Maarten Asscher, Ror Wolf, Thomas Frahm, Vasko Popa, Oriana Fallaci, Giacomo Leopardi, Antoine de Saint-Exupéry, Anton Bergmann, Willibald Alexis

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler en uitgever Maarten Asscher werd geboren op 29 juni 1957 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Maarten Asscher op dit blog.

Uit:Het onrustige graf van Oscar Wilde

“Dit alles brengt ons weer terug in de kleine kamer van het Parijse Hôtel d’Alsace op 30 november 1900. Robert Ross en Reggie Turner hadden de nacht in een andere kamer van het hotel doorgebracht, waar zij tot tweemaal toe door de wachthoudende ziekenbroeder werden gewaarschuwd dat het afgelopen was. Dat bleek beide keren nog niet het geval, maar om half zes ’s ochtends begon het reutelen van de stervende, dat Robert Ross in een uitgebreide brief van twee weken later (14 december aan Wildes vriend More Adey) vergelijkt met ‘het afgrijselijke ronddraaien van een ijzeren slinger’. In zijn verslag van die dag laat Robert Ross trouwens geen onappetijtelijk detail van het sterfbed onvermeld. Reggie Turner heeft altijd een veel vrediger versie van Oscar Wildes stervensuren staande gehouden, die hij bovendien pas veel later en niet dan met kiesheid aan het papier toevertrouwde.
Een onverifieerbare maar hardnekkig anekdote wil dat de stervende dichter op 28 november nog klagend tegen het intens lelijke bloemetjesbehang had gegrapt: ‘Dit behang kost me mijn leven. Een van ons beiden moet vertrekken.’ Nu, twee dagen later, was onafwendbaar duidelijk dat het inderdaad de schrijver was die het onderspit zou delven. De Britse ambassade-arts Maurice à Court Tucker, die Wilde in de voorafgaande acht weken maar liefst 68 keer had bezocht en die op 10 oktober nog een ooroperatie bij hem had laten verrichten, had zijn patiënt reeds enkele dagen tevoren opgegeven. Zelfs het toedienen van opium en morfine was intussen gestaakt en ook aan de consumptie van champagne – blijkens de rekeningen van het Hotel d’Alsace: 54 flessen Pommery Extra Sec en één fles Moët et Chandon in de laatste twee maanden – was een eind gekomen. Ross en Turner doodden de tijd met het verscheuren van brieven. Er was geen directe familie te waarschuwen. Wildes echtgenote Constance was hem op 7 april 1898 reeds in de dood voorgegaan; in het voorjaar van 1899 had hij haar graf op de Genuese begraafplaats Staglieno nog bezocht. Zijn vader en moeder waren respectievelijk reeds in 1876 en in 1896 overleden, terwijl zijn broer Willie in 1899 was gestorven. Met de beide zonen van Oscar bestond geen contact, en lord Alfred Douglas was de vorige dag al telegrafisch op de hoogte gesteld van de ernst van de situatie. Tussen 12.00 en 12.30 uur op die dertigste november lieten de beide vrienden hun wacht even beurtelings aan elkaar over om iets te eten te halen. Daarna zaten zij opnieuw gezamenlijk aan het sterfbed, in afwachting van het einde.”

 

 
Maarten Asscher (Alkmaar, 29 juni 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Ror Wolf (pseudoniem van Raoul Tranchirer) werd geboren op 29 juni 1932 in Saalfeld/Saale. Zie ook alle tags voor Ror Wolf op dit blog.

 

Viertes kleines Nachtgedicht

Eins zwei drei vier fünf sechs sieben acht.
Hier beginnt es, mitten in der Nacht.
Eins zwei drei vier fünf sechs sieben — eins.
Frankfurt, Nordend, oberhalb des Mains.
Eins zwei drei vier fünf sechs sieben — zwei.
Es ist Nacht in Frankfurt, es ist drei.

Jemand sieht die Dinge wie sie sind.
Doch er sieht sie nicht, denn er ist blind.
Jemand hört: von oben fällt das Laub.
Doch er hört es nicht, denn er ist taub.
Jemand wird verschluckt von einem Tier.
Er bemerkt es nicht, es ist jetzt vier.

Eins zwei drei vier fünf sechs sieben acht.
Es ist fünf Uhr morgens, jemand lacht.

 

Der dunkle Boden der Wirklichkeit

Der Morgen kommt, cs kommt der Tag,
der Pförtner löscht das Lampenlicht,
der Bäcker reibt sich das Gesicht,
der Fleischer öffnet den Verschlag.

Die schwarze Nacht ist jetzt vorbei.
Der Gärtner gähnt, der Regen spritzt,
der Kaff« dampft, der Schaffner sitzt
am Tisch und ißt sein Frühstücksei.

Im Hintergrund rauscht der Verkehr.
Der Koch, der in die Tiefe steigt,
holt eine Wurst, der Dichter schweigt.
Der Wind ist schwach, das Meer ist leer.

Der Heizer raucht, der Makler pfeift,
der Ohrenarzt wird umgebracht,
die Sonne sticht, die Witwe lacht, d
er Kommissar wird eingeseift.

Dcr Schnee fällt weich, der Wind er weht.
Der Abend kommt, es kommt die Nacht.
Die Fenster werden zugemacht.
Es regnet und die Nacht vergeht.

 

 
Ror Wolf (Saalfeld/Saale, 29 juni 1932)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Statistik einer Nacht in unserer Straße (24. Dezember)

27 von 29 Vorgärten sehen dem Schneefall
guten Gewissens
gepflegt entgegen

15 Tannenbäume
unterstützen die Straßenbeleuchtung
In zwei Wohnungen
läuft noch der Spätfilm

Eine Handvoll Spätheimkehrer
von denen einer ein Taxi benutzt

5/8 Bewölkung, vereinzelte Windstöße aus Südwest
Für die Jahreszeit zu warm
(Weihnachtstauwetter)

Ein Hund schräg gegenüber
bellt ohne Pause
genau 47 Minuten

 

Duisburg, Binnenhafen

Die Kohlenschiffe liegen
leise schaukelnd, aber ruhig.
Die Dampfhämmer schweigen.
Rostige Verladekräne
besehen sich das Schauspiel
von oben.

Wenn jetzt noch eine Möwe
dicht über das von Sonne und Maschinenöl
glänzende Wasser hin-
glitte,

dann hätte keine Ansichtskarte eine Chance
gegen so viel Idylle.

 

 
Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

De Servische dichter Vasko Popa werd geboren in Grebenac op 29 juni 1922. Zie ook alle tags voor Vasko Popa op dit blog.

 

Geeuw der geeuwen

Er was eens een geeuw
Niet onder het gehemelte niet onder de hoed
Niet in de mond of waar dan ook

Hij was groter dan alles
Groter dan zijn eigen grootte

Af en toe flitste
Duister zijn botte wanhopige duister
Uit wanhoop hier en daar op
Het deed ons denken aan sterren

Er was eens een geeuw
Saai zoals iedere geeuw
En hij duurt blijkbaar voort

 

Hemelring

Ring niemands ring
Hoe ben je verloren geraakt
Hoe ergens uit de hemel gevallen
Niet ergens maar overal

Waarom trouwde je zo snel
Je oude stokoude glans
met jouw jonge leegte

Ze zijn je allang vergeten
Net als hun huwelijksnacht

Je glans zuipt zich stomdronken
Je leegte is moddervet
Jij bent alweer verloren

Hier heb je mijn ringvinger
Maak het je gemakkelijk

 

Vertaald door Jana Beranová

 

 
Vasko Popa (29 juni 1922 – 5 januari 1991)
Bordje op een huis in Belgrado waar Vasko Popa heeft gewoond.

 

De Italiaanse journaliste en schrijfster Oriana Fallaci werd geboren in Florence op 29 juni 1929. Zie ook alle tags voor Oriana Fallaci op dit blog.

Uit The Rage and The Pride

“And when, thinking me dead, they stuck me in the morgue, the cadavers I soon found around and on myself seemed like a deluge. Well, almost fifty thousand people worked in the two towers. And very few had time to evacuate. The elevators didn’t work any more, obviously, and to go down on foot from the highest floors would have taken an eternity. Flames permitting. We’ll never know the number of dead. (Forty thousand, fifty thousand?) The Americans will never tell, so as not to underline the intensity of this apocalypse. So as not to give satisfaction to Osama Bin Laden and encourage other apocalypses. And anyway the two abysses that absorbed those tens of thousands of creatures are too deep. At most the workers will unearth pieces of scattered members. A nose here, a finger there. Or else a kind of paste that seems like ground coffee but is actually organic material. The residue of bodies pulverized in a flash. Yesterday the mayor Guiliani sent more than ten thousand body bags. But they went unused.
What do I feel for the kamikazes who died with them? No respect. No pity. No, not even pity, I who always wind up giving in to pity. I’ve always disliked kamikazes, that is people who commit suicide in order to kill others. Starting with the Japanese ones from World War II. I never considered them Pietro Miccas who torch the powder and go up with the citadel in order to block the arrival of the enemy troops at Torino. I never considered them soldiers. Even less do I consider them martyrs or heroes, as Mr. Arafat, hollering and spitting saliva, described them to me in 1972. (Or when I interviewed him at Amman, where his marshalls were also training the Badder-Meinhof terrorists.) I just consider them vain. Vain people who instead of seeking glory in cinema or politics or sports seek it in the death of themselves and others. A death that, in place of an Oscar or a ministerial seat or a medal, will get them (they think) admiration. And, in the case of those who pray to Allah, a place in the paradise that the Koran speaks of: the paradise where heroes get to fuck houris. I’ll bet they’re even physically vain.”

 

 
Oriana Fallaci (29 juni 1929 – 15 september 2006)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Giacomo Leopardi werd geboren in Recanati op 29 juni 1798. Zie ook alle tags voor Giacomo Leopardi op dit blog.

 

To Italy (1818) (Fragment)

And from my blood, a votive offering,
May flames of fire in every bosom spring!
Where are thy sons? The sound of arms I hear,
Of chariots, of voices, and of drums;
From foreign lands it comes,
For which thy children fight.
Oh, hearken, hearken, Italy! I see,–
Or is it but a dream?–
A wavering of horse and foot,
And smoke, and dust, and flashing swords,
That like the lightning gleam.
Art thou not comforted? Dost turn away
Thy eyes, in horror, from the doubtful fray?
Ye gods, ye gods. Oh, can it be?
The youth of Italy
Their hireling swords for other lands have bared!
Oh, wretched he in war who falls,
Not for his native shores,
His loving wife and children dear,
But, fighting for another’s gain,
And by another’s foe is slain!
Nor can he say, as his last breath he draws,
“My mother-land, beloved, ah see,
The life thou gav’st, I render back to thee!”
Oh fortunate and dear and blessed,
The ancient days, when rushed to death the brave,
In crowds, their country’s life to save!
And you, forever glorious,
Thessalian straits,
Where Persia, Fate itself, could not withstand
The fiery zeal of that devoted band!
Do not the trees, the rocks, the waves,
The mountains, to each passer-by,
With low and plaintive voice tell
The wondrous tale of those who fell,
Heroes invincible who gave
Their lives, their Greece to save.

 

 
Giacomo Leopardi (29 juni 1798 – 14 juni 1837)
Elio Germano als Giacomo Leopardi in de Italiaanse film “Il giovane favoloso”, 2014

 

 De Franse schrijver Antoine de Saint-Exupéry werd geboren op 29 juni 1900 in Saint-Maurice-de-Rémens. Zie ook alle tags voor Antoine de Saint-Exupéry op dit blog.

Uit: De kleine prins (Vertaald door L. De Beaufort-Van Hamel)

“Zo was ik dan weer achter iets heel belangrijks gekomen: de planeet waar hij vandaan kwam, was niet veel groter dan een huis! Dat hoefde me ook niets te verbazen. Ik wist wel, dat er behalve de grote planeten zoals de Aarde, Jupiter, Mars en Venus, die namen hebben, nog honderden andere zijn soms zo klein, dat men ze zelfs met een telescoop moeilijk kan zien. Als een sterrenkundige er een ontdekt geeft hij hem een nummer bij wijze van naam. Hij noemt hem bijvoorbeeld asteroïde 325′. Ik heb reden te geloven dat de planeet waar het prinsje vandaan kwam de asteroîde B 612 was. Die is maar één keer met de telescoop gezien, in 1909 door een Turks sterrenkundige. Deze legde toen zijn ontdekking uitvoerig uit op een Internationaal Congres voor Sterrenkunde. Maar niemand geloofde hem, om zijn Turkse kleren. Zo zijn de grote mensen. Gelukkig voor de bekendheid van de asteroïde B 612 dwong een Turkse dictator zijn volk zich Europees te kleden. Er stond zelfs de doodstraf op, als men het niet deed. In 1920 hield de sterrenkundige zijn uitlegging nog eens, ditmaal in een keurig pak. En nu was iedereen het met hem eens. Al deze dingen over de asteroïde B 612 en over het nummer heb ik jullie verteld met het oog op de grote mensen. Grote mensen houden van cijfers. Wanneer je hun vertelt van een nieuwe vriend vragen ze nooit het belangrijkste. Ze zeggen nooit: ‘Hoe klinkt zijn stem? Van welke spelletjes houdt hij het meest? Verzamelt hij vlinders?’ Maar ze vragen: ‘Hoe oud is hij? Hoeveel weegt hij? Hoeveel broertjes heeft hij? En hoeveel verdient zijn vader?’ Dan pas vinden ze dat ze hem kennen. Als je tegen de grote mensen zegt: ‘Ik heb een prachtig huis gezien van rose baksteen, met geraniums voor de ramen en duiven op het dak…’ dan kunnen ze zich dat huis niet voorstellen. Je moet zeggen: ‘Ik heb een huis van vijftigduizend gulden gezien’ Dan roepen ze: ‘Wat mooi!’ En al net zo gaat het als je zegt: ‘Het bewijs dat de kleine prins bestaan heeft, is dat hij er lief uitzag dat hij lachte en een schaap wilde hebben. Als je graag een schaap wilt hebben is dat het bewijs dat je bestaat.’

 

 
Antoine de Saint-Exupéry (29 juni 1900 – 31 juli 1944)
Cover 

 

De Vlaamse schrijver Anton “Tony” Bergmann werd geboren te Lier op 29 juni 1835. Zie ook alle tags voor Anton Bergman op dit blog.

Uit:Ernest Staas

‘‘Maar vriend Lefinaud,’ zeide mij eens een van hen, ‘ik ben wel driemaal misgeloopen, aleer uw huis te vinden. Wie hemel kan toch raden, dat gij hier ingekwartierd zijt?’
Die opmerking was een lichtstraal voor mij.
‘’s Anderendaags stonden al de vensters vol modeprentjes, en op mijn deur prijkte eene groote koperen plaat met de woorden “tailleur pour civil et militaire…” en sedert heb ik er nog veel in Duitsch en in het Engelsch doen bij schilderen,’ lachte de kleermaker.
‘Ik kan toch geen avocat pour civil et militaire aankondigen,’ deed ik opmerken.
‘Dat weet ik wel, mijnheer, zoo iets is goed voor onzen stiel. Een advocaat moet meer bescheiden handelen en eene plaat zou te veel in het oog geven. Maar, gij laat bij voorbeeld in kleine letterkens uwen naam rondom de bel of op den stijl der deur zetten, zoodat het meer den schijn heeft van eene terechtwijzing voor de personen, die zouden misloopen, dan van eenen oproep tot het publiek. Als mijnheer wil?…’
Ik maakte wel eenige tegenwerping, maar Monsieur Lefinaud vond, dat hij er mocht over heen stappen: en den volgenden morgen stond er rondom de huisbel in geschreven letterkens: Sonnez 2 fois pour M.E. Staas, avocat.
Het kon er geen twee uren opstaan, of ik hoorde de bel tweemaal overslaan, en aan den trap de stem van Lefinaud: ‘Pour Monsieur l’Avocat, au premier!’
Ik liep achter mijn bureau-ministre, sloeg een zwaarlijvig Romeinsch wetboek open, en zette mij de hand door de haren, die, verward en dooreengewerkt, van kommer en studie getuigden.
Een heer met eene groote brieventasch onder den arm, naderde met den hoed in de hand.
Ik lichtte mij half op uit den leunstoel, en verzocht mijnen bezoeker plaats te nemen en zijne zaak uit te leggen.”

 

 
Anton Bergmann (29 juni 1835 – 21 januari 1874)
Monument in Lier

 

De Duitse schrijver Willibald Alexis (eig. Georg Wilhelm Heinrich Häring) werd geboren op 29 juni 1798 in Breslau. Zie ook alle tags voor Willibald Alexis op dit blog.

Uit: Canabis

“Die Erinnerungen aus meinen Kinderjahren reichen weit zurück. Ich habe keine frohe Jugendzeit verlebt; mitten aus dem Kreise meiner Kinderspiele wuchs mein Schicksal auf, und während ich noch zu spielen wähnte, hatte mich seine eiserne Hand gefaßt und den Knaben hinausgeschleudert aus dem Vaterhause in den Strudel des Lebens. Besonders deutlich entsinne ich auch eines Vorfalls aus meinem neunten Jahre, weil ich in dem an sich unbedeutenden Ereignis den ersten Quell zu der seltsamen Wendung meiner Lebensgeschichte suchen muß.
Als wäre es heute erst geschehen, so sehe ich noch die Straße, die Häuser, die Gesichter, die aus den Fenstern blickten, die rauchenden Schornsteine. – Es war eine der Straßen von Berlin, welche erst unter dem vorigen Regenten fertig gebaut wurden. Wir spielten Murmel, eine bei unserer Schuljugend von alters her beliebte Lustbarkeit. Auf das strengste wird der Spieler beobachtet und um den Gewinn einiger Kügelchen oft Angstschweiß vergossen. Es herrscht eine Totenstille, und erst wenn ein glücklicher Wurf entscheidet, bricht der langverhaltene Knabenjubel los, der sich dann nicht immer mit Schimpfreden begnügte. Nicht selten kam es zu jenen kleinen Kriegen, die alle Lustigkeit beenden und doch auch wieder die Würze derselben werden. Der Knabenhaß gegen einen langen Schlagetot, von dem ich oder mein Freund blaue Flecke aufzuweisen hatten, wurde mit Ernst gehegt. Ich hatte von meinem älteren Bruder die Lehre erhalten, nie etwas auf mir sitzenzulassen. »Wenn du einmal eine Memme warst, hören sie nie auf, dich zu necken!«, und ich fürchte, ich bin dieser Weisung zu sehr in meinem Leben gefolgt. Der lange Schlagetot bekam es zu seiner Zeit richtig wieder, doch zu unser beider Vorteil, denn Haß und Groll wurden mit den Schlägen ausgeschüttet, und wir waren desto bessere Freunde für eine andere Gelegenheit. Nur wer bei Lehrern oder Eltern angab, mit dem war kein Friede zu schließen nach unserem Völkerrecht.
So war auch diesmal Welt und Berlin, Schule und Straße über dem Spiel vergessen, und die Aufmerksamkeit auf die Murmel ließ uns übersehen, was dicht um uns vorging.
Aus allen Nachbarhäusern waren die Leute zusammengetreten, die Vorübergehenden stehengeblieben, und aus den geöffneten Fenstern blickten Hauben und Frisuren, wobei ich bemerken muß, daß Anno 1740 die Zahl der Müßiggänger sehr gering in Berlin war. Denn allzu gefährlich war es, dem alternden Könige zu begegnen, wenn ihn etwa die üble Laune trieb, einen, der ihm auffiel, heranzuwinken und ein Examen mit ihm anzustellen.“

 

 
Willibald Alexis (29 juni 1798 – 16 december 1871)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juni eveneens mijn blog van 29 juni 2013 deel 2.