Hugo Claus, Algernon Swinburne

De Vlaamse schrijver Hugo Claus werd in Brugge geboren op 5 april 1929. Zie ook alle tags voor Hugo Claus op dit blog.

 

Ik schrijf je neer

Mijn vrouw, mijn heidens altaar,
Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,
Mijn jonge bos dat ik doorwinter,
Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken,
Ik schrijf je adem en je lichaam neer
Op gelijnd muziekpapier.

En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen
En maak je weer voor wereldreizen klaar
En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk.

Maar bij goden en bij sterrenbeelden
Wordt het eeuwig geluk ook dodelijk vermoeid,
En ik heb geen huis, ik heb geen bed,
Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over.
Ik schrijf je neer op papier
Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.

 

Op Thomas zijn vierde verjaardag

Later, mijn jongetje, word je een man,
Later reikhals je als een giraffe naar het hoe en het waarom.
Men zal je stempelen als bagage.
Men zal je kwetsen om je wens en je droom.
En jij zal trachten eens en voorgoed te fotograferen
het hoe en waarom van de vrouw
die kantelt in je lakens
die zingt naarmate je ontdubbelt in haar vel.
En nog later, jongetje, wordt
je leven een plakboek.
Maar nog lange niet, nog lange niet.

 

Ontdubbeling

Die nacht was ik een jaar of dertig.
Die nacht opgestaan. Het regende uiteraard.
En ik werd ontdubbeling gewaar.

Mijn klef, laf ego
vastgespeld aan mijn dubbel vel
liet los, genadig, ordentelijk.

Voorspeld: kinderen (drie),
teckels (twee), bridge, anjers,
Verzamelde werken, testament.

Ik viel. ik liet mij liggen.
Als een slagroomtaart in de regen.
Ontdubbeling, het is een woord
(van in den beginne?)
als een ziel zo wrikbaar.

 

Hugo Claus (5 april 1929 – 19 maart 2008)

 

De Engelse schrijver en dichter Algernon Charles Swinburne werd geboren op 5 april 1837 in Londen. Zie ook alle tags voor Algernon Swinburne op dit blog.

 

Het lied van liefdes afnemend getij

Tussen de westerzon en ’t zeegetij
Raakten der minne hand en lippen mij;
Van zoet kwam bitter, van de dag kwam nacht,
En lang verlangen korte vreugde bracht:
Ach, liefde, en wat werd er van u, van mij,
Tussen de zeeduinen en ’t zeegetij?

Tussen het zeespoor en het zeegetij
Werd blijdschap droefnis, droefenis werd mij;
Min werd tot tranen, tranen werden vlam,
En dood geluk tot nieuwe hartstocht kwam;
Der minne taal en streling leek het mij
Tussen het zeezand en het zeegetij.

Tussen zonsondergang en ’t zeegetij
Waakte de minne één uur van min met mij;
Dan, langs de algouden water-paden heen
Repte zij zich naar dagen van ’t verleên;
Ik zag haar komen, zag haar gaan van mij
Tussen het zeeschuim en het zeegetij.

Tussen het zeestrand en het zeegetij
Min beving sluimer, sluimer beving mij;
En de eerste ster zag twee tot één vergaan
Tussen de zon en ’t zwijgen van de maan;
De tweede ster geen liefde zag, maar mij
Tussen de zeekust en het zeegetij.

 

Vertaald door Victor E. van Vriesland

 

Algernon Swinburne (5 april 1837 – 10 april 1909)
Portret door Dante Gabriel Rossetti, 1862

 

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn blog van 5 april 2023 en ook mijn blog van 5 april 2020 en eveneens mijn blog van 5 april 2019 en ook mijn blog van 5 april 2018 en eveneens mijn blog van 5 april 2016.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *