Nescio, Juliën Holtrigter, Jaap Robben, Willie Verhegghe, Henry Rider Haggard, Erich Maria Remarque, Dan Brown

De Nederlandse schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882. Zie ook alle tags voor Nescio op dit blog.

Uit: Dichtertje

“De duivel heeft altijd schik in lieve, jonge natuurlijke vrouwtjes, die veel van hun wettige man houden. Als ze een jaar of wat getrouwd zijn krijgen ze een vreemd heimwee naar een land, dat ze kennen. Maar ze zijn er toch nooit geweest. Hoe kunnen ze verlangen naar iets dat ze niet kennen? Hoe kun je iets kennen dat je toch niet kent? Vreemd, wat missen ze? En zingende zetten ze in den voorjaarsmorgen de balkondeuren open en ineens zijn ze weer vaag droevig. Waarom toch? C’est là, c’est là qu’il faut être.
Là? Waar? ‘’k Ben mal.’ En ze drukken hun kindje tegen zich aan en zoenen ’t erg.
(…)

Maar hij begreep zichzelf wel, akelig duidelijk en daarom gebeurde er niets. Hij zag haar aan en de dichter in hem aanbad haar en hief haar ten troon naast den God van hemel en aarde en durfde haar niet aanraken. En tegelijk zat diep in ’t dichtertje ’t beest gedoken voor den sprong, dat zich zat wilde vreten aan alles wat als een temptatie in onverschilligheid om hem heen had gestaan en langs hem was gelopen en hem niet erkend had. En haar eerst, ’t mooie, ’t beminde eerst, zoo dat er geen pardon meer zou zijn voor al ’t mindere. Haar te verheffen zoo hoog als de sterren in de winternacht en met haar ’t ergste te genieten en haar dan te laten vallen in ’t zwarte grondelooze. Op haar te wreken in het genot de tempteerende onverschilligheid. En wat zou een dichteresje ook beter verlangen, dan zóó te vallen.”

 
Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)

 

De Nederlandse dichter Juliën Holtrigter (pseudoniem van Henk van Loenen) werd geboren op 22 juni 1946 in Hilversum. Zie ook alle tags voor Juliën Holtrigter op dit blog.

 

Onder de sterren geslapen

Onder de sterren geslapen. Lang in de tijd
liggen kijken, in de ijlende, krijsende ruimte,
de vreemde vreugde die dat ondenkbare schept.

Ik zag een foto die iemand vanuit een kuil had genomen.
‘Uitzicht vanuit een graf stond eronder. je zag
een stuk van de hemel en de dunne kruinen van bene.

Ik denk aan mijn vader, heel ver van huis, niet meer
bij machte terug te keren.
En aan mijn ex die ik plots bij mijn tandarts aantrof
boven mijn wijd open mond, mooier en harder dan ooit,
met een slang in haar hand om het gruis en het vocht
weg te zuigen. Daar lag ik.

Ik zou zo graag licht willen reizen, met in mijn rugzak
niet meer dan wat kleren, een veldfles,
een pen en papier.

 

Een fijne avond

Het strand ligt bezaaid met kammen,
strengen, katrollen. De zee is vrijgevig.

Maar de schappen zijn bijna leeg. Het is druk
bij de kassa, men hamstert.

De massa dringt op, eist rijkdom, vrijheid,
gelijkheid. Er zullen koppen gaan rollen!

Mijn brood en mijn wijn afgerekend.
Zegeltjes nog? Een fijne avond!

Hoor ik het goed? Men groet mij
uiterst beleefd. Ik heb niets te vrezen.

 
Juliën Holtrigter (Hilversum, 22 juni 1946)

 

De Nederlandse dichter en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

Letters

Vertrouw letters nooit.
Ze laten zich gemakkelijk gebruiken
door ieder woord dat zonder hen
niet klinkt.

Zonder hun leestekens te knipperen
veranderen ze zomaar
van droom in moord.

Maar als het bloed dan ergens
van de muren druipt,
hoef je de M niet te ondervragen.
Doden?
Neeee, dat doet de klank van lekker nooit.

De O. De O klinkt verbaasd,
snapt de dingen beter met z’n tweeën
en heeft daardoor altijd
een alibi.

Dan de R.
Laffe laffe letter.
Een R alleen heeft het koud,
durft pas te grommen
wanneer hij met een groepje is,
als blaffende honden
die het spreekwoord bedachten.

Is er enkel nog de D
van dik en dom.
D.
De letter die zich omdraait
en niet weet
dat hij geen achterkant heeft.

Nee, letters kun je niet vertrouwen,
pin ze daarom nooit
op woorden vast.

 
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Belgische dichter en schrijver Willie Verhegghe werd op 22 juni 1947 te Denderleeuw geboren. Zie ook alle tags voor Willie Verhegghe op dit blog.

Uit: Met ikaros op schoot

Ik, Willie verhegghe,
ben op zondag 22 juni 1947
-met de helm- geboren.
Humaniora/denderleeuw
journalistiek/brussel.
Ik hou van de liefde,
van baan- en wegkoersen
met goeie koereurs
en de natuur zonder voetafdrukken.
Geld en luxe maken mensen
tot domme, schrokkerige dieren.
Ik verafschuw de ploegkoersen
in onze schrijverswereld
(polemieken voeren
en zij aan zij rijden
betekent voor de meeste
-mogelijk talentvolle-auteurs
een literaire zelfmoord)
Ik ben geen underdog,
mijn konformisme is mijn beste wapen.
Ik alleen bepaal
of mijn woorden messen op de keel zijn
of zalf op de dagelijkse wonde.

 
Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)
Hier met Simon Vinkenoog (links) 

 

De Engelse schrijver Henry Rider Haggard werd geboren in Norfolk op 22 juni 1856. Zie ook alle tags voor Henry Rider Haggard op dit blog.

Uit: Beatrice

“The autumn afternoon was fading into evening. It had been cloudy weather, but the clouds had softened and broken up. Now they were lost in slowly darkening blue. The sea was perfectly and utterly still. It seemed to sleep, but in its sleep it still waxed with the rising tide. The eye could not mark its slow increase, but Beatrice, standing upon the farthest point of the Dog Rocks, idly noted that the long brown weeds which clung about their sides began to lift as the water took their weight, till at last the delicate pattern floated out and lay like a woman’s hair upon the green depth of sea. Meanwhile a mist was growing dense and soft upon the quiet waters. It was not blown up from the west, it simply grew like the twilight, making the silence yet more silent and blotting away the outlines of the land. Beatrice gave up studying the seaweed and watched the gathering of these fleecy hosts.
“What a curious evening,” she said aloud to herself, speaking in a low full voice. “I have not seen one like it since mother died, and that is seven years ago. I’ve grown since then, grown every way,” and she laughed somewhat sadly, and looked at her own reflection in the quiet water.
She could not have looked at anything more charming, for it would have been hard to find a girl of nobler mien than Beatrice Granger as on this her twenty-second birthday, she stood and gazed into that misty sea.
Of rather more than middle height, and modelled like a statue, strength and health seemed to radiate from her form. But it was her face with the stamp of intellect and power shadowing its woman’s loveliness that must have made her remarkable among women even more beautiful than herself. There are many girls who have rich brown hair, like some autumn leaf here and there just yellowing into gold, girls whose deep grey eyes can grow tender as a dove’s, or flash like the stirred waters of a northern sea, and whose bloom can bear comparison with the wilding rose. But few can show a face like that which upon this day first dawned on Geoffrey Bingham to his sorrow and his hope.”

 
Henry Rider Haggard (22 juni 1856 – 14 mei 1925)

 

De Duitse schrijver Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) werd geboren op 22 juni 1898. Zie ook alle tags voor Erich Maria Remarque op dit blog.

Uit: Im Westen nichts Neues

„Ich nicke. “Ja, Kat, man sollte einen Revolver nehmen.”

” Gib her”, sagt er und bleibt stehen. Er ist entschlossen, ich sehe es. Wir blicken uns um, aber wir sind nicht mehr allein. Vor uns sammelt sich ein Häuflein, aus den Trichtern und Gräbern kommen Köpfe. Wir holen eine Bahre.
Kat schüttelt den Kopf. ” So junge Kerle” – Er wiederholt es: “So junge, unschuldige Kerle -”
Unsere Verluste sind geringer, als anzunehmen war: fünf Tote und acht Verwundete. Es war nur ein kurzer Feuerüberfall. Zwei von unseren Toten liegen in einem der aufgerissenen Gräbern; wir brauchen sie bloß zuzubuddeln.
Wir gehen zurück. Schweigend trotten wir im Gänsemarsch hintereinander her. Die Verwundeten werden zur Sanitätsstation gebracht. Der Morgen ist trübe, die Krankenwärter laufen mit Nummern und Zetteln, die Verletzten wimmern. Es beginnt zu regnen.
Nach einer Stunde haben wir unsere Wagen erreicht und klettern hinauf. Jetzt ist mehr Platz als vorher da.
Der Regen wird stärker. Wir breiten Zeltbahnen aus und legen sie auf unsere Köpfe. Das Wasser trommelt darauf nieder. An den Seiten fließen die Regensträhnen ab. Die Wagen platschen durch die Löcher, und wir wiegen uns im Halbschlaf hin und her.
Zwei Mann vorn im Wagen haben lange gegabelte Stücke bei sich. Sie achten auf die Telefondrähte, die quer über die Straße hängen, so tief, daß sie unsere Köpfe wegreißen können. Die beiden Leute fangen sie mit ihren gegabelten Stücken auf und heben sie über uns hinweg. Wir hören ihren Ruf: “Achtung – Draht”, und im Halbschlaf gehen wir in die Kniebeuge und richten uns wieder auf.
Monoton pendeln die Wagen, monoton sind die Rufe, monoton rinnt der Regen. Er rinnt auf unsere Köpfe und auf die Köpfe der Toten vorn, auf den Körper des kleinen Rekruten mit der Wunde, die viel zu groß für seine Hüfte ist, er rinnt auf das Grab Kemmerichs, er rinnt auf unsere Herzen.“

 

 
Erich Maria Remarque (22 juni 1898 – 25 september 1970)
Scene uit de film “All Quiet on the Western Front” uit 1979

 

De Amerikaanse schrijver Dan Brown werd geboren in Exeter, New Hampshire, op 22 juni 1964. Zie ook alle tags voor Dan Brown op dit blog.

Uit: Inferno

“The memories materialized slowly. . .like bubbles surfacing from the darkness of a bottomless well.
A veiled woman.
Robert Langdon gazed at her across a river whose churning waters ran red with blood. On the far bank, the woman stood facing him, motionless, solemn, her face hidden by a shroud. In her hand she gripped a blue tainia cloth, which she now raised in honor of the sea of corpses at her feet. The smell of death hung everywhere.
Seek, the woman whispered. And ye shall find.
Langdon heard the words as if she had spoken them inside his head. “Who are you?” he called out, but his voice made
no sound.
Time grows short, she whispered. Seek and find.
Langdon took a step toward the river, but he could see the waters were bloodred and too deep to traverse. When Langdon raised his eyes again to the veiled woman, the bodies at her feet had multiplied. There were hundreds of them now, maybe thousands, some still alive, writhing in agony, dying unthinkable deaths. . .consumed by fire, buried in feces, devouring one another. He could hear the mournful cries of human suffering echoing across the water.
The woman moved toward him, holding out her slender hands, as if beckoning for help.
“Who are you?!” Langdon again shouted.
In response, the woman reached up and slowly lifted the veil from her face. She was strikingly beautiful, and yet older than Langdon had imagined — in her sixties perhaps, stately and strong, like a timeless statue. She had a sternly set jaw, deep soulful eyes, and long, silver-gray hair that cascaded over her shoulders in ringlets. An amulet of lapis lazuli hung around her neck — a single snake coiled around a staff.
Langdon sensed he knew her. . .trusted her. But how? Why?
She pointed now to a writhing pair of legs, which protruded upside down from the earth, apparently belonging to some poor soul who had been buried headfirst to his waist. The man’s pale thigh bore a single letter — written in mud — R.“

 
Dan Brown (Exeter, 22 juni 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

1 thoughts on “Nescio, Juliën Holtrigter, Jaap Robben, Willie Verhegghe, Henry Rider Haggard, Erich Maria Remarque, Dan Brown

De commentaren zijn gesloten