Robert Anker, André Schinkel

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Het glas

De vrede vliegt te pletter op het glas
van de volksgezondheid
de salarisschalen
de huisvestingsvooruitzichten
het democratische gehalte van onze onmin
de nieuwe natuur.

Oorsuizingen? Hersenletsel? Oude natuur?
De vrede vindt de moker die hij nooit is kwijtgeraakt.

Achter het glas het woeden van de vrijheid.

 

Vergeetkist

Ik vond in de beroemde boekenkist op zolder
Een telefoonboek waar jouw naam nog in stond
Snel dichtgeklapt maar zoals de snelle stofjes
Die ontsnapten aan het zonlicht zo kolkten
Mijn gedachten om je stralende naam en om
Je gapende gestalte waar die zijn kon
In de tijd en natuurlijk heb ik toch nog
Snel je nummer ingetoetst en een kind nam op
En of het door dat kind kwam dat ik plotseling

Trok ik uit dezelfde boekenkist te voorschijn
Het busboekje van toen mijn moeder nog haar tijd
Geheel bewonen moest en die ze moest bereizen
Met de bus die langs dorpsweg en binnendijk
Trillen doverhellend stoppend voor een geit
Leer en dieselolie hoofdpijn verspreidend –
O al die tijden en daartussen al die lijnen
Alles wat beschreven was en dan verdwijnt

 

Heimwee naar Carmiggelt

De man zat met moe haar
op een bank in de herfst
zei hij dof
zei hij eenvoudig.
Ik ben niet ostentatief ongelukkig
ik draag mijn zelfspot
als een zijden harnas
riep hij
hield hij vol.
Ach je knoeit wat je rommelt wat
en je hebt je rust
je levensavond.
Anna heette ze wist ik nu
gehuld in een mooie gave neurose
een fineer van droefenis over haar stem
een lichtbruin korstje op haar stem
bloemen gezellig
voor als je ontevreden bent
of sad.
Ik op een paaltje? Ik was lid van het Concertgebouw
nu rielèks ik rielèksen daar gaat het om
dat wel natuurlijk
zei de kastelein laf
een wat schemerige man
een heerachtige verschijning
een losse jongen
men schreef een goudbruine namiddag
in december.
Daarom heeft die verongelijkte uitdrukking
zich metterwoon op mijn gezicht gevestigd
zei hij filosofisch
heeft u ooit intensief samengehangen
met schertsartikelen
vroeg hij getoucheerd
vroeg hij vriendelijk verweesd
nee maar dat vind ik nou leuk
sprak de kastelein moedeloos
en loosde onafgebroken
levensbloesem.

 

Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Twee mensen

Het aanbiddingsgebaar uit vier oceanen in de middag.
Waar het water ophoudt, beginnen de glinsteringen –
Weefsels van de huid. Nu al beginnen daar
Maskers te groeien: van timide zachtheid,
Onstuimig als jagende haviken, op te leiden voor
Koorddansertrucs omdat het leven niet gemakkelijker wordt.
Nog ligt alleen ’s nachts de naar-bed-gaan-drang
Zwaar op de maag. Tot nu. In de ochtend spelen
Fijngevoelige pruilmondjes: teleurgestelde lankmoedigheid, naïeve
Vertwijfeling. Dan (sic!) deelt de lucht zich in tweeën
Uit louter ongenoegen: tussen twee
Schreeuwers oogst de spreker een glimlach. Een
Ogenblik lang lijkt het geluk tastbaar.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2020 en eveneens mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Robert Anker, André Schinkel

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

De seizoenen, gekorrigeerd

III Herfst

De bladeren in je hoofd zal je bedoelen.

Dit is een man die in zichzelf praat.
Noem het een beperking, maar hij praat.
Hoe hij zijn hoofd bedekt zodra hij opstaat,
het brood snijdt in de keuken: onwankelbare deemoed.

Ochtendmist, het krassen van een kraai.
Het piepen van de riemen. Hoe hij omkijkt.

Dat hij uit de sloten om te gaan
ooit deze koos en sedert nam:
het verzelfstandigen van beweging.

Dat het land door de verkaveling geopend is
en hij daarin is dichtgegroeid.
Dat hij met name een rug geworden is
die toekomst voor zich uitroeit. D.w.z. uit en thuis.

Het water heeft de diepte van een huid.
Daar steekt hij stokken in. Zo spant hij netten.
Hij vist wat ooit is uitgezet, ook wel door hem.
Hij is verheugd te weten wat hij kan en weet.
Over de scherpte van zijn inzicht terzake van het vissen.
Maar ook: dat helderheid de duisternis bedekt.

De krant voor je opgetrokken als een wereldbeeld.
Iemand – een geintje in zijn filosofie –
die daar met de vlakke hand doorheen slaat
in jouw schemeruur. Of je nog wel veilig bent.
Of je daarin nog weer mee wilt gaan.

Vanaf een uur of tien wordt hij een zuiltje in het riet.
Er landt een vogel op zijn hoed. Er worden wissels omgegooid,
zodat hij opgetogen verre steden binnenstroomt,
of aan de hand loopt van een autochtoon verleden.
Er ploffen appels en kastanjes in zijn hoofd.
Bankiers breken hun zonen open.
De zonen schrijven verder met een steen.

Een passacaglia vaart als herfst door hem heen.

Hoort hij de spartelende vissen in de bun.
Blijft hij hier, of gaat hij verder, d.i. terug naar huis.

Om 17 uur 15 schudt hij de abstraktie van zich af
en pakt de riemen voor het donker wordt en mompelt voort.

Om de volheid, de wijsheid en de pijn.

 

IV Winter

Of zijn adem door de bloemen heen kan breken.

Hij is zichzelf als anekdote nu voorbij.
Zijn denken is een leeg museum.
Soms: glazen schilderijen op een witte muur.
Soms: beelden, losgeraakt uit een bewoond verleden.
Het zijn de korte eksposities van een goochelaar.

In zijn oren ruist het als televisie ’s nachts.
Hij is al jaren doof en dito zwijgt hij, onophoudelijk.
Maar zijn glimlach is nog goed! Hij kan nog alles zien!
De krant, ja. Maar hij leest niet want hij kijkt.

Meestal staat hij ergens stil, de blik omhoog.
Bv. een landweg, of een blauwe tuin bij regen.
Of nu, in alle vroegte, in het melklicht van het raam.
Vindt zijn familie hem een lief objekt. Zoals een schoenendoos.

Zij vinden hem vooral een rug, die luistert.

In zijn hoofd wil alles soms verbaasd naar buiten, toch.
Om landschap groen als een emotie in te gaan.
De krant opslaan, verwarde mededelingen doen.
Waaronder dat hij van je houdt.

Beweegt hij in de keuken bij het dichtgevroren raam.
Er gaat een tuin met bomen schuil als een idee.
Of dat vermoede uitzicht achter bloemen een seizoen is.
Of zijn adem door die bloemen heen wil breken.

Of dat zijn keuze is: een bloem als Webern of een huilend raam.

 

Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Latitude in Ribnitz

Dat zag ik: een latere
Meester stak het
Versteende houtsap af, vormde de liefde,
Het ruisen, de dood.

Helderbruin, geelschuimend,
Melkachtige bastaard –
Het gevangen licht, bij libellen
En hagedissen geliefd;

Omgord door de draad
Van een treurende ziel:
Amber – een woord als uit
Het abc-boekje van de magiër,

Die zich, aan
De kust,
Met zichzelf,
Doodschiet.

Alleen ontroerde mij het huilen
Van de kinderen, bij de uitgang
Van het klooster, na de blik
In de schemer,

Geen
Magiër
Te
Zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2020 en eveneens mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Robert Anker, André Schinkel

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

De seizoenen, gekorrigeerd

II Lente

s Nachts wordt hij weer uitgestuft.
Hij kiest een nieuwe route in de witte wereld.
Of hij wordt nagewuifd? Een witte boord?

Hij is een kwieke reiziger in hout
en ruwe materialen.
Hard rock dendert door zijn hoofd.
Ha! Hij lacht, hij klaksonneert.

Over de induktie van beweging.
Bv. het geluid van banden door een landschap:
stokt heimwee naar een toekomst in je keel.

Bijvoorbeeld: wat je denkt doordat je praat.

Zo zwenkt hij dorpen in en uit,
valt werkplaatsen binnen met zijn mopjes.
Het gevoel een film te zijn.
Action! Een glanzende man.

Thee en koffie drinkt hij in de keukens.
Daar gaat hij in debat over het weer,
de wereld en het ruwe hout.
De timmerman vertoont hem tekeningen
van zijn prachtige konstrukties.
De reiziger praat losjes door de tekeningen heen.

Over het opdoen van nieuwe ervaringen
en het bewaren ervan, huiswaarts.

Vervuld van wat hij zelf genereerde,
loopt hij het witte tuinhek door, het grintpad op,
naar binnen. In de lente van zijn eenzaamheid.

Hij manoevreert zich langs de koppen van de krant.
Hij denkt: ik ben alweer vergeten waar ik was,
maar mijn hoofd zit vol met maten en getallen.
Dat komt als ik ga praten goed van pas.
Wat mij beweegt. Wat mij bestemt.

Wat hem zo vast verankert in het heden.

 

I Zomer

Het land dat hij verlaten heeft is leeg.

Dat is pas reizen in het knallen van de motor.
Hij woont in het lawaai. Er zijn geen echo’s.
Want hij luistert niet. Hij hoort maar wat hij ziet.

Zo komt hij binnen het verband, vergeten wat nog komt.

Of, vertikaal: de mateloze avondlucht, zijn hoofd
ter hoogte van het riet, de poten van het vee,

zich bukkend onder bruggen.
Door het lauwe water sliert zijn hand.

Waar je hem ziet, daar moet hij zijn.
Er zijn geen vragen. Je zou het kunnen filmen.

Dat hij alleen vaart. Dat er geen zwanen voor hem uitgaan.
Er wil een rat in dit verhaal, als een symbool.
Om mee te zwemmen in de boeggolf. Snorren, oogjes.

Het hondje staat als boegbeeld op de plecht.
Bloembollen reizen los van verleden.
Dat hij een bouwer is die terugkeert van het land.
Wat hij natuurlijk is, hij is geen metafoor,
hij is een lege man, om in te kleuren.

Hij vaart achter het dorp langs met stilte in zijn hoofd.
Om etenstijd, dus niemand die hem ziet of hoort.
Vrede haaks op de tevredenheid.

Tenslotte legt hij aan, vol wolken, land en water.
De bollen laat hij maar voor later.
Dat is pas aankomst: voorbij nog iets te doen.

Het ruikt naar heimwee in de schuur, van zaad en bonen.
Van de grond. En god ruist in de bomen om het erf.
D.i. de bomen ruisen en hij draait zich om:
dampende velden ziet hij en de zon.

Zijn bord staat in de keuken op de krant.
Het beslagen raam, de pan met aardappels voorbij,
waagt hij de vergeelde toetsen even
aan zijn gekloofde hand, om Schubert.

Dan kijkt hij op, in ons gezicht.
Klaar om in details te treden.

 

Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Vliegend stuifmeel

In het voorjaar bewegen de wolken
Rood-geel van bloeiend verlangen,
Door de schaduwen, de groene
Hyperbolen van het voorgebergte;

De merels roepen tevergeefs
En pluizen de borsten op
Tegen de eksters, die bedrijvig
De nesten leeghalen; en

De wielewaal bevedert schuchter de zwart-
Gele stempel van de vlucht

In het uitgeleverde landschap
Waar stuifmeel heerst; –

Wat een omgeving denk je,
Vertrekt vol spijt: met in je
Rug de kuddes van de heuvels,
Op weg naar de drinkplaats..

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)
Hier geflankeerd door Caroline Schlegel-Schelling, Novalis en Schiller

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2020 en eveneens mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Dag van de arbeid (Letty Kosterman), André Schinkel

 

Bij 1 mei          

 

Steel door Thomas Hart Benton, 1931

 

Dag van de arbeid

Wat moet je op 1 mei ter tafel brengen?
Dat is de vraag die mij laatst werd gesteld.
Mijn antwoord op die vraag is gauw verteld,
op 1 mei moet je rood met rood vermengen.

Begin de dag dus met een zak tomaten.
Vermijd het kroontje wel tot elke prijs
Als lunch gebruik je dan een bos radijs.
Je kan er brood bij doen, je kan ’t ook laten.

1 mei, de dag van d’Arbeid, het diner.
Een rooie huisvrouw zal het simpel houwen,
ze zal een diepvriesmaal in d’oven douwen.

Dan is z’op tijd bij al die and’re vrouwen,
die samen aan een nieuwe toekomst bouwen.
En zij gaat met die rooie vrouwen mee!

 

Letty Kosterman (17 maart 1935 – 5 februari 2017)
Utrecht, de geboorteplaats van Letty Kosterman

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Aan de nachtblauwe vlinder

Op jou, vlinder, ik heb de hele
Dag al gewacht, jouw zeeblauwe
Vleugels. Ik ging onrustig door de nacht,
Vroeg in de ochtend begon ik te drinken,
Want: ik hield de verwachting niet uit. En nu
Weer nacht en mijn hoofd vol wijn,
En de slaap komt niet eerder dan dat jij
Komt. Jouw vlucht van ver weg, vanaf de
Baltische Zee, en altijd naar mij, op de
Vlucht voor de kraaien die uit Noorwegen
Zijn. Jouw uitzicht – zuidelijk Scandinavisch licht
Onder de gelijkmatige vleugelslag,
Wanneer je terugkeert naar het thuishok,
Nectarparels in de vacht en de geur van stuifmeel: op
Jou heb ik de hele zomer gewacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2020 en eveneens mijn blog van 1 mei 2019 en ook mijn blog van 1 mei 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Robert Anker, André Schinkel

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Heimwee naar de dag voordat jij kwam

Ik was Abba al voorbij maar Abba haalde mij
in het was een jonge dag de dag voordat jij kwam
het was zo’n dag dat iedereen je aankijkt en gestalte neemt
en: bewogen de gordijnen in de deur er was geen wind
knikkend zakte iets opzij een vloed een flakkering van licht
in het licht een zingend kleuren van de kleuren naar zichzelf
het was de dag voordat jij kwam ik heb gewoon ontbeten
denk ik en ik las de krant vermoed ik op mijn werk
zo zal ik ook geluncht en weer teruggelopen naar de tram
de sleutel in het slot no sense of living without aim
maar al die opkomst in het niets de dag voordat hij kwam.

 

Met haar rugzak zwaarder dan een paard

Met haar rugzak zwaarder dan een paard
om stuitert desondanks zij de trappen op en af
woont in abstracte lessen voor een toekomst met
haar gierende vriendinnen wild gearmd naar de wc’s
een wijle daar valt zij in een aandacht voor haar oogopslag
haar rozenmond in de beheersing van haar hoofddoek
strijkt zij langs de jongensblote navel der vriendin
o zij haat de broertjes in haar kamer met agendazware zucht
en tekent haar belofte in het stralendste gezicht
dat zij ooit tekende, o knusse dingen hou me vast
ik blaak van alles wat me ook vandaag omringde.

 

De zon daalt, wij hebben ons verinnerlijkt in ons bootje

De zon daalt, wij hebben ons verinnerlijkt in ons bootje
en varen zoet vereenzaamd in een landschap
waarbij ik roei en jij met elegante handslag het water
in het water schept opdat wij zinkende niet zinken
in het water waar zo pas zie ik omkijkend land was
en ver voor mij op de kant was de kindertijd en wuift nog
o god wat hou ik toch van de knieën uit je rok!

 

Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Vóór de onthoofding

Lang op de vlucht voor het verstrijken van de waarheid.
Maar nu moet ik, zeggen de handlangers, oneerlijke zaken
Doen met de moeders van de vijanden. Ja, ik geef toe, ik neem,
Wanneer brood een wapen is en een weerzien de oorlog
Is, die jullie niet willen, deze omwegen heel graag.
Handtekening bij zonsopgang. Met gebroken vingers.
Ik: een Satan onder het teken van welk teken dan ook –
Zwarte tulband, zwart kruis, zwarte hand, zwarte schoen
Bestendig en braaf! Dan gaan de zwarte lichten aan en
De bevoegde rechter sluit zijn dossier.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2020 en eveneens mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Robert Anker, André Schinkel

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Nee

wij gaan godverdomme geen lijkrede schrijven voor elkaar
met grinnikende anekdotes, pijnlijke verzwijgingen
de elegie van weer gevonden, later toch verloren maar
wij laten ons niet kisten, het was een GOED leven
dat wij gaan begraven met een MOOIE begrafenis, nee
grijnzend groeten wij elkaar tot de volgende reünie, bij wie
maar niet bij ons, wij hebben juist weer iemand overleefd
en nee, wij gaan geen gedichten maken godverdomme
waarin we de bezongene niet bezingen maar zijn lot
ontvormen tot een stem van weemoed, zich verstamelend
tot onschadelijke schoonheid geschikt voor in de krant
wij gaan met bekkens en pauken woede drijven
door het smoelbeeld van de dood als door de Schelfzee
naar het beloftevolle heden dat ons dan geheel bewoont.

 

Op de halte

Omdat de tram niet komt maar wij nog steeds niets zien, verhevigd.
Dat er om de hoek een pand gekraakt, een buurvrouw zingt,
een oude man een kind dat huppelt aan zijn hand oversteekt,
deze vogel deze mooie brievenbus geraakt heeft – liefde, liefde.
Maar hier brandt de wereld veilig in een krant met vingers.
Ergens zit een lek, verdwijnen mensen, zakt een tegel weg.
Maar iemand steekt een kind omhoog, een paraplu, een periscoop.
Iemand anders breekt in fluisterzinnen los tegen een rug.
Omdat de tram nog eens begint bij de geboorte, dat kan ook.
Boven onze hoofden komt een witte wolk, maar geen herinnering.
Dat de tram door de velden zingt, bloemen bloeit, wonden maakt
maar tranen worden grint dat onder onze schoenen kraakt
om onze huizen aan het einde van de richting.
Een autootje roept water om, dat er geen water meer.
Maar bier genoeg op het terras waar alle mensen kijken.
Loopt de liefste zwaaiend met haar glas maar niet herkend.
Staan wij met 48 schoenen op de halte en een richting.
Wij staan met 48 hakken naar de richting op de halte.

 

Alles gefilmd

Dit zijn de schoenen van een man die als je zegt
hier zijn je schoenen zegt daar zijn mijn schoenen.

Denkt: mijn bloemen, mijn bloeien in de wereld.
Hij reist op sokken voor zijn huis heen en weer.
Hij komt weer binnen en verplaatst zijn schoenen.

Is hij die lieve man die met de kinderen praat.
Kan deze nieuwe wijk een nest tegen de wereld.
Hij zwemt zijn grenzeloze ogen in en uit.

Op een ochtend als de wereld overloopt,
dat hij dan de ramen openzet, hij neemt zijn buks
en schiet alle bloemen bij de buren alle dood.

De mensen praten, wijzen, lopen door elkaar.
Alles gefilmd door de media. De bloemen,
de emoties in de buurt, kijk, zijn schoenen.

 

Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Indachtig

Waar het vaalbruine koraalbos bloeit, en nu ook jij:
Ingeschreven in het logboek van de hartkoude volkeren,

De fossielen van pijn gaan op pad, door de planken
Van veerkrachtige hunkering, van barbaarse angsten bedreigd;

Klein de gemeenschap die nog de vacht van het spreken
Vertrouwt, het lawaaiig vertrek van brullende horden:

Een kwikzilveren duivel haalt al de mast binnen waaraan
De leren vlag van de slagers nog lange tijd wappert; –

Indachtig: zoveel te veel moet men de wereld vergeven
Dat het niet langer voldoende is voor het ontlasten van mensen;

En in de graven de knikkers van de kinderen: één
zwijgend klikken zolang het vlees in de

Ovens nog fluistert en ritselt; – en de merel … in
zijn zwarte frak behoedzaam zijn uitgesmeerde C zingt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

 

O dichter zonder nageslacht

hij kent de kieren van de dag
omdat hij uitziet naar het donker
en dan zodra die nevel valt
weerkaatst de stilte van een ochtend

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is lost zich op

de inkt, de letter, de gedachte
herinnering en toekomst-droom
en pijn van te veel natte nachten
en zweet dat stinkt naar dagelijks brood

hij kent de lust van zijn geliefde
hoe zacht zij hem tot zingen drijft
zo zoet, zo bitter, en bezeten
kwatrijnen hem om adem smeken

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is loste op

de maan, de straten, de gebouwen
zelfs zomerwind en horizon
en het verlangen naar de vrouwen
bevrijdt hem in een zelfmoord-nacht –

maar: in de kieren van de nacht
terwijl hij uitziet naar het donker
wordt hij van kinderlachen dronken

o – dichter zonder nageslacht

 

Zelfportret 1990

Ik zie haar in de spiegels
ze heeft een breuk in het gelaat
die neemt ze mee naar elk uur:
merkteken van verdiept bestaan –

de lijn van een gebroken dag
die rimpelloze cirkels bijt
zij voelt hoe zij verstilt en krimpt
in de wending die elk tijdstip neemt

het geweld rolt op haar af – voortdurend
in gespleten taal; want beelden weet ze
leven ook –
pijn hecht zich ook aan materiaal

ze gooit de feiten in het vuur: krante-
koppen hebben geen gezicht; lichtbeelden
krijgen zoveel kleur en liefdes, o: die
sterven weer; ze strooit de as uit over zee

het water voegt de afbraak in
het vuur vreet aan haar eigen huid
geweld ademt ze in en uit – in de wending
die het tijdperk nam schakelt geluk soms aan
– vaak uit

zo is het mensbeeld weer compleet
van martelaar, van held – en beul
het heeft een breuk in het gezicht

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Heimwee naar mijn dochter

Nu je terugbent want nu ik mijn dochter
terugheb want nu je terug bent gekomen
(waar was je wie ben je wat was je)
maar nu je terug bent nu heb ik je zo
verloren en heb ik mij zo beschadigd
aan jouw aanwezigheid zonder jezelf
nu je schrille gestalte in volle emotie
verdween mis ik je dochter maar rijm je
met mij voor een leven naar voren
nu je terugbent en nu ik je zo
terugheb en liefheb omdat ik je mis.

 

Heimwee naar Coldplays tweede

Begon de streving van het leven uit gemis
in de opmaat van een stralende eentonigheid
werd ons een pijnlijk groot geluk beloofd
als de grote drieklank soms bij Schubert
wij stegen met het bloed op naar een hoofd
in het bruidsveld van de waarheid waar je
op de pijngrens van het zijn alleen staat
terwijl je toch gearmd en ruisend samengaat
aan het open raam de lucht vol stemmen
en wemeling des oogs ontremmend uitzicht
zolang het duurt – missen is de waarheid
gemompel tot de gisting door de levensbeat
nooit weggeweest dan toch opnieuw begint.

 

 
Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Eingedenk

Wo der falbe Korallenwald blüht, und jetzt auch du:
Eingegangen ins Logbuch der herzkalten Völker,

Die Fossile der Schmerzen wandern, von den Planken
Federnder Hochsucht, barbarischer Ängste bedroht;

Klein die Gemeinschaft, die dem Fell der Rede noch
Traut, dem Aufbruchgedöns der brüllenden Horden:

Ein quecksilberner Teufel holt schon den Mast ein, wo
Die lederne Fahne der Schlächter lange noch weht; –

Eingedenk: soviel zuviel ist der Welt zu vergeben, daß
Es zur Menschenentlastung längst nicht mehr reicht;

Und in den Gräbern die Murmeln der Kinder: ein
Schweigendes Klacken, solange das Fleisch in den

Öfen noch wispert und rauscht; – und die Amsel … im
Schwarzfrack behutsam ihr ausgestrichenes C singt.

 

An den nachtblauen Falter

Auf dich, Schmetterling, habe ich den ganzen
Tag schon gewartet, deine meerblauen
Schwingen. Unruhig durchlief ich die Nacht,
Am frühen Mittag begann ich zu trinken,
Weil: ich hielt die Erwartung nicht aus. Und nun
Wieder Nacht, und mein Kopf voller Wein,
Und der Schlaf kommt nicht, bevor du nicht
Kommst. Weithin dein Flug, von der
Baltischen See her, und immer zu mir, auf der
Flucht vor den Krähen, die aus Norwegen
Sind. Dein Blick – süd-skandinavisches Licht
Unter der gleichmäßigen Schwinge,
Wenn du in den heimischen Schlag kehrst,
Nektarperlen im Pelz und Blütenstaubduft: Auf
Dich habe ich den ganzen Sommer gewartet.

 

 
André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

De Franse schrijver Didier Daeninckx werd geboren in Saint-Denis op 27 april 1949. Zie ook alle tags voor Didier Daeninckx op dit blog.

Uit: Cannibale

“— Ah, c’est enfin vous, Grimaut ! Cela fait bien deux heures que je vous ai fait demander… Que se passe-t-il avec les crocodiles ? J’ai fait le tour du parc ce matin, avant de venir au bureau, je n’en ai pas vu un seul dans le marigot…
Grimaut commence à transpirer. Il baisse les yeux.
— On a eu un gros problème dans la nuit, monsieur le haut-commissaire… Personne ne comprend ce qui a bien pu se passer…
— Cessez donc de parler par énigme ! Où sont nos crocodiles ?
— Ils sont tous morts d’un coup… On pense que leur nourriture n’était pas adaptée… Á moins qu’on ait voulu les empoisonner…
L’administrateur reste un instant sans voix, puis il se met à hurler.
Grimaut déglutit douloureusement.
— Morts ! Tous morts ! C’est une plaisanterie… Qu’est-ce qu’on leur a donné à manger ? De la choucroute, du cassoulet ? Vous vous rendez compte de la situation, Grimaut ? Il nous a fallu trois mois pour les faire venir des Caraïbes… Trois mois ! Qu’est-ce que je vais raconter au président et au maréchal, demain, devant le marigot désert ? Qu’on cultive des nénuphars ? Ils vont les chercher, leurs crocodiles, et il faudra bien trouver une solution… J’espère que vous avez commencé à y réfléchir…
L’adjoint a sorti un mouchoir de sa poche. Il se tamponne le front.
— Tout devrait rentrer dans l’ordre au cours des prochaines heures, monsieur le haut-commissaire… J’aurai une centaine de bêtes en remplacement, pour la cérémonie d’ouverture. Des crocodiles, des caïmans, des alligators… Ils arrivent à la gare de l’Est, par le train de nuit…
— Gare de l’Est ! Et ils viennent d’où ?
Grimaut esquisse un sourire.
— D’Allemagne…
— Des sauriens teutons ! On aura tout vu… Et vous les avez attrapés comment vos crocodiles, Grimaut, si ça n’est pas indiscret ?
L’adjoint se balance d’un pied sur l’autre.
— Au téléphone, tout simplement. Ils viennent de la ménagerie du cirque Höffner, de Francfort-sur-le-Main. C’était leur attraction principale, depuis deux ans, mais les gens se sont lassés. Ils cherchaient à les remplacer pour renouveler l’intérêt du public, et ma proposition ne pouvait pas mieux tomber…
Albert Pontevigne fronce les sourcils.
— Une proposition ? J’ai bien entendu… J’espère que vous ne vous êtes pas trop engagé, Grimaut.
— Je ne pense pas… En échange, je leur ai promis de leur prêter une trentaine de Canaques. Ils nous les rendront en septembre, à la fin de leur tournée.”

 


Didier Daeninckx (Saint-Denis, 27 april 1949)

 

De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zie ook alle tags voor Hovhannes Shiraz op dit blog.

 

My son, be good and always remain good

Always knead the good in this evil world,
Even in a sea of wickedness one will not become poor
If only a drop of goodness he brings.

Always do goodness, like a pure fountain,

Though the passing flood is cursed but behold,
Yet even the beast will silently bow
Like a thirsty man over the fountain.

 

Among roses, my dear one, you may forget me,

But when the thorns bite you then, call me, I shall come.
Under the sun, in the light, you may forget me,

But when your way is dark then, call me, I shall come.
Wherever I’m in a war or under the earth,

Whenever you fall in pain, call me, I shall come…

 

Vertaald door Shant Norashkharian

 


Hovhannes Shiraz (27 april 1915 – 14 maart 1984)
Standbeeld in Gyumri

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook alle tags voor Edwin Morgan op dit blog.

 

Clydegrad

It was so fine we lingered there for hours.
The long broad streets shone strongly after rain.
Sunset blinded the tremble of the crane
we watched from, dazed the heliport-towers.
The mile-high buildings flashed, flushed, greyed, went dark,
greyed, flushed, flashed, chameleons under flak
of cloud and sun. The last far thunder-sack
ripped and spilled its grumble. Ziggurat-stark,
a power-house reflected in the lead
of the old twilight river leapt alive
lit up at every window, and a boat
of students rowed past, slid from black to red
into the blaze. But where will they arrive
with all, boat, city, earth, like them, afloat?

Foundation

‘What would you put in the foundation stone
for future generations?’ ‘A horseshoe,
a ballet shoe, a horseshoe crab, a sea-horse,
a sheriff’s star, a pacemaker, a tit’s egg, a tomato,
a ladybird, a love-letter, a laugh-track, a yo-yo,
a microtektite, a silicon chip, a chip pan,
a Rembrandt, a Reinhardt, a Reinhardt jigsaw –’
‘That’s some foundation stone –’ ‘ – a hovercraft,
a manta ray, a bulldozer, a windjammer,
a planetarium, an oilrig, a Concorde, a cornfield,
a gannetry, a hypermarket, a continental shelf,
a brace of asteroids, a spiral nebula –’
‘Why don’t you take my question seriously – ?’
‘ – a black hole, a dream, a conceptual universe,
no, make it a dozen conceptual universes
laid tail to head like sardines in a tin
and poured all over with lovely oil
of poetry: seal it; solder the key.’

 

 
Edwin Morgan (27 april 1920 – 19 augustus 2010)
Cover

 

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh. Zie ook alle tags voor August Wilson op dit blog.

Uit: Radio Golf

„MAME: So this is it? This isn’t anything like the way you described it. This ceiling’s what you were so excited about? Harmond, it looks raggedy.
HARMOND: Look close. See the embossing on the tin. See those marks. It’s al hand tooled. That’s the only way you get pattern detail like that. That tin ceiling’s worth some money.
MAME: Then take it down and sell it. At least put some new paint on it. I wouldn’t want to do business here.
HARMOND: Thi is a construction office. It’s not to impress anybody.
MAME: Your campaign office cannot look like this.
HARMOND: I’m going to put the campaig office in Reese’s old wallpaper and paint store up on the comer of Centre and Kirkpatrick. It’s got a lot of windows. People can see inside.
MAME: I thought you would open your office in Shadyside. What’s wrong with putting your office In Shadyside? You can put it right there on Murray where that old bookstore used to be. That’s got a lot of windows too. What’s wrong with Shadyside?
HARMOND: I’m from the Hill District.
MAME: The population of the Hil isn’t but 3,500 people. And it’s hard to get them to vote.
HARMOND: You don’t understand. Politics is about symbolism. Black people don’t vote but they have symbolic weight.
MAME: That’s what Thomas Brown said when he ran for mayor. You see what he’s doing now.
Fixing parking tickets.
HARMOND: I have a plan. Thomas Brown didn’t have a plan.”

 

 
August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)
Scene uit een opvoering in Chicago, 2011

 

De Franse schrijver en dichter Jules Lemaître werd geboren op 27 april 1853 in Vennecy, Loiret. Zie ook alle tags voor Jules Lemaître op dit blog.

Uit: Baudelaire

“J’ouvre les deux petits recueils de «Pensées» de Baudelaire, « Fusées » et « Mon coeur mis à nu ». Il n’y a pas à dire, cela est terriblement pauvre, avec de grands airs. C’est la recherche la plus puérile des opinions singulières. Et cela aboutit à des paradoxes aussi faciles qu’effroyables. Il y en a qui reposent tout entiers sur un mot détourné de son sens. Exemple: «L’amour, c’est le goût de la prostitution. Il n’est même pas de plaisir noble qui ne puisse être ramené à la prostitution. Qu’est-ce que l’art? Prostitution… L’être le plus prostitué, c’est l’être par excellence, Dieu.» Ou bien: «L’amour peut dériver d’un sentiment généreux. Le goût de la prostitution; mais il est bientôt corrompu par le goût de la propriété…» Si vous croyez que cela veut dire quelque chose!
Ou bien: «De la féminéité de l’Église, comme raison de son omni-puissance.» Ou bien: «Analyse des contre-religions; exemple: la prostitution sacrée. Qu’est-ce que la prostitution sacrée? Excitation nerveuse.–Mysticité du paganisme. Le mysticisme, trait d’union entre le paganisme et le christianisme. Le paganisme et le christianisme se prouvent réciproquement.» Le pire, c’est que je sens ce malheureux parfaitement incapable de développer ces notes sibyllines. Les «pensées» de Baudelaire ne sont, le plus souvent, qu’une espèce de balbutiement prétentieux et pénible. Une fois, il déclare superbement: «J’ai trouvé la définition du beau, de mon beau à moi.» Et il écrit deux pages pour nous dire qu’il ne conçoit pas la beauté sans mystère ni tristesse; mais il ne l’explique pas, il ne saurait. On n’imagine pas une tête moins philosophique.
Je ne parle pas de ces maximes d’une perversité si aisée qu’il semble qu’on en fabriquerait comme cela à la douzaine: «Moi, je dis: la volupté unique et suprême de l’amour gît dans la certitude de faire le mal. Et l’homme et la femme savent, de naissance, que dans le mal se trouve toute volupté.»–«Je comprends qu’on déserte une cause pour savoir ce qu’on éprouvera à en servir une autre.»–«Être un homme utile m’a toujours paru quelque chose de bien hideux», etc… Et son catholicisme! et son dandysme! et son mépris de la femme! et son culte de l’artificiel! Que tout cela nous paraît aujourd’hui indigent et banal!”

 

 
Jules Lemaître (27 april 1853 – 5 augustus 1914)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook alle tags voor Cecil Day Lewis op dit blog.

 

Newsreel

Enter the dream-house, brothers and sisters, leaving
Your debts asleep, your history at the door:
This is the home for heroes, and this loving
Darkness a fur you can afford.

Fish in their tank electrically heated
Nose without envy the glass wall: for them
Clerk, spy, nurse, killer, prince, the great and the defeated,
Move in a mute day-dream.

Bathed in this common source, you gape incurious
At what your active hours have willed –
Sleep-walking on that silver wall, the furious
Sick shapes and pregnant fancies of your world.

There is the mayor opening the oyster season:
A society wedding: the autumn hats look swell:
An old crocks’ race, and a politician
In fishing-waders to prove that all is well.

Oh, look at the warplanes! Screaming hysteric treble
In the low power-dive, like gannets they fall steep.
But what are they to trouble –
These silver shadows – to trouble your watery, womb-deep sleep?

See the big guns, rising, groping, erected
To plant death in your world’s soft womb.
Fire-bud, smoke-blossom, iron seed projected –
Are these exotics? They will grow nearer home!

Grow nearer home – and out of the dream-house stumbling
One night into a strangling air and the flung
Rags of children and thunder of stone niagaras tumbling,
You’ll know you slept too long.

 

 
Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)
W.H. Auden, Christopher Isherwood en Cecil Day Lewis in 1937

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“In de slaapkamer spreidt ze het dekbed met het lapjesdekenmotief-overtrek zorgvuldig over het bed – ze trekt de uiteinden strak. In de kast waarvoor ze staat hangen al de kledingstukken van de reis die ze naar het pantheon van goden heeft gemaakt om hun gunsten af te smeken voor een gepast neerleggen van het ambt. In de kringen van de bonu-sma had het voornemen nogal wat deining veroorzaakt – want, wie breekt er bij leven en welzijn met zo’n machtig medium van Moeder Aarde als de apuku-geest!
Vastbesloten had zij het ceremonieel voorbereid en ontdaan van uitbundig vertoon; en elk ritueel was afgemeten.
Zonder linten en strikken en krullen waren de robes waarin ze zeven dagen en zeven nachten lang te kijk heeft gestaan, gedanst gelachen, gezongen, gehuild – en heeft geschreeuwd.
En de meer dan honderd personen die op haar uitnodiging zijn ingegaan naar de Libanonweg te komen voor een ritueelfeest, hebben kunnen bijwonen hoe de oppergoden van Lucht & Water & Aarde háár tong hebben gebruikt om instemming te betuigen met haar besluit. Het was meer dan een lichaam van een tweeënzestigjarige vrouw die ruim tachtig kilogram weegt kan verwerken – maar volgens de aanwezigen is het geworden: het boeiendste en onvergetelijkste schouwspel sinds tijden.
Ze doet de kast open en ziet de kledingstukken hangen: historische kostuums voor het carnaval van haar achter-achter-achter-kleinkinderen, ergens in Nederland – ze huivert en grijpt naar de witte doek die ze om haar schouders hadden geslagen toen het medium zich eindelijk bekend wou maken. Eerst waren de geesten gepasseerd van overledenen die zij tijdens hun leven een dienst had bewezen en toen -.
Ze slaat de doek om en gaat op het bed zitten. Ze bekijkt haarzelf in de spiegeldeur van de klerenkast. Ze weet dat ze op haar begunstigster lijkt – dat hebben de broers, de zusters en de personen die de vrouw hebben gekend allen gezegd, maar dat zij uitgerekend haar navel tot ankerplaats heeft gekozen heeft haar later in een storm van tranen gedreven.
Na de uitputtingsslag van de uitweidingsceremonie heeft ze, meteen de volgende morgen de bus genomen naar Paramaribo. Eerst heeft ze het graf van haar echtgenoot bezocht – maar het marmer was nog dodelijker dan de herinnering aan zijn dood want: welke landmeter verdrinkt in een waterput die hij zelf in kaart gebracht heeft -. Haar ouders waren vanaf het begin finaal tegen de verhouding geweest: families die op de Libanonweg blijven wonen hebben een geschiedenis tot diep in het slavenverleden en dikwijls nog verder!”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

André Schinkel

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Na een opleiding tot een veeboer met een gymnasiumdiploma en een afgebroken opleiding tot milieu-ingenieur studeerde Schinkel aan de Maarten Luther-Universiteit in Halle-Wittenberg Duitse literatuur, kunstgeschiedenis en prehistorische archeologie. Gedurende deze tijd verschenen zijn eerste boeken, waarvoor hij werd bekroond met de George Kaiser stimuleringsprijs 1998 van de deelstaat Saksen-Anhalt 1998. Hij is momenteel werkzaam als schrijver, docent en redacteur. plaats van de ogen – Sinds 2005 is hij redacteur van het literaire tijdschrift “oda – Ort der Augen”. Daarnaast bezetten houdt hij zich op wetenschappelijk gebied bezig met toenaderingen tussen literatuur en archeologie en met specifieke problemen van de neolithisatie van Centraal Europa. In 2006 ontving hij, op voordracht van de belangrijkste prijswinnaar Wolf Biermann, de stimuleringsprijs van de Ringelnatz Stiftung en in 2012 de Walter Bauer Prijs. Hij was stadsschrijver in Halle, Ranis en Jena. Hij nam over de hele wereld deel aan ontmoetingen met schrijvers en aan poëzie festivals in Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Armenië en Italië. Zijn teksten zijn vertaald in zestien talen, waaronder Bosnisch, Servisch, Kroatisch, Bulgaars, Armeens, Engels en Oud Egyptisch.

Mondgartenlied

Wir gehen fort, es lockt die Ferne,
In die Weite unsrer Träume hin:
Wir sind: Beschwichtigte, die Sterne
Drehn sich, blau, im Wasserfirn.

Der Bülbül singt, die Nachtzikade fiedelt,
Und die Sprosser zirpen laut –
Der Mond geht auf und: spiegelt
Sich im Schimmer deiner Haut.

Auf dem Wasser glühn die Farben,
Und du lockst mich sanft ins Schwarz;
In den Teichen rolln die Barben, –
Und der Brillenvogel macht Rabatz.

 

Lied im Herbst

Herbstlich wird’s, die Blätter plumpsen
Durch das Gitterwerk der Zweige.
Das Licht verharrt, die Stürme rumsen
Wieder los; und Früchte neigen

Sich – ein letztes Blühn der Rosen
Fängt nun an in den Rabatten
Und die Erinn’rung an die losen
Feste, die wir sommers hatten.

Ach, vorbei ist, wenn der Herbst
Kommt, jenes Leben – fröstelnd suchen
Wir uns falb in unsern Seelen fest.
Und finden nichts und wollen nun gern fluchen:

Jeder Zweifel, der dir einst ins Herz
Klomm, nagelt dich nun an den Dingen fest.
Und ich, ich sehe ganz verscherzt
Aus, einer Zweifelmasse grauer Rest.

 
André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)