Jeroen Brouwers, Alexander Osang, Ulla Hahn, Luise Rinser, John Boyne, Annie Dillard

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Het hout

“De pij irriteert mijn huid.
Het lompengewaad van Franciscus van Assisi die met wolven sprak.
Kloosterlingen die in zijn orde zijn getreden dragen zijn habijt dat de vorm van een kruis heeft. Voorzien van een capuchon hangt het zwaar aan de schouders, reikt tot de voeten en hult het hele lichaam in faecaal bruin, de stof is ruw en schrijnt. Men moet er kleding onder dragen om niet zinneloos te worden van jeuk, die het naakte vel teistert als termieten.
Wat draagt een kloosterling onder zijn pij? Een tot het middel reikende kiel, een trainingsbroek, een onderbroek, dit lijfgoed is voorzien van verstelbare elastieken.
Over de pij wordt het scapulier gedrapeerd. Dit is een baan stof van dezelfde lengte, materie en kleur als de pij met een gat erin om het hoofd door te steken. Te dragen over borst en rug, zoals een celebrant het kazuifel. Alles van uniforme snitloze makelij, alles in dezelfde forse maat, waardoor iedereen alles hoe dan ook past.
Op zaterdag moet alles in de was, het taakdomein van Plechelmus, die er schoon goed voor in de plaats levert. Wij ordebroeders houden er naar voorbeeld van onze stichter geen persoonlijke bezittingen op na, dus ook geen eigen kleren. Zo dragen wij al naar het toeval wil om beurten het hemd, de onderbroek, de hobbezak die een confrater een week tevoren aan zijn lijf heeft gehad. Ik overtreed de orderegel door nooit de gemeenschappelijke kloosteronderbroek te dragen.
De lompenjurk van Franciscus wordt rond het middel bijeengegord door een wit koord met drie knopen erin, die ons zijn leefmotieven in herinnering houden. Knoop een: armoede. Knoop twee: gehoorzaamheid. Knoop drie: onthouding of kuisheid. Ga er maar aan staan. Il poverello heeft er gedichten over nagelaten, ze hangen ingelijst in de kloosterrefter.
Begin april, dinsdag in de goede week. Omdat het eergisteren palmzondag was hangen er verse buxustakken achter alle kruisbeelden en wijwaterbakjes. Nauwelijks lente en het is al etmalen zo agressief heet alsof mijnheer broeder zon woede uitbraakt. Vlammende hitte als kokende kots, die overal doorheen dringt, zelfs door de muren van de gewoonlijk koele, zelfs kille kapel.”

 
Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940)

Lees verder “Jeroen Brouwers, Alexander Osang, Ulla Hahn, Luise Rinser, John Boyne, Annie Dillard”

Jaroslav Hasek, Jacob Hiegentlich, Kno’Ledge Cesare, David Zane Mairowitz, Barbara Seranella

 

De Tsjechische schrijver Jaroslav Hašek werd geboren op 30 april 1883 in Praag. Zie ook alle tags voor Jaroslav Hašek op dit blog.

Uit: Die Abenteuer des braven Soldaten Schwejk

»Das beste is«, behauptete jemand von der Tür her, »wenn man sich Petroleum unter die Haut am Arm spritzt. Mein Vetter war so glücklich, daß man ihm den Arm bis unterm Ellbogen abgenommen hat, und heut hat er vorm Militär Ruh.«
»No also, seht ihr«, sagte Schwejk, »das alles muß jeder für unsern Kaiser aushalten. Sogar das Magenpumpen und das Klistier. Wie ich vor Jahren bei meinem Regiment gedient hab, da wars noch ärger. Da hat man so einen Maroden krummgeschlossen zusammengebunden und ins Loch geworfen, damit er sich auskuriert. Da hats keine Kavalletts gegeben wie hier, oder Spucknäpfe. Eine bloße Pritsche, und auf der sind die Maroden gelegen. Einmal hat einer wirklichen Typhus gehabt und der andre neben ihm schwarze Blattern. Beide waren krummgeschlossen und der Regimentsarzt hat sie in den Bauch gekickt, daß sie herich Simulanten sind. Dann, wie diese zwei Soldaten gestorben sind, is es ins Parlament gekommen und in der Zeitung gestanden. Man hat uns gleich verboten, diese Zeitungen zu lesen, und eine Koffervisite gemacht, wer diese Zeitungen hat. Und wie ich halt schon immer Pech hab, hat man sie beim ganzen Regiment nirgends gefunden, nur bei mir. So hat man mich also zum Regimentsrapport geführt, und unser Oberst, der Ochs, Gott hab ihn selig, hat angefangen mich anzubrülln, daß ich grad stehn soll, und hat gefragt, wer das in diese Zeitung geschrieben hat, oder er wird mirs Maul von einem Ohr zum andern zerreißen und mich einsperrn lassen, bis ich schwarz wer. Dann is der Regimentsarzt gekommen, hat mir mit der Faust vor der Nase herumgefuchtelt und geschrien: ›Sie verfluchter Hund, Sie schäbiges Wesen, Sie unglückliches Mistvieh, du Sozialistenbengel, du!‹ Ich schau allen aufrichtig in die Augen, zwinker nicht mal und schweig, die Hand an der Mütze und die Linke an der Hosennaht, sie laufen um mich herum wie Hunde, belln mich an, und ich fort, wie wenn nichts. Ich schweig, leist die Ehrenbezeigung, die linke Hand an der Hosennaht. Wie sies so vielleicht eine halbe Stunde getrieben ham, is der Oberst auf mich zugelaufen und hat gebrüllt: ›Bist du ein Blödian oder bist du kein Blödian?”

 

 
Jaroslav Hašek (30 april 1883 – 3 januari 1923)
De brave Soldat Schwejk op een bank in Sanok, Polen

Lees verder “Jaroslav Hasek, Jacob Hiegentlich, Kno’Ledge Cesare, David Zane Mairowitz, Barbara Seranella”

Konstantínos Petros Kaváfis, Rod McKuen, Bernhard Setzwein, Monika Rinck, Alejandra Pizarnik, Walter Kempowski, Bjarne Reuter

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

Het krantenbericht

De krant schreef ook iets over afpersing.
Zelfs in dit geval benadrukte ze weer
haar diepe verachting voor liederlijke,
zeer schandelijke, verdorven zeden.
 
Verachting… Terwijl hij, in zichzelf treurend,
aan een avond vorig jaar terugdenkt
die ze samen doorbrachten, in een kamer
van wat half hotel, half bordeel was. Nadien hadden ze
elkaar niet meer gezien, niet eens op straat.
Verachting… Terwijl hij aan de zoete lippen
terugdenkt en aan het blanke, buitengewone,
goddelijke lijf dat hij niet genoeg had gekust.
 
Hij las, melancholiek, in de tram, het bericht.
 
Om elf uur’s avonds was het lijk gevonden
op de kade. Er bestond geen zekerheid
of er een misdaad was gepleegd. De krant
sprak haar mededogen uit, maar toonde,
vanwege de goede zeden, haar diepe verachting
voor het zeer liederlijke leven van het slachtoffer.

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 

Days of 1901   

The exceptional thing about him was
that in spite of all his loose living,
his vast sexual experience,
and the fact that usually
his attitude matched his age,
in spite of this there were moments—
extremely rare, of course—when he gave the impression
that his flesh was almost virginal.

His twenty-nine-year-old beauty,
so tested by sensual pleasure,
would sometimes strangely remind one
of a boy who, somewhat awkwardly, gives
his pure body to love for the first time.

 

Before the Statue of Endymion          

I have come from Miletos to Latmos
on a white chariot drawn by four snow-white mules,
all their trappings silver.
I sailed from Alexandria in a purple trireme
to perform sacred rites—
sacrifices and libations—in honor of Endymion.
And here is the statue. I now gaze in ecstasy
at Endymion’s famous beauty.
My slaves empty baskets of jasmine
and auspicious tributes revive the pleasure of ancient days.

 

Vertaald door Edmund Keeley en Philip Sherrard

 
K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)
Endymion in het Gustaaf III Museum van Oudheden, Stockholm

Lees verder “Konstantínos Petros Kaváfis, Rod McKuen, Bernhard Setzwein, Monika Rinck, Alejandra Pizarnik, Walter Kempowski, Bjarne Reuter”

Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay

De Britse schrijver Zia Haider Rahman werd in 1969 geboren op het platteland van Bangladesh in de regio Sylhet. Zie ook alle tags voor Zia Haider Rahman op dit blog.

Uit: In het licht van wat wij weten (Vertaald door Anne Jongeling en Carla Hazewindus)

“Op een ochtend in september 2008 stond er een broodmagere man op de stoep van ons huis in South Kensington. Hij had een donkere huid, scherpe jukbeenderen en een woeste baard. Ik schatte hem achter in de veertig, begin vijftig en hij was ongeveer één meter tachtig, een centimeter of twee kleiner dan ik. Zijn waterdichte jack met een sluiting van klittenband, hing open. De mouwen waren iets te kort, en aan de lichte streep boven zijn rechterhand te zien had daar waarschijnlijk een horloge gezeten. De veters van zijn afgetrapte schoenen waren verschillend van kleur en de zakken van zijn cargobroek puilden uit van allerlei ondefinieerbare zaken. Er hing een rugzakje om zijn schouder en tegen de deurpost stond een canvas plunjezak.
Door zijn manier van spreken maakte hij een enigszins opgewonden indruk, niet warrig maar indringend, en duidelijk niet van zins zich in de rede te laten vallen, alsof hij een onderbroken gesprek hervatte. Ik stond daar maar zonder wat te zeggen terwijl ik mijn best deed om iets aan hem te ontdekken wat me bekend voorkwam, toen ik plotseling getroffen werd door een Duitse naam die ik al bijna twintig jaar niet had gehoord.
Op dat moment drongen de details van wat er gebeurde niet echt tot me door, die kwamen pas later bij me boven, toen ik bezig was alles wat ik me kon herinneren op papier te zetten. Ik heb altijd in de financiële sector gewerkt, een business waarin het om de fijne kneepjes gaat, zoals de kleine bewegingen in de beurskoersen waar het lot van miljoenen dollars, ponden, en zelfs yens van af kan hangen. Maar ik moet eerlijk bekennen dat het succes dat ik in mijn loopbaan heb gehad – als je tenminste kunt spreken van succes – niet zozeer te danken was aan mijn oog voor detail, een veel-voorkomende eigenschap in deze branche, als aan mijn vermogen patronen in het grote geheel te zien waarin zich nieuwe zakelijke mogelijkheden aftekenen.”

 
Zia Haider Rahman (Sylhet, 1969)

Lees verder “Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay”

Koning (Nachoem Wijnberg)

Bij Koningsdag

 

 
Koningsdag in Eindhoven, 2015

 

Koning

(Waar is de vorige koning?’

Vandaag is hij bij mij weggegaan, zei de koningin.

Hoeveel koningen waren er voor hem, of was hij de eerste die niemand
durfde na te doen?

Hij zei dat hij mij alles had zien doen wat andere vrouwen ook doen.

Liet de vorige koning met een dier spelen als met een bal die niet op de
grond mag vallen?

Ik vroeg hem of hij mij iets wilde zien doen wat geen andere vrouw doet.)

Deze bewegingen moeten ook een koningin hebben:

de armen uitstrekken, een verre sprong maken, kort blijven liggen.

Wat voor dier kan dit doen zodat zij het niet hoeft te doen

(een dier dat niet kan springen kan gegooid worden)

als van wat de koning zou kunnen leven zonder haar te zien?

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit:Een graat in mijn bloed

“En de daklozen zopen zich impotent aan goedkoop bier en hun vrouwen naaiden elkaar op door het voortdurend te hebben over die ene vrouw en dat ene meisje, die de honger niet aankonden en zich aldus verkochten aan de heren van de herenhuizen. Want de stad was een bordeel en de heren kregen nergens anders het gevoel dat ze lééfden!
Maar: de massa van mensen is toegenomen in aantal en soort; de massa-communicatiemiddelen brengen triviaal vermaak en iedereen die aan de zelfkant van de samenleving sukkelde is rijker geworden en aldus geëmancipeerd tot burger.
En de stad is moederlijk geworden: zij ijvert met haast instinctmatige gedrevenheid voor het zuiver houden van haar kroost, het schoonhouden van haar wegen, muren, buurten, scholen, kantoren, discotheken en voor het zuiverhouden van haar zorgvoorzieningen. En wij: de mensen met de zoekende ogen en met de doorlopend kauwende kaken; wij – waarvan de vrouwen altijd zwanger en in bevalling zijn; wij met onze horden schreeuwende grijpgrage kinderen; wij, die zonen baren die niets anders aan het hoofd hebben dan walkmans en maagden – wij dringen door. Want: de steden hebben zich door ons laten ontmaagden. Een stad met allure laat zich onvoorwaardelijk nemen door iedereen die haar voor het eerst bezoekt.
Niemand hoeft naar haar te lonken; niemand hoeft te betalen.
De stad gaat trillend plat – zodra zij de levensadem voelt van vrouw en man: piepjong & stokoud, homo & hetero, gelukkig & bedroefd, valide & invalide, autochtoon & allochtoon, met een enorm besteedbaar inkomen & met niets dan een zwerversrantsoen. En de steden zwellen aan: zwanger van iedereen, want ze laten zich nooit meer maken en breken door de heren van de herenhuizen alleen!”

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen”

André Schinkel

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Na een opleiding tot een veeboer met een gymnasiumdiploma en een afgebroken opleiding tot milieu-ingenieur studeerde Schinkel aan de Maarten Luther-Universiteit in Halle-Wittenberg Duitse literatuur, kunstgeschiedenis en prehistorische archeologie. Gedurende deze tijd verschenen zijn eerste boeken, waarvoor hij werd bekroond met de George Kaiser stimuleringsprijs 1998 van de deelstaat Saksen-Anhalt 1998. Hij is momenteel werkzaam als schrijver, docent en redacteur. plaats van de ogen – Sinds 2005 is hij redacteur van het literaire tijdschrift “oda – Ort der Augen”. Daarnaast bezetten houdt hij zich op wetenschappelijk gebied bezig met toenaderingen tussen literatuur en archeologie en met specifieke problemen van de neolithisatie van Centraal Europa. In 2006 ontving hij, op voordracht van de belangrijkste prijswinnaar Wolf Biermann, de stimuleringsprijs van de Ringelnatz Stiftung en in 2012 de Walter Bauer Prijs. Hij was stadsschrijver in Halle, Ranis en Jena. Hij nam over de hele wereld deel aan ontmoetingen met schrijvers en aan poëzie festivals in Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Armenië en Italië. Zijn teksten zijn vertaald in zestien talen, waaronder Bosnisch, Servisch, Kroatisch, Bulgaars, Armeens, Engels en Oud Egyptisch.

Mondgartenlied

Wir gehen fort, es lockt die Ferne,
In die Weite unsrer Träume hin:
Wir sind: Beschwichtigte, die Sterne
Drehn sich, blau, im Wasserfirn.

Der Bülbül singt, die Nachtzikade fiedelt,
Und die Sprosser zirpen laut –
Der Mond geht auf und: spiegelt
Sich im Schimmer deiner Haut.

Auf dem Wasser glühn die Farben,
Und du lockst mich sanft ins Schwarz;
In den Teichen rolln die Barben, –
Und der Brillenvogel macht Rabatz.

 

Lied im Herbst

Herbstlich wird’s, die Blätter plumpsen
Durch das Gitterwerk der Zweige.
Das Licht verharrt, die Stürme rumsen
Wieder los; und Früchte neigen

Sich – ein letztes Blühn der Rosen
Fängt nun an in den Rabatten
Und die Erinn’rung an die losen
Feste, die wir sommers hatten.

Ach, vorbei ist, wenn der Herbst
Kommt, jenes Leben – fröstelnd suchen
Wir uns falb in unsern Seelen fest.
Und finden nichts und wollen nun gern fluchen:

Jeder Zweifel, der dir einst ins Herz
Klomm, nagelt dich nun an den Dingen fest.
Und ich, ich sehe ganz verscherzt
Aus, einer Zweifelmasse grauer Rest.

 
André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

Didier Daeninckx

De Franse schrijver Didier Daeninckx werd geboren in Saint-Denis op 27 april 1949. Zijn moeder was actief in de communistische partij en werkte evenals zijn vader een tijd in de Hotchkiss autofabriek. Na de scheiding van zijn ouders ging Daeninckx bij zijn moeder in Aubervilliers wonen, waar hij zich in 1963 aansloot bij de Jonge Communisten. Hij bezocht de technische school Le Corbusier, maar verliet de school toen hij zestien was. Vanaf 1966 werkte hij eerst in een drukkerij, vervolgens twaalf jaar als cultureel leider en tenslotte als lokaal journalist. Het was tijdens een periode van werkloosheid in 1977 dat hij zijn eerste roman schreef: “Mort au premier tour”, waarin men het neurotische karakter van inspecteur Cadin ziet opduiken. Het boek werd eerst door tien uitgevers geweigerd en werd uiteindelijk pas gepubliceerd in 1982 door Éditions du Masque, maar bleef toen volledig onopgemerkt. De tweede roman “Meurtres pour mémoire” (1984) verscheen in de Série noire opende de deuren van de roem. Daeninckx stelt in zijn oeuvre bepaalde onderwerpen aan de kaak en neemt een duidelijk standpunt in. Hij richt zich met name op politieke en sociale zaken. Dat gaat zowel om dossiers uit het heden als vergeten gebeurtenissen uit het verleden, zoals het Algerijnse bloedbad in Parijs op 17 oktober 1961 in “Meurtres pour mémoire”. Didier Daeninckx gebruikt hiervoor vaak detectiveromans, waarbij hij de sociale realiteit duidelijk naar voren laat komen.

Uit: Meurtres pour mémoire

Elle ne pouvait quitter des yeux cet être effroyable qui allait la tuer. La main s’abattit brusquement mais Saïd, au prix d’un effort terrible se porta devant elle, la protégeant de son corps. La brutalité du choc les renversa tous deux. Le policier n’en continuait pas moins de frapper Saïd. Il finit par se lasser. Kaïrat craignait de faire le moindre geste pouvant laisser croire à leur agresseur qu’elle vivait encore. Saïd, au-dessus, faisait de même, pensait-elle, jusqu’à l’instant où elle identifia le liquide poisseux et acre qui s’étalait sur son manteau. Sa peur était douce en comparaison de l’immense douleur qui s’empara des moindres atomes de son être. Elle releva le cadavre de son ami en hurlant.
– Assassins ! Assassins !
Deux policiers s’emparèrent d’elle, la dirigèrent vets un des autobus de la R.A.T.P. réquisitionnés pour assurer le transfert des manifestants appréhendés, vers le Palais des Sports et le Parc des Expositions de la Porte de Versailles.
Seul Lounès était indemne, il tentait de disperser la foule dans les petites rues qui jalonnent les boulevards. De nombreux passants prêtaient main-forte aux C.R.S. et leur désignaient les porches, les recoins où se cachaient des hommes, des femmes rendues stupides par l’horreur.
Il était près de huit heures. Sur les quais situés en contrebas du pont de Neuilly, deux immenses colonnes formées par les habitants des bidonvilles de Nanterre, Argenteuil, Bezons, Courbcvoie, se mirent en mouvement. Des responsables du F.L.N. les encadraient et canalisaient les groupes qui ne cessaient de se joindre a eux. Ils étaient au moins six mille ; les quatre voies du pont ne semblaient pas assez larges pour assurer l’écoulement du cortège. Ils dépassèrent la pointe de l’Ile de Puteaux, sous leurs pieds, et pénétrèrent dans Neuilly. Pas un ne portait d’arme, le moindre couteau, la plus petite piètre dans la poche. Kémal et ses hommes contrôlaient les individus suspects; ils avaient expulsé une demi-douzaine de gars qui rêvaient d’en découdre. Le but de la démonstration était clair: obtenir la levée du couvre-feu imposé depuis une semaine aux seuls Français musulmans et du même coup prouver la représentativité du F.L.N. en métropole.
La voie était libre ; ils purent distinguer, au loin, l’Arc de Triomphe illuminé à l’occasion de la visite officielle du Shah d’Iran et de Farah Dibah. Comme à leur habitude, les femmes prirent la tête. On voyait même des landaus entourés d’enfants. Qui pouvait se douter que trois cents mètres plus bas. masqués par la nuit, les attendait une escouade de Gendarmes Mobiles épaulée par une centaine de Harkis. À cinquante mètres, sans sommations, les mitraillettes lâchèrent leur pluie de balles. Omar, un jeune garçon de quinze ans, tomba le premier. La fusillade se poursuivit trois quarts d’heure.”

 
Didier Daeninckx (Saint-Denis, 27 april 1949)

Robert Anker

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Anker debuteerde in 1979 als dichter met ‘Waar ik nog ben’. Voor 1979 verschenen gedichten van hem in verschillende tijdschriften, zoals De Revisor. Het debuut was nog een traditionele dichtbundel, geïnspireerd door Ankers jeugd in het West-Friese Oostwoud. Was die bundel nog naar binnen gericht, al gauw kwam de nadruk te liggen op de buitenwereld, zoals in ‘Van het balkon’ (1983), en op maatschappelijke problemen, zoals in ‘De broekbewapperde mens’ (2002). Van de natuur verschoof het perspectief naar het stadsleven. In de periode van zijn studie in Amsterdam, waar Anker sindsdien woont en werkt, schreef hij toneelteksten en gedichten. Inmiddels heeft hij ook romans, verhalen, essays over literatuur en kunst, en jeugdliteratuur op zijn naam staan. Zijn werk is bekroond met de Libris Literatuur Prijs, de F. Bordewijk-prijs (beide proza), de Jan Campert-prijs en de Herman Gorterprijs (beide poëzie). Anker was redacteur van Tirade en doceerde Nederlands. Later was hij literatuurcriticus bij Het Parool en fulltime schrijver.

Alles gefilmd

Dit zijn de schoenen van een man die als je zegt
hier zijn je schoenen zegt daar zijn mijn schoenen.

Denkt: mijn bloemen, mijn bloeien in de wereld.
Hij reist op sokken voor zijn huis heen en weer.
Hij komt weer binnen en verplaatst zijn schoenen.

Is hij die lieve man die met de kinderen praat.
Kan deze nieuwe wijk een nest tegen de wereld.
Hij zwemt zijn grenzeloze ogen in en uit.

Op een ochtend als de wereld overloopt,
dat hij dan de ramen openzet, hij neemt zijn buks
en schiet alle bloemen bij de buren alle dood.

De mensen praten, wijzen, lopen door elkaar.
Alles gefilmd door de media. De bloemen,
de emoties in de buurt, kijk, zijn schoenen.

 

Heimwee naar de zandhoek

De liefde wast de tijd
de liefde hangt de tijd te drogen
de liefde plooit de ongestreken tijd
om het lichaam van de liefde
en groeit tenslotte uit de tijd.

Wij deden onze kleren uit
en alle dingen werden nieuw aan ons
in het rusteloze licht aan de kade
klotsend klepperend met vlag en wimpel
in de ongeruste vrede aan het raam.

 

De schaatser

Soms vriest het weer zo helder
dat de schaatser die ik ben
de snaren van het ijs laat zingen
tot in de horizon van glas
aldoor beentje over door het glas

zoals ooit eerder altijd weer de metalen
zon achter de zilverbloemen op het raam
in mij doorstoot en mij hier fotografeert.

Meestal echter kom ik zelden voorbij
het rottige riet de kapotte vogels
dat het aldoor dooit in de modder
van het vreedzame bestaan.

 
Robert Anker (Oostwoud, 27 april 1946)

Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Hannelies Taschau, Theun de Vries, Hertha Kräftner, Margreet van Hoorn

De Amerikaanse schrijver Bernard Malamud werd op 26 april 1914 in Brooklyn, New York, geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Malamud op dit blog. 

Uit: God’s Grace

“When he recovered from his radiation illness, he had acquired a light-brown beard and slim, tanned body, but his short legs, from childhood a bit bent, seemed more so.
No cows, no calcium. One day he journeyed with Buz by rubber raft to the coral atoll on the northwestern side of the island to see what they might recover from the wreck of Rebekah Q. Many useful objects were too large for transportation by raft, but they could pile up small things, about a four-hundred-pound load each trip.
The cave was a sloping half mile from the southern shore of the island, on the opposite side from the reefs; and it was best to carry in supplies by raft around the island rather than attempt to lug them through the rain forest by tortuous, all but-impossible routes. Cohn had made five trips to the beached boat, before he became ill, and had gathered many useful objects. Given his uncertain destiny, he felt he ought not pass up any serviceable item.
He paddled at the forward-port corner, and Buz imitated his friend, wielding his aluminum oar in the starboard corner. Or if the chimp dozed off, Cohn, with difficulty, rowed alone.
A breeze had risen and the water was choppy; it took half the morning to arrive at the reef. The grounded vessel, broken in two and lying broadside the sea, was still there, sprayed by waves chopping against the bony atoll.
Cohn had previously taken back with him The Work: of William Shakespeare, his old Pentateuch, a one-volume encyclopedia, a college dictionary, and a copy-there were eight in his cabin-of Dr. Walther Biinder’s The Great Apes, a classic textbook containing three excellent chapters on the life cycle of the chimpanzee.”

 
Bernard Malamud (26 april 1914 – 18 maart 1986)
Cover biografie

Lees verder “Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Hannelies Taschau, Theun de Vries, Hertha Kräftner, Margreet van Hoorn”