Jan van Aken

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Hij) werkte eerst in de cultuursector en de automatisering en is tegenwoordig docent aan de Schrijversvakschool te Amsterdam. Hij debuteerde in 2000 met zijn historische roman “Het oog van de Basilisk”. Een jaar later verscheen “De valse dageraad”, waarvan meer dan 50.000 exemplaren over de toonbank gingen en dat ook vertaald werd naar het Duits en Oekraïens. Met zijn roman “De afvallige” (2013), werd Van Aken genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs.

Uit: Het oog van de Basilisk

“Gegroet, kyprianos, mijn oudste vriend,
Hij had iets weg van een landloper, de man die haveloos en hinkend het slingerpad naar mijn huis beklom. Ik sloeg een tijdje zijn vorderingen gade en zette toen de wijnbeker neer, om mijn vrouw ervan te weerhouden de honden op hem af te sturen. Zij is nogal voortvarend in het beschermen van mijn rust.
Twee slaven, aldus bevolen, renden heuvelafwaarts om de bezoeker te helpen die zich bekendmaakte als vertegenwoordiger van de Imperiale Postdienst. Zijn gezicht was een masker van modder, bloed en builen; zijn kleren hingen in rafels om hem heen. Men had hem paard en laarzen ontstolen en een flinke aframmeling gegeven, maar de brief die hij onder zijn mantel verborgen hield, was onbeschadigd.
Ik droeg mijn dienaren op de boodschapper te wassen en van voedsel en een schone tuniek te voorzien. Ik verzekerde hem dat ik een patrouille zou uitsturen om de daders te straffen, hoewel patrouille en roversbende waarschijnlijk één waren. Dat laatste vertelde ik hem natuurlijk niet.
Daarna zette ik mij neer in de schaduw van mijn geliefde olijfboom, met de brief, een papyrusrol die mij zwaar in de hand woog, en liet ik mijn beker bijvullen.
Een brief te ontvangen in deze tijden! Groot was mijn vreugde toen ik zag van wie hij kwam. Groter nog was mijn verbazing dat een brief, welke brief dan ook, zijn doel bereikt vandaag de dag. Als jij je niet vergist hebt in de datum, is hij drie maanden onderweg geweest. Maar vergeleken met de halve eeuw of meer dat wij elkaar niet hebben gezien, is dat natuurlijk niets.
Het is goed dat wij na vele jaren weer contact hebben, al word ik een beetje moe van je geklaag over die vulkaan. Heb jij je woonstede niet zelf uitgekozen? Als dat gerommel en die rookpluimen je zoveel angst aanjagen, dan moet je verhuizen, maar in jouw plaats zou ik me geen zorgen maken; Neapolis is geen Pompeï.
Je schrijft dat je een vrouw hebt, en kinderen; ik ben blij te horen dat zij het goed maken, misschien zal ik hen ooit ontmoeten. Ik zal met plezier een goed woordje doen voor je oudste zoon, al is mijn invloed in Rome, niet in de laatste plaats door de verslechterde verbindingen, tanende. Daarnaast ben ik mij na mijn zeventigste jaar geleidelijk gaan onttrekken aan mijn bestuurlijke verantwoordelijkheden. Maar jouw zoon een passende betrekking bezorgen, dat moet mij nog wel lukken.”

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)