Remco Ekkers, F. Starik, Wim T. Schippers, Denis Johnson , J. J. Voskuil

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

 

Kunst

Er liep een meisje
met een dooie hond
aan een riem door
het museum, zij sleepte

hem de trap af
langs de schilderijen
over zijn wollen poten
tilde hem soms op

streelde zijn oren.
Haar meedravende zus
besteedde niet de minste
aandacht aan de hond.

 

 

Hoe je verder moet

Stap opgewekt voort
al weet je niet zeker
waar naar toe. Vooruit

over het glimmende asfalt
tussen de kale bomen
hoofd scheef, wuivend
naar het huis dat al in de mist
is verdwenen en straks vergeten.

Je zet een voet vooruit
en dan een andere.
Je kijkt niet naar de spiegeling
in de plassen, het beeld
van de takken waar je
tussen hangt, pats!
in het water.

Zo kom je verder
weg van wat is geweest.

 

 

Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941)

 

De Nederlandse dichter, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook alle tags voor F. Starik op dit blog.

 

 

Mist

 

We kunnen alleen nog denken in termen

van overlast. We ondervinden overal maar

hinder van. Niemand ziet terwijl hij fietst

de schoonheid van een wereld die tijdelijk

verdwenen is, opgelost, onttrokken

aan het alziend oog dat doorzicht eist.

Wij hebben niets aan grijs. Daar gaan we,

op de tast. We ondervinden overlast.

We moeten snel op reis. Wij zijn tegen.

We denken niet dat we nu al dagenlang

in wolken mogen wonen, er dwars doorheen

op onze fiets, een beetje bang. De wereld is er

nog, waarschijnlijk, ze laat zich gewoon even

niet aan ons zien. Misschien is ze verlegen.

 

 

Whisky

 

Als ik thuiskom schenk ik een waterglas vol whisky in.
Dat geeft niet, het is goedkope whisky. En een man
moet zich ontspannen, na zo’n ziekenhuisdag. Ik ga aan
de keukentafel zitten, naast het aquarium. Er zwemt nog
één vis in. Sinds ik het aquarium heb verschoond, dat wil
zeggen, het filter van nieuwe koolstof heb voorzien, zijn
de overige vier vissen een voor een gestorven. De
middelgrote vissen eerst, tenslotte de kleinste vis, nu is
alleen de grootste over. Hij komt naar me toe zwemmen.
Ik laat een vinger in het water zakken. ‘Hier, mijn
vinger,’ mompel ik: ‘Je nieuwe vriend.’ De vis aarzelt.
Met mijn andere hand schenk ik nog maar eens in. Daar
zit ik aan mijn tafel, een man met een glas in zijn hand
en zijn vinger in een aquarium. Zorgen, zorgen, zorgen.

 

 

Onderdoorgang Rijksmuseum

 

Onderdoorgang Rijksmuseum

Je glijdt de buik van het gebouw binnen

daar waar het altijd kouder is en stiller,

duurzaam nacht, waar de steeldrum kaatst

tegen eeuwenoude wanden, waar je lust

voelt om te zingen, je hebt alle geluk

van de wereld. Er staat een student

van het nabijgelegen conservatorium

met zijn viool: o nee, dat is nu een hotel.

Dat kleine, magische geschenkje van de stad

wat is het waard, ja wat? De kortste snelweg

heen verdween, fietsers kochten massaal

een helm en een brommer, niemand luistert

meer, we zijn de omweg niet waard. Nostalgie

naar hoe het vroeger was. Laat ook maar.

 

 

 

F. Starik (Apeldoorn, 1 juli 1958)

 

 

 

De Nederlandse televisiemaker, schrijver en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers werd geboren in Groningen op 1 juli 1942. Zie ook alle tags voor Wim T. Schippers op dit blog.

 

 

Iets

 

Waar ooit parmantig werd gepleit

voor Gods alomtegenwoordigheid

met de sierlijke gedachtekronkel

dat Hij er wel moest zijn omdat Hij anders niet bestond

 

Waar aanmatigend werd aangevoerd

dat oorzaak & gevolg door Hem is opgeboerd

en meer van dat mooie gemonkel

over hoe Hij het universum heeft gegrond

 

Waar met vlammende betogen

over hoe, en dat is ongelogen

overweldigend werd ervaren

dat Hij gewoonweg bovennatuurlijk is

 

Waar zonder morren breeduit werd gebreid

aan Zijne Goddelijke Onontbeerlijkheid

om Goed en Kwaad aan ons te openbaren

want anders liep het met de mensheid mis

 

Waar wonderen werden ingebracht

en onomwonden als bewijs geacht

voor ’t bestaan van Hem die ’t Al wel wou bestieren

omdat mirakels wel niet kunnen maar toch maar gebeuren

 

Waar om Hem te vrezen

op doelmatigheid en schoonheid van Zijn ontwerpen werd gewezen

een Topdesigner en ook nog goedertieren

waarvan men kond kon doen in geuren en in kleuren

 

Daar wordt thans volstaan met slap gelul en beuzelpraat

Waar is die heetgebakerde stijfkoppigheid die nergens over gaat?

Nu geeft men aan dat er ‘iets’ moet zijn dat is begaan met ons bestaan

O sof der Godheid, ik vrees het is welaan met Uw Persoon gedaan

 

 

 

Wim T. Schippers (Groningen, 1 juli 1942)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Denis Hale Johnson werd geboren  op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

Uit: Train Dreams

 

“In the summer of 1917 Robert Grainier took part in an attempt on the life of a Chinese laborer caught, or anyway accused of, stealing from the company stores of the Spokane International Railway in the Idaho Panhandle.

Three of the railroad gang put the thief under restraint and dragged him up the long bank toward the bridge under construction fifty feet above the Moyea River. A rapid singsong streamed from the Chinaman voluminously. He shipped and twisted like a weasel in a sack, lashing backward with his one free fist at the man lugging him by the neck. As this group passed him, Grainier, seeing them in some distress, lent assistance and found himself holding one of the culprit’s bare feet. The man facing him, Mr. Sears, of Spokane International’s management, held the prisoner almost uselessly by the armpit and was the only one of them, besides the incomprehensible Chinaman, to talk during the hardest part of their labors: “Boys, I’m damned if we ever see the top of this heap!” Then we’re hauling him all the way? was the question Grainier wished to ask, but he thought it better to save his breath for the struggle. Sears laughed once, his face pale with fatigue and horror. They all went down in the dust and got righted, went down again, the Chinaman speaking in tongues and terrifying the four of them to the point that whatever they may have had in mind at the outset, he was a deader now. Nothing would do but to toss him off the trestle.

They came abreast of the others, a gang of a dozen men pausing in the sun to lean on their tools and wipe at sweat and watch this thing. Grainier held on convulsively to the Chinaman’s horny foot, wondering at himself, and the man with the other foot let loose and sat down gasping in the dirt and got himself kicked in the eye before Grainier took charge of the free-flailing limb.”

 

 

 

Denis Johnson (München, 1 juli 1949)

 

 

 

De Nederlandse schrijver Johannes Jacobus (Han) Voskuil werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor J. J. Voskuil op dit blog.

 

Uit: De buurman

 

“Een week later brachten we een tegenbezoek. We klommen de trap op. Nicolien drukte op de bel. De bel klingelde. Toen de deur openging, stonden ze naast elkaar in een kleine, donker verlichte hal om ons te verwelkomen.
‘Eerst het huis bekijken, hè,’ zei Peer, toen we uitvoerig handen hadden geschud – alsof hij zich daarop al verheugd had. De hal had vier deuren. Hij opende de middelste: hun slaapkamer.
‘Moet je die nu ook laten zien?’ zei Petrus gegeneerd.
‘Natuurlijk! Die is toch het belangrijkste?’
Het was een tussenkamertje dat bijna helemaal in beslag werd genomen door een enorm, laag tweepersoonsbed. Naast het hoofdeinde was tegen de muur een leeslampje bevestigd, met daarboven een rekje met boeken. Voor het raam hing een zwaar, donker gordijn. Het rook er muf, alsof er niet gelucht werd.
‘Gezien!’ zei ik.
‘En dit is mijn kamer.’ Peer opende de deur ernaast en deed het licht op: tl-buizen.
Het eerste wat me opviel was een piano. Voor het raam stond een werkbank, tegen de muur een rek met gereedschap. Een fiets hing aan haken aan het plafond.
‘Speel je piano?’ vroeg ik. Ik herinnerde me nu dat er bij de intrek van Petrus een piano was binnengebracht.
‘Nee, Petrus. Hè Petrus? Het is een erfstuk van zijn moeder.’
‘Sinds Peer er is niet zo veel meer,’ relativeerde Petrus.
We stonden midden in de ruimte en keken om ons heen. Er was een geweldige rotzooi bijeengebracht: een divan, stukken hout, dozen, een kast, visnetten, schilderijlijsten, een grote rol gordijnstof en in een hoek, bij elkaar gedreven, een antieke kast en wat oude meubelen, die de kamer waarschijnlijk voor de komst van Peer gestoffeerd hadden.”

 

 

J. J. Voskuil (1 juli 1926 – 1 mei 2008)

Den Haag, Het Plein op een oude ansichtkaart

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.