De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.
Bos onderweg
Iedere nacht, klokslag elf
komt het dode bos voorbij.
Zorgvuldig verzaagd en gestapeld
op de vele treinwagons.
De trein is lang. Heel lang.
Eens zong de aanwakkerende wind
door alle kruinen van zijn bomen.
Over de rijdom van de bewoonde werelden
In enkele werelden heeft men Riemanns
vermoeden over priemgetallen bevestigd.
In enkele werelden dwingt men
oeroude paddenstoelen bekentenissen af
In een bepaalde wereld wordt de diepe duisternis
verlicht door wonderbaarlijke sprekende stenen
In tamelijk veel werelden duurt de zomer
een eeuw lang en zij die het ongeluk hebben
in winterse eeuwen geboren te zijn
brengen hun leven slapend door
opgehangen aan de binnenkant van
bontbeklede lichtgrijze cocons.
In enkele werelden is zelfs dit gedicht
al geschreven en verworpen.
December
December was altijd de maand
waarin je tijdelijk ophield te bestaan.
Je werd tot een tussenzin in het donker,
nauwelijks meer.
Lampen werden aangestoken, lampen en kaarsen.
Maar zij waren duidelijk
ontoereikend
tegen de stijgende vloed van het duister.
Het is eenvoudig
een meer oorspronkelijke en
heidenser kerstboodschap te vatten:
Om met fakkels en flambouwen
tot iedere prijs het zonlicht terug te krijgen
waarvan de terugkeer nooit vanzelfsprekend was.
Vertaald door J. Bernlef
Lars Gustafsson (Västeras, 17 mei 1936)
De Deense schrijver Peter Høeg werd geboren in Kopenhagen op 17 mei 1957. Zie ook alle tags voor Peter Høeg op dit blog.
Uit: Borderliners (Vertaald door Barbara Haveland)
“Once you have realised that there is no objective external world to be found; that what you know is only a filtered and processed version, then it is a short step to the thought that, in that case, other people too are nothing but a processed shadow, and but a short step more to the belief that every person must somehow be shut away, isolated behind their own unreliable sensory apparatus. And then the thought springs easily to mind that man is, fundamentally, alone. That the world is made up of disconnected consciousnesses, each isolated within the illusion created by its own senses, floating in a featureless vacuum.
He does not put it so bluntly, but the idea is not far away. That, fundamentally, man is alone.”
(…)
“She said she had been thinking about the way you remembered your past. What you remembered, she said, was a string of events and years stretching back from the point where you now found yourself. In other words, a line of time. This might be coloured differently, depending upon what had happened to you. For example, if you had lost someone then it would be black. Other spots might be lighter. On some sections of the line time would have passed quickly, on other sections more slowly. But, for a long way back, it would still be a line. Though not all the way back – at any rate, not in her case – and what about me? She asked me to think about it. For her, she said, and maybe for everyone, if you went far enough back the line disintegrated. If you went all the way back to your early childhood it was no longer a line. Then there was a sort of landscape of events. You could not remember their sequence, maybe they had none, they just lay scattered about, as if on a plain. She believed that this plain belonged to the days before time had entered your world.”
Peter Høeg (Kopenhagen, 17 mei 1957)
De Amerikaanse schrijver Gary Paulsen werd geboren op 17 mei 1939 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Gary Paulsen op dit blog.
Uit: Brian’s Return
“Brian sat quietly, taken by a peace he had not known for a long time, and let the canoe drift forward along the lily pads. To his right was the shoreline of a small lake he had flown into an hour earlier. Around him was the lake itself, an almost circular body of water of approximately eighty acres surrounded by northern forest—pine, spruce, poplar and birch—and thick brush.
It was late spring—June 3, to be exact—and the lake was teeming, crawling, buzzing and flying with life. Mosquitos and flies filled the air, swarming on him, and he smiled now, remembering his first horror at the small blood drinkers. In the middle of the canoe he had an old coffee can with some kindling inside it, and a bit of birchbark, and he lit them and dropped a handful of green poplar leaves on the tiny fire. Soon smoke
billowed out and drifted back and forth across the canoe and the insects left him. He had repellant with him this time—along with nearly two hundred pounds of other gear—but he hated the smell of it and found it didn’t work as well as a touch of smoke now and then. The blackflies and deerflies and horseflies ignored repellant completely—he swore they seemed to lick it off—but they hated the smoke and stayed well off the
canoe. The relief gave him time to see the rest of the activity on the lake. He remained still, watching, listening.”
Gary Paulsen (Minneapolis, 17 mei 1939)
De Franse dichter en schrijver Henri Barbusse werd geboren op 17 mei 1873 in Asnières-sur-Seine. Zie ook alle tags voor Henri Barbusse op dit blog.
Uit: Le Feu
“L’aviateur, dressé le plus qu’il peut, la nuque à la voûte, agite ses bras, appelle Dieu et lui demande comment il s’appelle, quel est son vrai nom. On voit se jeter sur les autres, renversé par le vent, celui qui, débraillé, les
vêtements ouverts ainsi qu’une large plaie, montre son coeur comme le Christ. La capote du crieur monotone qui répète: « Quand tu te désoleras! », se révèle toute verte, d’un vert vif, à cause de l’acide picrique dégagé, sans doute, par l’explosion qui a ébranlé son cerveau. D’autres -le reste -impotents, estropiés, remuent, se coulent, rampent, se faufilent dans les coins, prenant des formes de taupes, de pauvres bêtes vulnérables que pourchasse la meute épouvantable des obus.
Le bombardement se ralentit, s’arrête, dans un nuage de fumée retentissante encore des fracas, dans un grisou palpitant et brûlant. Je sors par la brèche: j’arrive, tout enveloppé, tout ligoté encore de rumeur désespérée, sous le ciel libre, dans la terre molle où sont noyés des madriers parmi lesquels les jambes s’enchevêtrent. Je m’accroche à des épaves; voici le talus du boyau. Au moment où je plonge dans les boyaux, je les vois, au loin, toujours mouvants et sombres, toujours emplis par la foule qui, débordant des tranchées, s’écoule sans fin vers les postes de secours. Pendant des jours, pendant des nuits, on y verra rouler et confluer les longs ruisseaux d’hommes arrachés des champs de bataille, de la plaine qui a des entrailles, et qui saigne et pourrit là-bas, à l’infini.»
Henri Barbusse (17 mei 1873 –30 augustus 1936)
Cover
De Vlaamse dichteres en schrijfster Virginie Loveling werd geboren in Nevele op 17 mei 1836. Zie ook alle tags voor Virginie Loveling op dit blog.
Grootmoeders portret
In grootmoeders kamer daar hangt het beeld
Uit hare kinderjaren:
Een lachend mondje, peerlenoog
En bruine kroezelharen.
De kinderen stonden en staarden ’t aan,
En ’t een zei aan het ander:
‘ Och, waar dat schone kindje hier,
Wij speelden met malkander!’
En de oude in haar leunstoel met bril en toer,
Keek op bij deze rede:
‘ Wie zou dat schone kindje zijn?…
Gij speelt er altijd mede.’
In ’t lof
Het nonneke zit gebogen,
Stil aan de kerkpilaar;
De gele lichtjes flikkren
Ginds, op het hoogaltaar.
De gele lichtjes flikkren,
Het orgel dreunt en schalt;
De wierookwalmen stijgen,
En de avondschemering valt.
De wierookwalmen stijgen,
De kerkzang sleept haar mee,
En wiegt haar zacht in dromen
Van rust en hemelvreê.
En wiegt haar zacht in dromen,
Allengskens, onbewust; –
Gezang en orgel zwijgen,
En de kerke ligt in rust.
Gezang en orgel zwijgen,
De laatste stap galmt heen…
Zij zit nog stil te dromen,
In ’t schemeruur alleen.
Virginie Loveling (17 mei 1836 – 1 december 1923)
Nevele – Gedenkplaat aan het geboortehuis van Virginie en Rosalie Loveling.
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse dichter Mischa Andriessen werd geboren in Apeldoorn in 1970. Zie ook alle tags voor Mischa Andriessen op dit blog.
Abda
In het uniform van een jonge legerarts
koos hij uit de opgestelde rij onbekenden
lukraak patienten tot het voldoende was
voor een alibi.
Ze verdwenen in de gestolen ambulance.
Zijn vader zag hij niet.
Onderweg liet hij iedereen gaan.
‘Niet,’ antwoordde hij
op de vraag hoe ze hem konden bedanken,
zag ze rennen door het lege land
en ging naar een kamp, dat op zijn kaart
nog niet was doorgekrast.
In de inderhaast opgestelde rij vond hij
nieuwe patienten, geen daarvan zijn vader.
Toen gooide hij de achterklep dicht,
smeet de kaart weg, stapte in,
reed verder, keek niet meer
naar het krakende, zwarte land
of naar de jonge vrouwen op het veld
die bloosden van schaamte
om zoveel geluk.
Mischa Andriessen (Apeldoorn, 1970)
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn vorige blog van vandaag.