Slenteren met een ongelukkige auteur (Simon Carmiggelt), Karl Vannieuwkerke, Anna Enquist

Dolce far niente

 

 
Spui met Maagdenhuis, Amsterdam

 

Uit: Slenteren met een ongelukkige auteur

“Schrijvers zijn ziekelijk nieuwsgierig naar alles wat ze niet aangaat. Ik stond op en liep in de richting van de Kalverstraat. Voor het Maagdenhuis groepten wat mensen tezamen bij het opzienbarende moderne kunstwerk dat daar sinds kort dapper beproeft uit te komen boven de geparkeerde auto’s, een karweitje dat alleen aan de Eiffeltoren aardig is gelukt.
Een vlezige man, met een opmerkelijk dom gezicht en een baard die nodig eens bemest moest worden, vroeg op polemische toon aan een grijzende dame:
‘Wat stelt dat nou vóór?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze, ‘het wordt niet uitgelegd.’
(Connolly: ‘Hoeveel boeken schreef Renoir over hoe men schilderen moet?’)
‘En allemaal van onze belastingcenten,’ riep de man. ‘Kijk!’
Hij wees naar een met zwarte viltstift op het kunstwerk geschreven mededeling, die luidde: ‘Dit kost 50.000 gulden’.
Ik dacht aan een bespiegeling van Connolly over de houding van de staat jegens de kunst die, zo meende hij, Engeland maakte tot een natie van commentators, critici en kleurloze uitleggers. ‘Alles voor de melkbar en niks voor de koe.’ En hij verzuchtte: ‘Wanneer zal de staat eens zeggen: hier is duizend pond, jongeman, ga waarheen je wilt en kom terug met iets moois.’ Maar als de overheid het doet, zoals voor het Maagdenhuis, staan allerlei mannen te roepen dat zij niet mooi vinden wat die jongeman mooi vond.
‘Dit kost 50.000 gulden,’ las de dikke met stemverheffing voor.
Hij las niet wat er onder stond, met dunnere lettertjes, namelijk: ‘Nou – en?’. Dat klonk meer ter zake. De meest functionele bekladding van een kunstwerk stond te lezen op het grafmonument van Oscar Wilde: ‘Oscar, we love you, John and Will’.
De twee vrouwen met de boodschappentassen kwamen nu langs.
Ze keken naar het kunstwerk en de ene vrouw zei, veel diepzinniger dan ze vermoedde:
‘O, dat is maar tijdelijk.’

 
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)

 

Bij de Tour de France

 
Rob Goris

Uit: De dood is een schoft (Column)

“Zelfs toen het onweer driekwartier voor het programma losbarstte en de hele ploeg in allerijl een praatset in de hall van het gastenhuis installeerde. ‘We hebben geluk!’, fluisterde hij me toe toen het vijf minuten voor we live gingen stopte met regenen en de wind ging liggen. Het werd stil en rustig. Niets liet vermoeden dat de stilte onheilspellend was. Rob was wat zenuwachtig in het begin, maar ontdooide snel, keek lieflijk naar Katrien toen ze begon te vertellen. Een zacht wielerkoppel stapte schuchter uit de anonimiteit. Van ijshockeyspeler tot wielrenner. Het verhaal druppelde zachtjes Vlaamse woonkamers binnen. 755.413 kijkers maakten kennis met Katrien Van Looy en Rob Goris. Fier vertelde hij over ‘de Pappie’ (de 78-jarige Rik Van Looy) die tegen 55 kilometer per uur in zijn wiel bleef zitten langs het kanaal. ‘Wat moet dat vroeger niet geweest zijn?’ Trots op de opa van zijn vriendin.
‘Nog veel geluk in jullie jonge leven!’, waren mijn laatste woorden. Me onbewust van de draagwijdte ervan. Dat geluk zouden ze zelf wel afdwingen. Daar was ik na de aangename kennismaking zeker van. Een stevige pol voor Rob, een kus voor Katrien en we verdwenen de nacht in. Plannen makend voor een nieuwe aflevering van Vive le Vélo! Nimmer denkend dat een surplace van een jong rennershart die uitzending een totaal andere toon zou geven. Het gebonk op de slaapkamerdeur voorspelde weinig goeds. Maar dit was toch onmogelijk. Een gebroken sleutelbeen, een klaplongetje of gescheurde ligamenten. Tot daar nog aan toe. Maar de onomkeerbaarheid. Dat kon toch niet waar zijn. Ik onthou één ding van deze eerste Tourweek: de dood is een schoft!”

 
Karl Vannieuwkerke (Ieper, 19 januari 1971)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2010 en eveneens alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Niemand

De dood, zegt men, heeft genomen.
Ik zat op de grond met een dode
maar niemand kwam om te nemen.

Ik lispelde ongehoorde kinderwoorden
maar de laatste lucht vloog de stad in
en niemand kwam om te nemen.

Nee, er was in dit spel geen opzet,

Niemand keek verder dan ik, niemand

verpletterde ons met een grote vuist
tegen het ellendig plaveisel. Niemand.

 

Een menigte

Verbaasd merkte de moeder
dat zij een menigte werd.
Binnen enkele dagen was het
gebeurd, bleek zij uiteengevallen
in een waaier van vrouwen.

De weerloos-blije liep daar
van haar geheugen te genieten;

de verslagene, die snel op weg
wilde naar welke dood dan ook;

de trieste die er niets van begreep,
die alleen zachte vlindervleugels

tegen de wangen van het kind
zag slaan, onophoudelijk. Rond

het groepje stormde de furie,
pamfletten en woedende brieven

in de handen. Achteraan ging
de wanhoopsmoeder die al maanden
de kapper niet had gezien.

Hoe hen te hoeden, te zorgen dat elk
de voeten in dezelfde richting sleept?

Ons is iets overkomen, kan ze zeggen,
wij zijn de menigte die moeder heet.

En zij die in de verte aan het water
staat, en wenkt, is een van ons.

 

Klank

Het kind zat naast mij in een zaal,
tussen ons lag de partituur. Maat-
strepen stonden stijf in stil geweld

van inkt. Dankzij de muren
en het dak werd dat geluid.
Zoals bij ons de huid verdriet

omspant, zei ik, en een voor een
wees ik de instrumenten aan
op het schavot. Zij is er niet.

Als ik mijn ogen sluit ga ik haar
zien. Tussen hoorn, cello en fagot
beweegt zij wiegend voor mij uit.

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2013 en ook mijn blog van 19 juli 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3