De Duitse schrijver Heinrich Mann werd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook alle tags voor Heinrich Mann op dit blog.
Uit: Die große Sache
„August Schattich nur einen einzigen Anlas besonderen Stolzes, seine Frau. Sie kam aus einer Familie von alten Reichen und brachte ihm 100 000 Mark Mitgift im Jahre 1911. Es blieb das einzige, was sie ihm jemals bringen sollte, denn der allzu gewohnte Reichtum der Ihren hielt den Gefahren der Zeit nicht stand. Sie verloren fast alles.
Nora Schattich, ursprunglich die Gebende, sah sich seitdem in die Lage der unterhaltenen Frau versetzt. Die unvergleichliche wirtschaftliche Uberlegenheit ihres Gatten nagte an ihr noch mehr, weil sie uberzeugt war, sie stehe als Geist und Mensch turmhoch uber Schattich. Tatsachlich durchschaute sie seine personliche Politik und wuste, was von ihm ubrigblieb, wenn man einige
Geschicklichkeit abzog. Je mehr sie ihn verachtete, um so mehr bestaunte sie sein unmasiges Gluck. Einmal muste es sich doch aber wenden, wenn es nicht geradezu ein Gluck aus dem Marchen war. Mit groser Neugier wartete Nora Schattich darauf, das es mit ihrem Gatten anders kame.
Er fuhlte ihre Uberlegenheit und leugnete sie nicht. Er wuste, das er seinerzeit nur genehmigt worden war, um hinter die Liebe Noras zu einem hochadligen Offizier den Punkt zu setzen. Schon diese Erinnerung ordnete ihn ihr dauernd unter. Ferner bedruckten auch noch den Erfolgreichen ihre asthetische Bildung, ihre gesellschaftliche Glatte und ihr damenhaftes Selbstbewustsein. Sie vertrat die Dame von fruher, die jede Tatigkeit, auch die nachstliegende, ablehnt. Sie hatten keine Kinder. Was ihn aber endgultig verhinderte, gegen sie aufzukommen, waren ihre korperlichen Mase, das ausgedehnte und grobe Knochengerust, ein Eigentum ihrer ganzen Familie. Das feste und weishautige Fleisch, das die Knochen der hubschen Person bedeckte, hatte im Lauf der Zeit aufgehort, ihm viel zu sagen; er betrog sie mit anderen. Aber die Achtung vor ihrem Gerust verlies den mittleren Dickwanst nie. Er blieb ihr gegenuber, wie hoch er auch stieg, der kleine Mann – korperlich, in seiner Rede und nach seiner Herkunft. Nie vergas er in ihrer Gegenwart, das sein eigener Vater nur Unteroffizier und Schreiber beim Magistrat gewesen war. In allen anderen Verhaltnissen bemuhte er sich mit wechselndem Erfolg, an seine Vergangenheit nicht zu erinnern. Am schwersten ward es ihm, wenn er gut gelaunt war; man fand ihn dann leicht gewohnlich. Dabei belustigte er sich so gern.“
Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)
De Japanse schrijver Shusaku Endo werd geboren in Tokio op 27 maart 1923. Zie ook alle tags voor Shusaku Endo op dit blog.
Uit: Silence (Vertaald door William Johnston)
“I do not believe that God has given us this trial to not purpose. I know that the day will come when we will clearly understand why this persecution with all it’s sufferings has been bestowed upon us — for everything that Our Lord does is for our good. And yet, even as I write these words I feel the oppressive weight in my heart of those last stammering words of Kichijiro in the morning of his departure: “Why has Deus Sama imposed this suffering on us?” and then the resentment in those eyes that he turned upon me. “Father”, he had said “what evil have we done?”
I suppose I should simply cast from my mind these meaningless words of the coward; yet why does his plaintive voice pierce my breast with tall the pain of a sharp needle? Why has Our Lord imposed this torture and this persecution on poor Japanese peasants? No, Kichijiro was trying to express something different, something even more sickening. The silence of God. Already twenty years have passed since the persecution broke out; the black soil of Japan has been filled with the lament of so many Christians; the red blood of priests has flowed profusely; the walls of churches have fallen down; and in the face of this terrible and merciless sacrifice offered up to Him, God has remained silent.”
(…)
“I, too, stood on the sacred image. For a moment this foot was on his face. It was on the face of the man who has been ever in my thoughts, on the face that was before me on the mountains, in my wanderings, in prison, on the best and most beautiful face that any man can ever know, on the face of him whom I have always longed to love. Even now that face is looking at me with eyes of pity from the plaque rubbed flat by many feet. « Trample ! » said those compassionate eyes. « Trample ! Your foot suffers in pain ; it must suffer like all the feet that have stepped on this plaque. But that pain alone is enough. I understand your pain and your suffering. It is for that reason that I am here. »
« Lord, I resented your silence. »
« I was not silent. I suffered beside you. »
Shusaku Endo (27 maart 1923 – 29 september 1996)
Affiche voor een opera-uitvoering in Tokyo, 2015
De Uruguayaans-Nederlandse schrijfster Carolina Trujillo werd geboren in Montevideo, Uruguay, op 27 maart 1970. Zie ook alle tags voor Carolina Trujillo op dit blog.
Uit: Meisjes in Blessuretijd
“Mijn opa werd Aap genoemd. In het Spaans is dat Mono. (Dat spreek je met korte o’s uit, niet zoals in het Nederlands met lange. Tegen de tijd dat ik zijn naam op zijn Nederlands uitgesproken had, kon mijn oma hem in het Spaans al drie keer hebben geroepen. Oma zei dat de lengte van klinkers in een taal gelijk op gaat met de lengte van het volk dat hem spreekt, maar ik dwaal af.) Mono Píriz noemden de meeste mensen hem omdat Píriz zijn achternaam was. De bijnaam moest hij te danken hebben aan zijn uitzonderlijk lange armen en kromme benen, want aanleg voor klimmen of op handen en voeten rennen ontbeerde hij, net als elke andere aanleg voor sport, op schaken en vissen na.
De Aap Píriz was scheikundige en meestal heel stil, behalve als het over vissen, vroeger of voetbal ging, dan had hij ineens van alles te vertellen, of hij er iets van wist of niet. Hij stak dan een hand omhoog, vormde met zijn wijsvinger en duim een cirkeltje en wachtte tot wij allemaal onze mond hielden, wat wij meestal ook deden, niet omdat mijn opa zulke zinnige dingen zei, maar ons dna was een van de weinige dingen die we hadden kunnen meenemen en daarin zit gebrand dat je je mond houdt als de zilverrug gaat spreken.
‘Wij’ waren mijn oma, mijn moeder en mijn zus en wie er verder aangeschoven was. In de tijd dat we net in Nederland woonden was dat meestal een politieke vluchteling; we woonden met iets van vijftig daarvan in een oud hotel aan de Noord-Hollandse kust. In het Nederlands heette dat een asielzoekerscentrum, in het Spaans noemden wij het een refugio. Er waren in die tijd zoveel dictaturen in Zuid-Amerika dat we in onze refugio vluchtelingen uit genoeg landen hadden om een kleine Copa Libertadores op te zetten. Chili, Argentinië, Brazilië, Uruguay: ze waren allemaal vertegenwoordigd. Als we met de kinderen een balletje trapten achter het hotel kwam mijn opa vaak kijken, dan riep hij aanwijzingen die kant noch wal raakten omdat hij slecht zag, maar vooral omdat hij geen enkel tactisch inzicht had. Van hem leerden wij wat de Maracanazo was. Een land kan zijn mensen vervolgen, verjagen en vermoorden, trots op de voetbaloverwinningen blijft men toch.”
Maracaná is tegenwoordig voor het grootste deel van de wereld het stadion waar de finale van het wk 2014 werd gespeeld, voor Uruguayanen is het altijd het stadion van de Maracanazo geweest en dat zal zo lang er twee Uruguayanen zijn die dat aan elkaar kunnen doorgeven ook zo blijven.
Taalkundig is Maracanazo de overtreffende trap van Maracaná. In het Spaans kan dat. Een gol of een golazo. Een doelpunt, een doelpuntazo.”
Carolina Trujillo (Montevideo, 27 maart 1970)
De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Zie ook alle tags voor Golo Mann op dit blog.
Uit: Deutschland in Flammen
„Das ist sehr schlimm für die Einwohner von Dresden. Es hat ja aber an Warnungen nicht gefehlt. Tausendmal wurde es durch die alliierten Rundfunksprecher und Zeitungen vorausgesagt: Wenn der Krieg noch weitergeht, so wird jede deutsche Stadt zur Frontstadt. Es wurde immer und immer wieder gezeigt, was taktisches Bomben bedeutet. Das Schicksal von Caen und anderen französischen Städten wurde als warnendes Beispiel hervorgehoben. Alles vergebens, der Krieg ging weiter, es kam, wie es kommen mußte.
Kein Mensch auf der Welt hat Freude an diesen furchtbaren Ereignissen. Aber wer ist schuld daran? Adolf Hitler auf seinem Schloß im Hochgebirge, den grämt das alles ziemlich wenig. Die Millionen der Flüchtlinge kümmern ihn kaum, neue Todesgerichtshöfe ernennt er, um zu wüten gegen alle, die Schluß machen wollen. Seinem Gott dankt er noch für diese schönen Tage, für die ehrenvoll ihm zugewiesene Aufgabe. Denn von diesem Untergang in Blut und Feuer hat er ja immer geträumt. Er nannte es die “Götterdämmerung”, das “große Zusammenkrachen der alten Welt”, nur daß er glaubte, er könnte ganz Europa und England mit hineinreißen:
Brach Etzels Haus in Glut zusammen,/Als er die Nibelungen zwang,/So soll Europa stehn in Flammen/Bei der Germanen Untergang. Felix Dahn]
Nun hat er es, aber nicht Europa steht in Flammen und nicht England – da wird schon wieder für ein neues Leben nach dem Krieg gearbeitet. Deutschland allein steht in Flammen, Deutschland allein muß jetzt büßen für den Wahnsinn eines dumpfen, selbstsüchtigen Menschenfeindes.“
Golo Mann (27 maart 1909 – 7 april 1994)
De Ierse schrijver Patrick Joseph McCabe werd geboren op 27 maart 1955 in Clones, Monaghan. Zie ook alle tags voor Patrick Mc Cabe op dit blog.
Uit: Mondo Desperado
“If only I’d known then one tenth of what I know now, I would have seen that Walter was only trying to help me. That he was doing what any friend would have considered his duty. But I was blind. Blind! I only had eyes for Cora and she knew that. She’d known it all along.
That night, as I left the office, I had a few more words with Walter Skelly. I told him long as I lived I never wanted to see him again. ‘You got that, Skelly?’ I growled and flipped a thumb and forefinger at the brim of my hat. He started into saying something about Cora but before he got too far I stopped him and told him that if he was figuring on finding another ink bottle heading his way then that was fine by me; and maybe a smack in the mush for good measure.
I didn’t know it, of course, but that was the last opportunity I was to have to do anything about the tragic chain of events about to be set in motion. And now, it was already too late.
As I drove home, I turned the events of the day over in my mind. Even the thought of what Walter had done was enough to sicken me right to my stomach. Sure, I knew Cora was a pretty gal and that there were guys in Barntrosna who had wanted me dead when I married her. But to stoop that low, to try and poison a guy’s mind against his own wife? The more I thought about it, the more I thought: Walter Skelly is a very sick man.
That was what jealousy had done to him, you see – like ’em all! Hell, even the day we got married, they couldn’t let up. Grown men crying! Crying because she’d married me – Larry Bunyan. Who would ever have believed it? The sweetest doll the town had ever seen and what does she do – hooks up with Bunyan! Poor old Larry! Who sits behind his desk all day threading paper clips!
But that was where they had got it wrong, you see! Way wrong! No sir, we Bunyans don’t spend our lives threading paper clips. We spend it just like Pop Bunyan did, working our fingernails to the quick building up an insurance firm second to none in this country so that a man can take care of gals like Cora Myers the way they oughta be taken care of – jewels, mink coats, you name it!”
Patrick McCabe (Clones, 27 maart 1955)
Cover
De Nederlandse schrijver Bob den Uyl werd geboren in Rotterdam op 27 maart 1930. Zie ook alle tags voor Bob den Uyl op dit blog.
Uit: Vogels kijken
“Ik wist niets van vogels af, toch zag juist ik de zeldzaamste exempla-ren. Een prettige eigenschap, die ik me eigenlijk maar half bewust was en waarover ik nooit met iemand sprak. Ik hoefde maar buiten de stad te gaan, naar bossen of weilanden, en daar vlogen ze me al tegemoet. Soms zelfs zag ik midden in de drukte van de stad een vo-gel die stellig tot een weinig geziene soort moest behoren. Ik stond toen onverschillig tegenover de schepselen in de vrije natuur, maar toch behield ik uit zo’n ontmoeting een onbestemd tevreden gevoel. Een enkele keer peinsde ik er over hoe deze vogel nu wel zou heten, wat zijn levensgewoonten zouden zijn. Maar alles wat ik wist van vo-gels stamde uit mijn schooltijd. En wat leer je op school van vogels? Zeker, je hebt een boek met afbeeldingen en beschrijvingen van de in Nederland voorkomende soorten, met een beknopt overzicht van vogels in andere klimaten. Men toe werd er een opgezette vogel ver-toond, altijd weer dezelfde Vlaamse gaai als ik me goed herinner. Er moest een bepaald aantal gegevens over vogels geleerd worden, waar-schijnlijk heb ik dit gewillig gedaan. Maar er blijft in het latere leven heel weinig van hangen. Mijn enige kennis over vogels was indertijd dat de karekiet nestjes in het riet bouwt, en had iemand mij op dit punt tegengesproken, ik had hem zonder strijd geloofd. Natuurlijk, hoe wist ik dan dat de vogels die ik zag zo zeldzaam waren? Een redelijke vraag. Het antwoord is dat ik het niet wist, ik voelde het gewoon: deze vogel hoort hier niet thuis. Ik ben er nu van over-tuigd vogels gezien te hebben die volgens de boeken uitgestorven zijn of zelden meer gezien worden. Ik zou kunnen zeggen dat hun kleuren en vormen zo afwijkend, hun kreten of gefluit zo heel anders waren. Misschien was dit ook wel zo, maar het zijn geen overtuigende argumenten, dat zie ik heel goed in. Het komt er op neer dat ik in-tuïtief wist dat die en die vogel, haastig wegslippend in het struik-gewas of krijsend opvliegend naar een boomtop, een zeldzaamheid was. Dat stond toen voor mij vast en mijn latere ervaringen hebben dit bevestigd.”
Bob den Uyl (27 maart 1930 – 14 februari 1992)
Cover
De Kroatische schrijfster Dubravka Ugrešić werd geboren op 27 maart 1949 in Kutina in Joegoslavië. Zie ook alle tags voor Dubravka Ugrešić op dit blog.
Uit: Europe in Sepia (Vertaald door David Willams)
« Why did I single out this particular episode? Because I could have equally mentioned Anders Breivik, the Norwegian “anti-Islamic crusader,” who just a few days previously had killed seventy-seven people, the majority of them teenagers. Or the band of thieves who robbed a handful of people in a Budapest suburb and then buried them alive in a nearby forest. Or the pack of Zagreb yobs who bashed a pair of French tourists simply because the pair refused to buy them a round of drinks. I could have mentioned falls on the stock exchange, the soaring Swiss franc, the global recession, and the bankers impunibly running the show. I could have brought up the numerous demonstrations against “the swine of capitalism,” the messages of which haven’t reached the pudgy ears of those with their snouts deepest in the trough. Because all of this, and a lot of other stuff too, happened within more or less the same timeframe.
The devastating fact is that the majority of the young English rioters are barely literate. The research and the terrifying statistics are there. The reading ability of 63 percent of fourteen-year-old boys from the white working class, and more than 50 percent of their Afro-Caribbean peers, is at the level of the average seven-year-old. The majority of these kids leave school and continue their education on the streets. “Other kids go from school to university. We go from school to prison,” said one of them. Their “girlfriends” get pregnant early. In comparison with other European countries, Great Britain has the highest rate of teenage pregnancy. At best semiliterate, left to their own devices, and with few chances of finding any kind of job, these kids form an angry, disenfranchised mass whose futures have been stolen. They have absolutely no reason to believe in social institutions, and vandalism is the only means of articulating their fury. “I didn’t want this kind of life. It just happened to me,” said one boy.”
Dubravka Ugrešić (Kutina, 27 maart 1949)
De Franse dichter en schrijver Francis Ponge werd geboren op 27 maart 1899 in Montpellier. Zie ook alle tags voor Francis Ponge op dit blog.
Fragments de Masque
A quel calme dans le désespoir je suis parvenu sous l’écorce la plus commune, nul ne peut le croire; nul ne s’y retrouve, car je ne lui en fournis pas le décor, ni aucune
réplique : je parle seul.
Nul ne peut croire non plus à l’absolu creux de chaque rôle que je joue.
Plus d’intérêt aucun, plus d’importance aucune : tout me semble fragment de masque, fragment d’habitude, fragment du commun, nullement capital, des pelures d’aulx.
Justification Nihiliste de L’Art
Voici ce que Sénèque m’a dit aujourd’hui :
Je suppose que le but soit l’anéantissement total du monde, de la demeure humaine, des villes et des champs, des montagnes et de la mer.
L’on pense d’abord au feu, et l’on traite les conservateurs de pompiers. On leur reproche d’éteindre le feu sacré de la destruction.
Alors, pour tenter d’annihiler leurs efforts, comme on a l’esprit absolu l’on s’en prend à leur « moyen » : on tente de mettre le feu à l’eau, à la mer.
Il faut être plus traître que cela. Il faut savoir trahir même ses propres moyens. Abandonner le feu qui n’est qu’un instrument brillant, mais contre l’eau inefficace. Entrer
benoîtement aux pompiers. Et, sous prétexte de les aider à éteindre quelque feu destructeur, tout détruire sous une catastrophe des eaux. Tout inonder.
Le but d’anéantissement sera atteint, et les pompiers noyés par eux-mêmes.
Ainsi ridiculisons les paroles par la catastrophef — l’abus simple des paroles.
Francis Ponge (27 maart 1899 – 6 augustus 1988)
Cover
De Franse dichter en schrijver Alfred de Vigny werd geboren op 27 maart 1797 te Loches (departement Indre-et-Loire). Zie ook alle tags voor Alfred de Vigny op dit blog.
La flûte (Fragment)
Pour hisser sa nacelle il en gonfla bien d’autres
Que le vent dispersa. Fatigué des apôtres,
Il dépouilla leur froc. (Lui-même le premier
Souriait tristement de cet air cavalier
Dont sa marche, au début, avait été fardée
Et, pour d’obscurs combats, si pesamment bardée ;
Car, plus grave à présent, d’une double lueur
Semblait se réchauffer et s’éclairer son cœur ;
Le Bon Sens qui se voit, la Candeur qui l’avoue,
Coloraient en parlant les pâleurs de sa joue.)
Laissant donc les couvents, Panthéistes ou non,
Sur la poupe d’un drame il inscrivit son nom
Et vogua sur ces mers aux trompeuses étoiles ;
Mais, faute de savoir, il sombra sous ses voiles
Avant d’avoir montré son pavillon aux airs.
Alors rien devant lui que flots noirs et déserts,
L’océan du travail si chargé de tempêtes
Où chaque vague emporte et brise mille têtes.
Là, flottant quelques jours sans force et sans fanal,
Son esprit surnagea dans les plis d’un journal,
Radeau désespéré que trop souvent déploie
L’équipage affamé qui se perd et se noie.
Il s’y noya de même, et de même, ayant faim,
Fit ce que fait tout homme invalide et sans pain.
» Je gémis, disait-il, d’avoir une pauvre âme
Faible autant que serait l’âme de quelque femme,
Qui ne peut accomplir ce qu’elle a commencé
Et s’abat au départ sur tout chemin tracé.
L’idée à l’horizon est à peine entrevue,
Que sa lumière écrase et fait ployer ma vue.
Je vois grossir l’obstacle en invincible amas,
Je tombe ainsi que Paul en marchant vers Damas.
— Pourquoi, me dit la voix qu’il faut aimer et craindre,
Pourquoi me poursuis-tu, toi qui ne peux m’étreindre ?
— Et le rayon me trouble et la voix m’étourdit,
Et je demeure aveugle et je me sens maudit.
Alfred de Vigny (27 maart 1797 – 17 september 1863)
Portret door Pierre Daubigny, 1836
Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn blog van 27 maart 2017 en eveneens mijn vier blogs van 27 maart 2016.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2008 en eveneens mijn blog van 27 maart 2009.