Öyvind Fahlström, Antoine Bodar, Morris Rosenfeld, Erich Köhler, Alfred Wolfenstein, Édouard d’Anglemont, Antoine Furetière

De Zweedse kunstenaar, dichter en schrijver Öyvind Axel Christian Fahlström werd geboren op 28 december 1928 in São Paulo. Zie ook alle tags voor Öyvind Fahlström op dit blog.

Uit: The Invisible Painting, 1960

« To create new conventions, context, shapes that interpret what is sensed as crucial to our inner situation and our relationship to the world. To create a new visual language in which “form” and “content” collaborate unconditionally in order to convey this experience, which is neither purely “literary” nor musically “formal”, but is somewhere between these extremes, though presumably closer to “content” than “form”.

 
Nights, Winters, Years, 1975

Since, in accordance with our usual habits, we tend to interpret visual form (at least in the case of more complex form), the visible forms can never constitute such a contained and precise system as musical notation. By means of this interpretive experience we also distance ourselves from the object — the appetizing daubs of color on the wall — and approach a new spirituality in art (in a richer sense than Kandinsky’s) and the invisible painting. »

 

 
Öyvind Fahlström (28 december 1928 – 9 november 1976)

 

De Nederlandse rooms-katholiek priester, kunsthistoricus, schrijver en columnist Antoine Bodar werd geboren in ‘s-Hertogenbosch op 28 december 1944. Zie ook alle tags voor Antoine Bodar op dit blog.

Uit: Clio en Melpomene herbeschouwd

“Het beeld van een historische figuur – en dit gaat in de hoogste mate op voor Jeanne d’Arc -, zo had Huizinga vastgesteld, vormt zich in de geest schijnbaar zonder bewust logische functie, als een gezicht op iets wat men tevoren niet of onduidelijk zag. De overtuiging, dat het gevormde beeld waarde heeft, ontstaat uit het gevoel dat de verschillende, op zich zelf onsamenhangende gegevens samenstemmen, kloppen. In zijn reactie omschrijft Jolles het memorabile als een geestelijke occupatie die zich richt op het concrete en op grond daarvan een vorm schept: ‘[Feiten] worden weliswaar ieder op zich meegedeeld, maar onze occupatie met het concrete vindt een verbinding, die tegelijkertijd tegenstellend, vergelijkend, toelichtend en verklarend is, die maakt, dat zij als het ware op elkaar slaan en te zamen iets opleveren, wat wij een “pointe” zouden kunnen noemen.’ Wat Huizinga het kloppen van het beeld noemt, is voor Jolles hetzelfde als het memorabile. Behoort het voorts niet tot de aard en de opgaven van het historische zintuig òf letterkunde te scheppen door middel van kunstvormen – bij voorbeeld het drama – òf geschiedkunde te scheppen door middel van eenvoudige vormen – bij voorbeeld het memorabile? Deze brief van Jolles beantwoordt Huizinga op zijn beurt. Bij de werking van het historische zintuig denkt hij niet in de eerste plaats aan de weergeving van het verleden maar aan de apperceptie van het verleden, bij het historische beeld van een stuk verleden niet in de eerste plaats aan één bepaalde beschrijving maar aan de onomschreven voorstelling die in het bewustzijn van een hele generatie leeft. Op de détails van deze voorstelling kan Jolles naar Huizinga’s inzicht de onderscheiding van het memorabile toepassen, niet op het geheel.
‘Laat Clio een enkele maal in eeuwen vóór Melpomene gaan’, had Huizinga verzucht met betrekking tot Jeanne d’Arc. ‘Ik heb er niets tegen’, had Jolles daarop gerepliceerd, ‘maar ik zou gaarne willen weten of niet Clio een soort van Melpomene op haar eigen houtje is’. Is niet de ‘historie’ zelf een ‘dichter’ ‘die weliswaar geen kunstvorm kent, maar die de eenvoudige vormen niet missen kan?’ De historische gegevens zelf zijn willekeurig of toevallig en onsamenhangend; hoogstens vertonen zij een tendentie in de richting van de eenvoudige, letterkundige vormen. ‘Zoodra echter onze geestelijke occupatie ons tot een letterkundigen vorm gedwongen heeft, slorpt die vorm telkens die gegevens op zijn eigen wijze op.”

 

 
Antoine Bodar (‘s-Hertogenbosch, 28 december 1944)

 

De Amerikaanse dichter Morris Rosenfeld (eig. Moshe Jacob Alter) werd geboren op 28 december 1862 in Boksze in Polen. Zie ook alle tags voor Morris Rosenfeld op dit blog.

 

A Fellow Slave

Pale-faced is he, as in the door
He stands and trembles visibly,–
With diffidence approaches me,
And says: ‘Dear editor,

‘Since write you must, in prose or rhyme,
Expose my master’s knavery,
Condemn, I pray, the slavery
That dominates our time.

‘I labor for a wicked man
Who holds o’er all my being sway,–
Who keeps me harnessed night and day.
Since work I first began.

‘No leisure moments do I store,
Yet harsh words only will he speak;
My days are his, from week to week,
But still he cries for more.

‘Oh print, I beg you, all I’ve said,
And ask the world if this be right:
To give the worker wage so slight
That he must want for bread.

‘See, I have sinews powerful,
And I’ve endurance, subtle skill,–
Yet may not use them at my will,
But live a master’s tool.

‘But oh, without avail do I
Lay bare the woes of workingmen!
Who earns his living by the pen,
Feels not our misery.’

The pallid slave yet paler grew,
And ended here his bitter cry…
And thus to him I made reply:
‘My friend, you judge untrue.

‘My strength and skill, like yours, are gain
For others… Sold!… You understand?
Your master–well–he owns your hand,
And mine–he owns my brain.’

 

 
Morris Rosenfeld (28 december 1862 – 22 juni 1923)

 

De (Oost)-Duitse schrijver Erich Köhler werd geboren op 28 december 1928 in Taschwitz nabij Karlsbad. Zie ook alle tags voor Erich Köhler op dit blog.

Uit: Sture und das deutsche Herz

„Glaubt mir, ich habe das studiert, wenn auch nichts davon aufgeschrieben. Nichts strebt in der Natur ohne Not vom Niederen zum Höheren. Alles fällt ohne Not vom höheren auf das niedere Niveau zurück. Dem habe ich mich gestellt. Euere Automatenwelt kann gar nicht tiefer fallen, es sei denn in die Barbarei zurück. Die Planwelt drüben, wenn auch eingetrübt, ist ein intelli… ein vernünftiger Ansatz, schutzbedürftig vor der Macht des Platten. Und nun laßt mich bitte durch, im Freundeskreis bedarf es meines Rates
Sture, durch eine Änderung des Umfeldes irritiert, kehrt das Megaphon gegen außen. Da vernimmt er aus dem Schalltrichter ein verbissenes Näherrücken. Er zuckt die Achseln, läßt die Hände mit den Gerätschaften hängen, ruft dafür um so lauter: Etwas ist in Ordnung, wenn es funktioniert. Ist es eine Funktion von Klickerautomaten, diese Mauer einzurennen, wohlhin. Es wird, was danach sich dann dort verbreitet, darum nicht ordentlicher.
( … )

Sture: Das Mittel ist erklärt. Arbeit als Ausdruck der Persönlichkeit, Arbeit nach der antimechanistischen Formel: Energie ist Arbeit durch Bewußsein im Quadrat. Andere nach mir werden es genauer sagen
Von der Mauerfläche scheppert das Echo schnittkähsianischen Gelächters“

 

 
Erich Köhler (28 december 1928 – 16 juli 2003)

 

De Duitse dichter, toneelauteur en vertaler Alfred Wolfenstein werd geboren op 28 december 1883 in Halle. Zie ook alle tags voor Alfred Wolfenstein op dit blog.

 

Herbst

Die Sonne sinkt mit jedem Abend schneller,
Man denkt schon morgens an des Tages Ende,
Das ist die schon so oft erlebte Wende.
Da sinkt der Mut mit langsamem Propeller.

Es ist, als wartete ein düstrer Keller
Auf die vom Flug durch duftende Gelände
Verwöhnte Lunge, und sie atmet Wände.
Der Straßen Licht macht nur die Steine heller.

Und doch, manch Held des Sommers wäre froh,
Wenn er im kalten Wind nun wüßte, wo
Er landen kann, in welcher Stadt der Erde.

Er sänke gerne ändern Sternen zu –
Hier reißt der Herbst herab die letzte Ruh,
Und wer gehört nicht zu der Blätter Herde?

 

 
Alfred Wolfenstein (28 december 1883 – 22 januari 1945)

 

De Franse dichter en schrijver Édouard d’Anglemont werd geboren op 28 december 1798 in Pont-Audemer, departement Eure. Zie ook alle tags voor Édouard d’Anglemont op dit blog.

Uit: Le jardinier de cimetière

« Ce ne sont pas les classes élevées, les familles riches, qui font la fortune de ce jardinier : aux grands de la terre qui trépassent, il faut un terrain concédé à perpétuité, un tombeau de marbre ou de granit, une épitaphe en lettres d’or ; ces morts-là payent cher leur sépulture, et on leur en donne pour leur argent.
La clientèle du jardinier de cimetière est tout entière dans la classe moyenne, parmi les petits rentiers, les petits marchands, les modestes employés, tous personnages auxquels le culte des tombeaux est permis pendant cinq ou dix ans seulement. Lorsque l’entreprise des pompes funèbres lui a révélé un décès, cet homme questionne, interroge, et, dès qu’il est parvenu à découvrir l’adresse du mort, il ne s’arrête plus, il court, il a des ailes, et les parents le voient apparaître au milieu de leur plus grande douleur.
M. D…, jeune avocat qui n’avait encore plaidé qu’une fois, et devant la 7e chambre, venait de perdre son père, ancien commis du ministère de l’intérieur. Le char mortuaire était à la porte ; on clouait la bière dans la pièce voisine de sa chambre ; il était assis, morne, immobile dans un large fauteuil : tout à coup se présente devant lui un homme vêtu d’un habit-veste de gros drap couleur foncée, portant de gros souliers ferrés, et tenant à la main son chapeau d’un noir rougeâtre, illustré d’un crêpe dont la vétusté semblait annoncer un deuil perpétuel. »

 

 
Édouard d’Anglemont (28 december 1798 – 22 april 1876)
Pont-Audemer (Geen portret beschikbaar)

 

De Franse schrijver en lexicograaf Antoine Furetière werd geboren op 28 december 1619 in Parijs. Zie ook alle tags voor Antoine Furetière op dit blog.

Uit: Le roman bourgeois

« Au lieu de vous tromper par ces vaines subtilitez, je vous raconteray sincerement et avec fidelité plusieurs historiettes ou galanteries arrivées entre des personnes qui ne seront ny heros ny heroïnes, qui ne dresseront point d’armées, ny ne renverseront point de royaumes, mais qui seront de ces bonnes gens de mediocre condition, qui vont tout doucement leur grand chemin, dont les uns seront beaux et les autres laids, les uns sages et les autres sots; et ceux-cy ont bien la mine de composer le plus grand nombre. Cela n’empeschera pas que quelques gens de la plus haute vollée ne s’y puissent reconnoître, et ne profitent de l’exemple de plusieurs ridicules dont ils pensent estre fort éloignez. Pour éviter encore davantage le chemin battu des autres, je veux que la scène de mon roman soit mobile, c’est à dire tantost en un quartier et tantost en un autre de la ville; et je commenceray par celuy qui est le plus bourgeois, qu’on appelle communément la place Maubert.
Un autre autheur moins sincère, et qui voudroit paroistre éloquent, ne manqueroit jamais de faire icy une description magnifique de cette place. Il commenceroit son éloge par l’origine de son nom; il diroit qu’elle a esté annoblie par ce fameux docteur Albert le Grand, qui y tenoit son écolle, et qu’elle fut appelée autrefois la place de Me Albert, et, par succession de temps, la place Maubert. Que si, par occasion, il écrivoit la vie et les ouvrages de son illustre parrain, il ne seroit pas le premier qui auroit fait une digression aussi peu à propos. Après cela il la bâtiroit superbement selon la dépense qu’y voudroit faire son imagination. Le dessein de la place Royalle ne le contenterait pas; il faudroit du moins qu’elle fût aussi belle que celle où se faisoient les carrousels, dans la galente et romanesque ville de Grenade.”

 

 
Antoine Furetière (28 december 1619 – 14 mei 1688)