Evelyn Waugh, István Kemény

De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.

Uit: Brideshead Revisited

“Ah, cricketing all day long I expect, like your brother. He found time to study, too, though. He’s not been here since Christmas, but he’ll be here for the Agricultural I expect. Did you see this piece about Julia in the paper? She brought it down for me. Not that it’s nearly good enough of her, but what it says is very nice. ‘The lovely daughter whom Lady Marchmain is bringing out this season… witty as well as ornamental… the most popular débutante,’ well that’s no more than the truth, though it was a shame to cut her hair; such a lovely head of hair she had just like her Ladyship’s. I said to Father Phipps it’s not natural. He said, ‘Nuns do it,’ and I said, ‘Well, surely, Father, you aren’t going to make a nun out of Lady Julia? The very idea!'”
Sebastian and the old woman talked on. It was a charming room, oddly shaped to conform with the curve of the dome. The walls were papered in a pattern of ribbon and roses. There was a rocking horse in the corner and an oleograph of the Sacred Heart over the mantelpiece; the empty grate was hidden by a bunch of pampas grass and bulrushes; laid out on the top of the chest of drawers and carefully dusted were the collection of small presents which had been brought home to her at various times by her children, carved shell and lava, stamped leather, painted wood, china, bog oak, damascened silver, blue-john, alabaster, coral, the souvenirs of many holidays.
Presently Nanny said: “Ring the bell, dear, and we’ll have some tea. I usually go down to Mrs. Chandler, but we’ll have it up here to-day. My usual girl has gone to London with the others. The new one is just up from the village. She didn’t know anything at first, but she’s coming along nicely. Ring the bell.”
But Sebastian said we had to go.

 

Anthony Andrews (Sebastian) en Jeremy Irons (Charles) in de tv-serie Brideshead Revisited uit 198

 

“And Miss Julia? She will be upset when she hears. It would have been such a surprise for her.”
“Poor Nanny,” said Sebastian when we left the nursery. “She does have such a dull life. I’ve a good mind to bring her to Oxford to live with me, only she’d always be trying to send me to church. We must go quickly before my sister gets back.”
“Which are you ashamed of, her or me?”
“I’m ashamed of myself,” said Sebastian gravely. “I’m not going to have you get mixed up with my family. They’re so madly charming. All my life they’ve been taking things away from me. If they once got hold of you with their charm, they’d make you their friend, not mine, and I won’t let them.”
“All right,” I said. “I’m perfectly content. But am I not going to be allowed to see any more of the house?”
“It’s all shut up. We came to see Nanny. On Queen Alexandra’s Day it’s all open for a shilling. Well, come and look if you want to….”
He led me through a baize door into a dark corridor; I could dimly see a gilt cornice and vaulted plaster above; then, opening a heavy, smooth-swinging, mahogany door, he led me into a darkened hall.”

 

Evelyn Waugh (28 oktober 1903 – 10 april 1966)

 

De Hongaarse dichter en schrijver István Kemény werd geboren op 28 oktober 1961 in Boedapest. Zie ook alle tags voor István Kemény op dit blog.

 

De tv

Ik deelde mijn jeugd met de tv.
Wij ravotten. Zij voerden ons gezamenlijk
Mij met melk en brood, hem met stroom
En aandacht. Ik werd een volwassene
Hij een dier, een wild dier. Hij verleerde het praten,
Ik leerde het. Bij het afscheid
Begrepen wij elkaar niet langer. Ik dacht dat hij
Ook mij vergeten was. Een paar jaar geleden
Zag ik hem terug in Roemenië.
Hij had al kleur, maar
Ze hadden hem een ring door de neus gehaald
En lieten hem dansen op het plein.
Hij zag mij en rukte zich los
Rende naar mij toe, likte mijn gezicht.
Ze dachten hij vermoordt mij, maar hij wilde slechts
dat ik hem naar huis zou brengen.
Maar ik moest toen een trein halen en
Liet de tv aan zijn lot over.

 

Vertaald door Eva Bodor en Mischa Andriessen

 

István Kemény (Boedapest, 28 oktober 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e oktober ook mijn blog van 28 oktober 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Antje Rávic Strubel, Mark Strand

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: Vom Dorf

„Meine Freundin sagt immer: „Die Rellijon is mit m letzten Krieg druff jejangen und die Ideolojie mit da Mauer. Heute renn se zur Lafsparät und kieken Schtar Treck, und ihre Familienphotos packen se ins Internet.“
In unserer Familie haben wir uns etwas Besonderes ausgedacht. Wir haben die Weihnachtsgeschichtentradition eingeführt. Mein Bruder hat sie eingeführt, und ich mußte mitmachen. Jedes Jahr zum Fest soll es eine neue Weihnachtsgeschichte geben, und mich hat man zur Weihnachtsgeschichtenschreiberin gemacht, zur Weihnachtsantje Auguste. Das ist sehr schön, und alle liegen dann unter dem Weihnachtsbaum, die Beine übergeschlagen, vom Punsch leise benebelt, und freuen sich, daß es wieder so weit ist. Es gibt nur ein Problem. Weihnachtsgeschichten haben den Nachteil, daß man sie immer schon kennt.
Von Gänsebraten erwartet man keine Überraschungen. Die sollen jedes Jahr ganz exakt genauso sein wie im Jahr zuvor, mit Pflaumen und Kastanien gefüllt, mit knuspriger Haut, Sauerkraut oder Grünkohl, um die festlich vorgefühlte Besinnlichkeit im Erfüllungsmoment nicht zu enttäuschen.
Bei Geschichten ist das anders. Bei Weihnachtsgeschichten sowieso. Man möchte zwar gewisse Dinge wiedererkennen, sie sollten zum Beispiel nicht im Hochsommer auf Rügen oder in einer fernen Kultur spielen, in der es Weihnachten nicht gibt, aber man möchte „doch ooch überrascht werden“, wie meine Freundin sagt. Auch wenn es am Ende wieder auf eine Geburt hinausläuft, auf das schreiende Kind im Stroh, dem ein Mohr und drei Heilige aus dem Morgenland Kräutersud und teure Glitzer-Windeln vorbeibringen.
Selbst im Osten sind die Leute noch jedes Jahr erwartungsfroh in die Kirche gelaufen, obwohl es verboten war, vielleicht nur, um endlich zu hören, daß es diesmal ein Mädchen geworden ist, und dann wird`s doch wieder ein Junge. Irgendwann hat man die Nase voll und beginnt, eine eigene Tradition zu begründen, und wenn man sie begründet hat, dauert es nicht lange und man sehnt sich nach der alten Weihnachtsgeschichte zurück, weil so eine eigene doch Schwierigkeiten bereitet.
Nur mein Bruder akzeptierte das nicht. Er war nicht zu bremsen. Er hatte diese kindliche Unschuld im Blick, als er sich vor mich hinstellte und sagte: Du bist doch Schriftstellerin!“

 

Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook alle tags voor Mark Strand op dit blog.

 

Niet stervend

Deze rimpels zijn niets.
Deze grijze haren zijn niets.
Deze maag die uitzakt
van oud eten, deze gekneusde
en gezwollen enkels,
mijn dovende hersenen,
zij zijn niets.
Ik ben dezelfde jongen
die mijn moeder vroeger kuste.

De jaren veranderen niets.
Op windstille zomernachten
voel ik die kussen
glippen van haar donkere
lippen ver weg,
en in de winter drijven ze
over de bevroren dennen
en komen aan sneeuwbedekt
Ze houden me jong.

Mijn dorst naar melk
is nog steeds niet te controleren.
Ik word gedreven door onschuld.
Van bed naar stoel kruip ik
en weer terug.
Ik zal niet dood gaan.
Het gave resultaat
en teken van geboren worden, mijn lichaam
herinnert en houdt vol.

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 

Mark Strand (11 april 1934 – 29 november 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn blog van 12 april 2019.

Joris van Casteren, Andreas Altmann

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Joris van Casteren werd geboren in Rotterdam op 5 januari 1976. Zie ook alle tags voor Joris van Casteren op dit blog.

Uit: De gebroeders Zwagerman

“Het katholieke onderwijzersgezin Zwagerman bewoonde in Alkmaar een rijtjeshuis dat aan een geluidswal was gelegen. In 1963 werd de oudste zoon geboren, Joost, en hoewel er eerder pogingen waren ondernomen, kwam pas tien jaar en negen maanden later zijn jongere broertje Alexander ter wereld. Ontwaakt uit de sluimer van zijn jongste jeugd, zag Alexander op naar zijn grote broer, die een onstuimige puberteit beleefde en na schooltijd en ’s avonds vaak op zijn jongenskamer achter een geheimzinnig ratelende schrijfmachine zat verscholen.
Regelmatig zag hij zijn broer op de fiets springen en koers zetten naar het centrum van Alkmaar. ‘Dan ging hij naar de bibliotheek,’ zegt Alexander Zwagerman (32) op een zonnige middag in zijn gerieflijke Schiedamse appartement met uitzicht op een huizenrij en een hoge schoorsteenpijp. Hij draagt een pak met stropdas, geruite kousen en glimmende schoenen. Zware bril, een nette scheiding in het haar. Op een schaaltje liggen chocoladekoekjes.
‘In de bibliotheek bekeek hij de literaire tijdschriften waar hij zijn verhalen heen wilde zenden,’ vervolgt hij. Thuis deed zijn broer de uitgetikte vellen in een grote envelop waar veel postzegels op moesten. ‘Ik kan mij goed herinneren dat die dikke enveloppen altijd teruggestuurd werden. Dan zei mijn moeder: Joost heeft weer een dikke envelop gekregen, hij zal niet blij zijn.’
Op een dag liet een literair tijdschrift weten dat een bijdrage geplaatst zou worden. ‘Joost was euforisch,’ vertelt Alexander. ‘Ik ben schrijver, ik ben schrijver, riep hij uit.’ Hij zag zijn broer naar de keuken rennen, waar mevrouw Zwagerman met iets bezig was. ‘Hij trok het raam open, buiten stonden auto’s voor het stoplicht. Hij riep: rij door, rij door, de schrijver deelt geen handtekening meer uit.’
Joost ging op kamers wonen. Eerst in Alkmaar-Noord, daarna trok hij naar Amsterdam. ‘De stad waar het gebeurt,’ zegt Alexander, ‘en waar je mooie vrouwen kunt zien lopen.’ In 1986 – hij zat in de hoogste klas van de lagere school – debuteerde zijn broer met het boek De houdgreep en kwam hij voor het eerst op televisie. ‘Er werd een literatuurprijs uitgereikt en hij mocht als jonge schrijver zijn mening geven.’ In Alkmaar-aan-den-Hoef zat het gezin aan de beeldbuis gekluisterd. ‘Er waren andere schrijvers die veel meer zeiden,’ zegt hij. ‘Je zag van Joost alleen wat rook die van de zijkant van het scherm kwam; hij zat te paffen. Toch had dat een enorme impact op ons gezin.’
Meneer en mevrouw Zwagerman hadden moeite met bepaalde passages in het literaire werk van hun oudste zoon. ‘Mijn moeder zei wel eens tegen hem: Joost, moet dat nu, dat kan toch ook zonder die seks? Dan zei Joost: nee, ma, dat is een wezenlijk onderdeel.’ Zelf verslond hij de romans van zijn broer. ‘Het bezorgde mij rooie koontjes.’

 

Joris van Casteren (Rotterdam, 5 januari 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) op 4 januari 1963. Zie ook alle tags voor Andreas Altmann op dit blog. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009 

 

zelden genoeg

wit bladdert het appelhout
in het licht van de wind.
seconden lang kijk ik door
mijn eerste ogen.
een stem, die aangroeide
in uitgelaten woorden.
ik kan haar mij niet meer herinneren.
enkel gezichten, waartoe zij behoorde,
kennen hen weer terug. spiegels
hebben geen lang geheugen.
water heeft met hen geduld.
ik kijk daartussen. als kind
heb ik vaak de aangebeten appels
in de beek gegooid.  
ze waren nog onrijp.
hun golven zetten de hemel
slechts kort in beweging.

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 

Andreas Altmann (Hainichen, 4 januari 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e januari ook mijn blog van 5 januari 2021 en ook mijn blog van 5 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

David Berman, Andreas Altmann

De Amerikaanse dichter, songwriter en frontman van Silver Jews David Berman werd geboren op 4 januari 1967 in Williamsburg, Virginia. Zie ook alle tags voor David Berman op dit blog.

 

The Broken Mirror

My life is almost over; that’s a fact
Statistically derived but simply true;
I look into the mirror, but it’s cracked

And so reflects two, three, or more, that lack
Cohesion. Which one’s goal shall I pursue—
My life is almost over; that’s a fact—

In time remaining? Luggage largely packed,
Past boxed and crated, little left to do,
I look into the mirror, but it’s cracked

And won’t be fixed and always did refract
The one before it into at least two.
My life is almost over; that’s a fact,

But life cannot be lived in the abstract
And begs for certainties that it once knew:
I look into the mirror, but it’s cracked;

I look away in search of the exact;
Nights melt the shadow shrinking from my view;
I look into the mirror, but it’s cracked.
My life is almost over; that’s my fact.

 

Grace

As one who, reading late into the night,
When overcome by sleep, turns off the light
And yields whatever he can sense by sight

To what the gates of ivory or of horn
Will send him, sightless as a child unborn,
To goad, amuse, remind, reveal or warn,

So may I turn a light off and embrace
With resignation, better still with grace,
The dreamless sleep that all awake must face.

 

Catallus CX – A Translation

Alfie, honest mistresses are lauded;
The presents they receive they earn, but you,
Who lead me on with lies, leave me defrauded.
My anti-mistress, brazen what you do;
You keep my gifts but, suddenly demure,
Renege on my reward. Either be chaste
Before accepting fees or be the whore
That you pretend, your total body placed
Where just your mouth is. Greed and ‘virtue’ make
Strange bedfellows, each sure the other’s fake.

 

David Berman (4 januari 1967 – 7 augustus 2019)

 

De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) op 4 januari 1963. Zie ook alle tags voor Andreas Altmann op dit blog. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009 

 

fabriek terrein

de weg verliest zijn sporen onder de struiken.
misschien ben ik de enige, die er nog op loopt.

het losse hout van de bomen klopt tegen de wind,
die het verstrooit. de nabije fabriek is geruimd. en
 
de muren beginnen,  zich een geheim te zoeken.
er wordt verteld, dat ze machines in het meer hebben gedumpt

en zijn ijs heeft in de winter roest aangezet
velen, die hier gewerkt hebben, zijn al dood.

er is een hek, dat aan hoogte verloren heeft
en enkel nog een woord uit het verleden is.  

de waarschuwende borden zijn weggehaald. ik krijg
hun tekst niet meer bij elkaar. slechts een paar schroeven

waarmee zij bevestigd waren, steken gebogen in het gat.
de geluiden van de wind vervreemden zich hier.

pas bij de resten van het hek heb ik gemerkt, dat
de weg zich enkel om de fabriek draaide en eigenlijk geen

uitgang had, als je er eenmaal op gekomen was.

 

Vertaald door door Mischa Andriessen

 

Andreas Altmann (Hainichen, 4 januari 1963) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e januari ook mijn blog van 4 januari 2019 en ook mijn blog van 4 januari 2017 en mijn blog van 4 januari 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en deel 3.

Evelyn Waugh, István Kemény

De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.

Uit: Brideshead Revisited

“We drove round the front into a side court–“Everything’s shut up. We’d better go in this way”–and entered through the fortress-like, stone-flagged, stone-vaulted passages of the servants’ quarters–“I want you to meet Nanny Hawkins. That’s what we’ve come for”–and climbed uncarpeted, scrubbed elm stairs, followed more passages of wide boards covered in the centre by a thin strip of drugget, through passages covered by linoleum, passing the wells of many minor staircases and many rows of crimson and gold fire buckets, up a final staircase, gated at the head, where at last we reached the nurseries, high in the dome in the centre of the main block.
Sebastian’s Nanny was seated at the open window; the fountain lay before her, the lakes, the temple, and, far away on the last spur, a glittering obelisk; her hands lay open in her lap and, loosely between them, a rosary; she was fast asleep. Long hours of work in her youth, authority in middle life, repose and security in her age, had set their stamp on her lined and serene face.
“Well,” she said, waking; “this is a surprise.”
Sebastian kissed her.
“Who’s this?” she said, looking at me. “I don’t think I know him.”
Sebastian introduced us.

Anthony Andrews (Sebastian) en Jeremy Irons (Charles) in de tv-serie Brideshead Revisited uit 1981

“You’ve come just the right time. Julia’s here for the day. She was up with me nearly all the morning telling me about London. Such a time they’re all having. It’s dull without them. Just Mrs. Chandler and two of the girls and old Bert. And then they’re all going on holidays and the boiler’s being done out in August and you going to see his Lordship in Italy, and the rest on visits, it’ll be October before we’re settled down again. Still, I suppose Julia must have her enjoyment the same as other young ladies, though what they always want to go to London for in the best of the summer and the gardens all out, I never have understood. Father Phipps was here on Thursday and I said exactly the same to him,” she added as though she had thus acquired sacerdotal authority for her opinion.
“D’you say Julia’s here?”
“Yes, dear, you must have just missed her. It’s the Conservative Women. Her Ladyship was to have done them, but she’s poorly. Julia won’t be long; she’s leaving immediately after her speech, before the tea.”
“I’m afraid we may miss her again.”
“Don’t do that, dear, it’ll be such a surprise to her seeing you, though she ought to wait for the tea, I told her, it’s what the Conservative Women come for. Now what’s the news? Are you studying hard at your books?”
“Not very, I’m afraid, Nanny.”

 

Evelyn Waugh (28 oktober 1903 – 10 april 1966)

 

De Hongaarse dichter en schrijver István Kemény werd geboren op 28 oktober 1961 in Boedapest. Zie ook alle tags voor István Kemény op dit blog.

 

Kunststof

Ineens was de kunststof er.
Hoewel niemand die uitgevonden had.
Tenminste honderd Duitse

wetenschappers met gekamde
Baarden hadden het uitgevonden of helemaal niemand,
Kunststof had geen ouders.
Het groeide in tehuizen op.
Niemand die het ooit echt liefhad.
Het was slecht, lichtgebouwd en het stonk
Als het brandde. We gebruikten het als boodschappentas.
Als luchtballon, als bijna alles.
Maar wij verdedigden het niet
Als iemand erop schold
Uit wraak is het nooit van huis weggelopen
Het grijnsde naar ons vanuit de doornstruiken.
En hielden wij het in de schemering voor doodshoofden
Dan bracht het schande over de dood.
Bij gelegenheid… maar die gelegenheid
Deed zich nooit echt voor. Nooit.

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 

István Kemény (Boedapest, 28 oktober 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e oktober ook mijn blog van 28 oktober 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Antje Rávic Strubel, Mark Strand

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: Blaue Frau

Jede Nacht sind die Autos zu hören. Das Rauschen der Autos auf den dreispurigen Straßen und das Rascheln der Blätter am Vogelbeerbaum. Das sind die Geräusche. Sie dringen durch das Fenster herein, das einen Spaltbreit geöffnet ist. Das Meer hört man nicht. Die Ostsee, die im Süden liegt, jenseits der Plattenbauten, in einer Bucht mit verschilften Ufern, die im Winter schnell zufrieren wird. Peitschenlampen säumen die Wege. Nachts fällt ihr bleiches Licht auf den Bordstein und auf den Balkon der kleinen Wohnung, der zur Straße zeigt. Die metallenen Lampenschirme schwanken im Wind. Das Schlafzimmer zeigt zum Hof, wo es einen Spielplatz gibt, einen Verschlag für die Fahrräder und den Vogelbeerbaum. Die Wände der Wohnung sind weiß und leer bis auf den Spiegel im Flur. In der Küche hängen zwei Postkarten über der Spüle. Auf der einen Karte fahren gelbe Taxis durch eine Straßenschlacht in New York. Auf der anderen, einer Schwarzweiß-aufnahme, sitzen zwei Frauen in einem Pariser Straßencafé. Sie tragen Glockenhüte aus den zwanziger Jahren des letzten Jahrhunderts und elegante Röcke. Das sind die Bilder. Die Blumentöpfe im Metallregal auf dem Balkon sind unbenutzt Spinnweben haben sich dort verbreitet Die Spinnen leben noch. Es ist September. Am Horizont, wo Lagerhallen und ein riesiger Sendemast die Reihen der Plattenbauten begrenzen, türmen sich Wolken-berge auf. Der Sendemast ist der einzige Orientierungspunkt in den identischen Straßen.
Niemand weiß, wo sie ist. Die Wanduhr zeigt halb drei. Das silberne Zifferblatt stellt den Weltatlas dar. Einen Sekundenzeiger gibt es nicht, nur ein kleines rotes Flugzeug, das die silberne Welt umrundet. Jede Weltumrundung dauert bloß eine Minute, und doch sieht es langsam, fast gemächlich aus. Ein Schatten fliegt unter dem Flugzeug mit und ist ihm manchmal ein kleines Stück voraus, je nachdem, wie der Lichteinfall ihn auf die glänzende Erde wirft. Sie könnte überall sein. Nina. Sala. Adina. In der Küche gibt es ein paar Töpfe, einen Wasserkocher und eine fleckige Espressokanne. Die Kanne fiept, wenn unter Druck Wasserdampf aus dem Ventil am Kessel tritt. Auf den Tassen im Schrank steht in Großbuchstaben IKEA. Die Wohnung sieht nach einer echten Wohnung aus, nach einem Menschen. Ein paar Bücher sind da, Kerzenständer, Hochglanz-magazine übers Kochen und Reisen. Im Flur liegt ein abgewetzter Läufer. Walkingstöcke stehen an der Garderobe. Das sind die Gegenstände. Sie stellt die Walkingstöcke in den Schrank im Flur. Aus dem Bad ist einlaufendes Wasser zu hören.“

 

Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook alle tags voor Mark Strand op dit blog.

 

Het nieuwe poëziehandboek

1
Als iemand een gedicht begrijpt
zal hij problemen krijgen.

2
Als iemand met een gedicht leeft
zal hij eenzaam sterven.

3
Als iemand met twee gedichten leeft
zal hij er een ontrouw zijn.

4
Als iemand een gedicht ontvangt
zal hij een kind minder krijgen.

5
Als iemand twee gedichten ontvangt
zal hij twee kinderen minder krijgen.

6
Als iemand een kroon op zijn hoofd draagt als hij schrijft
zal hij worden betrapt.

7
Als iemand geen kroon op zijn hoofd draagt als hij schrijft
zal hij niemand misleiden buiten zichzelf.

8
Als iemand kwaad wordt op een gedicht
zal hij door mannen worden veracht.

9
Als iemand op een gedicht kwaad blijft
zal hij door vrouwen worden veracht.

10
Als iemand poëzie publiekelijk beschuldigt
zullen zijn schoenen zich met urine vullen.

11
Als iemand poëzie voor macht opgeeft
zal hij heel machtig worden.

12
Als iemand over zijn gedichten opschept
zal hij door dwazen geliefd worden.

13
Als iemand over zijn gedichten opschept en van dwazen houdt
zal hij niet meer schrijven.

14
Als iemand vanwege zijn gedichten naar aandacht hunkert
zal hij als een onbenul in maanlicht zijn.

15
Als iemand een gedicht schrijft en het gedicht van een collega prijst
zal hij een beeldschone minnares krijgen.

16
Als iemand een gedicht schrijft en het gedicht van een collega overdreven prijst
zal hij zijn minnares verjagen.

17
Als iemand het gedicht van een ander opeist
zal zijn hart in omvang verdubbelen.

18
Als iemand zijn gedichten bloot laat zijn
zal hij de dood vrezen.

19
Als iemand de dood vreest
zal hij door zijn gedichten worden gered.

20
Als iemand de dood niet vreest
wordt hij al dan niet door zijn gedichten gered.

21
Als iemand een gedicht afmaakt
zal hij baden in het blanke spoor van zijn passie
en door het witte papier worden gekust.

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 

Mark Strand (11 april 1934 – 29 november 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn blog van 12 april 2019.

Evelyn Waugh, István Kemény

De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.

Uit: Brideshead Revisited

Why?’
‘To see the ivy.’
It seemed a good enough reason and I went with him. He took my arm as we walked under the walls of Merton.
‘I’ve never been to the Botanical Gardens,’ I said.
‘Oh, Charles, what a lot you have to learn! There’s a beautiful arch there and more different kinds of ivy than I knew existed. I don’t know where I should be without the Botanical Gardens.’
When at length I returned to my rooms and found them exactly as I had left them that morning, I detected a jejune air that had not irked me before. What was wrong? Nothing except the golden daffodils seemed to be real. Was it the screen? I turned it face to the wall. That was better.
It was the end of the screen. Lunt never liked it, and after a few days he took it away, to an obscure refuge he had under the stairs, full of mops and buckets.
That day was the beginning of my friendship with Sebastian, and thus it came about, that morning in June, that I was lying beside him in the shade of the high elms watching the smoke from his lips drift up into the branches.
Presently we drove on and in another hour were hungry. We stopped at an inn, which was half farm also, and ate eggs and bacon, pickled walnuts and cheese, and drank our beer in a sunless parlour where an old clock ticked. in the shadows and a cat slept by the empty grate.
We drove on and in the early afternoon came to our destination: wrought-iron gates and Twin, classical lodges on a village green, an avenue, more gates, open parkland, a turn in the drive and suddenly a new and secret landscape opened before us. We were at the head of a valley and below us, half a mile distant, grey and gold amid a screen of boskage, shone the dome and columns of an old house.
‘Well?’ said Sebastian, stopping the car. Beyond the dome lay receding steps of water and round it, guarding and hiding it, stood the soft hills.
‘Well?’
‘What a place to live in!’ I said.
‘You must see the garden front and the fountain.’ He leaned forward and put the car into gear. ‘It’s where my family live’; and even then, rapt in the vision, I felt, momentarily, an ominous chill at the words he used — not, ‘that is my house’, but ‘it’s where my family live’.
‘Don’t worry,’ he continued, ‘they’re all away. You won’t have to meet them.’
‘But I should like to.’
‘Well, you can’t. They’re in London.’

 

Evelyn Waugh (28 oktober 1903 – 10 april 1966)

 

De Hongaarse dichter en schrijver István Kemény werd geboren op 28 oktober 1961 in Boedapest. Zie ook alle tags voor István Kemény op dit blog.

 

Twintigste eeuw B-versie

Alle wegen leidden naar de dood.
Ik was verrast en wacht slechts:
Rond Rome een donkergroene zone.
Het is makkelijk om de stad mis te lopen
Alle wegen leiden naar de dood
Op hen allemaal karavanen van auto’s

Naaldwouden, gegronde horror
Dit is niet de rand van Rome, zeker niet.
Onder de strada bewoonde holtes
De meeste auto’s gedeukt en smerig
Een hele eeuw heeft zich hier verzameld
Dit is niet de rand van Rome, zeker niet.

De benzine – als ze verstopt is of uitgevloeid –
Kunnen wij hier niet meer bijvullen.
Hier werkt nu wat er al was
Een te voorziene, grijze toer.
Gek geworden jochies bekogelen het konvooi
En deze eeuw begint opnieuw

Alleen zijn de omstandigheden nu slechter
Ik was verbluft en wacht slechts
Alle wegen leiden naar de dood,
Het is makkelijk om de stad te verliezen.
Rond Rome een groene gifzone
Tot de twee oceanen duurt de stad

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 

István Kemény (Boedapest, 28 oktober 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e oktober ook mijn blog van 28 oktober 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Cynan Jones, Mischa Andriessen, John Steinbeck, Ruy Belo, Lawrence Durrell, André Roy, Elisabeth Borchers, James T. Farrell, Irwin Shaw

De Welshe schrijver Cynan Jones werd geboren op 27 februari 1975 in Aberystwyth, Wales. Zie ook alle tags voor Cynan Jones op dit blog.

Uit: The Long Dry

“He comes in, scraping his feet on the metal grill outside the back door, not because he needs to, but from habit. Or perhaps it is his announcement—a signal they have always had but never spoken of. They had many of these when they were younger.
She rinses the cafetière and warms the cup with water from the kettle, which she’s boiled several times while she has waited for him. She does not make the coffee. Some things she mustn’t do. She’s threatened by the coffee, about how strong to make it, how it tastes when it is made. He makes coffee every day, just for himself as no one else drinks it. He makes a strong potful of coffee at this time of the morning and it does him for the day, warming up the cupfuls in a pan as they are needed, which makes them stronger as the day goes on. No one else touches the pan. She says it’s why he does not sleep. His first coffee each morning is the remnants of the night before because he does not want to wake the house grinding the beans, and the children sleep above the thin ceiling of the kitchen.
He sits at the table with a loose fist and runs his thumb over the first joint of his forefinger in the way he has, so it makes a quiet purring sound, like rubbing leather.
“What about the dosing?”
“It’ll have to wait,” he says.
He rubs his finger. He does this always at the table, talking or reading a paper, even with the handle of a cup held there, so that this part of his finger is smooth and shines. Whenever he’s at rest.
“I don’t know,” he says. “I’ve checked the obvious places and she’s not there. She’s got her head down and gone.”
He does not tell her about the stillborn calf.
“It’s typical. It has to be today,” she says. “I should have gotten up to check.”
“She would have gone anyway,” he says quietly.
He looks down at the missing part of his little finger on his right hand and makes the sound against his thumb again. She still blames herself for this damage to him. He was trying to free the bailer from the new tractor and she had done something and the catch had just bit down. He takes a mouthful of coffee. It was a clean cut and it healed well and he could have lost his hand instead. That’s how he looks at it. In some ways he loves it.”

 


Cynan Jones (Aberystwyth, 27 februari 1975)

 

De Nederlandse dichter Mischa Andriessen werd geboren in Apeldoorn op 27 februari 1970. Zie ook alle tags voor Mischa Andriessen op dit blog.

 

De vogelkoning

Het zijn normaal jonge jongens.
In de lente verlaten ze hun huizen
halsoverkop, alsof iemand hen riep.
Wie overleeft, herinnert zich niet
wat het was – het zachte wieken
van wijd uitgestrekte vleugels
een stille roep, zoals stenen zingen
in de hoofden van krankzinnigen.
Van sommigen zijn de vaders
eerder gegaan, er is geen kaart
een richting, geen route; soms
komt er een aan, keert terug
naar waar hij eens vertrok
vertelt het na, vervormd, gehavend
kleren tot op de draad kapot
de blik spreekt louter waanzin:
Een arendsnest op de rotsen
weggedraaide ogen, paarse lippen
heel het gastpad afgedwaald
om weer hier te zijn.
De mare wil dat ze luisteren.

 

Portaal

Vader stond buiten voor de deur.
De zoon stuurde hem weg, wachtte
lange dagen tot hij terugkwam
verjaagde hem telkens opnieuw
maar keek bij elke terugkeer langer
prentte zijn trekken in als zocht hij
ten slotte iets om zich te kunnen herinneren.
Toen vader toch weer op het tuinpad stond
schoot hij ogenblikkelijk zijn jas aan, ging
naar buiten, trok de deur achter zich dicht.
Ze liepen samen op, kenden de richting.

 


Mischa Andriessen (Apeldoorn, 27 februari 1970)

 

De Amerikaanse schrijver John Steinbeck werd geboren in Salinas, Californië, op 27 februari 1902. Zie ook alle tags voor John Steinbeck op dit blog.

Uit: The Grapes of Wrath

“And all the time the farms grew larger and the owners fewer. And there were pitifully few farmers on the land any more. And the imported serfs were beaten and frightened and starved until some went home again, and some grew fierce and were killed or driven from the country. And farms grew larger and the owners fewer.
And the crops changed. Fruit trees took the place of grain fields, and vegetables to feed the world spread out on the bottoms: lettuce, cauliflower, artichokes, potatoes–stoop crops. A man may stand to use a scythe, a plow, a pitchfork; but he must crawl like a bug between the rows of lettuce, he must bend his back and pull his long bag between the cotton rows, he must go on his knees like a penitent across a cauliflower patch.
And it came about that owners no longer worked on their farms. They farmed on paper; and they forgot the land, the smell, the feel of it, and remembered only that they owned it, remembered only what they gained and lost by it. And some of the farms grew so large that one man could not even conceive of them any more, so large that it took batteries of bookkeepers to keep track of interest and gain and loss; chemists to test the soil, to replenish; straw bosses to see that the stooping men were moving along the rows as swiftly as the material of their bodies could stand. Then such a farmer really became a storekeeper, and kept a store. He paid the men, and sold them food, and took the money back. And after a while he did not pay the men at all, and saved bookkeeping. “These farms gave food on credit. A man might work and feed himself; and when the work was done, he might find that he owed money to the company. And the owners not only did not work the farms any more, many of them had never seen the farms they owned.
And then the dispossessed were drawn west–from Kansas, Oklahoma, Texas, New Mexico; from Nevada and Arkansas families, tribes, dusted out, tractored out. Carloads, caravans, homeless and hungry; twenty thousand and fifty thousand and a hundred thousand and two hundred thousand.”

 


John Steinbeck (27 februari 1902 – 20 december 1968)
Poster voor de gelijknamige film uit 1940

 

De Portugese dichter, vertaler en essayist Ruy de Moura Belo werd geboren op 27 februari 1933 in São João da Ribeira, nabij Rio Maior. Zie ook alle tags voor Ruy Belo op dit blog.

 

Anniversary Mass

It’s been one year since your steps
last walked in our parish
Where do you who belonged to these fields
whose wheat is again turning ripe
belong now?
What’s your new name?
Can there be a more unusual weekend
than a saturday like this one that never ends?
How do you fill your time
now that all the time ahead of you is free?
What sort of steps might take you
behind the cooing of a dove in our skies?
Why have you never again had a birthday
even though the table is set and waiting for you
and the mulberry trees along the road are in bloom again?

That’s what his voice was like that’s how he talked
says the yellow-flowered broom that grows here
and that saw him walk on the pathways of childhood
next to his first flight of partridges

Now only in our neckties do we take you who are dead
to those paths where you left the mark of your feet
Only in our neckties. Your death
has stopped dressing us up completely
The summer you departed I clearly remember
thinking profound things
It’s summer again. You have ever less place
in this corner of us where every year
we will piously unearth you
Until the death of your death

 

Vertaald door Richard Zenith

 


Ruy Belo (27 februari 1933 – 8 augustus 1978)
Cover

 

De Britse dichter en schrijver Lawrence George Durrell werd geboren op 27 februari 1912 in Jalandhar in India. Zie ook alle tags voor Lawrence Durrell op dit blog.

Uit: Bitter Lemons of Cyprus

“Journeys, like artists, are born and not made. A thousand differing circumstances contribute to them, few of them willed or determined by the will — whatever we may think. They flower spontaneously out of the demands of our natures — and the best of them lead us not only outwards in space, but inwards as well. Travel can be one of the most rewarding forms of introspection … These thoughts belong to Venice at dawn, seen from the deck of the ship which is to carry me down through the islands to Cyprus; a Venice wobbling in a thousand fresh-water reflections, cool as a jelly. It was as if some great master, stricken by dementia, had burst his whole colour-box against the sky to deafen the inner eye of the world. Cloud and water mixed into each other, dripping with colours, merging, overlapping, liquefying, with steeples and balconies and roofs floating in space, like the fragments of some stained-glass window seen through a dozen veils of ricepaper. Fragments of history touched with the colours of wine, tar, ochre, blood, fire-opal and ripening grain. The whole at the same time being rinsed softly back at the edges into a dawn sky as softly as circumspectly blue as a pigeon’s egg. Mentally I held it all, softly as an abstract painting, cradling it in my thoughts — the whole encampment of cathedrals and palaces, against the sharply-focused face of Stendhal as he sits forever upon a stiff-backed chair at Florian’s sipping wine: or on that of a Corvo, flitting like some huge fruit-bat down these light-bewitched alleys … The pigeons swarm the belfries. I can hear their wings across the water like the beating of fans in a great summer ballroom. The vaporetto on the Grand Canal beats too, softly as a human pulse, faltering and renewing itself after every hesitation which marks a landing-stage. The glass palaces of the Doges are being pounded in a crystal mortar, strained through a prism. Venice will never be far from me in Cyprus — for the lion of Saint Mark still rides the humid airs of Famagusta, of Kyrenia. It is an appropriate point of departure for the traveller to the eastern Levant … But heavens, it was cold. Down on the grey flagged quay I had noticed a coffee-stall which sold glasses of warm milk and croissants. It was immediately opposite the gang-plank, so that I was in no danger of losing my ship. A small dark man with a birdy eye served me wordlessly, yawning in my face, so that in sympathy I was forced to yawn too. I gave him the last of my liras. There were no seats, but I made myself comfortable on an upended barrel and, breaking my bread into the hot milk, fell into a sleepy contemplation of Venice from this unfamiliar angle of vision across the outer harbour. A tug sighed and spouted a milky jet upon the nearest cloud.”

 


Lawrence Durrell (27 februari 1912 – 7 november 1990)
Cover

 

De Canadese dichter, schrijver en essayist André Roy werd geboren op 27 februari 1944 in Montréal. Zie ook alle tags van André Roy op dit blog.

 

Het is nog nacht

Het is nog nacht
de actieve droom,
de machine van actie;
de nacht in de bossen, de woestijnen, de steden.
Ik droomde van twee werelden:
een, zichtbaar en sterfelijk;
de andere, onzichtbaar, met fantomen
moe sinds de geboorte.
Ik observeer, ik zie de dans van de tijd,
de criminelen die ’s nachts terugkwamen.

 

In de nacht houden wij ons op

In de nacht houden wij ons op
jij, ik, wij, de anderen, die zijn zoals wij.
Nogmaals de actie,
de structuur van het denken in actie.
Moderne wereld van bossen en water.
Je behoort tot de reizende kooplieden,
onze voorouders de vampieren.
De steden, de huizen, de bedden,
waar we ons mysterieus, onmogelijk,
onsterfelijk waanden
wat een waanzin!
Het verlangen stroomt;
we zouden onszelf kunnen doden
voor de kennis van het verlangen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
André Roy (Montréal, 27 februari 1944)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

Niemand behaupte

Niemand behaupte
ich sei taub.
Allabendlich höre ich
die Unrast der Sterne.

Niemand behaupte
ich sei blind oder lahm.
Ich nehme Stock und Stein
bis zum jähen Ereignis.

Niemand behaupte
ich hätte zu träumen versäumt.
Ich werde nicht nach Tibet reisen
und auch nicht nach Tanger.
Mir träumte
ich fände den Weg
nicht zurück.

 

An ein Kind

Wenn wir lange genug warten,
dann wird es kommen.
Heute noch, fragt das Kind.
Heut oder morgen. Ein Schiff,
mußt du wissen, braucht Zeit.
So weit und breit wie das Meer.
Dann bist du groß.
Dann steigen wir ein
und machen die Reise.
Zusammen. Wir beide.
Und jeder auf seine Weise.

 


Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

De Amerikaanse schrijver James Thomas Farrell werd geboren op 27 februari 1904 in Chicago. Zie ook alle tags voor James T. Farrell op dit blog.

Uit: Father and Son

“When he’d come home, Bill was there, white and scared. But he hadn’t hit him. He’d talked to Bill like a father. Lizz had gone to see McCarthy, the police sergeant whose boys played with Bill and Danny, and McCarthy had quashed it all. He’d paid for the pocketbook, and it was all forgotten. After that, Bill had settled down. Now, you couldn’t want for a decenter boy. He looked at his leathery face in the mirror. He washed it, dried himself, cleaned out the wash bowl, and left the bathroom. He put on his khaki shirt, passed through the small hallway to the dining room, and was ready to eat. The dining-room table was covered with dishes and papers. In the center of it there was a large glass cake-dish, which contained crumbs and a stale chunk of cake. Lizz pushed dishes aside and set coffee, sugar buns, and a plate of ham and eggs before him. She wore an old apron and had a rag tied under her chin. She looked sloppy. Jim pitched into the ham and eggs. “I was over to see my mother yesterday,” Lizz remarked, sitting down to talk with him. He nodded, but said nothing. He bit into a sugar bun. He was waiting to see whether or not she’d had another scrap with her people. “Mother said that Al isn’t well,” she said. “You wouldn’t think he would be, having a doctor like Mike Geraghty,” Jim said, suddenly bitter. His face clouded. He remembered his Little Arty, now three years dead. All their good luck had to come after Arty was long since dead. He wiped up the yolk from the plate with a bun and ate it, and then he shoved his plate aside and handed Lizz his cup for more coffee. She returned with a filled cup and sat down. “Lizz, it’s a long time since the little fellow left us. You really ought to take off your mourning. If you do that you won’t be sad so often. You have to let time heal old wounds,” he said, his voice kindly. “Oh, Jim, I see the children playing on Calumet Avenue, and it breaks my heart. Not one of them is as beautiful as our Arty was.” “Come on now, Lizz, we’ve got to brace up. We’ve got lots to be thankful for, even with the tough breaks we had in the past,” he said, but the image of little Arty stood in his mind, a lovely, light-haired boy in a dirty dress, staring with those wonderful sad eyes and saying “Fither.” Lizz wiped her eyes with her apron. “Jim, I can’t help it. I look at our new house and I think of him. Oh, how he would have loved it. He’d be going to school this year or next. Everywhere I see, Jim, makes me think of him. I can’t help it. I can’t take off my mourning,” she said in tears.”

 

 
James T. Farrell (27 februari 1904 – 22 augustus 1979)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Irwin Shaw werd geboren op 27 februari 1913 als Irwin Gilbert Shamforoff in New York. Zie alle tags voor Irwin Shaw op dit blog.

Uit: Rich Man, Poor Man

“Boylan was standing at the bar in his tweed topcoat, staring at his glass, when Rudolph came down the little flight of steps from Eighth Street, carrying the overnight bag. There were only men standing at the bar and most of them were probably fairies. “I see you have the bag,” Boylan said. “She didn’t want it.” “And the dress?” “She took the dress.” “What are you drinking?” “A beer, please.” “One beer, please,” Boylan said to the bartender. “And I’ll continue with whiskey.” Boylan looked at himself in the mirror behind the bar. His eyebrows were blonder than they had been last week. His face was very tan, as though he had been lying on a southern beach for months. Two or three of the fairies at the bar were equally brown. Rudolph knew about the sun lamp by now. “I make it a point to look as healthy and attractive as I can at all times,” Boylan had explained to Rudolph. “Even if I don’t see anybody for weeks on end. It’s a form of self-respect.” Rudolph was so dark, anyway, that he felt he could respect himself without a sun lamp. The bartender put the drinks down in front of them. Boylan’s fingers trembled a little as he picked up his glass. Rudolph wondered how many whiskies he had had. “Did you tell her I was here?” Boylan asked. “Yes.” “Is she coming?” “No. The man she was with wanted to come and meet you, but she didn’t.” There was no point in not being honest. “Ah,” Boylan said. “The man she was with.” “She’s living with somebody.” “I see,” Boylan said flatly. “It didn’t take long, did it?” Rudolph drank his beer. “Your sister is an extravagantly sensual woman,” Boylan said. “I fear for where it may lead her.” Rudolph kept drinking his beer. “They’re not married, by any chance?” “No. He’s still married to somebody else.” Boylan looked at himself in the mirror again for a while. A burly young man in a black turtle-neck sweater down the bar caught his eye in the glass and smiled. Boylan turned away slightly, toward Rudolph. “What sort of fellow is he? Did you like him?” “Young,” Rudolph said. “He seemed nice enough. Full ofjokes.” “Full of jokes,” Boylan repeated. “Why shouldn’t he be full of jokes? What sort of place do they have?” “Two furnished rooms in a walkup.” “Your sister has a romantic disregard of the advantages of money,” Boylan said. “She will regret it later. Among the other things she will regret.” “She seemed happy.” Rudolph found Boylan’s prophecies distasteful.”

 


Irwin Shaw (27 februari 1913 – 16 mei 1984)
Cover voor een omnibus

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e februari ook mijn blog van 27 februari 2018 en eveneens mijn blog van 27 februari 2016 deel 2.

Mischa Andriessen

De Nederlandse dichter Mischa Andriessen werd geboren in Apeldoorn op 27 februari 1970. Zie ook alle tags voor Mischa Andriessen op dit blog.

Weg nach Innen
Voor Cees

Wer den Weg nach innen fand,
Wer in glühndem Sichversenken
Je der Weisheit Kern geahnt,
Daß sein Sinn sich Gott und Welt
Nur als Bild und Gleichnis wähle:
Ihm wird jedes Tun und Denken
Zwiegespräch mit seiner eignen Seele,
Welche Welt und Gott enthält.

Hermann Hesse

[I]
In de vermoeidheid van de vloer,
het gewicht van de koffers, hun
vastberaden ordening, vermoed je
het vertrek, contouren van een kamer.
Je zet de koffers neer en opent
de deuren, de tocht ten spijt.

[II]
Als een pootjebader, spreidt je
de tenen en met de ogen nog stijf
gesloten betreed je de scheiding
tussen wat werkelijk is en wereld.
Wat je weerhoudt, in de schemer
is niet meer dan een gelijkenis.


Mischa Andriessen (Apeldoorn, 27 februari 1970)

 

Lars Gustafsson, Peter Høeg, Gary Paulsen, Henri Barbusse, Virginie Loveling, Dennis Potter, Cor Bruijn, Dorothy Richardson, Mischa Andriessen

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

(over alles wat nog zweeft)

Mijn graf valt nog nergens te bekennen.
En dus zweef ook ik:
rust ook ik, onwetend van mijzelf,
in een luchtzee.
Zwevend met de zwevenden,
levend met de levenden,
rustend met de rustenden,
en, wellicht ook, zonder het te weten,
dood met de doden.
Hiervoor bestaat geen woord:
het is een manier van zweven.
“In de luchtzee”zoals ballonvaarders van weleer,
en die luchtzee ben je zelf.

Een keer, in Texas, zes uur ’s morgens,
zwemmend in het kristalheldere water
van een heel diep zwembad
eigenlijk bestemd voor duikers,
werd het zwemmen voor mij plotseling zweven.
Door de venstertjes van mijn duikbril neerkijkend
op de zwarte en witte tegels van de schone bodem,
vanuit precies zo’n hoogte die men in een vrije val
niet overleeft, kon ik een ogenblik bevroeden:
steeds verder te vallen, al vallend
toch te zweven, door iets onzichtbaars gedragen.
Glimlachend doorzien wij de klassieke schilders
en hun kinderlijke toverkunst
om een paar vogels veraf in het beeld te plaatsen,
heel klein, zwevend als bewusteloze tekens
tussen aarde en lucht, tussen licht en donker,
tussen water en land, kortweg:
iets dat zich tussen de verschillen bevindt,
schemerachtige dingen, die de diepte verschaffen
die het centrale perspectief alleen ons niet biedt.
Zo zweeft al wat dodelijk is in het binnenste
van zijn eigen beeld, ergens in de schemering,
en voor dit zweven bestaat geen naam

Zo zweven ook tekens boven witte vellen papier,
de sleuven boven de sneeuw, het goede boven de slechte tijd.
Zo zweeft alles. Het staat, zoals de engelen staan,
in ongekende beweging.
En voor de gang van de wereld bestaat geen naam.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

 
Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

Lees verder “Lars Gustafsson, Peter Høeg, Gary Paulsen, Henri Barbusse, Virginie Loveling, Dennis Potter, Cor Bruijn, Dorothy Richardson, Mischa Andriessen”