Marcel Möring, Herman Koch, Jos Vandeloo, Margaretha Ferguson, Heimito von Doderer, Christoph Wieland, Peter Winnen

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957.Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit: De hele wereld

“Tot mijn dertigste was mijn geheugen zo slecht dat de enige herinnering aan mijn vroege jeugd bestond uit het beeld van een wapperend gordijn voor een slaapkamerraam, het licht daarachter, de stem van mijn grootmoeder die opsteeg uit de keuken aan de binnenplaats en een flard muziek uit de transistorradio die door het raam met de bollende gordijnen naar binnen zweefde: ‘Let me tell you about the birds and the bees and the flowers and the trees and the moon up above and a thing called love…’ Ik wist welk huis het was – dat van de ouders van mijn moeder, op de dijk aan de haven van het Twente-Rijnkanaal –, ik wist dat ik mij in de grote slaapkamer bevond en dat liedje kende ik ook.
Waarom was dit het enige uit mijn gebrekkige geheugen wat niet gewekt hoefde te worden? Waarom was die herinnering er eigenlijk altijd geweest, als een ‘toen’ dat nooit was versteend, maar, integendeel, een bijna levend onderdeel van mijn ‘nu’ was, een plek waar ik altijd en zonder moeite heen kon gaan?
Toen en nu, hier en daar, waarom viel alles in die ene herinnering samen?
Ik wilde destijds op een plek geraken waar bruikbaar materiaal lag opgeslagen. Ik schreef een roman over een personage met een complete herinnering, dat lééfde in herinnering, voor wie tijd niet een stroom was met richting en snelheid, maar een gelaagdheid, eerder een plek dan een beweging, iemand wiens herinnering levend was in een nu dat soms werd opgeheven door het toen (of beter: daar). Maar ik had geen idee hoe ik mijn eigen geheugen kon verkennen, hoe dat werkte. Op een dag besloot ik in mijn herinnering te gaan wandelen, de omgeving te verkennen, dat gebied in te trekken, dat uit tijd en plaats bestond en waar ik, als mijn idee werkte, de tijd kon terugvinden als de plek waar zich alles afspeelde.”

 
Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

De Nederlandse schrijver en acteur Herman Koch werd geboren in Arnhem op 5 september 1953. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Herman Koch op dit blog.

Uit:Geachte heer M.

“Geachte heer M.,
Ik wil beginnen met u te zeggen dat het inmiddels beter met mij gaat. Ik doe dat omdat u waarschijnlijk helemaal niet weet dat het ooit slechter met mij is gegaan. Veel slechter zelfs, maar daar kom ik later nog wel op terug.
In uw boeken beschrijft u regelmatig gezichten, maar ik daag u uit om het mijne te beschrijven. Hier beneden, bij de gemeenschappelijke voordeur, of in de lift, knikt u mij beleefd toe, maar op straat en in de supermarkt, en een paar dagen geleden nog, toen u met uw vrouw zat te eten in restaurant La B., toonde u geen enkel blijk van herkenning.
Ik kan me voorstellen dat de blik van een schrijver het grootste deel van de tijd meer naar binnen is gericht, maar dan moet u ook geen gezichten proberen te beschrijven in uw boeken. Beschrijvingen van gezichten zijn sterk verouderd, evenals landschapsbeschrijvingen, dus wat dat betreft klopt het wel. Ook u bent immers sterk verouderd, laten we er geen doekjes om winden, ik bedoel niet alleen in leeftijd – iemand kan oud zijn en toch bij lange na niet verouderd – maar u bent beide: oud én verouderd.
U zat met uw vrouw aan het tafeltje bij het raam. Zoals altijd. Ik zat aan de bar – ook zoals altijd. Ik nam net een slok van mijn biertje toen uw blik langs mijn gezicht scheerde, maar u herkende mij niet. Daarna keek uw vrouw in mijn richting en glimlachte, en toen boog u zich naar haar over en vroeg haar iets, waarna u mij alsnog toeknikte, in tweede instantie.
Vrouwen hebben een scherper geheugen voor gezichten. Vooral voor gezichten van mannen. Vrouwen hoeven geen gezichten te beschrijven, ze hoeven ze alleen maar te onthouden. Ze zien in één oogopslag of het een sterk of een zwak gezicht is; of zij ook maar in de verste verte een kind van dat gezicht in hun lichaam zouden willen dragen. Vrouwen bewaken de sterkte van de soort. Ook uw vrouw heeft ooit zo naar u gekeken en besloten dat uw gezicht sterk genoeg was – dat het de soort niet in gevaar zou brengen.”

 
Herman Koch (Arnhem, 5 september 1953)

 

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Jos Vandeloo op dit blog.

Uit: Het gevaar

“Dupont zegt: ‘Ik begrijp er niets van, Alfred. Je bent bang om hier vandaan te gaan. Je wilt wel, maar je denkt aan anderen. Aan al die vreemdelingen in de stad, die je misschien, wie weet, een beetje ziek zult maken. Je hebt medelijden met de wilden, die ginds in de huizen, flats en appartementen wonen. Heb je je ooit al afgevraagd wat ze voor elkaar doen en zijn? Hoe zelfzuchtig ze in hun dagelijks ikcirkeltje rondrennen? Ik zal het je zeggen: het zijn kleine barbaren, van de morgen tot de avond.’ ”
(…)

“Een schok van herkenning ging door Benting. Een grote moedeloosheid overviel hem, een grondeloze teleurstelling maakte zich van hem meester. Het was nutteloos. Hij hoefde niet meer te vechten, hij hoefde niet langer te vluchten, alles was nu voorgoed gedaan, gespeeld, gesloten. Er stond een punt achter zijn leven. Ontsnappen was onmogelijk gebleken. Vluchten was zich begraven in een eindeloze illusie.”

 
Jos Vandeloo (Zonhoven, 5 september 1925)

 

De Nederlandse schrijfster Margaretha Ferguson werd geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Zie ook mijn blog van 5 september 2010. en eveneens alle tags voor Margaretha Ferguson op dit blog.

Uit: Mammie ik ga dood. Aantekeningen uit de Japanse tijd op Java 1942-1945

“Waarom zou ik haar dan eigenlijk niet helpen? Ik, die Japanners en Duitsers verdedig omdat ik inzie dat het hun schuld niet is, dat ze nu eenmaal verpest zijn. Ik weet wel waarom ik Maaike niet wil helpen. Omdat ik zelf lui ben en niet graag voor andere mensen werk.
Java is gevallen. Inlandse politieagenten op hun fiets met Japanse vlaggetjes, een rode bal op een wit rond, trekken voorbij. Europeanen sukkelen in delemannetjes en betja’s door de stad en Japanners en Inlanders razen in snelle auto’s over de straten. Wat moeten we hier verder eigenlijk nog doen? We kwamen hier om geld te verdienen en te koloniseren. Nu zal ervan beide weinig sprake meer zijn. Een strijd, die ging om oliebronnen en heersersinstincten, is verloren. Zou Amerika de oorlog nog voortzetten?
We willen weg. Europeanen zitten werkeloos op de voorgalerijen af te wachten. Wat zijn wij overal ver van af. Ik verlang naar Frederik.
Ze willen het hele blanke ras uit Azië weg hebben. In zoverre hebben ze gelijk dat wij niet mogen overheersen. Maar ook nu zal één volk overheersen, en of dat nu blank is of geel, overheersen is verkeerd.
’s Avonds. Het waait op straat, en ergens houdt iemand voor de radio een Maleise toespraak. Het is nog wel heel vreemd, dat ‘onze’ NIROM nu niet meer van ons is, en dat we allerlei toespraken gewillig moeten aanhoren.
Vanmiddag kwam mijn vader langs. Hij vertelde roerende staaltjes van aanhankelijkheid. Hij is zo’n braaf mens, het kan haast niet anders of de bedienden in zijn boekhandel moeten veel voor hem voelen. Hij is zo rechtvaardig en serieus. Eén van de jongens had hem gevraagd of hij ’s ochtends wel brood had gehad. “Ja, ik heb brood gehad vanmorgen.” “Als u nu geen brood meer kunt krijgen moet u het maar tegen me zeggen, dan zal ik wat rijst voor u meebrengen. Ik heb zelf ook geen rijst, maar mijn buurman heeft nog een beetje en daar krijg ik dan wel wat van.”

 
Margaretha Ferguson (5 september 1920 – 8 mei 1992)

 

De Oostenrijkse schrijver Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Heimito von Doderer op dit blog.

Uit: Die Wasserfälle von Slunj

„Der Punkt, wo Robert Clayton — damals siebenundzwanzig seine spätere Frau zum ersten Mal gesehen hatte, lag (und liegt heute noch) erhöht über der Landschaft. Die Straße wendet sich beim Erreichen des Hügeikimms nach rechts. Clayton hielt sein Pferd an und blickte in die Aussicht — wie man eben an solchen über die Umgebung erhobenen Punkten unwillkürlich tut— und schon auch kam sie von links, wo der Hügelrücken breiter wurde, im hopsenden Galopp auf ihrem leichten Fuchs über einen kleinen Wiesenplan. heran.
Es ist jene Gegend eine der lieblichsten im südwestlichen England. Man sieht von dem Hügelrücken, darauf Robert Clayton einst gehalten hatte, nur das absinkende Land bis zum dreimal gebogenen, fast stehend-spiegelnden Flußlauf im Tale, und drüben wieder einen langen gegliederten sanften Anstieg mit Wald auf der Höhe: diesem Umstande wird es verdankt, daß die großen Werke für landwirtschaftliche Maschinen, die Robert’s Vater garnicht weit von hier erbaut hatte, aus dem Bilde gehalten werden. Wäre der Wald drüben nicht, man sähe die Spitzen der Schlote. So bleibt alles im Grün und im Blinken des Wassers befangen.
Ein dreiviertel Jahr später schon schickten sie sich zur Hochzeit und Hochzeitsreise an.
Diese sollte ins Exotische führen und doch nicht zu weit weg: also keineswegs etwa nach Kanada, obwohl die Braut dort Verwandte hatte. Man verfiel auf den Süden der österreichisch-ungarischen Monarchie, auf Kroatien. Bis Ostende, Nürnberg, Passau und Linz war’s nicht exotisch.“

 
Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966)

 

De Duitse dichter en schrijver Christoph MartinWieland werd geboren in Oberholzheim op 5 september 1733. Zie ook alle tags voor Christoph Wielandop dit blog en ook mijn blog van 5 september 2010.

Uit: Geschichte der Abderiten

»Wozu (rufen unsre Leser) diese nichtsbedeutende Deduction des Ursprungs und der Schicksale des Städtchens Abdera in Thracien? Was kümmert uns Abdera? Was liegt uns daran, zu wissen, oder nicht zu wissen, wann, wie, wo, warum, von wem, und zu was Ende eine Stadt, welche längst nicht mehr in der Welt ist, erbaut worden sein mag?«
Geduld! günstige Leser! Geduld, bis wir, eh ich weiter fort erzähle, über unsre Bedingungen einig sind. Verhüte der Himmel, daß man euch zumuten sollte, die Abderiten zu lesen, wenn ihr gerade was nötigeres zu tun, oder was besseres zu lesen habt! –
»Ich muß auf eine Predigt studieren. – Ich habe Kranke zu besuchen. – Ich hab’ ein Gutachten, einen Bescheid, eine Leuterung, einen untertänigsten Bericht zu machen. – Ich muß recensieren. – Mir fehlen noch sechzehn Bogen an den vier Alphabeten, die ich meinem Verleger binnen acht Tagen liefern muß. – Ich hab’ ein Joch Ochsen gekauft. – Ich hab’ ein Weib genommen. –« In Gottes Namen! Studiert, besucht, referiert, recensiert, übersetzt, kauft und freiet! – Beschäftigte Leser sind selten gute Leser. Bald gefällt ihnen alles, bald nichts; bald verstehn sie uns halb, bald gar nicht, bald (was das schlimmste ist) unrecht. Wer mit Vergnügen, mit Nutzen lesen will, muß gerade sonst nichts anders zu tun noch zu denken haben. Und wenn ihr euch in diesem Falle befindet: warum solltet ihr nicht zwo oder drei Minuten daran wenden wollen, etwas zu wissen, was einem Salmasius, einem Barnes, einem Bayle, – und, um aufrichtig zu sein, mir selbst (weil mir nicht zu rechter Zeit einfiel, den Artikel Abdera im Bayle nachzuschlagen,) eben so viele Stunden gekostet hat? Würdet ihr mir doch geduldig zugehöret haben, wenn ich euch die Historie vom König in Böhmenland der sieben Schlösser[127] hatte, oder die Geschichte der drei Calender zu erzählen, angefangen hätte.
Die Abderiten also, hätten (dem zufolge, was bereits von ihnen gemeldet worden ist,) ein so feines, lebhaftes, witziges und kluges Völkchen sein sollen, als jemals eines unter der Sonne gelebt hat.-“

 
Christoph Wieland (5 september 1733 – 20 januari 1813)
Portret door Ferdinand Carl Christian Jagemann, 1805

 

De Nederlandse schrijver en wielrenner Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook mijn blog van 5 september 2010. en eveneens alle tags voor Peter Winnenn op dit blog.

Uit: Leukemans (Column)

“De dag voor Parijs-Roubaix ging Maarten Ducrot met een cameraploeg langs bij schaduwfavoriet Björn Leukemans. Het filmpje, opgenomen bij de ploegbus van Vacansoleil, zag ik zondagochtend op de website van de NOS. Het startschot van de koers moest nog vallen.
De fiets van Leukemans staat als een museumstuk op een standaard. Maarten vraagt hem of hij er iets over kan zeggen. Waarom een aluminium frame bijvoorbeeld, in plaats van carbon. Is dit niet een heel stuk terug in de tijd?
Kalm verklaart Leukemans zijn liefde aan het aluminium: het geeft een bepaalde stijfheid, stevigheid. Voor ‘Roubaix’ had hij de ploeg om zo’n fiets gevraagd – en gekregen. Zie, de voorvork is het enige stukje carbon aan de fiets, maar de vorkbuis die in het frame verborgen zit is van aluminium. Zo’n steel is stijver want die beweegt niet. Hoe moet hij dit nu uitleggen? Het gevoel is anders. Een aluminium kop gaat rechtdoor, die snijdt als het ware over de kasseien.
Björn, Maarten en de fiets waarop het allemaal moet gebeuren baden in goudgeel zonlicht. Het plaatje zou ik rustiek durven noemen. Leukemans praat traag, in een laag timbre. Het is bijna neuriën in het Vlaams. Intrigerend. De Leukemans op de fiets is meer als de aluminium kop die de kasseien doormidden snijdt. Ik herinner me van de vorige Parijs-Roubaix dat hij de laatste was die Cancellara van dichtbij zag. Toen reed hij op een band waaruit de lucht langzaam ontsnapte.
Björn Leukemans koerst altijd om te winnen. Het irriteert hem dat er renners bestaan die koersen voor een vale podiumplek. Door dat soort renners wordt hij doorgaans geflikt, en valt hij langs het schavot. Hij vertrouwt Maarten (en ons) toe dat Flecha zo’n type is. Juan Antonio Flecha, van wie wij allemaal denken dat het zo’n onvoorwaardelijke vechtjas is, is in feite een miezerige podiumspeculant. Enfin, het is een „ingesteldheid” die de zijne niet is. Eigenlijk moet hij om Flecha lachen.”

 
Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2.