Tour de France 6 (Jean Nelissen)

De Nederlandse sportjournalist en schrijver Jean Nelissen werd geboren in Geleen op 2 juni 1936. Zie ook alle tags voor Jean Nelissen op dit blog.

Uit: Arrogantie is het ergste wat er is

(Interview door Rob Janssen en René Roovers, in de Tribune, februari 2004)

‘Ik was al journalist en deed vooral voetbal. Er werd een collega ziek die de Tour de France zou doen. Toen werd tegen mij gezegd: Zeg Jean, jij hebt toch ook gefietst? Waarom doe jij het niet? In 1967 was dat. Dat was meteen een knallende Tour met de dood van de Britse wielrenner Tommy Simpson. Ik ben de laatste journalist die met hem gesproken heeft. Op 13 juli 1967 om kwart over negen’s morgens in Marseille. Het was bloedheet. Tommy zei tegen me: Vandaag wordt het mijn dag en moet ik op het podium komen. Vier uur later was hij dood. Onmiddellijk gingen natuurlijk de wildste geruchten. ’s Avonds deed de politie een inval bij de Engelse ploeg. Ze vonden een tas met medicamenten die aan Simpson zou hebben toebehoord. Maar ik denk niet dat iemand ooit gestorven is aan alleen doping. Het was een combinatie van hitte, gebrek aan zuurstof en de Mont Ventoux. Ook had Simpson het karakter om zichzelf half dood te rijden zonder medicamenten of wat ook. Door de optelsom van al die zaken begaf zijn hart het. Dat was een enorme shock. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt.’

(….)


Tour de France 2012

Dus over heimwee gesproken: ik denk wel, dat de mensen op de een of andere manier heimwee hebben naar de manier waarop de verslaggeving vroeger gebeurde. Door de feiten en details die je geeft en door het inkleuren van het geheel. Het specialisme dat sportverslaggevers – vaak zelf oud-sporters – tegenwoordig aan de dag leggen is niet mijn stijl. Want ze praten elke seconde dicht en het is veel te specialistisch. Welke ketting Armstrong erop heeft liggen… dat gaat mij veel te ver. Ik heb het liever over sfeer. Als we bijvoorbeeld een kathedraal passeren, dan zeg ik: Nou, da’s die en die stijl, geweldig mooi interieur, dus gaat u eens kijken als u in de buurt bent. Dat soort dingen gooi ik eruit. Toen ik Jan Ullrich na afloop van het WK in Lissabon zag zitten met een dikke Cubaanse sigaar en een glas champagne, liep ik naar ’m toe en zei: Und, Jan? Met een gelukzalig gezicht zegt hij: Whoah… herrlich! Dat onthoud ik en op een gepast moment breng ik het erin. Om te laten zien, dat een jongen die zó ontzettend onder druk staat, toch zulke momenten heeft.”



Jean Nelissen (2 juni 1936 – 1 september 2010)
Hier met een nog jonge Mart Smeets (links)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e ook mijn twee blogs van 11 juli 2011.