Raymond Radiguet, Bert Schierbeek, Ivan Gontsjarov, Richard Powers, Utta Danella, Geoffrey Hill, Anton van Wilderode

De Franse schrijver Raymond Radiguet werd geboren op 18 juni 1903 in Saint-Maur-des-Fossés. Al op zijn veertiende trok Radiguet van de buitenwijk Saint-Maur naar de stad om zichzelf te promoten bij Parijse uitgevers, en niet zonder succes. De charmante persoonlijkheid en het talent van de jonge schrijver intrigeerden en al gauw hielpen redacteuren en uitgevers hem om zijn gedichten, essays, verhalen en tekeningen, in tijdschriften te publiceren. Aanvankelijk publiceerde Radiguet zijn gedichten onder het pseudoniem Raimon Rajky, later schreef hij onder zijn echte naam. Het lukte Radiguet vaak om de juiste mensen te leren kennen. Het duurde dan ook niet lang of hij verkeerde in de belangrijkste kringen van kunstenaars, schrijvers en componisten. Hij ontmoette Blaise Cendrars, Max Jacob, Tristan Tzara, Wassili Kandinsky, Erik Satie, André Breton en vele anderen. In 1919 kwam hij Jean Cocteau (toen 30) tegen, die de mentor, kruiwagen en minnaar werd van de nog geen zestienjarige Radiguet. Op 12 december 1923 overleed Raymond Radiguet aan tyfus, vermoedelijk opgelopen door het eten van oesters. De publicatie van zijn eerste roman, Diable au corps (1923), had hij nog net meegemaakt, aan het corrigeren van de drukproeven van zijn tweede roman Le bal du comte d’Orgel (1924) is hij niet meer toegekomen. Ook na de dood van Radiguet was het vooral Cocteau die aandacht vroeg voor het buitengewone talent van de jonggestorven schrijver.   

Uit: Le diable au corps

“Je vais encourir bien des reproches. Mais qu’y puis-je ? Est-ce ma faute si j’eus douze ans quelques mois avant la déclaration de la guerre ? Sans doute, les troubles qui me vinrent de cette période extraordinaire furent d’une sorte qu’on n’éprouve jamais à cet âge ; mais comme il n’existe rien d’assez fort pour nous vieillir malgré les apparences, c’est en enfant que je devais me conduire dans une aventure où déjà un homme eût éprouvé de l’embarras. Je ne suis pas le seul. Et mes camarades garderont de cette époque un souvenir qui n’est pas celui de leurs aînés. Que ceux déjà qui m’en veulent se représentent ce que fut la guerre pour tant de très jeunes garçons : quatre ans de grandes vacances.
Nous habitions à F…, au bord de la Marne.
Mes parents condamnaient plutôt la camaraderie mixte. La sensualité, qui naît avec nous et se manifeste encore aveugle, y gagna au lieu de s’y perdre.
Je n’ai jamais été un rêveur. Ce qui me semble rêve aux autres, plus crédules, me paraissait à moi aussi réel que le fromage au chat, malgré la cloche de verre. Pourtant la cloche existe.
La cloche se cassant, le chat en profite, même si ce sont ses maîtres qui la cassent et s’y coupent les mains.
Jusqu’à douze ans, je ne vois aucune amourette, sauf pour une petite fille, nommée Carmen, à qui je fis tenir, par un gamin plus jeune que moi, une lettre dans laquelle je lui exprimais mon amour. Je m’autorisais de cet amour pour solliciter un rendez-vous. Ma lettre lui avait été remise le matin avant qu’elle se rendît en classe. J’avais distingué la seule fillette qui me ressemblât, parce qu’elle était propre, et allait à l’école accompagnée d’une petite, comme moi de mon petit frère. Afin que ces deux témoins se tussent, j’imaginai de les marier, en quelque sorte. A ma lettre, j’en joignis donc une de la part de mon frère, qui ne savait pas écrire, pour Mlle Fauvette. J’expliquai à mon frère mon entremise, et notre chance de tomber juste sur deux soeurs de nos âges et douées de noms de baptêmes aussi exceptionnels. J’eus la tristesse de voir que je ne m’étais pas mépris sur le bon genre de Carmen, lorsque après avoir déjeuné, avec mes parents qui me gâtaient et ne me grondaient jamais, je rentrai en classe.”

Radiguet

Raymond Radiguet (18 juni 1903 – 12 december 1923)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Bert (Lambertus Roelof) Schierbeek (1918-1996) werd geboren op 18 juni 1918 in Glanerbrug in Twente. Omdat zijn moeder kort na zijn geboorte stierf, werd Bert Schierbeek opgevoed door de ouders van zijn moeder in Groningen. Op zijn elfde verhuisde hij naar zijn vader, die in Boekelo onderwijzer was. Na het gymnasium studeerde Schierbeek pedagogiek in Amsterdam. Tijdens WO II nam hij deel aan het illegale verzet. Later beschreef hij deze periode in zijn eerste roman “Terreur tegen terreur”, die in 1945 verscheen. In 1946 werd Bert Schierbeek redacteur van het tijdschrift Woord. Bovendien sloot hij zich aan bij de Cobragroep. Schierbeek was één van de belangrijkste vijftigers. Hij verzette zich tegen traditioneel taalgebruik en probeerde bestaande patronen te doorbreken. “Het boek Ik” (1951) wordt beschouwd als het eerste Nederlandse experimentele prozaboek; niet alleen door taalgebruik, maar ook door typografie onderscheidt het boek zich. In 1991 werd Bert Schierbeek onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.

Vlucht van de vogel

soms op een vleugje wind
soms in een storm
vliegen zij op
een wolk van vogels
voor de zon

welke dromen
bevliegen de vogels
dat zij zich
lichtvaardig
in zoveel lucht
begeven

 

De Fietsenmaker

in zijn hol
onder schaarse pit
één deur open
zit
knielt
en hurkt hij
voor de zoveelste
fiets

zeg je dag
zegt hij dag
een glinstering in
zijn ogen en ziet hij
op al die pedalen
totaal verlicht al die
benen en vanaf het zadel
al die dijen die opwaaiende
jurken en wat daaronder zit
en hij vermoeden moet

dan staat hij op
omvat het stuur
ziet al die handen
om het handvat
en geeft een ruk

dan mompelt hij:
                        op een dag
                        een middag dreef de berg Mola
                        de mist in
                        en werd totaal onzichtbaar

SCHIERBEEK

Bert Schierbeek (18 juni 1918- 9 juni 1996)

 

De Russische schrijver Ivan Aleksandrovitsj Gontsjarov werd geboren op 18 juni 1812 in Simbirsk als zoon van een graanhandelaar. Op zijn tiende werd Ivan naar een kostschool in Moskou gestuurd. Later studeerde hij letteren aan de universiteit aldaar. Gontsjarov werd ambtenaar en maakte eerst in Simbirsk en later in Sint-Petersburg gestaag carrière. In 1847 verscheen Gontsjarovs eerste roman Een gewoon verhaal (Obyknovennaja istoria) in het tijdschrift Sovremennik (“Tijdgenoot”). Het werd goed ontvangen. Literatuurcriticus Belinski roemde de natuurlijkheid van Gontsjarovs taal. Gontsjarovs verreweg bekendste werk is Oblomov. Het laatste bekende boek van Gontsjarov is Het ravijn (Obryv), waaraan hij zo’n twintig jaar werkte. Het verscheen in 1868 in een tijdschrift en in 1870 in boekvorm. Hij noemde het zelf zijn beste boek, maar de kritieken waren niet mals. Toergenjev was teleurgesteld: “Mijn haar valt uit van verveling”. Na “Het ravijn” heeft Gontsjarov weinig meer gepubliceerd

Uit: Oblomov

“Therefore he did as he had decided; and when the tea had been consumed he raised himself upon his elbow and arrived within an ace of getting out of bed. In fact, glancing at his slippers, he even began to extend a foot in their direction, but presently withdrew it.

Half-past ten struck, and Oblomov gave himself a shake. “What is the matter?,” he said vexedly. “In all conscience ’tis time that I were doing something! Would I could make up my mind to–to–” He broke off with a shout of “Zakhar!” whereupon there entered an elderly man in a grey suit and brass buttons–a man who sported beneath a perfectly bald pate a pair of long, bushy, grizzled whiskers that would have sufficed to fit out three ord
inary men with beards. His clothes, it is true, were cut according to a country pattern, but he cherished them as a faint reminder of his former livery, as the one surviving token of the dignity of the house of Oblomov. The house of Oblomov was one which had once been wealthy and distinguished, but which, of late years, had undergone impoverishment and diminution, until finally it had become lost among a crowd of noble houses of more recent creation.

For a few moments Oblomov remained too plunged in thought to notice Zakhar’s presence; but at length the valet coughed.

“What do you want?” Oblomov inquired.

“You called me just now, barin?”

“I called you, you say? Well, I cannot remember why I did so. Return to your room until I have remembered.”

GONCHAROV

Ivan Gontsjarov (18 juni 1812 – 27 september 1891)

 

De Amerikaanse schrijver Richard Powers werd geboren op 18 juni 1957 in Evanston, Illinois. Powers debuteerde in 1985 met Three Farmers on Their Way to a Dance. Inmiddels heeft hij al negen romans op zijn naam staan, de meest recente The Echomaker. In de jaren tachtig woonde en werkte hij enige tijd in Nederland, inmiddels woont hij in Urbana, Illinois (VS). Powers heeft talrijke prijzen gekregen, waaronder een MacArthur Fellowship, de Lannan Literary Award en de James Fenimore Cooper Prijs.  Voor De Echomaker kreeg hij de National Book Award.

Uit: The Echo Maker

“Cranes keep landing as night falls. Ribbons of them roll down, slack against the sky. They float in from all compass points, in kettles of a dozen, dropping with the dusk. Scores of Grus canadensis settle on the thawing river. They gather on the island flats, grazing, beating their wings, trumpeting: the advance wave of a mass evacuation. More birds land by the minute, the air red with calls.

A neck stretches long; legs drape behind. Wings curl forward, the length of a man. Spread like fingers, primaries tip the bird into the wind’s plane. The blood-red head bows and the wings sweep together, a cloaked priest giving benediction. Tail cups and belly buckles, surprised by the upsurge of ground. Legs kick out, their backward knees flapping like broken landing gear. Another bird plummets and stumbles forward, fighting for a spot in the packed staging ground along those few miles of water still clear and wide enough to pass as safe.

Twilight comes early, as it will for a few more weeks. The sky, ice blue through the encroaching willows and cottonwoods, flares up, a brief rose, before collapsing to indigo. Late February on the Platte, and the night’s chill haze hangs over this river, frosting the stubble from last fall that still fills the bordering fields. The nervous birds, tall as children, crowd together wing by wing on this stretch of river, one that they’ve learned to find by memory.”

Powers

Richard Powers (Evanston, 18 juni 1957)

 

De Duitse schrijfster Utta Danella (eig.Utta Denneler) werd geboren op 18 juni 1924 in Berlijn. Omdat zij het voor haar man verborgen wilde houden typte zij stiekem op zolder een manuscript van meer dan duidend bladzijden met de titel „Alle Sterne vom Himmel“ . Veel uitgeverijen waren wel geïnteresseerd in haar werk, maar schrokken terug voor de omvang van het werk. Uitgever Franz Schneekluth uit München bood aan de roman te drukken, wanneer zij hem inkortte tot vijfhonderd pagina’s. Utta Denneler nam het aanbod aan en de roman verscheen in 1956. Schneekluth motiveerde de schrijfster om door te gaan en verzon ook het pseudoniem Utta Danella. Met haar vierde boek, „Stella Termogen“ oder „Die Versuchungen der Jahre“, kwam in 1960 de doorbraak. Er werden in korte tijd meer dan 100.000 exemplaren van verkocht.

Uit: Niemandsland

“Noch heute geschieht es, daß ich mit klopfendem Herzen aus dem Schlaf auffahre, von Angst gejagt, auf der Flucht vor ihren Augen. Ihre Augen voller Haß…
Die fast schwarzen Augen von Madame-Mere, die Augen von Hortense, genauso dunkel, genauso erbarmungslos. Aber am schlimmsten war es, auch in Isabelles jungen Au­gen, aus denen mir Vertrauen und Freundschaft entgegenge­blickt hatten, den Haß zu finden, am wildesten und am un­versöhnlichsten.
»Du Mörderin!«
Das hatte Isabelle gesagt. Nicht die anderen. Dieser Alp­traum begleitet mich seit damals. Zu manchen Zeiten blieb ich davon verschont, er schien versunken. Aber dann wie­der, irgendwann, in einer Nacht – die Augen voller Haß.
Seit ich mit Philipp sprach und ihm alles sagte, was ich ihm nie hatte sagen wollen, als seine Augen mich ansahen, zweifelnd, erschreckt, unsicher, dann entsetzt, da war es mir, als ob es ihre Augen wären. Nun kommt der Traum wieder.
Erst letzte Nacht.
Dann stehe ich auf, ich kann nicht mehr schlafen. Ich gehe durch die Wohnung, nehme mir einen Whisky, eine Zigaret­te, ich versuche zu lesen, ich blicke aus dem Fenster, starre in die Dunkelheit, noch ist es Winter, letzte Reste Schnee schimmern unter den Bäumen.”

Danella

Utta Danella (Berlijn, 18 juni 1924)

 

De Engelse dichter Geoffrey Hill werd geboren op 18 juni 1932 in Bromsgrove, Worcestershire. In 1950 ging hij naar Keble College in Oxford om Engels te studeren. Daar publiceerde hij ook in 1952 zijn eerste gedichten. Hill maakte ook carrière in de wetenschap, zowel in Engeland als in de VS. Tegenwoordig woont hij in Cambridge.

Requiem for the Plantagenet Kings

For whom the possessed sea littered, on both shores,
Ruinous arms; being fired, and for good,
To sound the constitution of just wards,
Men, in their eloquent fashion, understood.

Relieved of soul, the dropping-back of dust,
Their usage, pride, admitted within doors;
At home, under caved chantries, set in trust,
With well-dressed alabaster and proved spurs
They lie; they lie; secure in the decay
Of blood, blood-marks, crowns hacked and coveted,
Before the scouring fires of trial-day
Alight on men; before sleeked groin, gored head,
Budge through the clay and gravel, and the sea
Across daubed rock evacuates its dead.

Hill

Geoffrey Hill (Bromsgrove, 18 juni 1932)

 

De Vlaamse schrijver dichter, vertaler en scenarist  Anton van Wilderode (pseudoniem van Cyriel Paul Coupé werd geboren in Moerbeke op 18 juni 1918. Van Wilderode werd op 21 mei 1944 tot priester gewijd in de Gentse Sint-Baafskatedraal, daarna studeerde hij klassieke filologie aan de universiteit van Leuven. In 1946 werd hij leraar aan het Sint Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas, een functie die hij tot 1983 zou beoefenen. Zijn literair debuut kwam er met de nouvelle Dis al in 1939, hetgeen de eerste van vele prijzen opleverde voor zijn talent. Zijn debuut als dichter kwam er in 1943 met De moerbeitoppen ruischten. Tevens vertaalde hij onder andere Vergilius (de Bucolica, de Georgica, en de Aeneis) en diverse gedichten van Horatius.

Epidauros

De zee ligt in de nacht gelijk blauw goud
         boven een kim van groen. Ik hoor haar slagen
         van ver met intervallen aangedragen
         door zachte wind zonder muziek of zout.

         Op de orcheistra staan de vijftien pal
         in hun cocon van purperen gewaden.
         Antigone draagt trots haar ongenade
         en Kreoon is een vorst, – tot vóór zijn val.

         De zee is op de einder van ivoor
         met strelingen van maanlicht stilgevallen.
         In het theater waden duizendtallen
         de wateren van het verleden door.

 

Pope

De wereld van beweren en bewegen
         gaat vlagelings voorbij gelijk een regen.
         Geen mens heeft haar bestiering in de hand.

         Dwars door de rafels wordt een verder land
         verwijderd onbereikbaar afgelegen
         soms even raadbaar als een overkant

         en voorafgaandelijk al liefgekregen.

WILDENRODE

Anton van Wilderode (18 juni 1918 – 15 juni 1998)