De Duitse dichteres Karoline von Günderrode werd geboren op 11 februari 1780 in Karlsruhe. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2008 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Adonis Tod
1.
Die Göttin sinkt in namenlosem Leide;
Den Jäger traf des Thieres wilde Wuth;
Die Rose trinkend von des Jünglings Blut,
Glänzt ferner nicht im weißen Liljenkleide.
Das Abendroth der kurzen Liebesfreude
Blickt traurig aus der Blume dunklen Gluth;
Adonis todt im Arm der Göttin ruht;
Das Schönste wird des kargen Hades Beute.
Verhaßt ist ihr des langen Lebens Dauer,
Das Götterlos wird ihrer Seele Trauer,
Die sehnsuchtskrank den süßen Gatten sucht.
Und still erblühet heißer Thränen Frucht;
Den stummen Schmerz verkünden Anemonen,
Den ew’gen Wunsch im Schattenreich zu wohnen.
Karoline von Günderrode (11 februari 1780 – 26 juli 1806)
Anoniem portret
De Zuidafrikaanse-Nederlandse schrijver Johannes van Melle werd op 11 februari 1887 in Goes. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Uit: Bart Nel, de opstandeling
„In de zitkamer zat de vrouw van Bart aan haar naaimasjien te werken. Het was niet erg licht in de kamer, want de brede stoep, die om het huis liep, was overdakt; bovendien waren de drie vensters, twee op het Noorden en een op het Westen, niet groot en daarom had mevrouw Nel haar naaimasjiene voor een van de vensters gerold om voldoende licht op haar werk te hebben.
Het was een blonde, knappe vrouw, niet groot, met een fijn, verstandig gezicht, maar dat als het in rust stond, een weinig trots was. Zij was magerder dan gewoonlijk want zij zoogde een kind. Ze had lang, witblond haar, veel en glanzend en haar lichtblauwe ogen verdonkerden en werden lichter onder het gaan van haar gedachten. De frisse, gebloemde japon had korte rokken en haar witte armen waren bloot. Behendig bewogen haar mooie, zachte handen over haar werk en haar kleine voeten trapten haastig de trede van het naaimasjien. Op het eerste gezicht al zag je wat zij was; een vrouw die lief kon zijn als zij wou en met een wil dien zij kon laten gelden.
De deur naar de slaapkamer stond open en zij hield nu en dan even op om te luisteren of haar kindje al wakker was. Na een tijd hoorde ze hem gapen en een paar snikjes geven.
‘Huil maar eers ’n bietjie’, zei ze half luid, maar toen het kind harder begon te schreien stond zij op en kwam ermee op haar arm terug.“
Johannes van Melle (10 februari 1887 – 8 november 1953)
Boekomslag
De Amerikaanse schrijfster Lydia Maria Francis Child werd geboren op 11 februari 1802 in Medford, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Uit: The Magicinan’s Show Box
„There was once a boy, named Gaspar, whose uncle made voyages to China, and brought him home chessmen, queer toys, porcelain vases, embroidered skullcaps, and all kinds of fine things. He gave him such grand descriptions of foreign countries and costumes, that Gaspar was not at all satisfied to live in a small village, where the people dressed in the most commonplace way. At school he was always covering his slate with pictures of Turks wearing turbans as large as small mosques, or Chinese with queues several yards long, and shoes that turned up to their knees. Then he read every story he could find ofall possible and impossible adventures, and longed for nothing so much as to go forth, like Napoleon or Alexander, and make mincemeat of the whole world.
One day he could bear it no longer; so, taking with him an oaken dagger which he had carved with great care, off he started on his conquering expedition. He walked along the sunny road, kicking up a
great dust, and coming to a milestone, threw a stone at a huge bullfrog croaking at him from a spring, and made it dive under with a loud splash. Pleased with his prowess, he took a good drink at the
spring, and filled his flask with the sparkling water. At the second milestone he threw a pebble at a bird, singing in a tree. Off flew the bird, and down fell a great red apple. “Ah, how fine!” he exclaimed,
picking it up; “and how the bird flies! I wish I had such wings.” On the third milestone sat a quiet-looking little man, cracking nuts; so Gaspar stopped to crack nuts, and have a chat with him.“
Lydia Child (11 februari 1802 – 7 juli 1880)
De Franse dichter en schrijver Marie-Joseph Chénier werd geboren op 11 februari 1764 in Constantinopel. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Uit: Le chant du départ (Fragment)
Un député du peuple :
La victoire en chantant
Nous ouvre la barrière
La liberté guide nos pas.
Et du Nord au Midi
La trompette guerrière
A sonné l’heure des combats.
Tremblez, ennemis de la France
Rois ivres de sang et d’orgueil
Le peuple souverain s’avance
Tyrans, descendez au cercueil!
Choeur des guerriers :
refrain (à répeter deux fois):
La République nous appelle
Sachons vaincre ou sachons mourir
Un Français doit vivre pour Elle
Pour Elle, un Français doit mourir.
Un Français doit vivre pour Elle
Pour Elle, un Français doit mourir.
Marie-Joseph Chénier (11 februari 1764 – 10 januari 1811)
Portret door Marie-Gabrielle Capet, ca. 1800
De Franse dichter en schrijver Bernard le Bovier de Fontenelle werd geboren op 11 februari 1657 in Rouen. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Epitaphe à Ninon de Lenclos
Clusine, qui dans tous les temps
Eut de tous les honnêtes gens
L’amour ou l’estime en partage ;
Qui toujours pleine de bon sens,
Sut de chaque saison de l’âge
Faire toujours un juste usage,
Qui dans son entretien dont on fut enchanté
Faisait un heureux alliage
D’un agréable badinage
Avec la politesse et la solidité.
Et que le ciel doua d’un esprit droit et sage,
Toujours l’intelligence avec la vérité
Clusine est, grâce au Ciel
En parfaite santé.
Et voici l’épitaphe inutile:
Ci-gît la femme qui voulut
Etre un honnête homme et le fut
Voilà votre épitaphe faite
Et par avance, Dieu merci,
Puissiez-vous comme je le souhaite
La lire dans cent ans d’ici.
Bernard de Fontenelle (11 februari 1657 – 9 januari 1757)
Buste door Jean-Baptiste Lemoyne, 1749
De Franse dichter en schrijver Honoré d’Urfé werd geboren op 11 februari 1568 in Marseille. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009 en ook mijn blog van 11 februari 2010.
Qu’il connaît qu’on feint de l’aimer
Elle feint de m’aimer, pleine de mignardise,
Soupirant après moi, me voyant soupirer,
Et par de feintes pleurs témoigne d’endurer
L’ardeur que dans mon âme elle connaît éprise.
Le plus accort amant, lorsqu’elle se déguise,
De ses trompeurs attraits ne se peut retirer :
Il faut être sans coeur pour ne point désirer
D’être si doucement déçu par sa feintise.
Je me trompe moi-même au faux bien que je vois,
Et mes contentements conspirent contre moi.
Traîtres miroirs du coeur, lumières infidèles,
Je vous reconnais bien et vos trompeurs appas :
Mais que me sert cela, puisqu’Amour ne veut pas,
Voyant vos trahisons, que je me garde d’elles ?
Honoré d’Urfé (11 februari 1568 – 1 juni 1625)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Rudolf Hans Bartsch werd geboren op 11 februari 1873 in Graz. Zie ook mijn blog van 11 februari 2009.
Der Rauch
Es geht, es weht ein Rauch
Vor dem Wald ins Land hinein,
Von alten geschnittenen Reben,
Die sie verbrennen,
Weingartenreben von einstigem Wein,
Und Asche graben sie ein.
O blauer, wurmrollender Wolkenrauch,
Du vor dem Walde!
Erinnerung, letztes Gedicht eines Alten,
Der sein Werk schon vollbracht.
Ach, sie verbrennen das alte Rebholz,
Und selbst der Rauch ist schön!
Rudolf Hans Bartsch (11 februari 1873 – 7 februari 1952)