Louis Couperus, Jacques Perk, James Salter, Mensje van Keulen, Jan Brokken, Saul Bellow, Ion Creanga

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.

Uit: Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan…

“Hij vond zich geen man om te trouwen. Hij was nog wel jong, acht-en-dertig; hij zag er zelfs véel jonger uit; hij verdiende geld genoeg met zijn artikels, om, met wat Elly meêkreeg van grootpapa Takma, het er zuinigjes op te wagen, maar hij vond zich toch volstrekt geen type om te trouwen. Zijn vrijheid, zijn onafhankelijkheid, zijn egoïste bewegelijkheid, die waren hem het liefst; en trouwen, dat was zich met gebonden handen en voeten overgeven aan een vrouw. Hartstochtelijk verliefd was hij niet op Elly – hij vond haar een intelligent en artistiek vrouwtje; om wat zij van grootpapa Takma zoû erven, deed hij het heùsch niet. Waaròm deed hij het dan – vroeg hij zich af, als hij zich reeds had afgevraagd, dag aan dag, gedurende die week, die gevolgd was op zijn aanzoek.
– Mama… kan jij me ook zeggen… waarom ik Elly gevraagd heb?
Mama Ottilie zag op. Ze was wel gewend aan zonderlinge en geestige vragen van Lot, en dan antwoordde ze hem in dien toon, voor zoo ver zij vermocht, maar deze vraag deed haar een stekel voelen van jaloezie, een stekel, die héel erg pijn deed, als een doorn, fyziek, in vleesch.
– Waarom je Elly gevraagd hebt? Ik weet het niet… We doen altijd dingen, en weten niet waarom…
Zoo zacht treurigjes klonk hare stem, boudeerend na de stoute-kindstem van zoo even. Had zij niet àlles verloren, wat zij ooit had gehad? Zoû zij Lot niet verliezen, hem moeten afstaan aan Elly… zoo als zij alles had moeten afstaan…
– U antwoordt zoo ernstig, mama. Dat ben ik niet van u gewoon.
– Mag ik dan alléen niet eens ernstig zijn…
– Waarom de laatste dagen, zoo ernstig, en treurig, en prikkelbaar… Is het omdat ik trouwen ga…
– Misschien is het wel daarom…
– U houdt toch wel van Elly…
– Ja wel, ze is lief…
– We moesten maar samen blijven wonen; Elly houdt ook van u; met Steyn heb ik er over gesproken…
Want zijn stiefvader, zijn twéeden stiefvader noemde Lot Steyn, kort-weg, nadat hij zijn eersten genoemd had, – hij toen een jongen, – ‘meneer’ Trevelley. Mama Ottilie was driemaal getrouwd geweest.”

 
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Scene uit de tv-serie met o.a. Caro van Eyck, Joan Remmelts en Paul Steenbergen, 1975-1976

 

De Nederlandse dichter Jacques Fabrice Herman Perk werd geboren in Dordrecht op 10 juni 1859. Zie ook alle tags voor Jacques Perk op dit blog.

 

Een luwtje

Nu voelt men warme geuren om zich walmen,
En warmte door de koele bomen wuiven, –
De snelle vliet schijnt moede voort te schuiven,
En in het matte schuiven nog te talmen;

Op de’ akker buigen zich de blonde halmen
Ontzenuwd, en beschutten met haar kuiven
’t Viooltje, dat geen vlinder komt bestuiven,
En dat de hette tussen ’t graan voelt dwalmen;

De mens, in ’t mals en mollig mos gezonken,
Trekt uit de zwarte schaduw niets dan zwoelte,
Hij hijgt naar koeler adem, droomt van koelte….

Daar doet een bries de abele-loovren trillen.
De lauwe vliet en ’t riet van weelde rillen….
Natuur heeft leven uit de lucht gedronken!

 

De kluizenaar

Hoog, op de bergtop, rijst de kleine kluis,
Uit groenend hout en mossig riet geboren;
Door spar en lork vaart een zacht gedruis,
En wie daar zingen, doen een loflied horen;

Vrij dartelt om de hut de vale muis, –
Het dal ligt in de gloed der zon te gloren,
Maar in de grauwe pij, voor ’t houten kruis,
Ligt de eenzame, in geprevel als verloren:

De grijze zoekt de vrede in eigen-kwellen,
En wil zich martlen tot een heilig man,
En schijnt geen traan van ’t zinkend oog te tellen, –

Doch zon en bloem en vogel gruwt er van:
Hij zoekt het leed, dat zij verblijd ontsnellen, –
En vrede heeft, wie vreugde vinden kan….

 

Bij ’t graf

Men droeg de grijze plechtig naar het graf,
En toen hij langzaam nederzonk in de aarde
Brak uit het oog, van wie hij ’t aanschijn gaf,
Een vloed van tranen, dat naar ’t zinken staarde;

En allen wendden ’t wenend aanschijn af,
Gelovend dat hun God een weerzien spaarde,
Omdat ze ’t innig wensten, en zó straf
Een God, die scheidt, zich hén niet openbaarde:

De grijze, die zijn dorpje nooit verliet,
Had daar gezwoegd, bemind en liet er ’t leven;
Waarom hij leven moest, dat wist hij niet:

Gij waant u, zwerver, boven hem verheven…
Wat deed gij, zo de dood ù nederstiet,
Dan leven, laten leven, leven geven?

 
Jacques Perk (10 juni 1859 – 1 november 1881)
Reliëf bij Perks graf op begraafplaats De Nieuwe Ooster, Amsterdam

 

De Amerikaanse schrijver James Salter werd op 10 juni 1925 in New York geboren. Zie ook alle tags voor James Salter op dit blog.

Uit:All That Is

“Do you live in Athens?” he asked.
“No,” she said easily, “I was taking my daughter to visit her father.”
“I’ve never been to Greece.”
“That’s a pity. It’s a marvelous country. When you go, go to the islands.”
“Any one in particular?”
“There are so many,” she said.
“Yes.”
“There are places that time seems never to have touched, absolutely unspoiled.”
They looked at one another without speaking. He did not know what she might be seeing. She had clear, smooth features.
“The people have something you don’t find here,” she said. “They have a joy of life.”
“That’s nonsense,” he said.
She ignored it.
“Were you in London on business?”
“Yes, business. The London Book Fair.”
“Are you a publisher?”
“Not really. I’m an editor. A publisher has different responsibilities.”
“What sort of books do you edit?”
“Mainly novels,” he said.
“The friend I’m staying with was in a novel. She’s rather proud of it. Eve was her name in the book. That’s not her name.”
“Which book is that?”
“You know, I forget the title. I only read the parts about her. She knew the author. So, tell me your name,” she said after a pause.
Her own name was Christine, Christine Vassilaros. She was not Greek, she was married to a Greek man, a businessman, from whom she had separated. Her friend, Kennedy, the one who’d been written about, was also separated and living in a rent-controlled apartment that was a grand relic of life before the two World Wars and the time between them. I’m not giving up the apartment, she had said. It was like an apartment in Havana, bygone and only sparsely furnished, on Eighty-Fifth Street.”

 
James Salter (10 juni 1925 – 19 juni 2015)

 

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: Schoppenvrouw

“Het leek een van die vele avonden te worden die ik me de volgende dag al niet meer zou herinneren. Tot Oscar thuiskwam, zijn gezicht koel van de vochtige buitenlucht.
Hij was naar een afscheidsborrel van een collega geweest en hij zei dat de wijn er smerig was en dat hij zich had verveeld zonder mij. Hij zette teletekst aan, iets wat hij bij binnenkomst vaker doet. Ik warmde de minestrone op die ik voor hem had bewaard. Hij sloeg zijn servet open en legde het hoog op zijn schoot, een gewoonte die hij nergens nalaat, zelfs niet als er alleen een dun papieren servetje voorhanden is. Voor zijn doen at hij snel, maar wel beschaafd, zoals hij alles beschaafd doet. Toen hij opstond om in de woonkamer zijn krant te lezen, prees hij de minestrone en gaf me een vluchtige kus, maar ik zal deze soep niet meer bereiden.
Op de televisie lette ik niet echt. Zoals gewoonlijk stond hij aan om de grote, stille keuken wat leven te geven. Ik snoepte nog wat van de parmezaan, ruimde de tafel af, schoof de stoelen aan. Achter mijn rug hoorde ik een presentator zeggen: ‘Een zwart pak en een witte trui of bloes. Opvallend was dat de revers en zakken van het jasje wit zijn afgebiesd.’ Ik dacht aan een jasje met dezelfde details, dat ik zeker een jaar of twee niet had gedragen. ‘Verder viel de zwarte schoudertas op, een model dat leek op een aktentas, met aan de voorzijde een blauwe klep.’
Ik draaide me naar het scherm, dat alles om zich heen liet verdwijnen. Een schets van een meisje met blond, volgens de presentator opgestoken haar, waardoor de lengte van het haar niet duidelijk was. Een jonge vrouw van ongeveer een meter zeventig, zei hij, die accentloos Nederlands sprak. Er bestaan honderden van die blonde meisjes met een smal gezicht die keurig spreken, maar ik wist dat het Emmy was.
Het ging om een zaak waaraan eerder aandacht was besteed. Omdat het slachtoffer afgelopen zondag was overleden, werd opnieuw een beroep gedaan op de kijkers. Ik was een van die kijkers, ik was dé kijker, die uit een immens oog bestond. En terwijl dat oog de beelden opzoog, sprong uit een duistere nis in mijn geheugen Adami tevoorschijn. Dokter Adami, de heler, de ziener, de man die leefde van wat hij en zijn klanten zijn gave noemden. Zijn hand met de ringen aan pink en wijsvinger komt omhoog van de speelkaarten die voor hem liggen, en hij wijst naar me en zegt: ‘Neem nooit kinderen, het zou je slecht bekomen…’

 
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook alle tags voor Jan Brokken op dit blog.

Uit: De Kozakkentuin

“Het vuurpeloton legde aan. De commandant hief de sabel. De zon prikte door het wolkendek en deed in de verte de koepel van een kerk blinken. Ik herinner me vooral de zon, die een verkeerd moment leek te kiezen om te schijnen.
Toen ontstond verwarring. De drie mannen die als eerste zouden sterven, werden van de palen losgemaakt en kregen een mantel toegeworpen. Een paar postkoetsen reden het terrein op, gevolgd door de sleekoetsjes die ik op de Litejny Prospekt had gezien. Een order klonk, nog een order. Vergiste ik me of werd er weer een vonnis voorgelezen? Nee, het werd ons plotseling duidelijk dat de tsaar op het laatste moment inderdaad overstag was gegaan en dat het door hem getekende gratiebesluit werd voorgelezen.
Ik haalde diep adem. Het was alsof ikzelf aan de dood was ontsnapt. Ik voelde ook iets van woede opkomen. Hoe kon men zo met het lot van mensen sollen? Was dit recht?
Het exercitieveld liep snel leeg. Het volk dwaalde uiteen, terwijl het kruisen sloeg en de genade van de tsaar zegende.
Met Dostojevski, die mijn vriend werd, heb ik in Siberië over van alles gesproken, maar bijna nooit over de terechtstelling waarvan ik getuige was geweest. Hij wilde niet herinnerd worden aan de vreselijke minuten die hij had doorstaan. Hij zou er later over schrijven, ofschoon nog geen bladzij in De idioot, maar het kostte hem de grootste moeite om erover te praten.
Eén keer zei hij me in een paar zinnen dat hij zich, omdat hij zelfs niet het geringste gerucht had opgevangen over de ophanden zijnde gratie, helemaal had voorbereid op de dood. Terwijl hij in doodshemd stond te wachten tot hij vastgebonden zou worden aan de paal, naar de drie mannen keek die hem voor zouden gaan en het fatale commando ‘vuur!’ afwachtte, leek de tijd hem oneindig lang te duren en nam hij in gedachten met heel zijn hart afscheid van zijn geliefden. Zijn hele leven trok aan zijn geest voorbij als in een caleidoscoop, snel als bliksem en in beelden.”

 
Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)

 

De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook alle tags voor Saul Bellow op dit blog.

Uit:Dangling Man

“There is nothing to do but wait, or dangle, and grow more and more dispirited. It is perfectly clear to me that I am deteriorating, storing bitterness and spite which eat like acids at my endowment of generosity and good will. But the seven months’ delay is only one of the sources of my harassment. Again, I sometimes think of it as the backdrop against which I can be seen swinging. It is still more. Before I can properly estimate the damage it has done me I shall have to be cut down.”
(…)

All comfort in life is based upon a regular occurrence of external phenomena. The changes of the day and night, of the seasons, of flowers and fruits, and all other recurring pleasures that come to us, that we may and should enjoy them — these are the mainsprings of our earthly life. The more open we are to these enjoyments, the happier we are; but if these changing phenomena unforld themselves and we take no interest in them, if we are insensible to such fair solicitations, then comes on the sorest evil, the heaviest disease — we regard life as a loathsome burden. It is said of an Englishman that he hanged himself that he might no longer have to dress and undress himself every day.”

 
Saul Bellow (10 juni 1915 – 5 april 2005)
 

De Roemeense schrijver Ion Creanga werd geboren op 10 juni 1839 in Humuleşti. Zie ook alle tags voor Ion Creanga op dit blog.

Uit: Memories of My Boyhood (Vertaald door Ana Cartianu en R.C. Johnston)

“Upon which the priest’s daughter, being giddy, thoughtless and full of whims and fancies, suddenly burst out laughing. So much the worse for her, poor thing! “Just come out here, young lady, and mount Dapple-Grey,” said the priest now quite sternly, “and let us put St. Nicholas, who’s hanging from the nail up there, to his proper business!” In spite of old Fotea’s pleading and that of Master Vasile, little Smaranda got a good hiding and afterwards sat crying into her cupped hands like a bride, so that the very blouse shook on her back. When we saw this, we were quite dumbfounded.
Meanwhile, from time to time, the priest would bring small coins and cakes from the church offerings and give each his share, so that he tamed us, and the work went ahead like wildfire. The boys set up a fresh blackboard each day, and on Saturdays there was revision.
We still went our own ways occasionally, there’s no doubt about that! Starting with the sheet of paper stuck into a wooden holder, a sheet bearing the sign of the Blessed Cross and the letters of the alphabet, written out by Master Vasile for each one of us, we passed on to the shorter catechism and from thence to the breviary, and from then on we were well away! When priest and teacher were absent, we would go into the churchyard, keeping the prayerbook open; as the leaves were somewhat greasy, the flies and the bumblebees would come to them in swarms, and when we suddenly clapped the book shut, we killed off ten or twenty of them at one blow. What wholesale destruction we wrought upon the race of flies!“

 
Ion Creanga (10 juni 1839 – 31 december 1889)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn blog van 10 juni 2015 en ook mijn blog van 10 juni 2011 deel 2.