Judith Hermann, Michael Lentz

De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook alle tags voor Judith Hermann op dit blog.

Uit: Wir hätten uns alles gesagt

„Vor einiger Zeit bin ich mitten in der Nacht auf der Berliner Kastanienallee in einem sogenannten Spätkauf zufällig und unverhofft meinem Psychoanalytiker begegnet – zwei Jahre nach dem Ende der Psychoanalyse und zum allerersten Mal außerhalb des Raumes, in dem ich jahrelang auf seiner Couch gelegen hatte.
An diesem Abend war ich mit G. unterwegs, dem einzigen Schriftsteller, mit dem ich befreundet bin. Wir hatten bei einem Italiener auf der Eberswalder Straße gegessen, vor einer Bar einige Gläser Wein miteinander getrunken, G. hatte mich zur Straßenbahn bringen wollen, auf dem Weg zur Straßenbahn hatten wir angefangen, von unseren Müttern zu sprechen. Es waren dieses Muttergespräch, das leichte Betrunkensein und die Tatsache, dass wir auf alten Pfaden gingen – Arkona, Rheinsberger, Wolliner, Straßen, auf denen wir in unserer Jugend unterwegs gewesen waren, vor tatsächlich einem Vierteljahrhundert also, als es noch schneite, die Welt um uns herum schwarzweiß und reine Poesie gewesen war – , die dazu führten, dass ich eine Straßenbahn nach der anderen fahren ließ, wir uns an der Kastanienallee auf die Treppenstufen vor einer Haustür setzten und beide unvermittelt eine Zigarette rauchen wollten, obwohl wir uns das Rauchen schon vor Ewigkeiten abgewöhnt hatten.
An uns vorbei ging ein rauchendes Mädchen, und ich sprach sie an. Ich bat sie um eine Zigarette, und sie sagte entschuldigend, sie habe keine, aber drüben – sie deutete zum Spätkauf auf der anderen Straßenseite – könne man Zigaretten einzeln kaufen: wie früher. Wir gingen quer über die Straße, betraten den Späti, im Späti saß der arabische Besitzer hinter der Kasse, und vor der Kasse stand mein Psychoanalytiker Dr. Dreehüs und bezahlte gerade ein schönes Softpack gelber American Spirit.
Ich habe in meinem Leben häufig Menschen nicht erkannt, wenn ich sie außerhalb der gewohnten Strukturen angetroffen habe. Dr. Dreehüs war ich außerhalb seiner Praxis nie begegnet, in seiner Praxis im Grunde genommen auch nicht. Er hatte mir dreimal in der Woche die Tür aufgemacht, ich war an ihm vorbei durch den Flur gegangen, hatte das Zimmer betreten, meine Jacke ausgezogen und über den dafür vorgesehenen Stuhl gehängt; dann hatte ich mich auf die Couch gelegt, er hatte hinter mir in einem Sessel Platz genommen.“

 

Judith Hermann (Berlijn-Tempelhof, 15 mei 1970)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

ik was nooit
op een plaats
neergezet als
een meubel wilde
ik zijn door mezelf
neergezet
op een plaats
de ik niet die ik
nooit verlaten kan
en ik ben blij
ik ben de plaats
die me nooit die
me nooit verlaat

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook  mijn blog van 15 mei 2022 en ook mijn blog van 15 mei 2021 en eveneens  mijn blog van 15 mei 2019 en ook mijn blog van 15 mei 2018 en ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Sander Kollaard, Jan Lauwereyns, Michael Lentz

De Nederlandse schrijver Sander Kollaard werd geboren op 13 mei 1961 in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Sander Kollaard op dit blog.

Uit: Uit het leven van een hond

“Het hart klopt, denkt Henk van Doorn als hij wakker wordt, en het bloed stroomt. Goedbeschouwd is dat het verstandigste wat je erover kunt zeggen.
Het is een merkwaardige gedachte en een onwaarschijnlijk begin van de dag, van zijn herwonnen bewustzijn, maar het doet in elk geval wat een begin behoort te doen: het suggereert een vervolg. Met die eerste gedachte dienen zich nieuwe gegevens aan: de ruimte waarin hij zich bevindt (zijn slaapkamer), de tijd (ergens tussen acht en negen) en van het weer (zonnig). Van harte gaat het niet. De nieuwe gegevens komen aansjokken als pubers die net wakker zijn en met zure, stuurse gezichten aan de ontbijttafel gaan zitten, beledigd dat hun weer een nieuwe dag in de maag is gesplitst. Henk slaat de nieuwe gegevens van enige afstand gade, nog loom en zwaar op de matras: dat het zaterdag is; dat Schurk gisteravond niet helemaal lekker leek en misschien iets verkeerds heeft gegeten; dat hij later vandaag zijn jarige nichtje Rosa moet bellen. De hoeveelheid informatie groeit en daarmee zijn bewustzijn en de man die hij is. Henk van Doorn, IC-verpleegkundige, 56 jaar oud.
Als hij op de klok kijkt, ontdekt hij dat informatie niet altijd betrouwbaar is. Het is nog maar een paar minuten over zes. Dat roept de vraag op of hij zich zal omdraaien en de ogen sluiten en zo de inmiddels verzamelde informatie zal lozen in nieuwe slaap. Het is een verleidelijke gedachte, maar het is te laat. Er is al een kritieke massa bereikt en intussen komt van alle kanten nieuwe informatie opgezet, opgewekter nu, niet zoals die pubers maar meer zoals de pinken die hij een paar dagen geleden in de wei zag en die hem en Schurk langs het hek volgden, opgewonden, baldadig, totdat hij een stap in hun richting zette, boe, en ze collectief achteruit stapten om hem vervolgens van een paar meter afstand aan te staren in een halve cirkel van natte neuzen en dromerige ogen – ongeveer zoals de gegevens over wie en wat hij is hem nu aanstaren, die nog altijd bewegingsloze man in bed.
Het hart klopt, hoort hij opnieuw, en het bloed stroomt. Hij realiseert zich dat de gedachte een restant is van het gesprek dat hij gisteravond voerde aan het eind van zijn dienst, met een nieuwe collega, een jonge vrouw van wie hij de naam alweer kwijt is. Ze hadden het over de betekenissen die aan het hart worden toegedicht: dat het geheimen verbergt; dat je het kunt vasthouden; dat het kan overlopen van liefde, maar in sommige gevallen angstaanjagend kil blijft. Allemaal onzin, had de vrouw gezegd, op een besliste toon die hij niet sympathiek vond. Onzin. Het hart is een pomp. Het klopt, het bloed stroomt, dat is alles.”

 

Sander Kollaard (Amstelveen, 13 mei 1961)

 

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

 

Het koeldingige van Sonic Youth

Zet dat nummer vier op met die vijand

Van het type dat vast geen dansen kun
Zet dat nummer vier op met die vijand

De stekker uit en ja, wat zie je wel
Van het type dat vast geen dansen kun

Haai zou niet willen, haai denke van niet
De stekker uit en ja, wat zie je wel

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Wonderknaap wage zich an die proeve

Onder ijs woelen blauwgrijze golven
Wonderknaap wage zich an die proeve

Muzikaal ziet poesje van verre wreed
Onder ijs woelen blauwgrijze golven

Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven
Muzikaal ziet poesje van verre wreed

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Ons meisjes van blanke handel bevrijd
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Ons meisjes van blanke handel bevrijd

Verlegen wezen we niet op het woord
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Schrik als we hebben van heure schappij
Verlegen wezen we niet op het woord

Schrik als we hebben van heure schappij
Pikdonker loert en besluipt de panter

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Pikdonker loert en besluipt de panter

Bijkomstig smeult het gewricht op zolder
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Je hemels licht knapt er dadelijk op
Bijkomstig smeult het gewricht op zolder

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit
Je hemels licht knapt er dadelijk op

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

of we dat
doen kunnen vraag je
de suikerlepel een keer
in het koffielicht dompelen met suiker
vraag je en afwassen daarna
de suikerlepel de rode
en weer terug in de
suikerpot in het suikerglas de lepel
eigenlijk niet
zeg ik
eigenlijk niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2022 en ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Albert Verwey, Michael Lentz

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Van de liefde die vriendschap heet

15

Zo als een kind rijk-zijn niet anders kent
Dan dat het woont in een rijk huis en eet
Van goude’ of zilvren bord, en gaat gekleed
In zacht satijn of bont, en ’t zich gewent,

Dat het door ’t huis vlugge bedienden zendt
Om lieve grillen en nooit anders weet
Of ’t hoort zo dat zijn bedje is toegereed
Met dons, ombeeld met kostbaar ornament; –

Zo ken ook ik mijn rijkdom anders niet
Dan dat ik in u woon als welkom gast,
En mijn en uw ziel zitten samen aan;

Wijl mijn gedachten als bodinnen gaan
Om een zoet woord van u, die mij verrast
Door ’t rijke wonder van uw lach en lied.

16

Ik ben een dichter en der Schoonheid zoon.
Alles wat schoon is, is me een vreugd altijd.
Mijn hart is menslijk, maar of ’k lach of lijd,
Mijn lachen en mijn leed zijn beide schoon.

Ik heb de macht dat ik wat schoon is toon
Aan andren, door de taal die ik belijd,
Zodat wie leest bedroefd wordt of verblijd,
Maar zich bedroevend vreugd smaakt van mijn schoon.

En zó zal ik, die altijd dichter ben,
Nooit enkel lijden, daar geen ogenblik
Der schoonheid wonder van mijn ziel zal vliên.

En daarom (zo ik recht mijzelven ken),
Zal ’k altijd troosten kunnen, wie als ik
Lijden, maar in hun leed geen schoonheid zien.

 

Nieuwe reis

De zilvren eilanden van Denemarken,
In ’t zomers-vroege licht waar ik ze zag,
Lagen als perken in de waterparken
Waardoor ik voer bij ’t opgaan van de dag.

Geen morgen was ooit lieflijker, ooit reinder.
Een pasgeslepen wereld toonde nog
In land en water en verborgen einder
Haar vreemdheid, maar geen aanvang van bedrog.

En ook wij beiden waren, bij ’t beginnen
Van zulk een nieuwe reis, in hoop en schroom,
Als zonder zonde, als met gebade zinnen
Open naar ’t waken en nog vol van droom.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Borstbeeld in Noordwijk aan Zee

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

vergeef me

Ik heb altijd precies willen zijn
dat de deur sluit wanneer deze sluit
dat dit de laatste blik achterom is
je mond die warm is je hand
de omarming de omarming
dat de herhaling niets herhaalt
slechts versterkt ik heb gewoon
de dingen voor een keer duidelijk willen maken: voor altijd
nu staan ze er heel verloren bij
alsof er altijd alleen maar iets is dat in beeld komt
ik wil later toch niet in details verdwalen
– een handvol beelden vervliegt
en later is altijd
en de spraak wordt gevolgd door de tegenspraak en het wonder van het lichaam
door de wonderlijke schaduw
en van de dingen tot slot hielden van de schaduw
we hielden van de schaduw van het bos
de geur die uit de schaduw komt
en toen we ‘s zomers gingen schrikken hielden we van
de puntige schaduw van de bomen
waarin we dakloos neerzonken
zo koel zo beschermend
en vergeef dat we geen schaduw hebben
de liefde is een uitloop die leeg is
de liefde is een woord dat pas op de plaats maakt
maar je bent niet alleen alleen
is het niet de grootste eenzaamheid om niet alleen te zijn?
een keer een duidelijke gedachte krijgen en je hand kleurt hem in
de hand die nog warm is de mond
dat dit de laatste blik achterom is
en dat de deur wanneer deze sluit gesloten blijft

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook mijn blog van 15 mei 2020 en eveneens  mijn blog van 15 mei 2019 en ook mijn blog van 15 mei 2018 en ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Albert Verwey, Michael Lentz

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

EEN LIEDJE VOOR HANSJE

Hij is in ’t midden van de mei
Geboren en een dichter zei:
Dit is een kind dat zingen zal,
Dat de mensen ’t horen óveral;
0, wat een zeldzaam mei-geval:
Hij is in ’t midden van de mei
Geboren.

Hij mag een lelijk mosje zijn
Wie horen wil naar liedjes fijn,
Die zoekt de mooiste vogel niet:
Van de lelijkste vogel is ’t mooiste lied;
De mensen horen maar zien hem niet:
Hij is in ’t midden van de mei
Geboren.

De mei, dat is het zingenstij;
Mei-kindertjes zijn ik en jij;
En nu zing ik het eerste lied,
Maar zeker zing ik het mooiste niet:
Van Hansje komt bet mooiste lied.
Hij ook is midden in de mei
Geboren.

 

Van de liefde die vriendschap heet

14
Als voor mijn oog mijn dromen een voor een
Langs trokken als een lange karavaan
Vermoeide slaven, die de mulle baan
Gebukt aftreden, stom ten kimmen heen

De blikken richtend met een dof gesteen; –
En ’k dacht dan dat dus àlle dromen gaan,
Ook die nog komen, en me ontviel een traan,
Die heel mijn zijn-zelf te bewenen scheen: –

Dan troostte ’t mij dat ik niet arm kan zijn,
Zolang gij rijk zijt en ’k u in mij draag,
En andren zeggen kan: zie, dat is mijn!

Wat deert mij dan dat ik om dromen klaag,
Die werden wat zij zijn, een schone schijn, –
Daar gij mij rijk maakt zonder dat ik vraag.

 

Zomerweide

De blanke koeien waden ’t weigras door,
Uit hoge hemel daar een wolkbank ligt
Straalt trillende op koe-ruggen zomerlicht,
’t Gras ripplend krijgt een esmerauden gloor.
Warm vlakt de vaart daar ’t groene riet langs spicht,
Golf deint en spoelt, trekt zijn geglinsterd spoor
Stoomboot in stroom en stuurt de schomling door
Die ’t riet doet ruise’ en glinstren elke schicht.

De middagstilte is in mijn brein en warm
Voel ik mijn leên gezwoll’n en strek mij gaarn
Bij wat’r en wei die lijklijk luide zijn.
’t Hoofd achterov’r ontwaar ‘k een bleke lijn
Tussen mijn wimpers, ‘k hef een lome arm,
En hoor wijl ‘k slaap de grote boten vaarn.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Portret door Jan Veth, 1885

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

gelsenkirchen

een oude vrouw een rollator
straatrand en witachtige duif
daar rolt de rollator verder langs oude vrouw
en met haar schoen slecht ter been
zal daar eens aan de slag gaan
zo eens naar links gerold
en aangetikt zo eens naar rechts
de holle vogel en al
vliegen erin
ach zo!
kapot
nou echt niet
over de brug daar racet deze trein
en dan?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook mijn blog van 15 mei 2019 en ook mijn blog van 15 mei 2018 en ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

De koopman zit op zijn kantoor en somt

De koopman zit op zijn kantoor en somt
Bij ’t walmend licht der lamp de winst van ’t jaar:
Hij telt zijn posten preevlend bij elkaar
En cijfert, tot zijn rug zich dieper kromt,

Als de balans niet sluit. Hij peinst en gromt,
Half-binnensmonds en met verstoord gebaar
Telt hij opnieuw, ontstemd om ’t zoeken naar
Een cijfer-cent, die niet te voorschijn komt.

En …l zijn winst vergeet hij, niet tevrêe
Vóór ’t vinden van het cijfer van een cent –
Zijn kast is vol met hoopen klinkend goud: –

Ik ben bevreesd, dat ik soms óok zoo deê,
En centen-cijferend mij heb ontwend
’t Gouden geluk te zien dat ‘k overhoud.

 

De gesloopte plaats V

Sta op, mijn lief, de zon schijnt door de boomen,
De vogels vliegen al om voedsel uit,
De visscher achter ’t huis sleept in de schuit
Zijn net, gevuld met visschen, uit den stroom en

De stalknecht legt op ’t voorplein reeds de toomen
Zijn paarden aan, – sta op, mijn lief, mijn bruid,
De aarde is voor ons ook nieuw en schoon en luid,
Sta op, mijn lief, nu is geen tijd voor droomen.

Kom mee, mijn eenigst dat aan ’t veld ontbrak.
De reiger stijgt, de ooievaar op het dak
Vliegt hene en weer, den heelen hof doorruischt

De wind, gezeefd door stralen; ’t water bruist
Bij ’t vallen om de bocht en schuimt en blinkt,
Warm wordt de lucht die dauw en droppen drinkt.

 

Van de liefde die vriendschap heet

12
Ik walg nu van die dagen vol van zon,
Van die zon zelf, die niet wil ondergaan;
Wanneer het nacht was zou ik naast hem staan
En zeggen:Vriend, ’t was waar, eerst nu begon

Mij ’t leven, al wat ik eertijds verzon
Was logen, wat ik zei van zon was waan,
En van genot en liefde, maar, welaan,
Vergeef mij dat ik zoo dwaas dwalen kon.

Dan zou ons zijn een zoet verkeer van leed,
Zeer innig, als van zielen, nu ontdaan
Van trots en ijdelheid en klein belang; –

En elk van ons zou ’t zijn of naast hem schreed
Zijn eigen ziel, op ’t eind geheel verstaan,
Naakt en een glorie, van eenzelfden rang.

 


Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Cover brievenboek

 

De Oostenrijkse schrijver en arts Arthur Schnitzler werd geboren in Wenen op 15 mei 1862. Zie ook alle tags voor Arthur Schnitzler op dit blog.

Uit: Reigen

„GRAF Bist schon älter?
DIRNE Ins zwanzigste geh’ i.
GRAF Und wie lang bist du schon…
DIRNE Bei dem G’schäft bin i ein Jahr!
GRAF Da hast du aber früh ang’fangen.
DIRNE Besser zu früh als zu spät.
GRAF setzt sich aufs Bett Sag mir einmal, bist du eigentlich glücklich?
DIRNE Was?
GRAF Also ich mein’, geht’s dir gut?
DIRNE Oh, mir geht’s alleweil gut.
GRAF So… Sag, ist dir noch nie eing’fallen, dass du was anderes werden könntest?
DIRNE Was soll i denn werden?
GRAF Also… Du bist doch wirklich ein hübsches Mädel. Du könntest doch z. B. einen Geliebten haben.
DIRNE Meinst vielleicht, ich hab’ kein?
GRAF Ja, das weiss ich – ich mein’ aber einen, weisst einen, der dich aushalt, dass du nicht mit einem jeden zu gehn brauchst.
DIRNE I geh’ auch nicht mit ein’ jeden. Gott sei Dank, das hab’ i net notwendig, ich such’ mir s’ schon aus.
GRAF sieht sich im Zimmer um
DIRNE bemerkt das Im nächsten Monat ziehn wir in die Stadt, in die Spiegelgasse.
GRAF Wir? Wer denn?
DIRNE Na, die Frau, und die paar anderen Mädeln, die noch da wohnen.
GRAF Da wohnen noch solche –
DIRNE Da daneben… hörst net… das ist die Milli, die auch im Kaffeehaus g’wesen ist.
GRAF Da schnarcht wer.
DIRNE Das ist schon die Milli, die schnarcht jetzt weiter ’n ganzen Tag bis um zehn auf d’ Nacht. Dann steht s’ auf und geht ins Kaffeehaus.”


Arthur Schnitzler (15 mei 1862 – 21 oktober 1931)
Scene uit een opvoering in Leipzig, 2010

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Pem Sluijter werd geboren in Middelburg op 15 mei 1939. Zie ook alle tags voor Pem Sluijter op dit blog.

 

Formule 1

Op de dag van de race
rijden wij langs Pforzheim
om Hockenheim heen,
gedompeld in drieëndertig
graden Celsius ricthing Karlsruhe.
De radio aan.

Van een dichter uit Israël
wordt een vers gelezen in slepend
Duits; de toestand drukt hevig
dan weer aanzienlijk minder,
zegt de stem

erschwären
erleichteren aber
der Umstand bleibt

de toestand blijft voor altijd
vrede mijdend zegt de stem.

Stem zwijgt.
Woorden blijven hangen dwars door
de berichten van de race in Hockenheim.
Op het parcours zijn drie motoren in de fik
gevlogen; de coureurs sprongen
juist voor de tijd.

 

 
Pem Sluijter (15 mei 1939 – 18 december 2007)

 

De Nederlandse letterkundige, essayist en criticus W.J.M. Bronzwaer werd geboren op 15 mei 1936 in Heerlen. Zie ook alle tags voor W. J. M. Bronzwaer op dit blog

Uit:Lessen in Lyriek

“Het parallellisme illustreert een verschijnsel dat op fundamenteel niveau aan de orde is bij poëtisch taalgebruik, zowel in zulke betrekkelijk kleinschalige gevallen als klankherhaling (assonantie, alliteratie of rijm), als bij meeromvattende poëtische bouwprincipes als de opbouw van langere teksten in steeds dezelfde strofen. We noemen dit verschijnsel geperiodiseerde herhaling. De term valt in twee delen uiteen, waarvan eerst de notie van de herhaling zal worden verduidelijkt. Het informatietheoretische begrip redundantie kan ons hierbij helpen. Redundant is die informatie welke voor het tot stand komen van een betekenismoment overbodig is. Zien we op straat een driehoekig verkeersbord met een geschematiseerde tekening van een fiets erop, dan zijn de driehoekige vorm en de fiets dragers van niet-redundante informatie: ‘driehoekig’ betekent ‘waarschuwing’ en de ‘fiets’ betekent ‘voor fietsers’; met behulp van deze niet-redundante informatiedragers kunnen we het bord dus volledig en correct interpreteren. Zo’n schematische tekening die als informatiedrager fungeert, noemen we een pictogram. Zou zich onder het pictogram nog een bordje bevinden met de tekst ‘Pas op voor fietsers!’, dan zou die tekst redundant zijn; hij voegt immers geen betekenis toe aan die welke het pictogram al uitdraagt. Maar ook de informatie die wordt gedragen door het feit dat het verkeersbord bijvoorbeeld van metaal is vervaardigd, kan redundant worden genoemd, want onze interpretatie van het bord zou geen andere zijn wanneer het van kunststof was. De grondstof waaruit een object is gemaakt, hoeft natuurlijk niet altijd redundant te zijn. Wanneer we van iemand zeggen dat hij zijn vrouw elk jaar een ijzeren armband cadeau doet op haar verjaardag, dan is de informatie overgebracht door ijzeren zeker niet redundant.
Ook bij talige informatie kunnen we redundante van niet-redundante informatie onderscheiden. Bij het normale taalgebruik in het dagelijks leven worden we door redundante informatie overspoeld. De mededeling ‘Een fiets gekocht’ is, als antwoord op bepaalde vragen, even informatief als de zin ‘Ik heb een fiets gekocht’; twee van de vijf woorden zijn in het laatste geval dus redundant.”

 


W.J.M. Bronzwaer (15 mei 1936 – 20 januari 1999)

 

De Nederlandse historisch letterkundige Frits van Oostrom werd geboren in Utrecht op 15 mei 1953. Zie ook alle tags voor Frits van Oostrom op dit blog.

Uit Mozes en de doortocht door de polder (Lezing)

“Na zijn met de Pulitzer Prize bekroonde Guns, germs and steel(over de opgang van het Westen) bestudeerde Jared Diamond de keerzijde van de medaille: de ondergang van samenlevingen. Volgens hem bezwijken die doorgaans aan dezelfde ziekte, waarvan de symptomen in het licht van hedendaagse ontwikkelingen iets onheilspellends krijgen: zelfoverschatting – demonisering van vermeende tegenstanders – afbrokkelende interne eendracht – uitputting van middelen – verstoring van het milieu. Is er ook nog hoop? Jawel, sommige landen vinden wel degelijk de juiste uitweg temidden van alle conflicterende factoren:
“A good example of a society minimizing such clashes of interest is the Netherlands [volgt omstandige lofzang op het poldermodel] That acknowledged interdependence of all segments of Dutch society contrasts with current trends in the United States, where wealthy people increasingly seek to insulate themselves from the rest of society […] Underlying such privatisation is the misguided belief that the elite can remain unaffected by the problems of society around them.”
Let wel: Tuchman en Diamond spreken van “the Dutch” en “the Netherlands” als collectief exempel. Niet één held wordt er speciaal voor aangezien, er valt geen naam zoals van Washington of Lincoln, Lech Walesa, Churchill of Mandela. Zo Nederland al dergelijke messiaanse leiders heeft gekend, staan ze inmiddels bij madame Tussaud. Natuurlijk: wij hebben een vader des vaderlands in Willem van Oranje, een paar beroemde vlootvoogden en enkele hoofdarchitecten van het poldermodel; maar het eigenlijke leiderschap van Nederland schuilt in het collectief. Dat gold al helemaal in onze echte glorietijd, de Gouden Eeuw. De Republiek kende geen staatshoofd, zelfs geen regering, geen eenheid van bestuur, en evenmin een nationaal systeem van wetgeving en rechtsbedeling. Belastingen waren hooguit gewestelijk en voor het overgrote deel lokaal.”

 

 
Frits van Oostrom (Utrecht, 15 mei 1953)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

“vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch nicht so.”
anagrammatische Sprechakt-Variationen einer These von Georg Büchner

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch so nicht.
vielleicht. so ist es. vielleicht. aber ist es auch? so nicht.
vielleicht. ist es so? vielleicht. ist es aber auch so nicht.
vielleicht ist es. so! vielleicht ist es. aber. auch. nicht. so.
vielleicht. ist es so, vielleicht. istesaberauch nicht so.

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch nicht so.

vielleicht, vielleicht! so ist es, aber auch so ist es nicht.
vielleicht-vielleicht! so ist es auch nicht, aber so ist es.

leicht, soviel ist es, ist es aber vielleicht auch nicht.    so
leichtes ist so viel, aber vielleicht eist auch so nichts.
vieles eist so leicht, aber vielleicht ist auch so nichts.

so. vielleicht ist es viel, aber auch so ist es nicht leicht.

soso, aber ist es vielleicht auch vielleicht? ist es nicht?

so ist es viel, so ist es leicht, vielleicht aber auch nicht.

so leicht ist es nicht! vielvielleicht ist es aber auch so.

ist es auch viel so, leicht so, aber leicht ist es nicht viel.

aber es ist so. auch vielleicht ist vieles nicht so leicht.

ist es vielleicht auch bar so, vielen ist seicht so leicht.

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber so auch nicht.

so es auch nicht ist, vielleicht, ist es aber vielleicht so:
so es aber vielleicht so ist, ist “vielleicht” auch nicht “es”.
so es aber vielleicht so ist, ist es auch nicht “vielleicht”.

seit leichtes so viel ist, vielleicht aber auch so nichts,
ist es nicht so leicht, aber auch so ist es vielleicht viel.

aber es ist so. auch vielleicht ist viel nicht so leicht.    es
ist aber so es. vielleicht ist es auch nicht so vielleicht.

so es aber vielleicht nicht ist, ist es vielleicht auch so.
auch so ist es, nicht viel, aber es ist vielleicht leicht. so!
so viel, so leicht; ist es, ist es vielleicht aber auch nicht.
es ist soviel licht. vielleicht eist es aber auch nicht so.

leicht ist es viel so, aber auch viel ist es nicht so leicht.

 


Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

De Zwitserse schrijver en architect Max Frisch werd geboren in Zürich op 15 mei 1911. Zie ook alle tags voor Max Frisch op dit blog.

Uit: Biedermann und die Brandstifter

„Die Bühne ist finster, dann leuchtet ein Streichholz auf: man sieht das Gesicht von Herrn Biedermann, der sich eine Zigarre anzündet und jetzt, da es heller wird, sich seinerseits umsieht. Ringsum stehen Feuerwehrmänner in Helmen.
BIEDERMANN Nicht einmal eine Zigarre kann man heutzutage anzünden, ohne an Feuersbrunst zu denken!… das ist ja widerlich – Biedermann verbirgt die rauchende Zigarre und verzieht sich, worauf die Feuerwehr vortritt in der Art des antiken Chors. Eine Turmuhr schlägt: ein Viertel.
CHOR Bürger der Vaterstadt, seht Wächter der Vaterstadt uns,
Spähend,
Horchend,
Freundlichgesinnte dem freundlichen Bürger –
CHORFÜHRER Der uns ja schließlich bezahlt.
CHOR Trefflichgerüstete
Wandeln wir um euer Haus,
Wachsam und arglos zugleich.
CHORFÜHRER Manchmal auch setzen wir uns,
Ohne zu schlafen jedoch, unermüdlich
CHOR Spähend,
Horchend,
Daß sich enthülle Verhülltes,
Eh’ es zum Löschen zu spät ist,
Feuergefährliches.
Eine Turmuhr schlägt halb.
CHORFÜHRER Feuergefährlich ist viel,
Aber nicht alles, was feuert, ist Schicksal,
Unabwendbares.
CHOR Anderes nämlich, Schicksal genannt,
Daß du nicht fragest, wie’s kommt,
Städtevernichtendes auch, Ungeheures,
Ist Unfug,
CHORFÜHRER Menschlicher,
CHOR Allzumenschlicher,
CHORFÜHRER Tilgend das sterbliche Bürgergeschlecht.
Eine Turmuhr schlägt: drei Viertel.“

 


Max Frisch (15 mei 1911 – 4 april 1991)
Scene uit een opvoering in Heidelberg, 2017

 

De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook alle tags voor Judith Hermann op dit blog.

Uit: Sommerhaus, später

„Mein erster und einziger Besuch bei einem Thera-peuten kostete mich das rote Korallenarmband und meinen Geliebten. Das rote Korallenarmband kam aus Rußland. Es kam, genauer gesagt, aus Petersburg, es war über hundert Jahre alt, meine Urgroßmutter hatte es ums linke Handgelenk getragen, meinen Urgroßvater hatte es ums Leben gebracht. Ist das die Geschichte, die ich erzählen will? Ich bin nicht sicher. Nicht wirklich sicher:
Meine Urgroßmutter war schön. Sie kam mit mei-nem Urgroßvater nach Rußland, weil mein Ur-großvater dort Ofen baute für das russische Volk Mein Urgroßvater nahm eine große Wohnung für meine Urgroßmutter auf der Petersburger Insel Was-silij Ostrow. Die Insel Wassilij Ostrow wird umspült von der kleinen und von der großen Newa, und wenn meine Urgroßmutter sich in der Wohnung auf dem Malyj-Prospekt auf ihre Zehenspitzen gestellt und aus dem Fenster geschaut hätte, so hätte sie den Fluß sehen können und die große Kronstädter Bucht. Meine Urgroßmutter aber wollte den Fluß nicht se-hen und nicht die Kronstädter Bucht und nicht die hohen, schönen Häuser des Malyj-Prospekts. Meine Urgroßmutter wollte nicht aus dem Fenster hinaus-sehen in eine Fremde. Sie zog die schweren, roten samtenen Vorhänge zu und schloß die Türen, die Teppiche verschluckten jeden Laut, und meine Urgroßmutter saß auf den Sofas, den Sesseln, den Himmelbetten herum und wiegte sich vor und zurück und hatte Heimweh nach Deutschland. Das Licht in der großen Wohnung auf dem Malyj-Pro-spekt war ein Dämmerlicht, es war ein Licht wie auf dem Grunde des Meeres, und meine Urgroßmutter mag gedacht haben, daß die Fremde, daß Petersburg, daß ganz Rußland nichts sei als ein tiefer, dämmeri-ger Traum, aus dem sie bald erwachen werde.
Mein Urgroßvater aber reiste durchs Land und baute Ofen für das russische Volk Er baute Schachtöfen und Röstöfen und Flammöfen und Fortschaufe-lungsöfen und Livermooreöfen.“

 


Judith Hermann (Berlijn-Tempelhof, 15 mei 1970)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Lady Mary Wortley Montagu werd geboren in Thoresby Hall, Nottinghamshire, op 15 mei 1689 en gedoopt op 26 mei 1689. Zie ook alle tags voor Mary Wortley Montagu op dit blog.

 

A Man In Love
L’Homme qui ne se trouve point, et ne se trouvera jamais

The man who feels the dear disease,
Forgets himself, neglects to please,
The crowd avoids, and seeks the groves,
And much he thinks when much he loves;
Press’d with alternate hope and fear,
Sighs in her absence, sighs when near.
The gay, the fond, the fair, the young,
Those trifles pass unseen along,
To him a pert insipid throng.
But most he shuns the vain coquette;
Contemns her false affected wit:
The minstrel’s sound, the flowing bowl,
Oppress and hurt the amorous soul.
‘Tis solitude alone can please,
And give some intervals of ease.
He feeds the soft distemper there,
And fondly courts the distant fair;
To balls the silent shade prefers,
And hates all other charms but hers.
When thus your absent swain can do,
Molly, you may believe him true.

 


Mary Wortley Montagu (15 mei 1689 – 21 augustus 1762)
Mary Wortley Montagu met haar zoon Edward door Jean-Baptiste van Mour, ca. 1717

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

De koopman zit op zijn kantoor en somt

De koopman zit op zijn kantoor en somt
Bij ’t walmend licht der lamp de winst van ’t jaar:
Hij telt zijn posten preevlend bij elkaar
En cijfert, tot zijn rug zich dieper kromt,

Als de balans niet sluit. Hij peinst en gromt,
Half-binnensmonds en met verstoord gebaar
Telt hij opnieuw, ontstemd om ’t zoeken naar
Een cijfer-cent, die niet te voorschijn komt.

En …l zijn winst vergeet hij, niet tevrêe
Vóór ’t vinden van het cijfer van een cent –
Zijn kast is vol met hoopen klinkend goud: –

Ik ben bevreesd, dat ik soms óok zoo deê,
En centen-cijferend mij heb ontwend
’t Gouden geluk te zien dat ‘k overhoud.

 

De gesloopte plaats V

Sta op, mijn lief, de zon schijnt door de boomen,
De vogels vliegen al om voedsel uit,
De visscher achter ’t huis sleept in de schuit
Zijn net, gevuld met visschen, uit den stroom en

De stalknecht legt op ’t voorplein reeds de toomen
Zijn paarden aan, – sta op, mijn lief, mijn bruid,
De aarde is voor ons ook nieuw en schoon en luid,
Sta op, mijn lief, nu is geen tijd voor droomen.

Kom mee, mijn eenigst dat aan ’t veld ontbrak.
De reiger stijgt, de ooievaar op het dak
Vliegt hene en weer, den heelen hof doorruischt

De wind, gezeefd door stralen; ’t water bruist
Bij ’t vallen om de bocht en schuimt en blinkt,
Warm wordt de lucht die dauw en droppen drinkt.

 

Van de liefde die vriendschap heet

12
Ik walg nu van die dagen vol van zon,
Van die zon zelf, die niet wil ondergaan;
Wanneer het nacht was zou ik naast hem staan
En zeggen:Vriend, ’t was waar, eerst nu begon

Mij ’t leven, al wat ik eertijds verzon
Was logen, wat ik zei van zon was waan,
En van genot en liefde, maar, welaan,
Vergeef mij dat ik zoo dwaas dwalen kon.

Dan zou ons zijn een zoet verkeer van leed,
Zeer innig, als van zielen, nu ontdaan
Van trots en ijdelheid en klein belang; –

En elk van ons zou ’t zijn of naast hem schreed
Zijn eigen ziel, op ’t eind geheel verstaan,
Naakt en een glorie, van eenzelfden rang.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Cover brievenboek

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Blauw en rood

Al liepen alle vrouwen nou
Op straat in blauwe japonnen,
Al liepen hun mannen ertussendoor
In rode pantalonnen:

Ik zag ze niet door ’t luchteblauw,
Dat hemelse blauwe wonder;
Ik zag ze niet door ’t pannenrood,
Waar ’t stadsvolk wonet onder.

Met luchteblauw en pannenrood,
Was de wereld schoon beschilderd;
Maar door onze zonden zijn hier en daar
Die kleuren verweerd en verwilderd.

 

Van de liefde die vriendschap heet

10
Moeder van Smarten, zie mij aan, ik lijd…
Gij zaagt Hém hangen aan het hout, uw zoon,
Met bleek, bebloed gelaat en doornenkroon,
Die langzaam stierf in ongedeelden strijd.

En stil bleeft gij daar staan, alsof ge áltijd
Weer dacht dat Hij Góds Zoon was, en te schoon
Voor éengen dood, – en Hij hing dáar ten toon:
Uw kind, die Moeder veler smarten zijt.

Moeder van Smarten, zie mij aan, ik lijd…
Hef stil uw ogen op, van waar gij staat:
Ook ik, ik staar op ’t kruis, waar Eén aan sterft!

En ik, Moeder van Smarte! ook ik belijd
Hém als Gods Zoon, en ook mijn ziel vergaat
Van liefde, als de uwe, en lijdt als zij Hem derft.

 

De deizende sterren

De deizende sterren, zij tink’len
Hun vesper mij na, waar ik rijs,
Tot die tonen mijn voeten besprink’len
Op de trappen van ’t zonnepaleis.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Portret door Jan Veth (1885) in het Rijksmuseum

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer”

Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer, Raymond Federman

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

rätsel, kreuz, prozeß
ein springtanz ohne wanz

was hört was kommt vom draußen ich.
das muß ein wagen träger sein
dem niemand fehlt den kommt allein
von selber aus dem kuckuck zum.

was ich nicht bin das frißt die not
also denke beißt die runde.
denn er reicht die mühle hof
mit schlägern in der stunde.

um heimes willen drückt er zu
sieh da sieh da jambeus auch du
wie lange noch das über alles
schweig lieb heimat, kreist der dalles.

noch eh ich was fromm draußen rein
dem niemand frißt die stunde ein
will über smok und schweigen
der richter sich verneigen.

und aller fragen ofen.

 

Einige einfache Sätze

Soeben ist ein Insekt ins Netz gegangen.
Es wird dort verenden. Auf Vorrat. Aber
noch unternimmt das Kerbtier alle Anstrengung
der Fangwolke stolzer zu entkommen
die Wind nicht zerreißen das Licht nicht trocknen kann.
Am Schleppseil turnt der Spinnerich Tod.
Ein Widerling. Wie kann man sich nur so gehen
lassen. Es klingelt die Masche
das fette Kinn lässt sich herab: Den leichen Fang
zur Kenntnis nehmen. Distanz.
Ein stummer Mechanismus. In der Kehle blüht
bereits der Erntekranz:
»Probleme werden erst gestellt, wenn sie gelöst
werden.« Ganz von selbst.
Allein wo hört der Leim denn auf, die Beute an?
Du spürst es kaum.
Ich stehe dicht davor und schmier die Webe platt.
Verwettert
als Wandbild, frisch gemalt, prangt unser Sternenzelt:
Kehricht.
Ein schönes Spiel. Es muss doch ein Gott über uns
sein.

 
Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

Lees verder “Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Peter Shaffer, Raymond Federman”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

De warme zon is boven mij

De warme zon is boven mij,
Ik wandel in de warme lucht,
Mijn voeten op de warme wei
Maken, alleen, haast geen gerucht.

Ik ben een deel van al wat is,
Een warm jong groeisel in de zon;
Maar ik, van al wat om mij is,
Voel dat ik leef en zie de zon.

Dat land, dat weet niet dat het leeft,
Die lucht voelt niet hoe zoel zij is,
Die zon ziet nooit hoe ’n licht zij geeft:
Zij leven ’t licht in duisternis.

Zij zijn een glorie, en zoo na
Aan mij, die zeg dat ’t glorie heet:
Ik enkel, daar ‘k in glorie ga,
Spreek uit mijn glorie wat ik weet.

 

Van de liefde die vriendschap heet

6
O gij, mijn lief, die nu door ’t lieven lijdt,
Klaag niet in stilte alleen, – maak poëzie
Van leed, – ach laat geween en melodie
Tussen ons zijn een zoete somberheid.

En ik, die u nu liefheb, begeleid
Uw zang met wederzang, ter harmonie
Van klare koren, kalme profetie
Van vreugde en liefde en innige eindloosheid.

Gelijk wanneer een nachtegaal alleen
Wel tracht te zingen, maar niet kunnend, treurt, –

Tot ze, als een andere ’t lied begint, meteen
Uitklaagt in lange liefde, beurt aan beurt, –

En beî de bosjes vullen met geween
Van tonen, tot de zon de kimmen kleurt.

 

Topzieke rups

Topzieke rups, in ’t stijgen
Van blad op blad, van steel op stam,
Denkt ge eindlijk te verkrijgen
Het veld van blauw, de witte vlam?

Te hoog! Ge kunt niet keren!
Hangende aan hoogste top,
Geeft ge, in verdwaasd begeren,
Nogeens u op.

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Portret door Jan Veth, 1885

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch”

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

Met een ruiker

Tussen haar zusters, de verkoren rozen,
Verbergt zij kuis en bang de zaligheid
Die haar verwart en mijmerend doet blozen
Nu zij vermoedt waartoe ze is voorbereid.

De bloemen op haar haastige adem beven.
Waarom die vrees?…want ze is mij teer verwant
En heeft mij daarom argeloos gegeven
Dit warme speelgoed, haar verliefde hand.

 

Van de liefde die vriendschap heet

5
Lamp mijner ziel, die me in ’t verborgen gloort,
Zoet wonder van ’t heelal, dat niemand weet,
Brand niet zo duister in dien mist van leed,
Maak niet altoos uw schijnsel droef; – gloed hoort

Bij gloed, wat schoon is brengt wat schoon is voort,
Zoet zoekt zoet, lief! och, dat gij ook zo deedt,
U zelven zoet, uw zoet Zelf minder wreed,
Dat dus mijn bidden eindlijk werd verhoord.

Of als ge in smart dan altijd leven moet,
Laat dan mijn ziel in tot uw ziel en paar
Hen beiden in éen smart en éne klacht; –

Opdat ze als tweeling-vlammen in éen nacht,
Verborgen branden, gloren naast elkaar,
In enen stillen walm en ronden gloed

 

Geëtste prentjes

[Niets is nu aangenamer dan in ’n koele kamer rode wijn te slurpen bij kleine teugjes en met de pen op ’t papier in ’n gearceerde schemering]

Met pennenkratsen op ’t papier te teek’nen,
Als met een etsnaald op het harde koper:
Een veenplas op een landschap tegen avond
Of zielenbeeldjes, met een fijner lijn
Dan ’t scheren van een strohalmpje over ’t water,
Of trilling van een meeuwenvleugel ; — ritmisch
Bewegen van de pen en ’t op en neer
Getik van ’t rijm, als ’t tikken van ’n klok,
Die de seconden aan elkander rijmt ; —
Of ook gelijk het heen- en weergaan van
Een waaier in een nauwbewogen hand —
Daar achter ’n vrouwsgelaat in donker haar. —
Als ‘k etsen kon zou ‘k van dat vrouwsgelaat
En van die waaier in de slanke hand,
Van rode wijn en van wat zomerwarmte,
Met schaduw van een etsnaald schetsjes maken
Op koper — zo, mijn vriend, wie etsen kan,
Beproev’ te vatten wat ik vatten zou.
Maar er is ijver nodig om tot ets
Te maken wat een dichter heeft gedroomd
In luiheid, onder warmte en rode wijn.

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Albert Verwey en Kitty van Vloten ca. 1890.

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch”