Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 5 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie over Reve o.a. ook mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006 en ook mijn blog van 10 april 2006 en mijn blog van 14 december 2009 en mijn blog van 8 april 2010. Alle bijdragen over Reve zijn te vinden via de tag Gerard Reve.

 

In uw handen

Niemand die zeggen kan, wanneer en hoe.
Misschien wel met geheven glas,
terwijl hij proestend poogt iets uit te leggen
dat wordt weggespoeld
op bulderende branding van gelach.
Dan piept opeens zijn stem, als uit het stof,
en klauwt zijn lege hand naar ’t arme hart,
waar nu het mes in staat van God.
Een flits, van droevig speelgoed, droeve sneeuw
en droef lantarenlicht. Meer niet.
Ziezo, het is volbracht.
‘Zoals hij heeft geleefd, zo is hij ook gestorven.’
(1965)

 

 

Gerard Reve (14 december 1923 –  8 april 2006)

Jaren 1960

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008 en ook mijn blog van 8 april 2009 en mijn blog van 8 april 2010

Aan het water

Steeds weer komt boven zij verdrinkt
in een droom. Aan haar navelstreng onder water
een steen. Aan de oever met een liefde die geen kinderen wil
een man die niet helpt. Die lacht. Die mijn gezicht heeft

Je vertelt het, je ogen vertellen het, je wimpers vechten
tegen opkomend tij. Ik koud en klein als een kiezel,
nooit groter vijand van hem met mijn gezicht
in jouw droom

die steeds bovenkomt, mij onderduwt
Blijven verdrinken, blijven lachen
terwijl ik niet lach. De steen malend

Geluidloos lied dat zinkt in mijn hoofd
Blijven roepen onder water
zonder dat er ochtend kwam

 

 

Take me to the river

Laat me je dragen uit het donker van de binnenplaats achter
je huis zo koel en stil waar nooit de zon komt waar je zachte stem
zo schor gezwegen op me heeft gewacht, laat me je door je keuken
en door de smalle gang langs het bed waar je slaapt en de tafel

waar je werkt en eet en laat me je door de voordeur naar licht en
uiterwaarden om diep te kunnen ademhalen ik zal voorzichtig
met je knieën en de muren, net niet het knopje van het licht
in je slaap, je ademt regelmatig, ligt zo licht met natte haren

in mijn armen, het gaat zo wonderbaarlijk goed terwijl ik zo onhandig
en de gang oneindig, je laat je door me dragen in het donker
terwijl ik alles zie, waar je fiets staat en het kastje voor de post

die nog wel wachten kan en pas zoveel later buiten waar de nacht is
zal ik merken: je laat je en het licht is toch al om je en ik laat je vallen maar
je valt niet terwijl hoor ik hoe jij me in de keuken deze droom voorleest

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

 

 

De Duitse schrijver, essayist en vertaler Christoph Hein werd geboren op 8 april 1944 in Heinzendorf in Silezié. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008.en ook mijn blog van 8 april 2009en mijn blog van 8 april 2010
 

Uit: Willenbrock

 

“Er kauerte vor dem kleinen, gusseisernen Ofen und hielt ein Streichholz an das zusammengeknüllte Papier und die darüber geschichteten Holzspäne. Dann schloss er die Klappe und wartete. Als er das Knistern der Flamme hörte, öffnete er die obere Klappe und warf ein paar Scheite hinein. Er wischte sich die Finger an einem Lappen ab, der neben dem Schreibtisch lag, und setzte sich. Aus einem Schubfach holte er ein Magazin heraus und blätterte darin, während er sich mit einer Hand eine einzelne Zigarette aus seiner Jackettasche angelte und sie entzündete. In der Nacht hatte er geträumt, dass er auf einer eisernen Fußgängerbrücke, die über Eisenbahngleise führte, entlangrannte. Während er jetzt die nackten Mädchen betrachtete, überlegte er, wo er die endlos lange Brücke schon einmal gesehen haben könnte. Im Traum war er einem Mann gefolgt, der vor ihm herlief, ohne dass er ihn erreichen konnte. Er war ihm immerzu nur hinterhergelaufen, in einem sich nicht veränderndem Abstand. Er wusste nicht, warum er ihn verfolgte, er wuste nicht, ob sie sich kannten, ob sie einander verpflichtet waren, was ihn mit diesem Mann verband. Er wusste nicht einmal, wer dieser Mann war. Alles, woran er sich erinnerte, waren diese endlos lange Brücke und die diagonalen Verstrebungen, an denen er entlanglief, das metallene Klappern ihrer Schritte, der eigenen und der des Mannes, dem er hinterherlief. Die Brücke schien ihm vertraut zu sein. Im war, als wäre er irgendwann schon einmal auf ihr entlanggegangen, aber die undeutlichen, verschwommenen Bilder in seinem Kopf klärten sich nicht, so sehr er sich auch bemühte.

Nur ein dummer Traum, sagte er sich und betrachtete müde und enttäuscht die Mädchen, die ihm ihre Brüste entegegenstreckten und ihn einladend anlächelten. Er schlug das Magazin zu und verstaute es wieder in seinem Schreibtisch, in einem Fach, in dem ein Stapel der gleichen Hefte lag.“

 

 

Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)

 

 

 

De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Zie ook mijn blog van 8 april 2009 en mijn blog van 8 april 2010 

 

Uit: Who Fears Death

 

„My life fell apart when I was sixteen. Papa died. He had such a strong heart. Yet he died. Was it the heat and smoke from his blacksmithing shop? It’s true that nothing could take him from his work, his art. He loved to make the metal bend and obey him. But his work only seemed to strengthen him; he was so happy in his shop. So what was it that killed him? To this day I can’t be sure. I hope it had nothing to do with me or what I did back then.
Immediately after he died, my mother came running out of their bedroom sobbing and throwing herself against the wall. I knew then that I would be different. I knew in that moment that I would never again be able to fully control the fire inside me. I became a different creature that day, not so human. Everything that happened later, I now understand started then.
The ceremony was held on the outskirt of town, before the sand dunes. It was the middle of the day and terribly hot. His body lay on thick white cloth, surrounded by a garland of braided palm fronds. I knelt there in the sand before his body, saying my last goodbye. I’ll never forget his face. It didn’t look like Papa’s anymore. Papa’s skin was dark brown, his lips were full. This face had sunken cheeks, deflated lips and skin like grey brown paper. Papa’s spirit had gone elsewhere.

The back of my neck prickled. My white veil was a poor protection from people’s ignorant and fearful eyes. By this time, everyone was always watching me. I clenched my jaw. Around me, women were on their knees weeping and wailing. Papa was dearly loved, despite the fact that he’d married my mother, a woman with a daughter like me- an Ewu daughter. That had long been excused as one of those mistakes even the greatest man can make. Over the wailing, I heard my mother’s soft whimper. She had suffered the greatest loss.“

 

 

Nnedi Okorafor (Cincinnati, 8 april 1974)

 

 

 

De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolverwerd geboren op 8 april 1955 in Annapolis, Maryland. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008 en ook mijn blog van 8 april 2009 en mijn blog van 8 april 2010
 

Uit: The Lacuna

 

„Isla Pixol, Mexico, 1929

In the beginning were the howlers. They always commenced their bellowing in the first hour of dawn, just as the hem of the sky began to whiten. It would start with just one: his forced, rhythmic groaning, like a saw blade. That aroused others near him, nudging them to bawl along with his monstrous tune. Soon the maroon-throated howls would echo back from other trees, farther down the beach, until the whole jungle filled with roaring trees. As it was in the beginning, so it is every morning of the world.

The boy and his mother believed it was saucer-eyed devils screaming in those trees, fighting over the territorial right to consume human flesh. The first year after moving to Mexico to stay at Enrique’s house, they woke up terrified at every day’s dawn to the howling. Sometimes she ran down the tiled hallway to her son’s bedroom, appearing in the doorway with her hair loose, her feet like iced fish in the bed, pulling the crocheted bedspread tight as a web around the two of them, listening.

It should have been like a storybook here. That is what she’d promised him, back in the cold little bedroom in Virginia North America: if they ran away to Mexico with Enrique she could be the bride of a wealthy man and her son would be the young squire, in a hacienda surrounded by pineapple fields. The island would be encircled with a shiny band of sea like a wedding ring, and somewhere on the mainland was its gem, the oil fields where Enrique made his fortune.“

 

 

Barbara Kingsolver (Annapolis, 8 april 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn vorige blog van vandaag.