Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Blauw en rood

Al liepen alle vrouwen nou
Op straat in blauwe japonnen,
Al liepen hun mannen ertussendoor
In rode pantalonnen:

Ik zag ze niet door ’t luchteblauw,
Dat hemelse blauwe wonder;
Ik zag ze niet door ’t pannenrood,
Waar ’t stadsvolk wonet onder.

Met luchteblauw en pannenrood,
Was de wereld schoon beschilderd;
Maar door onze zonden zijn hier en daar
Die kleuren verweerd en verwilderd.

 

Van de liefde die vriendschap heet

10
Moeder van Smarten, zie mij aan, ik lijd…
Gij zaagt Hém hangen aan het hout, uw zoon,
Met bleek, bebloed gelaat en doornenkroon,
Die langzaam stierf in ongedeelden strijd.

En stil bleeft gij daar staan, alsof ge áltijd
Weer dacht dat Hij Góds Zoon was, en te schoon
Voor éengen dood, – en Hij hing dáar ten toon:
Uw kind, die Moeder veler smarten zijt.

Moeder van Smarten, zie mij aan, ik lijd…
Hef stil uw ogen op, van waar gij staat:
Ook ik, ik staar op ’t kruis, waar Eén aan sterft!

En ik, Moeder van Smarte! ook ik belijd
Hém als Gods Zoon, en ook mijn ziel vergaat
Van liefde, als de uwe, en lijdt als zij Hem derft.

 

De deizende sterren

De deizende sterren, zij tink’len
Hun vesper mij na, waar ik rijs,
Tot die tonen mijn voeten besprink’len
Op de trappen van ’t zonnepaleis.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Portret door Jan Veth (1885) in het Rijksmuseum

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer”

Dolce far niente, Albert Verwey, Kees Stip, Martin Amis, Howard Jacobson, Charles Wright, Maxim Biller

Dolce far niente

 

 
The Bathers door John Singer Sargent, 1917

 

Baders hartewens

Dwars door de tuinen
Van roos en ranken
Zich
‘t pad te banen,
Dan door de lanen
Van zand en dennen
Vluchtig te rennen
Tot waar de kruinen
Van hoge duinen
In
‘t blauwe blanken
En zo te naderen
Met zwellende aderen
In laatste loop
De harde golven
En, overdolven,
Hun koele doop.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Amsterdam, 19e eeuw. Albert Verwey werd geboren in Amsterdam

 

Lees verder “Dolce far niente, Albert Verwey, Kees Stip, Martin Amis, Howard Jacobson, Charles Wright, Maxim Biller”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

Noach’s duif

Ik rustte in ’t holle van een golf, ik plooide
Mijn vleugels en ik deinde: ik wist niet meer
Bewoog ik mee omhoog of mee omneer
En of mij links of rechts mijn schomling gooide.

Er was gedroppel dat zich op mij strooide,
Er was een hemel en een hemels weer,
En ik genoot en leefde in iedre veer,
Verheugd omdat zo schoon heelal mij kooide.

Toch wiekte ik traag en wendde en naar mijn ark
Richtte ik de koers: van boom op hoge heuvel
Plukte ik een twijg en gaf me aan ’t venster in.

En mensen, beesten, met vervreugden zin,
Haastten weer uit met mij naar ’t vorig euvel:
Het godverlaten, schendig aardepark.

 

Van de liefde die vriendschap heet

9
Men kàn geen vlammen als een gouden vloed
Uit éen vaas gieten in een andre vaas:
Daarbinnen branden ze en een bevend waas
Gloeit door het hulsel heen met halven gloed.

Open het nooit – het is zoo schoon, en ’t moet
Zó schoon zijn, blijvend in die zelfde plaats:
Die vlam zal niemand zien: zij zal, helaas!
Zichzelf verteren daar haar niemand voedt.

Brand niet zoo luid, mijn ziel! waaróm zoo luid?
Gij weet toch, dat ge alleen en stil moet zijn;
En veel begrijpen, daar me’ ú nièt verstaat;

Gloed bréngt geen gloed voort, ziel! úw gloed vergaat
Weldra, die grote, en zie, een schone schijn
Is om u, maar die ook dooft aanstonds uit.

 

Orfeus

Had Orfeus niet Eurydice gedood
Door zelf te hunkren naar haar levende ogen,
Voor eeuwig had hij haar in ’t licht gevoerd.

Nu stond hij wenend waar zich de afgrond sloot
En had voorgoed zich aan zijn arm onttogen
Wie hij zo vast zich dacht aan ’t hart gesnoerd.

Nu bleef zijn hunkren als een open wond
En ’t lied van nederwaarts gericht verlangen
Zwaar en verzadigd als een boom die treurt,

Terwijl die Andre opnieuw de cirkling bond
Waaruit alleen de opvaart van zijn gezangen
Haar – voor hoe kort, helaas! – had losgescheurd.

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Albert Verwey en Stefan George door Jan Toorop, 1901

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom”

Dolce far niente, Albert Verwey, James Baldwin, Isabel Allende, Philippe Soupault

Dolce far niente

 

 
Zeelandschap in de morgen, Simon de Vlieger, 1640-45

 

De Noordzee

De Noordzee doet zijn gore golven dreunen
En laat ze op ’t strand in lange lijnen breken.
Zijn voorjaarswater marmren groene streken
En schuim en zwart waaronder schelpen kreunen

Zie van ’t balkon mij naar den einder leunen
Met ogen die sinds lang zo wijd niet keken:
Een droom in ’t hart is me eer ik ’t wist ontweken
En ’t oog wil buiten me op iets komends steunen.

Hoe ben ik altijd weer vervuld, verlaten:
Vervuld van liefde en hoop en schoon geloven;
Verlaten als mijn dromen mij begeven.

Maar dan komt, o Natuur, langs alle straten,
Uw kracht, uw groei, uw dreiging, uw beloven –
Hoe klopt mijn hart van nieuw, van eeuwig leven.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Zicht op de Montelbaanstoren te Amsterdam, gezien vanaf de Sint Antoniesluis
door Cornelis Vreedenburgh, 1920. Verwey werd geboren in Amsterdam

Lees verder “Dolce far niente, Albert Verwey, James Baldwin, Isabel Allende, Philippe Soupault”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

De warme zon is boven mij

De warme zon is boven mij,
Ik wandel in de warme lucht,
Mijn voeten op de warme wei
Maken, alleen, haast geen gerucht.

Ik ben een deel van al wat is,
Een warm jong groeisel in de zon;
Maar ik, van al wat om mij is,
Voel dat ik leef en zie de zon.

Dat land, dat weet niet dat het leeft,
Die lucht voelt niet hoe zoel zij is,
Die zon ziet nooit hoe ’n licht zij geeft:
Zij leven ’t licht in duisternis.

Zij zijn een glorie, en zoo na
Aan mij, die zeg dat ’t glorie heet:
Ik enkel, daar ‘k in glorie ga,
Spreek uit mijn glorie wat ik weet.

 

Van de liefde die vriendschap heet

6
O gij, mijn lief, die nu door ’t lieven lijdt,
Klaag niet in stilte alleen, – maak poëzie
Van leed, – ach laat geween en melodie
Tussen ons zijn een zoete somberheid.

En ik, die u nu liefheb, begeleid
Uw zang met wederzang, ter harmonie
Van klare koren, kalme profetie
Van vreugde en liefde en innige eindloosheid.

Gelijk wanneer een nachtegaal alleen
Wel tracht te zingen, maar niet kunnend, treurt, –

Tot ze, als een andere ’t lied begint, meteen
Uitklaagt in lange liefde, beurt aan beurt, –

En beî de bosjes vullen met geween
Van tonen, tot de zon de kimmen kleurt.

 

Topzieke rups

Topzieke rups, in ’t stijgen
Van blad op blad, van steel op stam,
Denkt ge eindlijk te verkrijgen
Het veld van blauw, de witte vlam?

Te hoog! Ge kunt niet keren!
Hangende aan hoogste top,
Geeft ge, in verdwaasd begeren,
Nogeens u op.

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Portret door Jan Veth, 1885

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

Met een ruiker

Tussen haar zusters, de verkoren rozen,
Verbergt zij kuis en bang de zaligheid
Die haar verwart en mijmerend doet blozen
Nu zij vermoedt waartoe ze is voorbereid.

De bloemen op haar haastige adem beven.
Waarom die vrees?…want ze is mij teer verwant
En heeft mij daarom argeloos gegeven
Dit warme speelgoed, haar verliefde hand.

 

Van de liefde die vriendschap heet

5
Lamp mijner ziel, die me in ’t verborgen gloort,
Zoet wonder van ’t heelal, dat niemand weet,
Brand niet zo duister in dien mist van leed,
Maak niet altoos uw schijnsel droef; – gloed hoort

Bij gloed, wat schoon is brengt wat schoon is voort,
Zoet zoekt zoet, lief! och, dat gij ook zo deedt,
U zelven zoet, uw zoet Zelf minder wreed,
Dat dus mijn bidden eindlijk werd verhoord.

Of als ge in smart dan altijd leven moet,
Laat dan mijn ziel in tot uw ziel en paar
Hen beiden in éen smart en éne klacht; –

Opdat ze als tweeling-vlammen in éen nacht,
Verborgen branden, gloren naast elkaar,
In enen stillen walm en ronden gloed

 

Geëtste prentjes

[Niets is nu aangenamer dan in ’n koele kamer rode wijn te slurpen bij kleine teugjes en met de pen op ’t papier in ’n gearceerde schemering]

Met pennenkratsen op ’t papier te teek’nen,
Als met een etsnaald op het harde koper:
Een veenplas op een landschap tegen avond
Of zielenbeeldjes, met een fijner lijn
Dan ’t scheren van een strohalmpje over ’t water,
Of trilling van een meeuwenvleugel ; — ritmisch
Bewegen van de pen en ’t op en neer
Getik van ’t rijm, als ’t tikken van ’n klok,
Die de seconden aan elkander rijmt ; —
Of ook gelijk het heen- en weergaan van
Een waaier in een nauwbewogen hand —
Daar achter ’n vrouwsgelaat in donker haar. —
Als ‘k etsen kon zou ‘k van dat vrouwsgelaat
En van die waaier in de slanke hand,
Van rode wijn en van wat zomerwarmte,
Met schaduw van een etsnaald schetsjes maken
Op koper — zo, mijn vriend, wie etsen kan,
Beproev’ te vatten wat ik vatten zou.
Maar er is ijver nodig om tot ets
Te maken wat een dichter heeft gedroomd
In luiheid, onder warmte en rode wijn.

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Albert Verwey en Kitty van Vloten ca. 1890.

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch”

Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir

 

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet: –
Hij eet van ’t leven al wat lekker smaakt,
En proeft van ál zijn passies: zijn mond raakt
Iedere vrucht, die iedre hand hem biedt.

Hij zoekt in dronkenschap een droom, die vliedt,
In ’t leven, – tot hij, moede en koud, ontwaakt,
Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt
Des levens droesem bitter als verdriet.

En dan noemt hij de wijn, die vreugde geeft –
Zijn passie – zonde, en nuchterzijn zijn deugd,
Daar hij zich dwaas dronk in een mooie droom,

En in het leven schijn zocht, die niet leeft.
Hij vleit zich met de erinn’ring zijner vreugd,
Maar durft geen appel proeven zonder schroom.

 

De handdruk

Er is zoveel waar ’t wonderlijk begeren
Ongaarn naar reikt; want wij zijn zo gemaakt
Dat wij niet enkel wat ons scha doet weren,
Maar onze trots ook wat wil helpen wraakt.

Op andren niet alleen maar op ons eigen
Verhalen wij het leed dat de andre ons deed,
En voeden lust in pijn en wonden krijgen
En noemen de andre en weten zelf ons wreed.

Dan staan we op ’t laatst in het heelal, verbijsterd
Dat zoveel schoons als toch moet zijn, niet blijkt:
Wij voelen ons gelijk een boom, geteisterd
Door wind, weer, bliksem, schoon hij niet bezwijkt.

Wij staan alleen: dan sluipt zich in ons voelen,
Dan dringt zich door naar ’t aarzelend verstand,
Gemeenschap, zwijgend, vol verstaan bedoelen:
De warme druk van een bevriende hand.

 

Van de liefde die vriendschap heet

 3

Ik had uw hart mij tot een huis gewijd:
De wierook brandde – de opgeslagen blaân
Der schriften gloorden – de ark zag ’k openstaan –
Ik had mijn wolk rondom mijn huis gespreid.

En zie, in mijn huis zit een wisslaar aan,
Midden in mijn mysteriën, als beidt
Hij mijne komst: – opent de poorten wijd,
Strooit lovers, dat mijn voet moog’ binnengaan!

Wee mij! straks zal mijn levensmoede ziel,
Droef als een vlam, die half omsluierd gloort,
Rijzen naar waar àl bleke zielen zijn.

Om daar te branden met den matten schijn
Van onbegrepen liefde en ’t onverhoord
Bidden te horen van wie na mij kniel’.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)

Dichters groepsfoto:, circa 1900. Boven:  Alfred Schuler, Stefan George  

Bemeden: Karl Wolfskehl, Ludwig Klages, Albert Verwey

Lees verder “Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir”

Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Michael Lentz

150 Jaar Arthur Schnitzler

De Oostenrijkse schrijver en arts Arthur Schnitzler werd geboren in Wenen op 15 mei 1862.Dat is vandaag precies 150 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Arthur Schnitzler op dit blog.

Uit: Traumnovelle

„Und so saßen Mann und Frau, im Grunde froh, einem enttäuschend banalen Maskenspiel entronnen zu sein, bald wie zwei Liebende unter andern verliebten Paaren im Büfettraum bei Austern und Champagner, plauderten sich vergnügt, als hätten sie eben erst Bekanntschaft miteinander geschlossen, in eine Komödie der Galanterie, des Widerstandes, der Verführung und des Gewährens hinein; und nach einer raschen Wagenfahrt durch die weiße Winternacht sanken sie einander daheim zu einem schon lange Zeit nicht mehr so heiß erlebten Liebesglück in die Arme. Ein grauer Morgen weckte sie allzubald. Den Gatten forderte sein Beruf schon in früher Stunde an die Betten seiner Kranken; Hausfrau- und Mutterpflichten ließen Albertine kaum länger ruhen. So waren die Stunden nüchtern und vorbestimmt in Alltagspflicht und Arbeit hingegangen, die vergangene Nacht, Anfang wie Ende, war verblaßt, und jetzt erst, da beider Tagewerk vollendet, das Kind schlafen gegangen und von nirgendher eine Störung zu gewärtigen war, stiegen die Schattengestalten von der Redoute, der melancholische Unbekannte und die roten Dominos, wieder zur Wirklichkeit empor; und jene unbeträchtlichen Erlebnisse waren mit einemmal vom trügerischen Scheine versäumter Möglichkeiten zauberhaft und schmerzlich umflossen. Harmlose und doch dauernde Fragen, verschmitzte, doppeldeutige Antworten wechselten hin und her; keinem von beiden entging, daß der andere es an der letzten Aufrichtigkeit fehlen ließ, und beide fühlten sich zu gelinder Rache aufgelegt. Sie übertrieben das Maß der Anziehung, das von ihren unbekannten Redoutenpartnern auf sie ausgestrahlt hätte, spotteten der eifersüchtigen Regungen, die der andere merken ließ, und leugneten ihre eigenen weg. Doch aus dem leichten Geplauder über die nichtigen Abenteuer der verflossenen Nacht gerieten sie in ein ernsteres Gespräch über jene verborgenen, kaum geahnten Wünsche, die auch in die klarste und reinste Seele trübe und gefährliche Wirbel zu reißen vermögen, und sie redeten von den geheimen Bezirken, nach denen sie kaum Sehnsucht verspürten und wohin der unfaßbare Wink des Schicksals sie doch einmal, und wär’s auch nur im Traum, verschlagen könnte.

Fridolin nickte. “Was war’s mit dem?” fragte er.“

Arthur Schnitzler (15 mei 1862 – 21 oktober 1931)

Monument in het Türkenschanzpark in Wenen

Lees verder “Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Michael Lentz”