De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.
De taal van de eilanders
er wordt vee geslacht
in de taal van de eilanders
elk woord vloekt
als een horzel een halve nap zure melk
uit een balkend scharminkel geknepen
tussen lippen gespleten van distels
wordt een verleden verzwegen
op een tong als een zinderend grintpad
verwijt men de dag met een rochel
gemolken uit brandende rotsen
er wordt met geen woord
over morgen gesproken
niemand spreekt
de taal van de eilanders
maar wie verstaat niet
wat hun doorgesneden kelen
dichtschroeit ik althans
begreep maar al te goed
wat ze mij knarsend toebeten en tandenloos
voor de voeten spogen ik wist
op de eerste boot hals over kop terug
te ontkomen het gelijk bleef zinderen
op hun kade en kiezelstranden.
Noenuur
het uur is uur van knekelbrand die sist
in de open wond van de dag als hitst de noen
van trillicht in distels hitte blind blaast loom
lekkend soezen over stoute goden en herders
in de heuvels zij vrezen dit uur zij spelen panisch
fluit in rusteloos gestruik van lommer vrezen
moerbezie en tamarinde verhitte boze bijen
vrezen bijen vrezen dromen van bijen
die zoemen als doornen vol honing
want dit is het uur dat dooft en denken smelt
in pikwit licht van zinderende heuvels
heuvels die dansen als phyllis voor ogen
kom zegt ze lieg me de lach in mijn ogen
boter mij zacht met de tong van je handen
mij mag je zingen en mij zul je smachten en smelten
dronken van phyllis en zon in de heuvels
heuvels die branden als phyllis in ogen
kom liegt ze lik me een lied in de distels
min jezelf week van gemis in je handen
mij zul je zingen en bloeden en krijten als krekels
trillend van phyllis in kreunende heuvels
Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)
De Amerikaanse schrijver, filmmaker, essayist, journalist en redacteur Tom Dolby werd geboren op 17 januari 1975 in Londen. Zie ook alle tags voor Tom Dolby op dit blog.
Uit:The Trouble Boy
“I went to Yale,” I admitted. “Ecch, New Haven.” New Haven was a place where your car would be broken into if you left change on the dashboard, but I still hated snobbery about my college town. We gulped our drinks. “This is so weird,” he said, “hanging out with so many 924 people. It’s like work.” “Sorry?” “Oh, God.” He laughed and wiped a drop of sweat from his bony forehead. “Okay, like the digits on a phone, 429 is G-A-Y, so that backwards is 924, get it?” “You’re gay?” I should have guessed by the pink shirt; no real men wore preppy pink anymore. “Yeah. Aren’t you? ‘Cause if you aren’t, then I’ve just made a big fucking idiot of myself.” It could be fun, posing as straight. Should I hold out a little longer? “No, I am,” I finally said. It must have been my pants that gave me away. “I just didn’t expect to meet anyone—” “Neither did I! When we got here, I was like, fifteen minutes, that’s it! And then we get into this conversation with this guy, and before I know it, I’ve had four vodkas, and I’m like, shit, where did the night go? Come sit with us, we’re in the bedroom. You can smoke there.” He offered his hand. “I’m Jamie Weissman.”
“Toby Griffin,” I said, shaking his hand in an odd gesture of formality. I followed him through the living room into the bed-room.
I had spent the past four years in New Haven at that venerable university that promised light and truth to those who passed through its portals. What I had found instead was beer and boys. After a sexless four years at boarding school, I was ready to sleep with every available gay undergrad in the tristate area. It was at a Lesbian, Gay, Bisexual, and Transgender Co-op dance (a mouthful, to be sure—they figured if you could say it, you were really gay) that I got drunk on cheap rum punch and al-lowed myself to be seduced by Kent Simmons, a sophomore whose room in Davenport College was plastered with advertise-ments from fashion magazines. I learned from Kent the tech-nique I would use for the next four years: attract, anesthetize, and go in for the kill. It served him well that night, and resulted in a six-week relationship, the first of many during my college years. I had never been able to break that six-week barrier; like divine intervention, something always came between me and the object of my affection. Now that I was in New York, I was desperate to meet new people.”
Tom Dolby (Londen, 17 januari 1975)
De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.
Uit: De kunst is mijn slagveld
`Maar goed, die ruzie tussen Z en R, dat was lachen, die zaten elkaar in de haren alsof het hier om gewichtige zaken ging, en Rogi Wieg, iemand waar ik ook maar niet warm voor kan lopen, speelde intermediair; al met al had ik na het aanschouwen van dit schoolkrantgedoe bijna een ander vak gekozen. Tjonge wat was dat allemaal kinderachtig, puberaal, en semi-gewichtig. J.B. Schuil, ach ja, ik heb ze hier allemaal zo onder handbereik. Het was een beetje een racist, maar dat had hij zelf ook niet helemaal in de smiezen. Literatuur vind jij eigenlijk maar bar oninteressant. Zo zo. Je muzikale voorbeelden deel ik, tenminste, de namen die je noemt doen me veel. Van George Duke, die in ’73, ’74 en ’75 bij Zappa speelde, heb ik ontelbare briljante solo’s op de band, allemaal bootlegtapes uit die jaren, wil wel eens een bandje voor je maken als je zulks behoeft. Heb hem ook nog live gezien, in Vredenburg, met Stanley Clarke, maar toen zat de klad al in de jazz-rock, de muziek waarmede ik ben opgegroeid. Ik denk niet dat de teksten die ik voor mijn orkest schreef geschikt zijn voor een soulband, maar als je het aandurft wil ik wel eens wat opsturen. Teksten over mannen met vissen in hun hoofd en zo. Iets romantisch over de liefde krijg ik niet uit mijn pen, wel een tekst — die ik niet zo snel kan vinden — over Quentin C. die zijn zusje begeerde, Drowned in the fading of honeysuckle; zal er eens naar zoeken in de bergen troep die zijn meeverhuisd. Dat ik in het laatste nummer debuteer gedenk ik met gemengde gevoelens; het is alsof ik afbraak aantrek. Namelijk. Toen ik Veendam verliet en de pleinen waarop ik tot legendetje werd (Bwana de neuker, Jimmie Dean, Brando twee, en mijn kleine Yvonne, the last northern belle; een jaren durend toneelstuk met Dylan Thomas-invloeden) sloot men prompt de school waartoe deze pleinen behoorden, de kroeg waarin wij ons en plein public aanstelden tot de barkeepers erbij neervielen brandde af, haar ouders scheidden eindelijk enzovoorts, enzoverder.`
Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)
Cover
De Nederlandse dichter, kunstenaar en illustrator Jaap van den Born werd geboren in Nijmegen op 17 januari 1951. Zie ook alle tags voor Jaap van den Born op dit blog.
Ik ga vanavond maar een rookkring blazen…
Ik ga vanavond maar een rookkring blazen
En mijn jeneverglas blijft ook niet droog
Ik hef het in de blauwe walm omhoog
En zal daarna eens stevig door gaan dazen
Als eerbetoon aan Simon Vinkenoog
Als dichter niet een van die houten klazen
Vol zelfbeklag en mooie spanningsboog
Ik snapte wel geen bal van zijn betoog
Maar liet me altijd blij door hem verbazen
En rook een joint op Simon Vinkenoog
Maar weinigen die ooit zijn werk herlazen
Het ging meer om de mens, de demagoog
Die met verruimde geest zijn verzen spoog
En woedend over liefde stond te razen
Vaarwel, vaarwel, o Simon Vinkenoog!
De blinde, hersenloze New-Agedwazen
Verloren hun partij-ideoloog
Maar zaterdag verschijnt een regenboog
Als regenwolken worden weggeblazen
Als eerbetoon aan Simon Vinkenoog
Dan schuiven ze hem zachtjes in de oven
-Hoe tragisch is het sterven van een kind-
Daar wordt een flink pak hasjiesj bijgeschoven
Wij blijven achter, blowing in the wind
Jubilaris
Piet is nu voor het allereerst te laat
Dat is normaal gesproken niets voor hem
En alles staat hier klaar om hem te eren
We zijn gereed om luid en goed bij stem
Ons zelfgeschreven lied te debiteren
Want hij is vijftig jaren bij de zaak
Misschien versliep hij zich,want jubileren
Dat overkomt je ook niet al te vaak
En is hij daardoor ietwat van de graat
Of hij is opgehouden onderweg
Door file, stoplicht, of door bandenpech
Jaap van den Born (Nijmegen, 17 januari 1951)
De Nederlandse schrijver en schilder Anton Valens werd geboren op 17 januari 1964 in Paterswolde. Zie ook alle tags voor Anton Valens op dit blog.
Uit: Het Boek Ont
‘Dit is slechts een greep,’ deelde hij stoïcijns mee en stortte zijn armenlast neer op de salontafel. Onder de mantel droeg hij een donker blauwgrijs kostuum, een rode stropdas en glanzend gepoetste gaatjesschoenen. Hij leek een beetje op een oudere goochelaar, vond Isebrand, er was iets ongrijpbaars aan hem. Iets glads en onechts, en tegelijk iets onhandigs, bruusks, dat weer wel echt was.
De deelnemers monsterden de nieuwkomer met een stugge gezichtsopslag en gesloten lichaamstaal, maar die liet zich daardoor geenszins uit het veld slaan, stelde zich voor als ‘Cor’ en schudde hun van zijn kant joviaal de hand, waarna hij neerzonk op de leren bank naast Boudewijn, zijn benen over elkaar sloeg en Isebrand verwachtingsvol aankeek. Die vroeg hem zijn post van de tafel af te halen, om ruimte te maken.
Meckering wilde direct meedoen, hoewel Isebrand hem dat ontraadde en dringend voorstelde dat hij zich tot sfeer proeven, toekijken en de procedures in zich opnemen zou beperken, omdat het de eerste keer was. Maar Meckering was eigenwijs. ‘Ik hoef niet te wennen, ik wil meteen meedoen, daarom ben ik hier en niet bij m’n kinderen.’ Het klonk onverschrokken.
‘Zoals je wilt, Cor. Je hebt één minuut om te zeggen hoe je er vanavond bij zit.’
De organisatieadviseur stulpte de lippen, trok de wenkbrauwen op en dacht even na, een blanco, naïeve blik op zijn gezicht, als om na te gaan of zijn antwoord compleet en waarheidsgetrouw was. De toppen van de vingers van zijn l-hand en r-hand drukten tegen elkaar.
‘Fantastisch. Ik zit er fantastisch bij, echt, al zeg ik het zelf, het kan niet beter. De beurs gaat goed, ik verdien geld als water. Ik heb drie prachtige, gezonde kindertjes. Ik ben zelf gezond. Ik adem. Mijn vrouw is gezond. We hebben net een bijzonder geslaagde vakantie achter de rug: tennis, boogschieten, crossfietsen, georganiseerde fietstochtjes, iedere avond show, kookles van een topkok; we hebben op zee gezeild, terwijl een rubberboot met bewaking steeds in onze buurt bleef. Ontzettend veel, heel veel eten, ongelooflijk, alles inbegrepen. Om kort te gaan, ik kan er niets anders van maken: ik zit er fantastisch bij, ja, echt waar.”
Anton Valens (Paterswolde, 17 januari 1964)
De Nederlandse schrijfster Diana van Hal (pseudoniem van Diana Ruwaard) werd op 17 januari 1980 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Diana van Hal op dit blog.
Uit: Bloeden zal je
`Michael leunt tegen de muur in de hal aan, trillende armen van de inspanning. Zweet druppelt van zijn hoofd op zijn schouders. Of is het van de regen? Eigenlijk interesseert het hem niet zoveel waar het van komt. ‘Kom op, Linds, schiet eens op: ‘Ik doe mijn best, oké?’ Ze beweegt de sleutel gehaast heen en weer in het slot, net zolang tot hij door de weerstand van de cilinder heen is. Met een zwaai gooit Lindsey de deur open en stapt aan de kant, zodat Michael erdoor kan. Zo voorzichtig mogelijk zet hij het zware pakket op de eet-tafel naast de computer. ‘Morgen moeten we echt de huisbaas bellen. Dit is geen doen zo: Waarom ze niet de hoofdprijs betalen voor het appartement aan de Victoria Lane in Everett, begrijpt hij nu wel. Hij bekijkt de nieuwe aanwinst, het smoezelige karton en de dubbele laag plakband aan de bovenkant. Beter dan het vier jaar oude apparaat wat net stuk moest gaan nu ze hem zo hard nodig hebben. Lindsey loopt de kamer uit en komt terug met een mes, dat ze hem in de handen drukt. ‘Jij installeert hem en ik ruim de rotzooi op?’ Zonder op antwoord te wachten, vertrekt Lindsey naar de keuken, waar het een bende is, weet Michael. Het aanrecht staat bezaaid met vuile bekers, borden en de verpakkingen van de thuisbezorgde maaltijd. Het resultaat van tien uur lang zoeken naar een nieuwe baan. Natuurlijk ging de oude printer stuk voor ze een goede sollicitatiebrief hadden uitgeprint. Venijnig steekt hij het mes door de laag plakband, rukt het naar beneden en let daarbij niet op. Het bloed sijpelt langzaam uit de snee in zijn duim. Automatisch steekt hij hem in zijn mond. Een mengeling van ijzer en vuil bereikt zijn smaakpapillen.
‘Verdomme.’
Het is dat de electronicawinkel op Harris Street de enige in de wijde omtrek is die op zaterdag koopavond heeft. Voor geen goud zet hij daar nog een stap binnen. Het excuus van de eigenaar dat er na de overname nog gerenoveerd moet worden, interesseert hem geen donder. Hij had toch op zijn minst de doos kunnen schoonmaken. Wie weet wat voor ziektes er op dit moment zijn bloedbaan binnendringen.”
Diana van Hal (Amsterdam, 17 januari 1980)
De Amerikaanse schrijver David Ebershoff werd geboren op 17 januari 1969 in Pasadena, Californië. Zie ook alle tags voor David Ebershoff op dit blog.
Uit: The Danish Girl
“Greta?” Einar said. “What do you mean?” An oily bead of paint dropped from his brush to his boot. Edvard IV began to bark, his white head turning from Einar to Greta and back.
“Anna’s canceled again,” Greta said. “She has an extra rehearsal of Carmen. I need a pair of legs to finish her portrait, or I’ll never get it done. And then I thought to myself, yours might do.”
Greta moved toward him, the shoes in her other hand sennep-yellow with pewter buckles. She was wearing her button-front smock with the patch pockets where she tucked things she didn’t want Einar to see.
“But I can’t wear Anna’s shoes,” Einar said. Looking at them, Einar imagined that the shoes might in fact fit his feet, which were small and arched and padded softly on the heel. His toes were slender, with a few fine black hairs. He imagined the wrinkled roll of the stocking gliding over the white bone of his ankle. Over the small cushion of his calf. Clicking into the hook of a garter. Einar had to shut his eyes.
The shoes were like the ones they had seen the previous week in the window of Fonnesbech’s department store, displayed on a mannequin in a midnight-blue dress. Einar and Greta had stopped to admire the window, which was trimmed with a garland of jonquils. Greta said, “Pretty, yes?” When he didn’t respond, his reflection wide-eyed in the plate glass, Greta had to pull him away from Fonnesbech’s window. She tugged him down the street, past the pipe shop, saying, “Einar, are you all right?”
The front room of the apartment served as their studio. Its ceiling was ribbed with thin beams and vaulted like an upside-down dory. Sea mist had warped the dormer windows, and the floor tilted imperceptibly to the west. In the afternoon, when the sun beat against the Widow House, a faint smell of herring would seep from its walls. In winter the skylights would leak, a cold drizzle bubbling the paint on the wall. Einar and Greta stood their easels beneath the twin skylights, next to the boxes of oil paint ordered from Herr Salathoff in Munich, and the racks of blank canvases. When Einar and Greta weren’t painting, they protected everything beneath green tarps the sailor below had abandoned on the landing.”
David Ebershoff (Pasadena, 17 januari 1969)
Scene uit de gelijknamige film uit 2015 met o.a. Eddie Redmayne (Einar-Lili) en Alicia Vikander (Gerda)
De Engelse schrijver Gavin Extence werd geboren op 17 januari 1982 in Swineshead, Lincolnshire. Zie ook alle tags voor Gavin Extence op dit blog.
Uit: The Empathy Problem
“It was the size of a golf ball and lodged deep in something called his anterior insular cortex. And now everything should have fallen into perspective; that was the platitude. Minor inconveniences, trivial delays, the petty irritations of day-to-day life — none of these things should have mattered any more. Traffic jams should not have mattered any more. But the reality of having a malignant brain tumour, Gabriel found, was not nearly so edifying. Petty irritations were more irritating than ever before, and being stuck in a traffic jam was a luxury he could ill afford. Under normal circumstances — circumstances before the tumour — he would have utilised this time productively. He would have checked the overnight news on his iPad, looking for anything that might affect the markets when they opened in ninety minutes’ time. This was the way he had started every working day for the past ten years. Now, instead, he found himself calculating how much of his remaining life had been wasted in this line of unmoving cars. The answer was one seventeen-thousandth. According to his consultant at the clinic on Harley Street — Armstrong or Anderton, or whatever the hell his name was — Gabriel Vaughn could reasonably expect to live for six more months. And this morning he had spent an unacceptable proportion of that stuck in stationary traffic. He hadn’t planned to move. In fact, he didn’t know he was moving until his index finger made contact with his chauffeur’s left shoulder – and once it had, it was difficult to tell who was the more surprised. In the last three years, ever since Gabriel had been given a chauffeur, the journey to work had followed an unwavering regimen of absolute silence. Every morning at six o’clock precisely, the car – a Mercedes-Benz S-Class in gunmetal grey – would be waiting outside Gabriel’s apartment block. The chauffeur would open the door and utter a polite ‘Good morning, sir,’ and, if he was lucky, Vaughn would reciprocate with a curt nod. There had never once been physical contact. Now, it caused both men to jolt, as if by a mild electric shock. Gabriel was the first to recover. He settled back in his seat and glared at the anxious, disembodied eyes in the rear-view mirror. ‘Let me out,’ he said. ‘Sir?’ ‘I want to get out.’ ‘Um … here?’
Gavin Extence (Swineshead, 17 januari 1982)
De Nederlandse dichter en schrijver Roel Houwink werd geboren op 17 januari 1899 in Breda. Zie ook alle tags voor Roel Houwink op dit blog.
Terugkeer
Waar het leven klein is en verborgen
achter een bedeesd gordijn
heeft zij zich ontsteld geborgen
en zich in den bangen kerker
andrer zorgen neergezet.
Willoos op haar moe-gewerkte handen
rust de schaduw van het licht
en de pijn van een verlangen
graaft zich bloot in haar gezicht.
Waar het leven klein is en verborgen
achter een bedeesd gordijn
heeft zij zich voorgoed geborgen
tusschen muur en lampenschijn.
Zalig de vervolgden….
Wij hebben een prijs gesteld
op uw hoofd
en uw signalement geseind
rond de aarde.
maar gij zijt in het hofje gegaan
waar de appels niet worden geraapt
en de herfstseringen verregenen.
en gij hebt u gezet op de eenigste bank
onder het blinde venster
waar de honderdjarige
zooeven
is gestorven.
Roel Houwink (17 januari 1899 – 3 juni 1987)
In 1927
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn drie blogs van 17 januari 2016 en eveneens mijn blog van 17 januari 2009.