Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Judith Koelemeijer, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 12 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Herkenning

Nu weet ik, wie gij zijt,
de Jongen die ik eenzaam zag te Woudsend en daarna,
nog op dezelfde dag, in een kafee te Heeg.
Ik hoor mijn Moeders stem.
O Dood, die waarheid zijt: nader tot U.

 

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Reve met Woelrat en Knorretje

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Veluws eiland

Het verschil tussen dwalen en verdwalen is de verte
van huis – de bocht die je verleidt een nieuwe
bocht in; de tijd is hier anders, niet trager
maar in een vriendelijker licht

en het licht is hier
waar niet alles knippert en schreeuwt
geduldiger: zoals jij nietsvermoedend
in dit gedicht bent gelopen;

een bocht na een bocht, na een strand weer
een ander strand, een groene zee,
een geheim eiland

in de achtertuin van je haast,
waar je verdwaalt niet om de bestemming
maar om de bocht

 

Een wesp verliefd

‘Dag meneer de wees.’
‘Wesp’ zei de wesp.
‘Weps’ zei Eric blozend.
Godfried Bomans

die onder mijn dakraam
de bloemen in mijn dekbed ziet
zich daaronder wild zoemend
tegen me aanduwt

die mij op een weide uitgestrekt vindt
mijn broekspijp in mijn stuifmeel zoekt
niet steekt als ik krabbel waar hij kriebelt
maar afgewezen wegvliegt

sla je hart maar door mijn huid
bloed je kloppend gif in mijn lijf
geef me al je leven
en val je laatste meters leeg

 

 
Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, essayist en vertaler Christoph Hein werd geboren op 8 april 1944 in Heinzendorf in Silezié. Zie ook alle tags voor Christian Hein op dit blog.

Uit: Trutz

„Gericht konnte sich keiner der Grenzpolizisten an den genauen Ablauf erinnern, und die Beteiligten sagten aus, sie hätten in dem Moment, als der Schuss fiel, woanders hingeschaut. Alle mit dem Fall befassten Gerichte mussten sich trotz erheblicher Bedenken mit diesen Auskünften und einem non-liquet, der Feststellung der Beweislosigkeit, zufriedengeben. Einen Tag nach dem tödlichen Schuss trat der Innenminister zurück, zwei Tage später wurde der Generalbundesanwalt entlassen.
Der Rücktritt, so wurde der Öffentlichkeit mitgeteilt, erfolge aus persönlichen Gründen, die Entlassung stehe in keinem Zusammenhang mit dem vom Gericht aufzuklärenden Geschehen. Eine vom Gericht beantragte Vernehmung des zurückgetretenen Ministers wie des entlassenen Bundesanwalts unterblieb, da beiden Personen die Aussagegenehmigung verweigert wurde.
Gern wäre ich im Amtszimmer des Richters dabei gewesen, als er in der Gerichtsakte die Einstellung des Verfahrens gegen die Beschuldigten wegen Nichterweislichkeit einer Beweisbehauptung notierte, als er sein non-liquet eintrug, es ist nicht klar. Zwei der mit diesem Fall befassten Richter waren bereit, mit mir zu sprechen, beide waren mittlerweile pensioniert, doch sie vermochten keine zusätzlichen Fakten und Hintergründe zu benennen, die über die in den Gerichtsakten festgehaltenen hinausgingen. Einer der Ruheständler sagte, in keinem seiner Prozesse sei er entwürdigender vorgeführt worden, der Staat habe zugelassen, dass seine garantierte Unabhängigkeit gegenüber der Exekutive zur Farce verkam.
Ich war als Mann ohne jede Amtsgewalt chancenlos und hatte keinerlei Aussicht, mehr Licht als die Staatsanwälte und Richter in dieses Dunkel zu bringen, hoffte jedoch, im Bundesarchiv in der Finckensteinallee ein paar Akten zu finden, die weiterhelfen könnten, aber gleichzeitig wusste ich, dass ich dort sehr gute, sehr gewichtige Gründe vorbringen musste, damit man mir eine solche Akteneinsicht gewährte. Ein freundliches Gespräch und viel Charme würde mir eventuell die so sorgsam verschlossene Tür öffnen. Da der Schlüssel für diese Tür in der Direktionsetage lag, musste ich dahin vordringen, und nur deswegen ging ich an jenem Montag zu diesem mich wenig interessierenden Vortrag.“

 

 
Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)
Heinzendorf (Tegenwoordig: Skrzynka, Polen)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Judith Koelemeijer werd geboren in Zaandam op 8 april 1967. Zie ook alle tags voor Judith Koelemeijer op dit blog.

Uit: Anna Boom

“Ze vertelde over Dóra en de familie Stein, over de Zweedse passen in haar kast, over de dodenmarsen, over de drie oude dames die ze had willen helpen en over haar arrestatie in het Gellért. Het verbaasde haar zelf hoe nuchter ze erover sprak. Ze zag het allemaal als een film voor zich, een versneld afgespeelde zwart-witfilm van erg lang geleden. Toen herinnerde ze zich de brieven. De verklaringen die ze, op aanraden van Faure, in 1946 door haar vrienden en kennissen had laten schrijven omdat er werd geroddeld dat ze met de Duitsers zou hebben samengewerkt. Ze liep naar de wandkast in Jans werkkamer, waarin ze de doos bewaarde met brieven en documenten uit haar Boedapesttijd. Jarenlang had die doos bij haar moeder in het pension gestaan. Na haar moeders dood had ze hem verhuisd naar Estoril en daarna naar Cascais. De doos was nog steeds stevig dichtgebonden.
`Ik heb nog wat,’ zei ze, terwijl ze met Jans brievenopener de touwtjes lossneed. Het stapeltje verklaringen zat netjes bij elkaar. Ze gaf ze aan Jan. Zelf had ze de brieven nooit meer overgelezen. Jan ging achter zijn grote, antieke bureau zitten en zette zijn leesbril op. Zelf bladerde ze wat in een tijdschrift. Af en toe keek ze naar Jan. Hij zei niets. Na een paar brieven kwam er één die wat langer was. Hij las hem heel aandachtig. Ze zag dat er een traan over zijn wang rolde. `Dat jij dit hebt gedaan,’ zei hij zacht. `Van wie is die brief?’ Hij gaf het papier aan haar De brief was van meneer Perint, haar tandarts, van wiens vrouw ze nog lessen in modeontwerp had gehad. Mejuffrouw Boom heeft niet alleen een deel van onze bezittingen voor ons bewaard, ze heeft ons ook het leven gered. In een rijd dat menigeen zich liet afschrikken door de bloedige vergeldingsmaatregelen van de Pijlkruisers, dacht zij er niet aan haar hulp te beëindigen. Toen alle ons goedgezinde vrienden ons reeds verlaten hadden, was zij de enige die mij, mijn vrouw en dochtertje tijdelijk onderdak bood. Maar niet alleen wij waren deze gelukkigen, haar woning was altijd vol met hulpzoekenden. Ik weet — ik heb het zelf gezien en ik kan het bevestigen — dat ze zich dag en nacht heeft ingezet en heeft gedaan wat ze kon. De een heeft ze een schuilplaats gegeven, de ander papieren en wie kleding nodig had gaf ze zonder nadenken haar eigen jas of broek. Ik weet dat ze bij het Zweedse Rode Kruis werkte en dat haar naam in kringen van vervolgden een begrip was.”

 

 
Judith Koelemeijer (Zaandam, 8 april 1967)

 

De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Zie ook alle tags voor Nnedi Okorafor op dit blog.

Uit: Akata Witch

« I’ve always been fascinated by candles. Looking into the flame calms me down. Here in Nigeria, PHC is always taking the lights, so I keep candles in my room just in case.
PHC stands for “Power Holding Company of Nigeria,” but people like to say it really stands for “Please Hold Candles in Nigeria.” Back in Chicago we had National Grid, and the electricity was always working. Not here, though. Not yet. Maybe in the future.
One night, after the power went out, I lit a candle as usual. Then, also as usual, I got down on the floor and just gazed at its flame.
My candle was white and thick, like the ones in church.
I lay on my belly and just stared and stared into it. So orange, like the abdomen of a firefly. It was nice and soothing until . . . it started flickering.
Then, I thought I saw something. Something serious and big and scary. I moved closer.
The candle just flickered like any other flame. I moved even closer, until the flame was an inch from my eyes. I could see something. I moved closer still. I was almost there. I was just starting to understand what I saw when the flame kissed something above my head. Then the smell hit me and the room was suddenly bright yellow orange! My hair was on fire!
I screamed and smacked my head as hard as I could. My burning hair singed my hand. Next thing I knew, my mother was there. She tore off her rapa and threw it over my head.
The electricity suddenly came back on. My brothers ran in, then my father. The room smelled awful. My hair was half gone and my hands were tender.
That night, my mother cut my hair. Seventy percent of my lovely long hair, gone. But it was what I saw in that candle that stayed with me most. I’d seen the end of the world in its flame. Raging fires, boiling oceans, toppled sky- scrapers, ruptured land, dead and dying people. It was horrible. And it was coming.”

 

 
Nnedi Okorafor (Cincinnati, 8 april 1974)
Cover

 

De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolver werd geboren op 8 april 1955 in Annapolis, Maryland. Zie ook alle tags voor Barbara Kingsolver op dit blog.

Uit: High Tide In Tucscon

“If you ask me, when something extraordinary shows up in your life in the middle of the night, you give it a name and make it the best home you can.
The business of naming involved a grasp of hermit-crab gender that was way out of our league. But our household had a deficit of males, so my daughter and I chose Buster, for balance. We gave him a terrarium with clean gravel and a small cactus plant dug out of the yard and a big cockleshell full of tap water. All this seemed to suit him fine. To my astonishment our local pet store carried a product called Vitaminized Hermit Crab Cakes. Tempting enough (till you read the ingredients) but we passed, since our household leans more toward the recycling ethic. We give him leftovers. Buster’s rapture is the day I drag the unidentifiable things in cottage cheese containers out of the back of the fridge.
We’ve also learned to give him a continually changing assortment of seashells, which he tries on and casts off like Cinderella’s stepsisters preening for the ball. He’ll sometimes try to squeeze into ludicrous outfits too small to contain him (who can’t relate?). In other moods, he will disappear into a conch the size of my two fists and sit for a day, immobilized by the weight of upward mobility. He is in every way the perfect housemate: quiet, entertaining, and willing to eat up the trash. He went to school for first-grade show-and-tell, and was such a hit the principal called up to congratulate me (I think) for being a broad-minded mother.
It was a long time, though, before we began to understand the content of Buster’s character. He required more patient observation than we were in the habit of giving to a small, cold-blooded life. As months went by, we would periodically notice with great disappointment that Buster seemed to be dead. Or not entirely dead, but ill, or maybe suffering the crab equivalent of the blues. He would burrow into a gravelly corner, shrink deep into his shell, and not move, for days and days. We’d take him out to play, dunk him in water, offer him a new frock–nothing. He wanted to be still.
Life being what it is, we’d eventually quit prodding our sick friend to cheer up, and would move on to the next stage of a difficult friendship: neglect. We’d ignore him wholesale, only to realize at some point later on that he’d lapsed into hyperactivity. We’d find him ceaselessly patrolling the four corners of his world, turning over rocks, rooting out and dragging around truly disgusting pork-chop bones, digging up his cactus and replanting it on its head. At night when the household fell silent I would lie in bed listening to his methodical pebbly racket from the opposite end of the house. Buster was manic-depressive.”

 

 
Barbara Kingsolver (Annapolis, 8 april 1955)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008 en eveneens mijn blog van 8 april 2009.