De Duitse schrijver Heinrich Mann werd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2008 en ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Die Vollendung des Königs Henri Quatre
„Der König hat gesiegt. Das eine Mal hat er den Feind zurückgeworfen und gedemütigt. Er hat die Übermacht weder vernichtet noch entscheidend aufgehalten. Nach wie vor ist sein Königreich in Lebensgefahr, gehört auch noch gar nicht ihm. Es gehört bis jetzt der «Liga», da die Zuchtlosigkeit der vorhandenen Menschen, ihr Widerstand gegen die Ordnung und Vernunft seit den Jahrzehnten der inneren Kämpfe schon bis zum Wahnsinn gediehen sind. Oder, noch schlimmer als der offene Wahnsinn, die platte Gewöhnung an den vernunft- und zuchtlosen Zustand hat die Menschen ergriffen, die traurige Ergebung in ihre Schande hat sich bei ihnen festgesetzt. Der einmalige Sieg des Königs kann das keineswegs ändern. Ein vereiteltes vereinzeltes Gelingen – wieviel ist daran Zufall und wieviel ist Bestimmung? Es überzeugt noch keine Mehrheit von ihrem Unrecht. Wie denn? Dieser Protestant aus dem Süden wäre kein Räuberhauptmann, er wäre der wahrhaftige König! Was müßten dann alle großen Führer der Liga sein: sie, von denen jeder eine Provinz beherrscht oder einen Gau leitet, und zwar mit wirklicher Gegenwart und voller Gewalt. Der König gebietet beinahe nur dort, wo sein Heer steht. Der König hat für sich den Gedanken des Königreiches: soviel erkennen manche, und nicht ohne Unruhe oder Wehmut. Ein Gedanke ist weniger als die wirkliche Gewalt, und ist auch mehr. Das Königreich, das ist mehr als ein Raum und Gebiet, es ist dasselbe wie die Freiheit und ist eins mit dem Recht.
Wenn die ewige Gerechtigkeit auf uns herabblickt, muß sie sehen, daß wir furchtbar erniedrigt, und schlimmer noch, daß wir ein Moder und getünchtes Grab sind. Wir haben uns um der täglichen Notdurft willen den ärgsten Verrätern unterworfen und sollen durch sie an die Weltmacht Spanien kommen. Aus bloßer Menschenfurcht dulden wir im Lande die Knechtschaft, geistige Verwahrlosung und verzichten auf das erhabenste Gut, die Gewissensfreiheit. Wir armen Edelleute, die in den Heeren der Liga dienen oder Staatsstellen bekleiden, und wir ehrbaren Leute, die ihr Waren liefern, und wir niederes Volk, das mitmacht: wir sind nicht immer dumm und manchmal nicht ehrlos.“
Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)
Heinrich en Thomas Mann in 1931
De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Zie ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Deutschland in Flammen
„Von den Besprechungen der alliierten Staatsmänner erwarteten die Nazis ein Friedensangebot, verlockende Versprechungen für das deutsche Volk, wenn es sich nur von seinen Führern trennen wollte. Diese Versprechungen, dieser “Wilson-Schwindel”, wie Goebbels es vorsorglich nannte, blieb aus. Warum blieb er aus? Wir wollen die einfache Antwort geben: Die Alliierten machen keine falschen Versprechungen. Echte verlockende Versprechungen aber oder gleißende Friedensangebote können sie dem deutschen Volke jetzt nicht machen, dazu ist die Lage viel zu sehr verdorben und vergiftet.
Am Ende des Ersten Weltkrieges war es ganz anders. Es war damals dem amerikanischen Präsidenten Wilson sehr ernst mit seinen Plänen für einen Frieden, der es allen Parteien ungefähr recht machte. Er konnte sein Ideal nicht vollständig verwirklichen, aber doch zu einem sehr wesentlichen Teil. Durch den Frieden von Versailles hat das deutsche Volk kein deutsches Land verloren. Wozu hier lange in die Einzelheiten gehen? Wenn ein Volk einen Krieg verliert wie den Ersten Weltkrieg und zunächst ganz ohnmächtig dazustehen scheint und dann nach nur zwanzig Jahren schon wieder einen neuen Weltkrieg anfangen kann, und zwar mit der stärksten, am besten ausgerüsteten Armee auf der Welt – solch ein Volk kann doch wohl durch den Frieden von Versailles gar so viel nicht verloren haben…?“
Golo Mann (27 maart 1909 – 7 april 1994)
De Ierse schrijver Patrick Joseph McCabe werd geboren op 27 maart 1955 in Clones, Monaghan. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2008 en ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Mondo Desperado
„It’s hard to figure out how in a small town like this a mature woman of twenty-eight years could get herself mixed up with a bunch of deadbeat swingers, but that is exactly what happened to Cora Bunyan and I should know because she was my wife. It is now exactly a year since the nightmare began, when my good friend Walter Skelly first voiced his suspicions, taking me by the arm as we left Louie’s Bar and Grill on our way back from lunch to the office of Barntrosna Insurance.
‘Larry,’ he said, ‘look here. I don’t want to alarm you but there’s something I think you should know . . . it’s women-Cora. They have needs, you know what I’m saying. You gotta pay them a little attention, that’s all.’
When Walter had finished his story, I could just about stand up. I looked at him and barked: ‘I can’t believe you’d say such a thing! You-of all people, Walter! Why you oughta be ashamed of yourself!’ He tried his best to apologize, but I had already turned away for I wanted to hear no more. ‘Get your hands off me!’ I snapped, and I completed my journey back to the office alone.
But all that afternoon, I couldn’t get his words out of my mind. By three-thirty I could stand it no longer. I strode out of my office and stood in his doorway clutching a bottle of ink. ‘Walter!’ I snapped, and just as he raised his h
ead, I shot the contents of it directly into his face. Before he had time to respond, I was already gone. I knew now why Skelly had tried to poison my mind against Cora. Sure I did-because he’d had his eye on her like every other man in this two-bit backwater. I swore to myself thatif he ever came near her I would kill him stone dead. With a .357 Magnum I’d put a hole in his head big enough to sleep in. ‘You hear that, Skelly!’ I snarled at the mirror in the rest room.”
Patrick McCabe (Clones, 27 maart 1955)
De Nederlandse schrijver Bob den Uyl werd geboren in Rotterdam op 27 maart 1930. Zie ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Schrijven is een tekort
‘Ik ben eens aan een dagboek begonnen. Dat dagboek wilde ik zo eerlijk mogelijk houden. Niemand zou het ooit mogen lezen. Na een paar weken lag er een behoorlijke stapel papier op mijn bureau, een vijftig volgetikte vellen. Ik keek ernaar en dacht: op een goeie dag zullen een paar mensen het lezen, en misschien wordt het nog wel eens uitgegeven; je schrijft voor anderen, of je wilt of niet, en dat is niet de bedoeling. Weg ermee. Die dag heb ik tien vel weggegooid. De volgende dag nog eens tien vel. Na een paar dagen waren die vijftig vel in de vuilnisbak verdwenen. Toen kwam de volgende fase: ik schreef bijvoorbeeld ’s morgens een stukje en ik gooide het ’s middags weg. Eerlijk, niet? Na een paar weken dacht ik: waar ben je eigenlijk mee bezig? Als je het toch weggooit, waarom schrijf je het dan? Zo is er aan mijn dagboek een einde gekomen.’
‘Als ik schrijf denk ik, onbewust of bewust, aan mijn lezers. Ik wil gelezen worden.
Stel, zeggen de mensen dan, stel dat je op een onbewoond eiland terechtkomt. Welnu, stel… Ik zou schrijven, vanzelfsprekend. Vlak voor mijn dood zou ik de manuscripten in een kistje begraven. Op het graf zou ik een groot bord plaatsen met een dikke pijl recht naar beneden. Daar ligt het. Ik zou sterven in de hoop dat ooit iemand dat kistje opgraaft. Niet uit ijdelheid. Nee, alleen om te laten zien dat ik bestaan heb.’
Bob den Uyl (27 maart 1930 – 14 februari 1992)
De Kroatische schrijfster Dubravka Ugrešić werd geboren op 27 maart 1949 in Kutina in Joegoslavië. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Ministerie van pijn (Vertaald door Roel Schuyt)
“Daar zat ik, in een kamer met kale muren. Het rook er naar kalk en stof. Het was een passende setting waar ik zat, in een kamer die aan niemand toebehoorde, met een lowlife-visum in mijn hand geklemd. Ik was omringd door bagage die ik niet op het station in een kluisje had kunnen opbergen om dan de sleutel weg te gooien. Mocht iemand van de afdeling gevonden voorwerpen mij om een beschrijving vragen van wat er allemaal bij die bagage zat, dan had ik dat nauwelijks gekund. Het was onvertaalbaar. Daar zat ik in een kale kamer, met een beroep dat geen `vreemde talen spreekt’, met achter me een uiteengevallen land en met een moedertaal die zich als de gevorkte tong van een of ander slangachtig monster in drie moedertalen had vertakt. Daar zat ik met een naamloos schuldgevoel waarvan ik de reden niet meer wist, met een naamloze pijn waarvan ik de oorzaak was vergeten…”
Dubravka Ugrešić (Kutina, 27 maart 1949)
De Japanse schrijver Shusaku Endo werd geboren in Tokio op 27 maart 1923. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2009.
Uit: Five by Endo : Stories (Vertaald door Van C. Gessel)
„As he sat on the bus for Unzen, he drank a bottle of milk and gazed blankly at the rain-swept sea. The frosty waves washed languidly against the shore just beneath the coastal highway.
The bus had not yet left the station. The scheduled hour of departure had long since passed, but a connecting bus from Nagasaki still had not arrived, and their driver was chatting idly with the woman conductor and displaying no inclination to switch on the engine. Even so the tolerant passengers uttered no word of complaint, but merely pressed their faces against the window glass. A group of bathers from the hot springs walked by, dressed in large, thickly-padded kimonos. They shielded themselves from the rain with umbrellas borrowed from their inn. The counters of the gift shops were lined with all sorts of decorative shells and souvenir bean-jellies from the local hot springs, but there were no customers around to buy their wares.
`This place reminds me of Atagawa in Izu,’ Suguro grumbled to himself as he snapped the cardboard top back onto the milk bottle. `What a disgusting landscape.’
He had to chuckle a bit at himself for coming all the way to this humdrum spot at the western edge of Kyushu. In Tokyo he had not had the slightest notion that this village of Obama, home of many of the Christian martyrs and some of the participants in the Shimabara Rebellion, would be so commonplace
a town.
From his studies of the Christian era in Japan, Suguro knew that around 1630 many of the faithful had made the climb from Obama towards Unzen, which a Jesuit of the day had called `one of the tallest mountains in Japan’. The Valley of Hell high up on Unzen was an ideal place for torturing Christians. According to the records, after 1629, when the Nagasaki Magistrate Takenaka Shigetsugu hit upon the idea of abusing the Christians in this hot spring inferno, sixty or seventy prisoners a day were roped together and herded from Obama to the top of this mountain.
Now tourists strolled the streets of the village, and popular songs blared out from loudspeakers. Nothing remained to remind one of that sanguinary history. But precisely three centuries before the present month of January, on a day of misty rain, the man whose footsteps Suguro now hoped to retrace had undoubtedly climbed up this mountain from Obama.“
Shusaku Endo (27 maart 1923 – 29 september 1996)
Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn vorige twee blogs van vandaag.