De Canadese schrijver en scenarist Patrick deWitt werd geboren op 6 maart 1975 op Vancouver Island. Zie ook alle tags voor Patrick deWitt op dit blog.
Uit: Undermajordomo Minor
“These words played in Lucy’s head as he stood on the platform awaiting the Count and Countess’s arrival. As the train came into the station, he could hear a man’s wild cackling; when the Count emerged from his compartment he was quite obviously drunken, swaying in place, a cigar planted in the fold of his slick, blubbery mouth. His skull was a softly pink egg, his eyes blood-daubed yolks — he drew back from the sunlight as one scalded. Once recovered, he focused on Lucy, gripping him by the lapel. “Ah, Broom, happy to see you again, boy.”
“Yes, sir, nice to see you, as well. Only I’m not Mr Broom; my name is Lucy.”
“What?”
“My name is Lucy, sir.”
The Count stared. “You’re Broom.”
“I’m not he, sir.”
“Well, where has Broom run off to?”
“He has died, sir.”
The Count leaned back on his heels. Speaking over his shoulder and into the blackened compartment, he said, “Did you know about this?”
“About what?” said the Countess.
“Broom is dead.”
“Who?”
“The servant lad? Broom? You were so fond of him last time we visited.”
“Oh, yes, him. Nice boy — nice colouring. He’s dead, you say?”
“Dead as dinner, apparently.”
“How did he die?”
“I don’t know how.” The Count looked at Lucy. “How?”
Lucy said, “He was possessed by a wickedness and so cast himself into the Very Large Hole, sir.”
The Count made an irritable face.
“Did he say a very large hole?” the Countess asked.”
Patrick deWitt (Vancouver Island, 6 maart 1975)
De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1928 in de kustplaats Aracataca geboren. Zie ook alle tags voor Gabriel García Márquez op dit blog.
Uit: Memories of My Melancholy Whores (Vertaald door Edith Grossman)
“I live in a colonial house, on the sunny side of San Nicolás Park, where I have spent all the days of my life without wife or fortune, where my parents lived and died, and where I have proposed to die alone, in the same bed in which I was born and on a day that I hope will be distant and painless. My father bought the house at public auction at the end of the nineteenth century, rented the ground floor for luxury shops to a consortium of Italians, and reserved for himself the second floor, where he would live in happiness with one of their daughters, Florina de Dios Cargamantos, a notable interpreter of Mozart, a multilingual Garibaldian, and the most beautiful and talented woman who ever lived in the city: my mother. The house is spacious and bright, with stucco arches and floors tiled in Florentine mosaics, and four glass doors leading to a wraparound balcony where my mother would sit on March nights to sing love arias with other girls, her cousins. From there you can see San Nicolás Park, the cathedral, and the statue of Christopher Columbus, and beyond that the warehouses on the river wharf and the vast horizon of the Great Magdalena River twenty leagues distant from its estuary. The only unpleasant aspect of the house is that the sun keeps changing windows in the course of the day, and all of them have to be closed when you try to take a siesta in the torrid half-light. When I was left on my own, at the age of thirty-two, I moved into what had been my parents’ bedroom, opened a doorway between that room and the library, and began to auction off whatever I didn’t need to live, which turned out to be almost everything but the books and the Pianola rolls. For forty years I was the cable editor at El Diario de La Paz, which meant reconstructing and completing in indigenous prose the news of the world that we caught as it flew through sidereal space on shortwaves or in Morse code. Today I scrape by on my pension from that extinct profession, get by even less on the one I receive for having taught Spanish and Latin grammar, earn almost nothing from the Sunday column I’ve written without flagging for more than half a century, and nothing at all from the music and theater pieces published as a favor to me on the many occasions when notable performers come to town.”
Gabriel García Márquez (6 maart 1928 – 17 april 2014)
De Nederlandse dichteres Marijke Hanegraaf werd op 6 maart 1946 geboren in Tilburg. Zie ook alle tags voor Marijke Hanegraaf op dit blog.
Onwezenlijk 1
Mocht je me niet op je feestje uitnodigen
ik zal aanwezig zijn.
Ik zal er zijn in jouw speciale aandacht
om me niet uit te nodigen
en in de ongestelde vragen van je gasten
in de vermoedens, de gissingen.
Ik zal het gesprek sturen, want halverwege
een zin die lastig op mij toeliep
stokt iemand, ik ben het
waar jullie overheen praten
wat je niet zegt doet ook mee
het glipt in de stiltes die vallen
en die jullie met zijn allen haastig zullen vullen.
Vanwege mij kletsen jullie zoveel door elkaar
dat jullie het de hele avond over niets hebben
en lacherig zijn, waarbij ongetwijfeld iemand
denkt Hoe kan ik lachen als zij er niet is?
zodat ik zelfs tussen jullie gelach zit.
De steen te ervaren
Iemand legde een steen
op haar hoofd, maar ze wou
dat het een hoed was.
Ze droeg hem als een hoge hoed.
Zulke hoeden zijn zwaar,
ze verplichten.
De steen droeg in zich
de tijd die haar hals sterkte
en rechtte en haar wekte:
ze droeg een steen.
Het gelukkig moment
de steen te ervaren
als een bot van de aarde,
voornamer dan ieder gewicht
dat de geesten scheidt.
Marijke Hanegraaf (Tilburg, 6 maart 1946)
De Engelse dichter en schrijver Jeremy Reed werd geboren op 6 maart 1951 op Jersey. Zie ook alle tags voor Jeremy Reed op dit blog.
Uit: Boy Caesar
“The year is AD 218. From where he stood, pointing his left cheekbone up for the mirror, Heliogabalus was aware that he was being watched. The sensation frisked his nerves, causing him to freeze. The idea that there was two of him, and that the other meant trouble, had been cooking in his unconscious for a long time.
He could hear the rain outside knuckling the little yellow pompons of flowering mimosa. The unseasonable rains had been returning day after day, the rapping staccato of brilliant showers seeming even to break into his sleep and make noise in his dreams. He was fourteen years old. So much had happened already that he remembered highlights in his life with total recall.
For weeks now, encouraged by his mother Symiamira and her entourage of lovers, Heliogabalus had dared to entertain the hope of becoming not only emperor but caesar. Was he not, after all, reputed to be the illegitimate son of the butchered Caracalla and as such the last of the Antonines?
No matter how tenuous his claims to the imperial title, he knew instinctually that he was about to take up with his destiny. It was somewhere out there on the exhaustive highway that led to Rome. His mother had fed him with ambition the way a slow poison accumulates in the system. It was she who had condoned his wish to make up like a girl and live out his same-sex attractions. She had fine-tuned his aesthetic, allowed him to wear her dresses and been right behind him in his fanatical devotion to the god Elagabal. But more than anything she had impressed on him his difference. He was set apart, she claimed, by the data in his blood. An emperor’s sperm had patterned menus in his genes.
His imagination had needed little prompting. Already he saw himself dragging it in front of the Senate. It was his plan to affront their machismo by insisting that women should be introduced into the governing body. He had it in mind to subvert the whole gender-bias on which Roman society was founded. In the hours in which he was thrown in on himself and had nothing to do, he would create scenarios in his head, like shooting random footage. In these documentaries he was invariably in the process of entering Rome, and to his astonishment there was nobody there. He had come to a dead city.”
Jeremy Reed (Jersey, 6 maart 1951)
De Nederlandse cabaretier, acteur, schrijver en zanger Thomas Acda werd geboren in Amsterdam op 6 maart 1967. Zie ook alle tags voor Thomas Acda op dit blog.
Uit: Onderweg met Roadie
“Ze kijkt me aan, ze weet dat ik wat wil zeggen. In haar hoofd legt ze waarschijnlijk haar in de afgelopen jaren verzamelde snedige antwoorden op een afvuurbaar rijtje klaar. Maar ik zeg niets, terwijl ik die vrouw toch met drie, vier zinnen had kunnen vloeren.
‘Echt? Twaalf? Wow? Thanks!’ hoor ik mezelf zeggen. Ben ik dat? Het klinkt nog gemeend ook. Het vóélt ook gemeend, net als wanneer ik speel en een filmscène lekker loopt. Het gevoel dat het klopt. Mijn tegenspeler en ik, goed in het moment. Dan voelt het alsof het sneeuwt om ons heen.
‘Je bent een van de twaalf,’ murmelt de vrouw nog wat na, opgelucht dat ik me weer gedraag zoals bezoekers dat hier behoren te doen. Dóórlopend. Vol verwondering. En met respect voor de suppoost, toch wel het luiste baantje ter wereld.
In de niet te ontwijken museumshop neem ik geroutineerd de Charles en Ray Eames-dvd Powers of Ten uit het schap, mijn Catcher in the Rye. Als ik die dvd zie liggen, moet ik hem kopen. Mocht je mij willen uitnodigen op je verjaardag: tien tegen een dat ik kom opdagen met deze dvd. Omdat ik te laat ben geweest om een echt cadeau te kopen en ik deze dus in tientallen in de kast heb liggen, ongeopend. Papiertje eromheen en kijk eens hoe attent ik ben! Al zullen er, als we gemeenschappelijke kennissen hebben, best een paar mensen elkaar bevreemd aankijken. Maar toen zij jarig waren keken ze maar wat blij.
Ik sluit me aan in de rij voor de kassa. Het witte evenbeeld van mijn zwarte vriendin met de geïmplanteerde kruk slaat met de worstjes onder aan haar arm zuchtend op de kassa. Ze slaat steeds te veel aan. De kassawereld is duidelijk nog niet klaar voor het obesitastijdperk. Deze vrouw is roze, oningepakt vet dat hier een kassabaantje heeft bemachtigd. Mocht je een erkende vijand van de Verenigde Staten zijn, dan zou ik niet meer investeren in wapens maar in suiker. En die, in welke snackvorm ook, voor een habbekrats verkopen aan de yank. Ze hebben nog maar een klein duwtje nodig. Alleen acteur en zanger Harry Dean Stanton is nog slank. Andere slanke mensen hebben nog steeds veel vet, maar hebben zich ervan laten scheiden.”
Thomas Acda (Amsterdam, 6 maart 1967)
De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Günter Kunert op dit blog.
Am Vorabend
Wieder die Eimer
mit Wasser fürsorglich gefüllt. Wieder
unlöschbar die Brände, der Durst
Sterbender. Kostengünstige Gasmasken
neben den Betten. Auch der Haß
ist fest installiert wie die Angst.
Blinde und Krüppel sind abzuweisen
von der Tür: Selig wessen
noch eine eignet. Dunkelhäutigen droht
Tod, ein Meister aus Deutschland
keineswegs allein, vielmehr Herr
der Welt. Hopliten ziehen
durch die Straßen, sie trinken
auf ihr Wohl unser Blut, genießen
unser Fleisch. Die Greisin
im Rinnstein lohnt nicht die Entbeinung.
Ratten
kehren aus der Literatur zurück
in die wahnhafte Wirklichkeit,
als Sieger verlorener wie gewonnener
Schlachten.
Genesis
In die Endlichkeit hineingeboren
und ganz und gar und gleich
verschworen dem Maschinengang der Fakten,
zurechtgemacht zum Unrecht,
vergebens zum Verkauf bestellt,
hauptsächlich geschlechtlich
geschäftig
dem kosmischen Gewölbe anheimgegeben,
der Fortsetzung entgangen,
verblieben fragmentarisch
wie du weh dir.
Günter Kunert (Berlijn, 6 maart 1929)
Kunert met zelfportret
De Surinaamse schrijver Clark Accord werd op 6 maart 1961 geboren in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo. Zie ook alle tags voor Clark Accord op dit blog.
Uit: The Queen From Paramaribo (Vertaald door Susan Massotty)
“It was infuriating, watching the man trying to bite,back a smile. But she wasn’t about to let him see how tense she was. “You mean it’ll be an honor for him to dance with me. At the Halikibe I’m known as the ‘Queen of the Black Bottom.’ Besides, I’ve spent weeks perfectin my style. I can dance better than any woman alive. The Black Bottom,the Charleston, the Rumba, the Tango – I can do ‘em all!”
She tossed her head back challengingly.
“They say he’s the best Black Bottom dancer in the West Indies. He never stops bragging about how good he is. I hea he likes to make a laughingstock out of his partners. If they aren’t good enough, he ups the tempo and makes quick rhythm changes.
The poor girl stumbles around in his arms, and the crowd laps it up.”
“Really? Well, I’m ready for him. Let him have a try. This twenty-six-year-old gal is gonna show him a thing or two! But there’s no need for you to worry. You concentrate on your driving skills, and I’ll see to the dancing.”
“I was just trying to warn you.”
Though she radiated calm, her stomach was churning. She was terrified at the thought of being turned into a laughingstock. If she made one wrong step or couldn’t keep up with him tonight, she’d be done for.
So much for her fame as the sta of the Halikibe. She knew that the other girls would grab at the chance to topple her from her throne. Not to mention that the men would no longer be lining up to dance with her. The ticket price would hit rock bottom. And of course they’d all laugh themselves sick.“
Clark Accord (6 maart 1961 – 11 mei 2011)
De Engelse dichteres Elizabeth Barrett Browning werd op 6 maart 1806 geboren in Durham, Engeland. Zie ook alle tags voor Elizabeth Barrett Browning op dit blog.
A Curse For A Nation (Fragment)
I heard an angel speak last night,
And he said ‘Write!
Write a Nation’s curse for me,
And send it over the Western Sea.’
I faltered, taking up the word:
‘Not so, my lord!
If curses must be, choose another
To send thy curse against my brother.
‘For I am bound by gratitude,
By love and blood,
To brothers of mine across the sea,
Who stretch out kindly hands to me.’
‘Therefore,’ the voice said, ‘shalt thou write
My curse to-night.
From the summits of love a curse is driven,
As lightning is from the tops of heaven.’
‘Not so,’ I answered. ‘Evermore
My heart is sore
For my own land’s sins: for little feet
Of children bleeding along the street:
‘For parked-up honors that gainsay
The right of way:
For almsgiving through a door that is
Not open enough for two friends to kiss:
‘For love of freedom which abates
Beyond the Straits:
For patriot virtue starved to vice on
Self-praise, self-interest, and suspicion:
‘For an oligarchic parliament,
And bribes well-meant.
What curse to another land assign,
When heavy-souled for the sins of mine?
Elizabeth Barrett Browning (6 maart 1806 – 29 juni 1861)
Portret van Elizabeth Barrett Browning en haar zoon, Robert, 1850-55 door Francesco Podesti
De Italiaanse beeldhouwer, schilder, architect en dichter Michelangelo werd geboren op 6 maart 1475 in Caprese. Zie ook alle tags voor Michelangelo op dit blog.
The Heavenly Birth Of Love And Beauty
This heart of flesh feeds not with life my love:
The love wherewith I love thee hath no heart;
Nor harbours it in any mortal part,
Where erring thought or ill desire may move.
When first Love sent our souls from God above,
He fashioned me to see thee as thou art-
Pure light ; and thus I find God’s counterpart
In thy fair face and feel the sting thereof.
As heat from fire, from loveliness divine
The mind that worships what recalls the sun
From whence she sprang, can be divided never:
And since thine eys all Paradise enshrine,
Burning unto those orbs of light I run,
There where I loved thee first to dwell for ever.
Vertaald door John Addington Symonds
Michelangelo (6 maart 1475 – 18 februari 1564)
De replica van Michelangelo’s David voor het Palazzo della Signoria, Florence
Zie voor nog meer schrijvers van de 6e maart ook mijn blog van 6 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en eveneens mijn blog van 6 maart 2009..