Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, A. Marja

Eens in de zoveel tijd houdt een computer ermee op. Vanwege deze recente computercrash slechts een beperkt blog vandaag.

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Paravion (Vertaald door Ira Wilhelm)

“Ach, haltet doch alle den Mund! Ein Golf GTI, das wär s. Halla! Und bei einem Ford Escort oder Transit würde ich auch nicht nein sagen!”
Sie fielen sich schreiend ins Wort, brummten wie die Motoren der genannten Autos, und träumten mit Augen, die bisher nur Simcas und Peugeots 205 erblickt hatten. Der Fischer war der einzige, der einen echten Mercedes hatte, denn er verdiente viel Geld mit dem Handel von Mutterkorn und Cannabis, die er bei Cheira und Heira ertauschte. Seit kurzem jedoch waren die Lieferanten verschwunden; vermutlich gestorben. Jetzt hatte er keine Ware mehr und mußte sich etwas einfallen lassen, vielleicht könnte er den Mercedes an einen der Brüder verkaufen. Sein Ansehen stand auf dem Spiel. In seinem Rausch nickte er und trank lächelnd seinen Tee.
Auf der Vorderseite des Hauses hing ein Schild: FÜR FRAUEN VERBOTEN! Das Gebäude war viereckig, die Schatten in seinem Innern waren rotbraun, die Theke bestand aus einem Brett, das auf zwei Fässern ruhte; dahinter diente ein kleiner blau-weiß gekachelter Alkoven als Küche; dort stand ein Gasherd, auf dem Tee gekocht wurde, aber auch Suppen und Eintöpfe aus Hühnerfleisch, Kartoffeln und Oliven. In Mauernischen standen Öllampen – das sparte Strom. Das Teehaus müßte eigentlich dringend vergrößert werden, denn die Zahl der Gäste stieg ständig. Es befand sich am Haupteingang von Paravion und fungierte, wie bereits erwähnt, gewissermaßen als Empfangshalle für Neuankömmlinge. Davor stand in geplättelter Erde der Baum mit den glasierten Äpfeln. Der Boden hier war feucht und fruchtbar. In den Grünanlagen um das Teehaus herum blühten Rosen, häufig besucht von glücklichen Bienen.
Ein Teil des Gebäudes war eingerüstet, und die Bauarbeiter tranken noch vor Arbeitsbeginn Tee und aßen Gebäck. Doch gingen sie während ihrer Brotzeit so im Betrachten der Passanten (- /w) auf, daß die Zeit bis zum Anbruch der Siesta rasch verging und es danach zum Arbeiten natürlich zu heiß war. Ein Mittagsschläfchen aber würde sie gewiß erfrischen. Wie sie bei alledem zu den Farbspritzern auf Kleidern und Händen und zu den schwarzen Rändern unter den Nägeln kamen, war ein Geheimnis des Lebens. Sie schlürften, schmatzten und rülpsten.”

 

Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, A. Marja”

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, A. Marja, John McPhee

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

 

Uit: Toen Jahweh nog een vriendin had

“De felle strijd tussen de twee groepen en andere latere schisma’s en gevechten deden de genoemde geschiedschrijver Ammianus verzuchten: “Geen enkel wild beest is zo vijandig jegens de mensheid als sommige van de Christenen in hun beestachtigheid jegens elkaar.” Eenzelfde bittere onderlinge haat vinden we ook bij de moslims en wel tussen de sjieten en de soennieten: de oorzaak van die strijd is onenigheid over wie Mohammed had moeten opvolgen. Ook Constantijn maakte zich grote zorgen over de tweestrijd, maar op een paganistische manier: hij vreesde dat God misnoegd zou raken door deze twist en Zijn gunsten zou tergtrekken. Zijn pogingen de twee groepen met elkaar te verzoenen waren echter tevergeefs.

In februari 360 wordt Julianus door zijn troepen in Parijs tot Augustus uitgeroepen, dat is de titel van de heerser over het gehele Romeinse rijk. In november van hetzelfde jaar vaardigt deze onverzorgde man van zelfspot en ironie; hij kreeg de bijnaam Cercops, naar het mythische mensenras dat door Jupiter in apen was veranderd – een edict uit ten gunste van het paganisme en beveelt de opening van de oude heidense tempels. Ook wordt het verbod op allerlei voorspellingen opgeheven. Hij was nogal verbitterd over de moraal van de christenen, zoals hij die had leren kennen, toch stond hij een samenleving voor waarin plaats was voor religieuze verscheidenheid.

De beschrijving van deze man van letteren, van dromen en dagdromen, leest als de beschrijving van een kunstenaar, hij vertoonde dezelfde verstrooidheid en gebrek aan belangstelling voor zijn uiterlijk als Stephan Daedalus in Ulysses. Hij stierf op 26 juni 363 tijdens een oorlog tegen Shapur II, de keizer van Perzië. Historici verschillen van mening over de oorzaak en dader, die hem met een speer de lever doorboorde: een Christuswond. Een theorie luidt dat het – verdomd als het niet waar is -–een Arabier was, een bedoeïen die in opdracht handelde, maar van wie? (Bedoeïenen waren vaardige speermakers- en –werpers.) Zijn dood betekende het einde van het heidendom, dat slechts nog beleden werd in de uithoeken van het Romeinse rijk, ironisch genoeg op het Arabische schiereiland waar na twee eeuwen een andere man zou opstaan om de genadeklap te geven aan de tolerantie en kleurrijkheid van het paganisme, een man van een agressief monotheïsme, Mohammed genaamd.“

 

Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, A. Marja, John McPhee”

A. Marja, Vladimir Nabokov, Jan de Hartog, Jos de Haes, Chetan Bhagat, Peter Weber

Bij Goede Vrijdag

 

 

 cranach

Kruisiging, Lucas Cranach de Oude (1472-1553)

 

Neo-golgotiek

Dat kruis kun je elke dag
van me kado krijgen
maar de vent die eraan hing
hángt –

kijk al die vette
magere papen
die protestanten
joviaal uitgestreken
die dichters schilders
estetisch ontroerd
daarvan kakelend
in de doodsslaap die
ze leven noemen –

een nieuwe beeldenstorm
hoe zindelijk ook
is niet per se nodig
we kunnen er gelukkig
om lachen –

zwaai met een strop
een stengun
een gaskamerhandle
alles gaat nu eenmaal
vlugger tegenwoordig –

zie die vent hangen
zie met pascal
die mens in doodsstrijd
tot het einde der dagen –

we kunnen niet maffen
we kunnen niet kakelen
we kunnen er niet diepzinnig
over doen –

we moeten gewoon
opstaan
wat dood is dood laten
doen wat we kunnen –

god weet is het niet
voor eeuwig te laat.

 

  

A. Marja (8 maart 1917 – 10 janüari 1964)

Lees verder “A. Marja, Vladimir Nabokov, Jan de Hartog, Jos de Haes, Chetan Bhagat, Peter Weber”

A. Marja

De  Nederlandse schrijver A. Marja (pseudoniem van Arend Theodoor Mooij werd geboren in Oude Leije op 8 maart 1917. In 1924 verhuisde het gezin Mooij naar Winschoten, waar Marja van 1930 tot 1936 de christelijke hbs bezocht. In 1934 ontmoette hij de dichter in de dop Koos Schuur, met wie hij tot zijn dood nauw bevriend zou blijven. Onder invloed van een leraar Duits publiceerde Marja, nog onder zijn eigen naam, op 2 februari 1935 een gedicht in Volk en Vaderland.  A. Marja debuteerde in 1937 met de dichtbundel “Stalen op zicht”. Zijn enige roman “Snippers op de rivier” beleefde vijf herdrukken en werd door critici bejubeld. Marja wordt door sommigen tot de Groninger School gerekend. Marja maakte furore met zijn ‘practical jokes’, rigoureuze grappen die hij uithaalde met collega-dichters en schrijvers, die hem niet altijd in dank werden afgenomen. Zijn biografie kenmerkt zich door ongeluk: hij kon van zijn scheppend werk niet leven, had moeite met het behouden van een vaste baan, hertrouwde tweemaal en had al vroeg hartklachten en diabetes. In oktober 2008 zorgden een heruitgave van Snippers op de rivier, een bloemlezing uit de gedichten van A. Marja en een speciale aflevering van het literaire tijdschrift Tzum voor een revival.

Een psychiater

Soms als er iemand op zijn divan ligt
zich los te kronkelen uit een neurose,
begint hij aan zijn binnenkant te blozen
om wat er gaapt tussen zijn overwicht

en ’t knaapje dat nog altijd in hem leeft
met spillebenen, lokken, meide-kleren
en, later, dat hardnekkig masturberen
waarvan zijn moeder nooit geweten heeft.

De angst dat al die anderen ’t begrijpen
kan af en toe nog zijn testikels knijpen,
maar laat hem los zodra hij spreekuur heeft.

Alleen die blos – omdat wie tot hem komen
niet weten hoe de droesem hunner dromen
cement wordt waarmee hij zijn vesting bouwt.

 

Een dorp

De groenbemoste boerenhuizen keren
beminnelijk hun mesthoop naar de straat,
waar zich de dorpsjeugd tracht te amuseren
en men op zondag statig kerkwaarts gaat.

Het hart, bedolven onder zoveel kleren,
houdt regelmaat, ook als het feller slaat:
wie hier zijn heilsleer tracht te propageren
ruikt mest en kent weer ’s mensen aardse staat.

Ik rijd er rond en denk: de jaren kwamen
en gingen weer, zij waren matig boos
of matig goed; een vaag gerucht van namen

bleef zelfs wel de oorlog hier – maar na een poos
zie ik een bouwval met verwoeste ramen:
de synagoge, zin- en waardeloos.

 


A. Marja (8 maart 1917 – 10 januari 1964)