskisische liederen over tirannie!
Dichtbij gezeten padden klappen in hun handjes en
Zingen de vurige liederen mee, hun vijf lange tenen trillend
in de doorweekte aarde.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Robert Bly (23 december 1926 – 21 november 2021)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Nog eenmaal

En met de honden ver vooruit ten slotte
toch een plek te vinden, plaats misschien van bestemming

aan de rand ervan de takken uit elkaar te buigen

het uitzicht dat zichzelf schildert
als iets wat niet, nee, nergens over gaat
te beschrijven als niet net tussen vloeiblad
en papier een vlieg was geplet

dichtgesneeuwd beeld later, voorstelling
vastgepind aan waaiende struiken

hoe bijvoorbeeld blauwe regen klimt langs de vorst van het huis
en pluizen die ik wegblaas omlaagzweven
naar de aanlegsteiger beneden

ontsnapt me niet nu, maar voor altijd hierna

terwijl asbest krimpt en scheurt
boven op de daken, groeien vlieren uit de laadruimten
van achtergelaten wagons, zet ijzel zich af
als glazuur op het steenslag, wuivend
gras tegen dat het avond wordt

alles nog eenmaal in lichterlaaie

blad papier dat binnen zijn dubbele begrenzing
de neerslag hiervan bewaart –

dat te beschrijven

 

Het onvoorstelbare

Je het onvoorstelbare proberen voor te stellen, het ogenblik
waarop het plots tot je doordringt
dat het over en uit is en je bevoorrecht bent
nog even te mogen kijken

achter hoge ramen de als door een Hollandse meester
geschilderde
bleekveldwitte stapelwolken boven een weiland
in de buurt van Haarlem, die hun schaduwen voortstuwen
naar en over de omlijsting, de tocht
bij kozijnen en sponningen

slecht toegerust zie je, vertwijfeld, hoe het werkelijke
en het ingebeelde hechter en hechter
met elkaar vervlochten zijn geraakt en met het soms
zo schrijnend luisterrijke –

de gelukkig stemmende, licht droefgeestige, al herfstige
nazomerse dagen, de zandbanken en tijd overspoelende
onstuimige
brandingen, oude vriendschappen, flarden
door je hoofd spelende muziek, de aanstekelijke
lach van je geliefde

maar wat moeten je kamers en hun voorwerpen straks
als je ze eenmaal de rug toekeert en je woorden, herinneringen
in je bloedsomloop, je hersenweefsel
zullen stollen, om overgeleverd te worden

aan water, lucht, aarde, vuur

 

Hans Tentije (23 december 1944 – 26 oktober 2023)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e december ook mijn blog van 23 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

In memoriam Hans Tentije

In memoriam Hans Tentije

Gisteravond werd bekend dat de Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije afgelopen donderdag, 26 oktober, op 78-jarige leeftijd is overleden. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Hoe ’t is

Wind, steek mosgrijs over ons op, kom
over wat al is aangericht en in ’t uitgelopen wit
hier van ’t ogenblik aan verte tenietgaat
dit uitzicht van steeds snijdender lijnen

niet door vlakbijstaan bewasemd
maar langzaamaan uit ’t denken weggewist
ligt daar beneden wat ’t kijken nogmaals oproept
een huivering onder ’t klamme peau de suède
ontvouwt zich, opties als ’t bedrog
de leegte

mosgrijs: tijd als rijp
op alle takken, bevroren bluswater
dat zich stort over de balkons

pas gemaaid ’t gras en de klaver
langs de weg naar omlaag; afdalen naar
de tuin waarin ’t tafelkleed met klemmen is vastgezet
en ’t ijs smelt binnen de kringen van de glazen
de hond, bijna blind, aan onze voeten

wat achterblijft blijft als mot op de prei
tot er niets meer van over is – en alles wordt

zoals ’t altijd was

 

Thaulows dood

Walm van hulpstoomvermogen, grijs zeildoek
dat neerhing in de ochtendnevel boven de Zuiderzee –
de dagboot naar Amsterdam

onder zeil ook z’n kist, hoog op ’t achterdek
geplaatst en nog net te ontwaren: ’t nakijken had ik
te laat als ik was, even na vijven aan de haven
of ik daarvoor de hondewagen over de dijk
had gejaagd, om dat nog te zien

ik spande uit bij Spaander, gaf de honden wat water
dronk lusteloos m’n koffie-verkeerd en kreeg de verhalen
maar luisterde niet, hoorde enkel de meeuwen

en de pen weer gaan over ’t papier, ’t voorlezen
van de akte: ‘Heden den zesden November negentienhonderd
zes, verschenen voor ons, Ambtenaar van den burgerlijken
stand der gemeente Edam…’, zette m’n handtekening
op de aangewezen plaats, linksonder, alsof

hij iemand was die ik gekend had en geen vreemde
die ik voor ’t eerst zag toen hij inmiddels dood was
hierboven, in een opgeschud hotelbed

een nieuwe werkdag begon, tenminste
de gelagkamer raakte al aardig vol; men rookte en
praatte, vertelde dat hij de laatste tijd tot aan ’t vallen
van de avond had zitten schilderen aan de waterkant
te zwak om zelfde verf uit z’n tubes te knijpen –

aanlandige wind en tussen vloeibladen bewaard
waren z’n schetsen verdwenen, landschappen als opgerolde
stukken linnen over een schoongeveegde zee

ik zette m’n kraag op en vertrok

 

Hans Tentije (23 december 1944 – 26 oktober 2023)

Robert Bly, Hans Tentije, Hans Kloos, Carol Ann Duffy, Volker Jehle, Tim Fountain, Donna Tartt

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

A Month Of Happiness

A blind horse stands among cherry trees.
And bones shine from cool earth.
The heart leaps
Almost up to the sky! But laments
And filaments pull us back into the dark.
Night takes us. But
A paw
Comes out of the dark
To light the road. I’ll be all right.
I follow my own fiery traces through the night.

 

Living at the End of Time

There is so much sweetness in children’s voices,
And so much discontent at the end of day,
And so much satisfaction when a train goes by.

I don’t know why the rooster keeps crying,
Nor why elephants keep raising their trunks,
Nor why Hawthorne kept hearing trains at night.

A handsome child is a gift from God,
And a friend is a vein in the back of the hand,
And a wound is an inheritance from the wind.

Some say we are living at the end of time,
But I believe a thousand pagan ministers
Will arrive tomorrow to baptize the wind.

There’s nothing we need to do about John. The Baptist
Has been laying his hands on earth for so long
That the well water is sweet for a hundred miles.

It’s all right if we don’t know what the rooster
Is saying in the middle of the night, nor why we feel
So much satisfaction when a train goes by.

 

Awakening

We are approaching sleep: the chestnut blossoms in the mind
Mingle with thoughts of pain
And the long roots of barley, bitterness
As of the oak roots staining the waters dark
In Louisiana, the wet streets soaked with rain
And sodden blossoms; out of this
We have come, a tunnel softly hurtling into darkness.

The storm is coming. The small farmhouse in Minnesota
Is hardly strong enough for the wind.
Darkness, darkness in grass, darkness in trees.
Even the water in wells trembles.
Bodies give off darkness, and chrysanthemums
Are dark, and horses, who are bearing great loads of hay
To the deep barns where the dark air is moving from corners.

Lincoln’s statue, and the traffic.
From the long past Into the long present
A bird, forgotten in these troubles, warbling,
As the great wheel turns around, grinding
The living in water.
Washing, continual washing, in water now stained
With blossoms and rotting logs,
Cries, half-muffled, from beneath the earth, the living awakened
at last like the dead.

 

 
Robert Bly (Madison, 23 december 1926)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Orvieto

Een slingerende weg en haarspeldscherpe
lussen tillen langs brokkelige, overgroeide weringen
het tufstenen plateau hoger en hoger, tot voor de poorten
van een later in de middag weer ontwaakte stad

voor de kathedraal sluit je vol ongeloof
je ogen even en over je oogleden strijkt zijn schittering
het goud van een heel verleden uit

getemperd, wijngeel licht valt
door wat marmeren triten lijken, met een nervatuur
van verkoolde bliksemschichten, van eeuwen terug geronnen
levenslopen, van vloedlijnen, opgestuwd
en onderaards nagolvend bloed dat in gebergten
strandde, zich daar begroef –

iemand brengt een grafstuk, vol overdadig
groen en aronskelken, naar de zijkapel, waar hardop, iets
te loslippig bidden zelfs verboden is

een lijkwagen draait met hangende vaantjes
het domplein op, verspilt zijn enorme motorvermogen
aan het vervoer van een simpele kist, het requiem
zal dadelijk worden opgedragen

vier pilasters laten, door druivenranken
en acanthusblad omlijst, een reeks uitgehouwen
bijbelse taferelen zien – bij de jongste dag zoek je je gezicht
tussen dat van de vele, vele verdoemden –
je vindt het niet, vooralsnog

 

Semana tragica

Onderkruipers van de staking bemanden de trams
de trams van Barcelona, die later op de dag massaal
gekanteld zouden worden, meestal ver van de smorgens vroeg
nog uitgeschrobde remises vandaan

looiers en wevers, dokwerkers en werklozen stalen ’t brood
terug uit de ovens, geweren van de handelaars
en vrouwen die niks hadden als armoe, als schimmen van
kinderen, ze veegden hun angst af aan hun schort
wat overbleef waren afbrokkelende barrikaden

kerken en kloosters in brand gestoken
o, zoveel warmer dan al die geile kaarsen daar
druipend voor een madonna-beeld, een schitterend
gezicht vanaf Montjuich

lijken werden opgegraven, alsof er in de straten
niet genoeg van waren; verkleed in geplunderde priestergewaden
renden er mensen door een uitgestorven stad
toen kwamen de troepen want macht eist altijd bloed
tragiese eeuw waarin revoluties zo verlopen

fluweel van woorden over alles, steeds dunner mettertijd

 


Hans Tentije (Beverwijk, 23 december 1944)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Hans Kloos werd geboren in Baarn op 23 december 1960. Zie ook alle tags voor Hans Kloos op dit blog.

 

Een psalm

Er is me veel
over je verteld.
Dat deden ze goed.
Er is me vaak
verteld dat jij dat ook was,
goed. Er is me veel
bijgebleven; van soep en kwartels,
lemen voeten en een kraaiende haan,
van het licht dat er was
toen jij zei dat het er moest zijn.
Er is me veel verteld.

En zo ben ik
in je gaan geloven.
Dat deed ik goed.
En zo ging ik
je zien, dat je god was,
goed. En zo zag ik
je in nachten van het bange kind,
lichtend water en een boerend hert,
in het licht dat er was
toen ik keek naar mensen bij een bushalte.
Zo ben ik gaan geloven.

En zo ben jij
een leven gaan leiden
in mij. Dat ging goed.
En zo ben jij
groot geworden, groter dan ik,
God. En zo werd je
almachtig, de vader van het bange kind,
levend water en een kraaiende haan
en het licht dat er was
toen ik vroeg of jij met me zou zijn.
Zo ben jij een leven gaan leiden.

En zo ben ik
in jou klein geworden.
Dat ging niet goed.
En ik werd zo
weinig dat jij vlees werd,
woord. En zo ben ik
opgegaan in het zwijgen van het bange kind,
stenen tafelen en het kraaien van een haan,
in het licht dat er was
toen jij zei dat ik stil moest zijn.
Zo ben ik klein geworden.

En toen ben ik
uit je opgestaan.
Dat deed pijn.
En toen ging ik
me zien, dat ik alleen was,
vlees. En zo zag ik
me in hoofd, schouders, knie en teen,
volle handen en een kraaiend kruis,
in het licht dat er was
toen ik keek naar de zon op mijn voeten.
Zo ben ik opgestaan.

En ik heb veel
over je verteld.
Dat doe ik goed.
En ik heb vaak
verteld dat jij er niet was,
alleen. En ik heb veel
overgehouden; soep en kwartels,
hemelvoeten en een kraaiende haan
en het licht dat er is
als ik vertel van mensen bij een bushalte.
Zo ben jij mijn verhaal geworden.

 


Hans Kloos (Baarn, 23 december 1960)

 

De Britse dichteres en toneelschrijfster Carol Ann Duffy werd geboren in een rooms-katholiek gezin in de Gorbals, een arm deel van Glasgow, op 23 december 1955. Zie ook alle tags voor Carol Ann Duffy op dit blog.

 

Words, Wide Night

Somewhere on the other side of this wide night
and the distance between us, I am thinking of you.
The room is turning slowly away from the moon.

This is pleasurable. Or shall I cross that out and say
it is sad? In one of the tenses I singing
an impossible song of desire that you cannot hear.

La lala la. See? I close my eyes and imagine the dark hills I would have to cross
to reach you. For I am in love with you

and this is what it is like or what it is like in words.

 

Prayer

Some days, although we cannot pray, a prayer
utters itself. So, a woman will lift
her head from the sieve of her hands and stare
at the minims sung by a tree, a sudden gift.

Some nights, although we are faithless, the truth
enters our hearts, that small familiar pain;
then a man will stand stock-still, hearing his youth
in the distant Latin chanting of a train.

Pray for us now. Grade 1 piano scales
console the lodger looking out across
a Midlands town. Then dusk, and someone calls
a child’s name as though they named their loss.

Darkness outside. Inside, the radio’s prayer –
Rockall. Malin. Dogger. Finisterre.

 

 
Carol Ann Duffy (Glasgow, 23 december 1955)

 

De Duitse schrijver, literatuurcriticus en redacteur Volker Jehle werd geboren op 23 december 1954 in Balingen. Zie ook alle tags voor Volker Jehle op dit blog.

Uit: Hildersheimers als Trauzeugen

“Am 9. März, kurz vor 15 Uhr, betraten wir das Tübinger Hotel Krone. Hildesheimers waren noch nicht da. Während wir in der Rezeption warteten, malten wir uns aus, was wir tun sollten, falls sie nicht rechtzeitig kämen – die Hochzeit war auf 15.30 Uhr festgesetzt.
Ein Desaster wäre durchaus möglich gewesen, schließlich waren die beiden nur deshalb in Tübingen, weil Walter Jens sechzigsten Geburtstag hatte, den er aber zweimal feiern mußte, eine Feier, an der Hans Mayer teilnahm, die andere, an der Marcel Reich-Ranicki teilnahm. Nur Hildesheimer nahm an beiden teil, weil er, wie er gesagt hatte, mit beiden konnte, mit Mayer und Reich-Ranicki. Darin lag die Gefahr des Desasters aber gar nicht, sondern darin, daß Hildesheimers zwischen den beiden Feiern für uns Zeit reserviert hatten; wir hatten unsere Hochzeit extra so gelegt.
Doch kurz nach 15 Uhr kamen sie. Silvia Hildesheimer meinte, wir seien ja über­pünktlich, Wolfgang Hildesheimer fragte: „Wird schon geheiratet?“
Sie trugen den Ordner mit Reproduktionen seiner Bilder, den ich aus meinem Hildes­heimer-Archiv mitgebracht hatte, ins Zimmer hinauf. Er kam als erster wieder herunter und brachte ein flaches Päckchen mit, in rosa Seidenpapier eingeschlagen, nicht ganz quadratisch.
„Das ist mein Hochzeitsgeschenk. Wie finden Sie es?“
Er hielt es hoch, als Querformat.
„Also ich würde sagen, so hat es die beste Wirkung. Finden Sie nicht? Obwohl, Sie, als moderne Menschen, würden es eher so herum hängen.“
Er hielt es als Hochformat und fragte Silvia, die gerade gekommen war: „Was findest du? Sie würden es als moderne Menschen tatsächlich so herum bevorzugen.“
„Du hast recht, es hat so eine ganz eigene Wirkung.“
Ich nahm es und drehte es so um, daß der Tesafilm vorn war: „Wie wäre es so herum?“
Er besah sich‘s aufmerksam. „Tatsächlich – das wäre eine ausgefallene Lösung!“
Wir öffneten das Päckchen, die Zeichnung Beschwörung kam zum Vorschein. Zuerst, be­merkte er, hätte er sich für Unhaltbarer Zustand entschieden gehabt, aber das sei eben doch etwas gewagt, vor allem überm Ehebett, und daß es dorthin gehängt werde, sei selbst­verständlich. Dann füllte er den Trauzeugenzettel aus, schrieb bei sich „Schriftsteller“ und bei Silvia „Malerin“.
Zu ihr: „Das gibt dir Auftrieb.“ Zu uns: „Sie hat nämlich ein Bild begonnen, das dieses Jahr noch fertig werden könnte.“ Ohne Pause: „Haben Sie eigentlich schon Namen für das Kind ausgewählt?“
Wir zögerten. Die Namen hatten wir noch niemandem gesagt. „Für ein Mädchen Ulrike, für einen Buben Martin.“

 


Volker Jehle (Balingen, 23 december 1954)

 

De Britse schrijver Tim Fountain werd geboren op 23 december 1967 in Dewsbury, West Yorkshire. Zie ook alle tags voor Tim Fountain op dit blog.

Uit: Dandy In The Underworld

“Of all the sexual perversions I find monogamy the most un-natural. In my opinion if you say you are enjoying sex with the same person after a couple of years you’re either a liar or you’re on something. I mean even though the Ivy serves perfect Shepherds pie it doesn’t stop one occasionally craving a visit to the Wolseley does it? Variety is the spice of life after all and love is merely the delusion that one person differs from another. Were Ito remain monogamous I would make one woman happy but all the rest of the women in the world unhappy — what right have I to do that? You see I think sex has absolutely nothing to do with morals, it’s a compulsion, like murder. I’ve no doubt Henrietta will succumb to my charms today after a nice plummy Claret.
He notices a scarf on the floor.
Look, she left her scarf.
He picks it up and places it over the back of his throne.
I’ll just place it there and then after lunch she can come and collect it.
He goes to the windows and throws back the shutters, light floods in to reveal his full studio in all its glory. There is a desk and chair downstage right. On a wall is a gun mounted on velvet in a picture frame. Downstage left there is his throne. There is a painting upstage centre on an easel and covered in a sheet. Behind it on the back wall is a kind of shrine to St Sebastian. There are hundreds of photographs and pieces of publicity material dedicated to him. Welcome to the strong sad kingdom of self. (He laughs at himself) I subscribe to the Quentin Crisp school of home decoration: You must have nothing around you that does not express the kind of person you have decided to become. I’m aiming to be a self-absorbed twat — after all it takes so much finesse to fall in love with yourself. But actually I have to be surrounded by my press cuttings if I am to discover who I truly am. I’m a controversial figure. People either dislike me or hate me. This was The News of the Worldwhen I crucified myself in the Phillipines. Pointing to a front page of the News of the World pinned on the wall. It reads. ‘Art freak crucifies himself. Jesus died to save humanity. I did it to save my career. In my opinion neither of us had much success.”

 


Tim Fountain (Dewsbury, 23 december 1967)

 

De Amerikaans schrijfster Donna Tartt werd geboren in Greenwood, Mississippi, op 23 december 1963. Zie ook alle tags voor Donna Tart op dit blog.

Uit: The Secret History

“Does such a thing as “the fatal flaw,” that showy dark crack running down the middle of a life, exist outside literature? I used to think it didn’t. Now I think it does. And I think that mine is this: a morbid longing for the picturesque at all costs.
 A moi. L’histoire d’une de mes folies.
My name is Richard Papen. I am twenty-eight years old and I had never seen New England or Hampden College until I was nineteen. I am a Californian by birth and also, I have recently discovered, by nature. The last is something I admit only now, after the fact. Not that it matters.
I grew up in Plano, a small silicon village in the north. No sisters, no brothers. My father ran a gas station and my mother stayed at home until I got older and times got tighter and she went to work, answering phones in the office of one of the big chip factories outside San Jose.
Plano. The word conjures up drive-ins, tract homes, waves of heat rising from the blacktop. My years there created for me an expendable past, disposable as a plastic cup. Which I suppose was a very great gift, in a way. On leaving home I was able to fabricate a new and far more satisfying history, full of striking, simplistic environmental influences; a colorful past, easily accessible to strangers.
The dazzle of this fictive childhood—full of swimming pools and orange groves and dissolute, charming show-biz parents—has all but eclipsed the drab original. In fact, when I think about my real childhood I am unable to recall much about it at all except a sad jumble of objects: the sneakers I wore year-round; coloring books and comics from the supermarket; little of interest, less of beauty. I was quiet, tall for my age, prone to freckles. I didn’t have many friends but whether this was due to choice or circumstance I do not now know. I did well in school, it seems, but not exceptionally well; I liked to read—Tom Swift, the Tolkien books—but also to watch television, which I did plenty of, lying on the carpet of our empty living room in the long dull afternoons after school.
I honestly can’t remember much else about those years except a certain mood that permeated most of them, a melancholy feeling that I associate with watching “The Wonderful World of Disney” on Sunday nights. Sunday was a sad day—early to bed, school the next morning, I was constantly worried my homework was wrong—but as I watched the fireworks go off in the night sky, over the floodlit castles of Disneyland, I was consumed by a more general sense of dread, of imprisonment within the dreary round of school and home: circumstances which, to me at least, presented sound empirical argument for gloom. My father was mean, and our house ugly, and my mother didn’t pay much attention to me; my clothes were cheap and my haircut too short and no one at school seemed to like me that much; and since all this had been true for as long as I could remember, I felt things would doubtless continue in this depressing vein as far as I could foresee. In short: I felt my existence was tainted, in some subtle but essential way.”

 


Donna Tartt (Greenwood, 23 december 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Robert Bly, Hans Tentije, Hans Kloos, Volker Jehle, Tim Fountain, Donna Tartt, Marcelin Pleynet, Norman Maclean, J.J.L. ten Kate

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

Prayer for My Father

Your head is still
restless, rolling
east and west.
That body in you
insisting on living
is the old hawk
for whom the world
darkens.
If I am not
with you when you die,
that is just.

It is all right.
That part of you cleaned
my bones more
than once. But I
will meet you
in the young hawk
whom I see
inside both
you and me; he
will guide
you to the Lord of Night,
who will give you
the tenderness
you wanted here.

 

The Night Abraham Called to the Stars

Do you remember the night Abraham first saw
The stars?
He cried to Saturn: “You are my Lord!”
How happy he was! When he saw the Dawn Star,

He cried, “”You are my Lord!” How destroyed he was
When he watched them set. Friends, he is like us:
We take as our Lord the stars that go down.

We are faithful companions to the unfaithful stars.
We are diggers, like badgers; we love to feel
The dirt flying out from behind our back claws.

And no one can convince us that mud is not
Beautiful. It is our badger soul that thinks so.
We are ready to spend the rest of our life

Walking with muddy shoes in the wet fields.
We resemble exiles in the kingdom of the serpent.
We stand in the onion fields looking up at the night.

My heart is a calm potato by day, and a weeping
Abandoned woman by night. Friend, tell me what to do,
Since I am a man in love with the setting stars.

 

 
Robert Bly (Madison, 23 december 1926)

Lees verder “Robert Bly, Hans Tentije, Hans Kloos, Volker Jehle, Tim Fountain, Donna Tartt, Marcelin Pleynet, Norman Maclean, J.J.L. ten Kate”

Constantijn Huygens-prijs 2017 voor Hans Tentije

 

Constantijn Huygens-prijs 2017 voor Hans Tentije

Gisteravond werd de Constantijn Huygens-prijs toegekend aan dichter en schrijver Hans Tentije. De oeuvreprijs van 12 duizend euro wordt op 21 januari 2018 uitgereikt aan de 72-jarige Tentije voor zijn zestien dichtbundels en roman “De innerlijke bioscoop”. Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Orvieto

Een slingerende weg en haarspeldscherpe
lussen tillen langs brokkelige, overgroeide weringen
het tufstenen plateau hoger en hoger, tot voor de poorten
van een later in de middag weer ontwaakte stad

voor de kathedraal sluit je vol ongeloof
je ogen even en over je oogleden strijkt zijn schittering
het goud van een heel verleden uit

getemperd, wijngeel licht valt
door wat marmeren triten lijken, met een nervatuur
van verkoolde bliksemschichten, van eeuwen terug geronnen
levenslopen, van vloedlijnen, opgestuwd
en onderaards nagolvend bloed dat in gebergten
strandde, zich daar begroef –

iemand brengt een grafstuk, vol overdadig
groen en aronskelken, naar de zijkapel, waar hardop, iets
te loslippig bidden zelfs verboden is

een lijkwagen draait met hangende vaantjes
het domplein op, verspilt zijn enorme motorvermogen
aan het vervoer van een simpele kist, het requiem
zal dadelijk worden opgedragen

vier pilasters laten, door druivenranken
en acanthusblad omlijst, een reeks uitgehouwen
bijbelse taferelen zien – bij de jongste dag zoek je je gezicht
tussen dat van de vele, vele verdoemden –
je vindt het niet, vooralsnog

 

l’Arbre de Jesse
Georges Braque – Kerkraam te Varengeville

Zoals het volmaakte het gebrekkige
nog gebrekkiger, erbarmelijker maakt, zo armzalig
voel je je naast het hoog op het krijt staande
zeekerkje van Varengeville

bijtende westenwinden hebben het klokkentouw gerafeld
en zout zet zich op de naar de afgrond
hellende grafstenen af, gebeier stort zich driest
over golven en rotskust uit en roept onweersluchten
aan en eenzame opvarenden –

gebrandschilderd, versplinterd valt de zon
op de plavuisgrauwe, zerkstenen vloer en stuwt
takken, mossen, bladeren, vogelnesten
naar het punt waar doorschijnende vingertoppen gothisch
bij elkaar komen en het allerbinnenste
zich met het buitenste vervlecht

met maangestalten, de oceaan
in al zijn schakeringen, met inzegeningen
en eerste communies, met het op drift
geraakte en het geborgene, het wisselend getij

een rijsje, uit een afgehouwen tronk
voortgekomen, een boom die, aan zichzelf ontgroeid
uit zijn omlijsting wil breken om het lood
van jaren van zich af te schudden en zijn kruin
tot de hemel te laten reiken –

zou je door dit glas heen ‘s avonds
de lichten van het reuzenrad, de schiettenten, het casino
kunnen zien, het getwinkel, daar, heel
in de verte, in Dieppe?

onbereikbare smalle stroken zand
tussen de golfslag en de steile kliffen, poreus
afbrokkelend krijt waarmee niet te schrijven is, de vloed
die ondermijnt en ontwortelt en tekeergaat
in de brandingsnissen en verstikt soms meehuilt
tijdens de engelenmissen

de zee beneden je, als keek je
door Braques glasscherven voor het eerst
naar zulke breekbare, onbestaanbare
tinten blauw en grijs

het sluike drenkelingenhaar van de wieren
wenkt de schaduwen die vergeefs tegen de dwarsstroom
proberen op te zwemmen, terwijl stenen
vonken in de diepte en een oorverdovend geruis
de schelpen, schelpenbanken spoelt

het kerkhofgrint is onberispelijk aangeharkt –

 

 
Hans Tentije (Beverwijk, 23 december 1944)

Hans Tentije

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Hij groeide op in Wijk aan Zee en las al vroeg poëzie van Slauerhoff, Achterberg en de Vijftigers. Na zijn opleiding werd hij leraar Nederlands en richtrw zich op een schrijverscarrière. Aanvankelijk leek het erop of Tentije een prozaïst werd: in 1970 publiceerde hij enkele romanfragmenten in De Gids. Yoen de roman voltooid was vond Tentije deze zo experimenteel van karakter dat hij de enige was die hem kon lezen. In 1975 debuteerde Tentije met de poëziebundel “Alles is er en andere gedichten”. De bundel werd zeer goed ontvangen en werd bekroond met zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs.  De tweede bundel van Tentije, “Wat ze zei en andere gedichten” (1978), werd eveneens goed ontvangen in de pers. De volgende bundels echter, waaronder “Nachtwit” (1982) en “Schemeringen (1987) worden een stuk minder goed besproken. De humoristische ondertoon van de vorige bundels maakt plaats voor een meer melancholische inslag. Tentije stelt zich als dichter afstandelijker op: als commentator en beschouwer. In 1990 debuteerde Tentije toch nog als prozaïst met zijn roman “De innerlijke bioscoop. Het boek kreeg enkele positieve besprekingen, maar werd verder weinig opgemerkt. In 1994 verscheen er, buiten de bloemlezing “Drenkplaatsen: gedichten1975-1987”, ook de bundel “Van liefde en sterfte”. In opdracht van het Amsterdams Fonds voor de Kunst ontstond een samenwerking tussen Hans Tentije en kunstenaar Rob Verkerk, hij maakte schilderijen bij de bundel “Hoe het leven geleefd wordt”. Tentije ontving meerdere prijzen voor zijn dichtbundels, zo won hij in 1979 zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs voor “Wat ze zei en andere gedichten”. Ook zijn bundel “Deze oogopslag” werd in 2005 bekroond met de Guido Gezelleprijs van de stad Brugge.

Hieromtrent

Langgerekte schaduwen en de mensenschuwe
straat verdwijnt voorbij de duinenrij, het naaldbos ginds
maar keert via slinkse omwegen
toch weer midden tussen de huizen terug

in een verzonnen of net even te hardop gedroomde
werkelijkheid valt een wonderlijke gloed over alles, de tijd moet
de tegengestelde richting zijn ingeslagen
om op deze vroegere ochtend verzeild te raken
waardoor dadelijk het vermoeden rijst
dat het verleden onveranderlijk synchroon met ons loopt –

wind trekt golven door de dennen en ondergronds
heeft de zee schelpenbanken, helse
brekers en muien afgetekend misschien

ook hier is geen plaats genoeg om het vele te bewaren en zoekt
stuifzand vergeefs achter de stoepranden
beschutting, terwijl rook van loof dat verstookt wordt
komt overgewaaid van de landjes
en er rond een lantaarnpaal heelhuids
een sleetse fietsband ligt –

hoeveel moeite getroosten de dingen zich niet

 

Insula dei

In gestichtskleren hebben ze hun armen voorwaarts gestrekt
brengen ze hun vingertoppen boven hun hoofd bij elkaar
zoals ze geleerd is: rij om rij

de zuster bij ’t wandrek heeft iets in haar blik van geknoei
met zeepsop of breinaalden, maar dan van jaren later
ordeoefeningen van de Kleine Weesjes

of neem de meisjes van de afdeling Burger Naaischool
zoveel zijn ’t er dat de meesten zelfs op de foto
nog niet tot hun recht komen

bloesjes en jurken trots uitgestald voor zich op de bank
ieder een klosje heel wit garen, een centimeter
haast symbolies om de hals

terwijl er daarbinnen met gloed verteld wordt van de hel
betekent straf eenzame opsluiting bij de briketten
in ’t kolenhok

gezichten van die nonnen, hun advertenties in De Volkskrant
straks; stel je voor dat de klok eens echt was
blijven stilstaan op bijna half vier

 
Hans Tentije (Beverwijk, 23 december 1944)