Louis Couperus, Jacques Perk, Saul Bellow, Mensje van Keulen, Jan Brokken, Oktay Rifat

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.

Uit De lof der luiheid

“Orlando ligt lang uit. Hij ligt uitgestrekt op den langen stoel, zijn donker hoofd tegen een rood leêren kussen en nooit heb ik zoo een rust bewonderd als in de houding van Orlando. Hij is de kalme, harmonische rust. Hij zoû op dit oogenblik kunnen pozeeren voor den god van de rust. Zijn groot, mooi, sterk lichaam ligt lang uit, op den rug; zijn donkere haren en verbruind gezicht komen prachtig uit op het lichtere rood leêren kussen; zijn eene sterke hand hangt af van de leuning van den stoel; zijn andere houdt de sigarette aan zijn lippen. Zijn oogen zien recht voor zich uit, naar den zilverigen beker der zee daar ginds. Zijn oogleden knippen soms zachtjes. Hij blaast kalm de rook uit. Zijn adem gaat regelmatig en zijn borst is heel breed in zijn slappe hemd, waarlangs zijn flanellen jas wegvalt, ontdekkend de breed leêren bretels, die vast geknoopt zijn aan den heel hoogen band van zijn broek. In zijn houding van volmaakte rust, blijft hij er sterk, gezond en daarom harmonisch uitzien.
(…)

Zit je goed? vraagt Orlando.
– Ja.
– Vindt je de cypressen mooi?
– Ja.
Zijn stem heeft een beetje gespot. Ik sluit mijn oogen.
– Slaap! zegt Orlando, en drukt mij tegen zich.
… Dit even nu vast te houden. Een oogenblik rust te hebben in mijn bewegelijke, veranderlijke ziel. Niemand dan Orlando kan het mij geven. Slaap, heeft hij gezegd, meer uit liefkoozing, dan uit ernst. Maar niet IK… HIJ slaapt binnen twee minuten, tegen mij aan, zijn hoofd tegen mijn hoofd. Wat is hij kalm, wat slaapt hij kalm! Wat is het heerlijk, zóo kalm te zijn! Het is bijna niet van de wereld. Het is als iets bovenaardsch. Hoe regelmatig gaat zijn korte adem. Hoe kan je, zoo in eens, slapen! En zelve héel kalm geworden, verroer ik mij niet, en zie naar de cypressen. Ik voel mij, bijna, gelukkig. Maar op den grond van mijn ziel blijft iets trillen, een weemoed… en een nooit te stillen onrust… naar verandering, naar verandering… Ik ben het, die opzucht en Orlando wordt wakker.
– Heb je geslapen? vraagt hij.
Ik lach. Hij lacht ook.”

 

 
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Cover

 

De Nederlandse dichter Jacques Fabrice Herman Perk werd geboren in Dordrecht op 10 juni 1859. Zie ook alle tags voor Jacques Perk op dit blog.

 

Eerste aanblik

En peinzend zie ‘k uw zee-blauwe ogen pralen
Waarin de zachtheid kwijnt, de liefde droomt
En ik weet niet wat mij door mijne aderen stroomt:
Ik zie naar u en kan niet ademhalen.

Een gouden waterval van zonnestralen
Heeft nooit een schoner aangezicht bezoomd…
’t Is of me een engel heeft verwellekoomd,
Die met een paradijs op aard kwam dalen.

‘k Gevoel mij machtig tot u aangedreven
En buiten mij. ‘k Was dood, ik ben herrezen
En voel mij tussen zijn en niet-zijn zweven.

Wat hebt gij toveres, mij goed belezen*!
Aan u en aan uwe ogen hangt mijn leven:
Een diepe rust vervult geheel mijn wezen.

 

Maneschijn

De zon der nacht kwam uit de bergen klimmen,
En zoomt met zilver de afgedoolde wolken:
Het water wentelt ze in zijn blanke kolken,
En doet ze in kabbelende rimpels glimmen;

Door ’t glanzend bergwoud dolen doffe schimmen,
Die, slank en trillend, bos en berg bevolken…
De stilte alleen kan al die rust vertolken:
De nacht houdt de’ adem in; de rotsen grimmen:

Aan ieder sprietje bleef een dauwdrup hangen, –
De hitte werd door de’ avonddauw gevangen,
En geurt er mede uit de aard, die liefde wademt;

De mens luikt vol genot de dromende ogen,
En ’t luwtje, als liefde al zoetjes aangevlogen,
Heeft kussend hem de sluimer ingeademd…

 

Dorre bloemen

Daar walmen warme geuren om mij rond…
Hoe kleurig al die duizend bloemen pronken!
Zij buigen zacht, van eigen geuren dronken,
De ranke kopjes, als Mathilde blond…

Mathilde…! o, dat zij mij nu ook verstond!
Hoe dikwijls heb ik haar een bloem geschonken,
En werd met bloemen dan beloond of lonken,
Die ze om mijn handen en mijn harte wond:

Die bloemen, liefdegeurend na het sterven,
Die met het leven geur en kleuren derven,
Herleefden dood, maar als vergeet-mij-nieten –

Wat zal ik nu nog blonde bloemen plukken?
Mag ik ze niet meer op haar boezem drukken,
Zoo mogen ze ongetinte vruchten schieten!

 

 
Jacques Perk (10 juni 1859 – 1 november 1881)

 

De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook alle tags voor Saul Bellow op dit blog.

Uit: Herzog (Vertaald door Mischa de Vreede)

“Uit de hitte en het stof haastte hij zich onder de grond de trappen af, terwijl hij luisterde of er een trein aankwam en met zijn vingers de munten in zijn zak onderzocht, of er een munt voor de ondergrondse bij was. Hij ademde de geuren in van steen, van urine, bitter opwekkend, de luchtjes van roest en smeermiddelen, en voelde de aanwezigheid van een stroom van noodzaak, snelheid, van een eindeloos verlangen, wat misschien verband hield met de drang in hemzelf, zijn eigen stromende, nerveuze vitaliteit. (Hartstocht? Misschien hysterie? Ramona kon hem er misschien van verlossen door middel van het seksuele.) Hij haalde lang en diep adem en inhaleerde steeds dieper de duffe vochtige lucht, met steken in beide schouders naarmate zijn borst zich uitzette, maar hij ging door. Daarna ademde hij de lucht heel langzaam uit. Hij deed het nog eens en nog eens, en hij voelde zich ervan opknappen. Hij deed zijn munt in de gleuf en zag een hele serie munten zitten, van binnen uit verlicht en vergroot door het glas. Ontelbare miljoenen passagiers hadden het hout van het tourniquet gepolijst met hun heupen. Hieruit ontstond een gevoel van gemeenschap – broederschap in een van zijn goedkoopste vormen. Dit was ernstig, dacht Herzog terwijl hij er doorheen ging. Hoe meer individuen er verwoest worden (door gebeurtenissen zoals ik die ken) des te erger wordt hun zucht naar collectiviteit. Erger, omdat zij opgewonden terugkeren naar de massa, fervent door hun falen. Niet als broeders, maar als gedegenereerden. Met een wilde honger naar apeliefde. Zo doet zich een tweede vertekening van het goddelijke evenbeeld voor, dat al zo bezoedeld was en wankelend en worstelend. Het ware probleem. Hij stond neer te zien op de rails. Het meest ware probleem!”

 

 
Saul Bellow (10 juni 1915 – 5 april 2005)
Cover 

 

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: Het geraamte in de kast

“Aan de bar zitten, zwijgend, de waardin en een jonge, mollige dochter. Schuin achter ze hangt, boven de deurlijst, de kop van een marter met open bek. Naast de zakjes chips en pinda’s hangt de spreuk:

May you live as long as long as
You want to…
And want to…
As long as you live.

Plotseling valt er op de vloer achter de bar, waar geen mens staat, een glas in gruzels.
‘Raakte jij het aan?’ vroeg de vrouw.
‘Ik?’ zei het meisje. ‘Ik zit hier stil en deed helemaal niks.’
De eigenaar kwam te voorschijn: ‘Zeg, wie heeft dat glas hier nou laten vallen?’
‘Wij niet, echt niet,’ zeiden de twee geamuseerd. Ik glimlachte ook maar naar de eigenaar en bestelde een glas bier.
De vrouwen sloegen me nieuwsgierig gade en ik kreeg de indruk dat ze er al van op de hoogte waren waarom ik hier logeerde.
‘Ik hoorde dat er een vampiergraf bij de kerk is,’ zei ik langs mijn neus weg.
‘Dat zeggen ze, ja,’ zei de vrouw. ‘Ik denk dat die ouwe kerel schijndood was, dat hij ze daardoor de stuipen op het lijf heeft gejaagd en dat ze hem toen alsnog, zoiets.’
‘Er zit een gat in waar ze de lelijkerd hebben door-boord,’ zei het meisje.
‘Het is maar een verhaaltje,’ zei de eigenaar, een groot glas donker bier tappend.
‘Natuurlijk is het maar een verhaal,’ zei het meisje.’Maar ik zal van m’n leven niet op die steen durven staan en ik weet dat de anderen dat ook niet doen, nooit!’

 

 
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook alle tags voor Jan Brokken op dit blog.

Uit: De vergelding

“Ze had een breed gezicht, open als een boek. Haar ogen verrieden een zin in het leven die niet strookte met de grauwe ernst van haar omgeving. Als ze ’s morgens opstond en door het zolderraam naar buiten keek, zag ze land dat blank stond, en drie meter boven het water uit stekende palen die de landing van geallieerde parachutisten en amfibievliegtuigen moesten verhinderen. Alles had de kleur van blubber – ook de boomgaarden waren onder water gezet.
In de keuken werkte ze bij gebrek aan beschuit een melige appel naar binnen; in de vlierthee mocht geen suiker. Het bleef schemerig in het huisje dat als een puist aan de dijk kleefde; pas laat in de middag drong aan de achterkant een streepje licht naar binnen. Toch tintelden haar ogen alsof ze het reuzenrad op de kermis zag draaien.
Haar jongste broer noemde haar een lachebek en een allemansvriend. Dat laatste waag ik te betwijfelen. Ze zocht naar een blik die langer dan een seconde op haar bleef rusten, naar een reactie, een teken van aandacht, een blijk van afkeuring desnoods. Als je het tiende van elf kinderen bent, sta je achter in de rij: ze wilde opgemerkt worden.
Sandrien de Regt was in het najaar van 1944 een opvallend meisje van veertien. Ernst Friedrich Lange, die al zijn vrije uren met haar doorbracht en zelfs geen tijd nam om een brief naar huis te schrijven, bekende haar iedere avond hoe betoverend knap hij haar vond. Hij gebruikte een vloed aan woorden, woorden die ze lang niet allemaal begreep. Voor een militair praatte hij veel, uitbundig, bloemrijk; het was alsof hij haar zijn uniform wilde doen vergeten door haar aldoor aan te kijken en toe te spreken.”

 

 
Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)

 

De Turkse dichter Oktay Rifat werd geboren op 10 juni 1914 in Trabzon. Zie ook alle tags voor Oktay Rifat op dit blog.

 

Pink House On The Bosphorus

There are girls crisp as lettuce,
Their mouths and noses curved and curled,
They sit cross-legged on the ferries,
The wind blows, and when he looks
A man has glimpses which make his heart pound.

Oh Istanbul, old devil that you are!-
Down at Findikli there’s fun and games.
A line in my hand with a hundred hooks
I plunge like the North with among the tunny
From Captain Turgut’s boat.

I’ve never been to visit Orhan’s grave
At Rumelihisar-
-I never want to go.
Now with fresh bread, a morsel of white cheese,
He’d be just here, who knows!
Drinking raki and watching the sea.

I leap from the quay to the water,
Fish below me
Clouds above,
The choppy Bosphorus laps by mouth;
And I swim straight to the pink house on the water’s edge.

 

Vertaald door Richard McKane

 

 
Oktay Rifat (10 juni 1914 – 10 april 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn blog van 10 juni 2011 deel 2.