Mehis Heinsaar, Alfred Lord Tennyson

De Estse schrijver Mehis Heinsaar werd geboren op 1 augustus 1973 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Mehis Heinsaar op dit blog.

Uit: The Traveller’s Happiness (Vertaald door Kazue Daikoku)

“In the kitchen the busy wife understood immediately by watching that today he was somehow in a good mood and because of this adjusted her wide bottom quite happily in front of happy Venjamin. And when the hitting started, she whimpered indeed with enormous hate and pain and from her whole throat, though in this whimpering there was also a moderate amount of lust and amusement.
„Yes, I don’t have any property, it rains through the roof and the children were taken to a children’s home because we don’t have the money to raise them,” thought the traveller’s happiness at the same time, „and my whole life has gone to hell for the most part, but I have a wife I love and who is fun to beat. I get a pension from the state and I sleep as much as I want, no one comes to stop me from doing anything or boss me around – well!….life is good after all…”
And out of a great joy Venjamin the metal worker farted right where he was, which is how the traveller’s happiness again catapulted out of him and the mood of the metal worker became so strange once more that he didn’t feel like beating his wife anymore.
But the traveller’s happiness had nothing more to do with it, once again it joined the southern wind and flew as a tender twinkling further towards Viljandi.
The clouds came together, it began to rain and the traveller’s happiness rained down as hundreds of thousands of drops on the flesh of a young girl, into her blond hair, light eyebrows and clothes, soaking into the poors of the skin and between the lips, fusing with both her breathing and mind until it felt that it had become Mari-Ann, a young girl.
Stepping through the rain towards home, happiness now suddenly felt a special joy from her slim body, swinging hips and strong breasts, felt joy over her long and fair hair, her own affection and curiosity towards the world and that she without reason suddenly smiled at each passer-by. She felt joy over her glimmering eyes, innocence, the simple and clear thoughts in her head and the glances of men looking back at her lustfully on the street.
Seeing and feeling all of this, happiness joyfully began to hum a tune, then slid out from between the red lips of the girl again, rose with the warm air streams up into the sky and carried further, going farther and farther north.
Between Tõravere and Koltsi the traveller’s happiness suddenly became a white cloud, hovered over a neglected meadow, stopped for a moment in the glance of a woman as old as the hills and then dispersed once again into an invisible and flickering substance.”

 

Mehis Heinsaar (Tallinn, 1 augustus 1973)

 

De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook alle tags voor Alfred Tennyson op dit blog.

 

Kom niet…

Kom niet, als ik ben doodgegaan,
Dwaas schreiend aan mijn grafstee staan.

Treed niet de grond rondom mijn hoofd,
Jij die mij eens was toebeloofd.

Verstoor de rust niet van het koud
Arm stof dat jij niet redden woudt.

Dat men de wind en de pluvier slechts hoor’.
Maar jij, – loop door!

Of ’t wandaad was, kind, of je waan,
Deert mij niet langer: ’t moest zo gaan.

Kus wie je wilt in zaligheid
Maar ik ben zat en ziek van Tijd.

Ik vraag slechts rust, laat mij alleen.
Toef niet, zwak hart, ga heen.

 

Vertaald door Victor E. Van Vriesland

 

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892)
Standbeeld in Lincoln, Engeland

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Gerrit Krol, Alfred Tennyson

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

Uit: Over de aandoeningen der ziel

“Over onze tekortkomingen. Want niemand schiet meer tekort dan wij – wij zijn niet groter. Als wij groter waren, konden we meer zien, en als we meer konden zien, konden we meer denken, en meer zien.
Op de markt staat een machine. Wie daarin kruipt ziet de toekomst, maar als hij er uit kruipt is hij die toekomst weer vergeten. Hij kan niemand vertellen wat hij heeft gezien. Daarom moet er een machine zijn voor twee personen, zodat deze elkaar hun ervaringen kunnen mededelen, maar daardoor zal, zoals te begrijpen is, hun eenzaamheid nog groter zijn want, terug op de wereld, hebben ze slechts elkaar om zich mede te delen en wát ze ons ook vertellen, hun belevenissen zijn de onze niet. Ze kunnen niets laten zien en met al hun geestdrift blijven ze ernstig in gebreke. Daarentegen, als ze maar iets meegenomen hadden, een kijkglas, een beroet glaasje om door te kijken en een object, waar iedereen naar kon kijken, dan konden wij, zij het door een zwart glaasje, allen hetzelfde zien. Want wanneer wij zodra wij met elkaar spreken, hetzelfde bedoelen, schieten wij niet meer tekort, maar nu schieten wij te kort.
Er zijn drie ruimtes, of vier, maar hoofdzakelijk drie. Drie ruimtes. De eerste ruimte wordt opgevuld door de dingen om ons heen. Deze dingen zijn voor allen hetzelfde. De tweede ruimte wordt opgevuld door hetgeen in ons is. Dit is voor elk van ons verschillend. De derde ruimte bestaat uit de woorden waarmee wij deze verschillende dingen aan elkaar gelijk stellen, zodat wij elkaar verstaan. De vierde ruimte is de ruimte die bestaat uit de dingen die zowel om ons heen zijn als in ons: onze waarnemingen. En de vijfde ruimte is gelijk aan de vierde, maar bestaat slechts uit woorden.
Er is een ruimte, die je ruimte 4a kunt noemen: je waarnemingen, maar niet die van nu, – die van gisteren. Deze ruimte heet de geest. Het zijn de gedachten. Iedereen heeft een eigen geest en zijn eigen gedachten. Deze gedachten, van jou en mij, hebben dus niets met elkaar gemeen dan de naam die we er aan geven.
Een gedachte waar we zelf deel van uitmaken, is een gevoel. Het gevoel van jou en het gevoel van mij, hebben niets gemeen, ook niet het woord dat we ervoor gebruiken, want hij bedoelt jezelf en ik bedoel mij. Je hoeft daarover dus niets tegen mij te zeggen.”

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

 

De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook alle tags voor Alfred Tennyson op dit blog.

 

Uit: In Memoriam

Blijf bij mij als mijn lamp laag staat,
Als ’t bloed stokt, elke zenuw prikt
En tintelt, als het hart haast stikt,
En ’s Levens raderwerk traag gaat.

Blijf bij mij als ’t zintuigelijk lijf
Door folterpijn van hoop ontbloot is,
De Tijd een stof strooiend despoot is,
Het Leven een vuurspuwend wijf.

Blijf bij mij als ’t geloof droog staat,
De mens een herfstvlieg is, gedoemd,
Die eitjes legt, en steekt, en zoemt,
Zijn nietige cel weeft, en vergaat.

Blijf bij mij in mijn stervenstijd,
Wijs mij het eind van ’t menselijk streven,
En aan de duistere rand van ’t leven
De dageraad der eeuwigheid
.

 

Vertaald door Rudy Bremer

 

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892) Portret door George Frederic Watts, 1863-1864

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 1 augustus 2017.

De Amerikaanse dichter en advocaat Francis Scott Key werd geboren op de plantage Terra Rubra bij Frederick (Maryland) op 1 augustus 1779.

Dolce far niente, Jason O. Gilbert, Alfred Tennyson

 

My Computer Ate My Homework 3, Dolce far niente

 

 
Computer Graphic Painting, 2001, door Alexander Peverett

 

The Internet from A to Z

A is for Actually,
And that mansplaining tone;
B is the Block button —
They can mansplain alone.

C is for Clickbait
And things you won’t believe in;
D is for the dogs
And the cats who can’t even.

E is for your emails
Stacked 8,000 tall.
F is for “Fuck it!
I’m deleting them all!”

G is for Gamergaters,
May they fall off a cliff;
H is for Hard G
(That’s the sound that starts “GIF.”)

I is for IRL,
And a nice, real-life chat;
J is for JK,
Because who wants to do that?

K is for killing it,
Which all startups do.
L is for losing money
(They do a lot of that, too).

M is for monocles
Tiaras, and deviled eggs.
N is for Normcore:
Now THAT’S a fake trend with legs.

O is for #OBAMA,
And #BENGHAZI, and #MICHAELMOORE,
P is for pointing out
What the Caps Lock is for.

Q is for quitting
Your time-wasting apps.
R is for your inevitable
And shame-filled Relapse.

S is for Snapchat
And the unpleasant dick pics,
T is for Tinder
And when you unpleasantly pick dicks.

U is for Uber,
And its attempts to make nice;
V is for Vox
(CORRECTION: It’s for Vice).

W is for Wow,
Or Whoa, or WTF,
(It’s what you say about a longread
You haven’t read yet.)

X is for XD,
And ¯_(ツ)_/¯, and all good emoji,
Y is for Yo
As in “Please never Yo me.”

Z is for zero,
The fucks you should give
When facing your critics:
”I was feeling my look! Can I live?!?!”

That was the Internet
From A until Z.
And if you disagree
Well, that’s fine with me:
Just lay off the Caps Lock,
And hit me with your best block,

And for my sake,
And your sake,

Let’s let each other be.

 

 
Jason O. Gilbert
Gilberts profielfoto op Twitter

 

Het werk van de humoristische schrijver Jason O. Gilbert verscheen in The New York Times, McSweeney’s, Slate, GQ, Esquire, Above Average, Paste etc.. Hij heeft ook gewerkt als journalist voor The Huffington Post en als badmeester voor veel zwembaden in Georgië. Hij woont in Brooklyn.

 

De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook alle tags voor Alfred Tennyson op dit blog.

 

A Farewell

Flow down, cold rivulet, to the sea,
Thy tribute wave deliver:
No more by thee my steps shall be,
For ever and for ever.

Flow, softly flow, by lawn and lea,
A rivulet then a river:
Nowhere by thee my steps shall be
For ever and for ever.

But here will sigh thine alder tree
And here thine aspen shiver;
And here by thee will hum the bee,
For ever and for ever.

A thousand suns will stream on thee,
A thousand moons will quiver;
But not by thee my steps shall be,
For ever and for ever.

 

In The Garden At Swainston

Nightingales warbled without,
Within was weeping for thee:
Shadows of three dead men
Walk’d in the walks with me:
Shadows of three dead men, and thou wast one of the three.

Nightingales sang in the woods:
The Master was far away:
Nightingales warbled and sang
Of a passion that lasts but a day;
Still in the house in his coffin the Prince of courtesy lay.

Two dead men have I known
In courtesy like to thee:
Two dead men have I loved
With a love that ever will be:
Three dead men have I loved, and thou art last of the three.

 

Requiescat

Fair is her cottage in its place,
Where yon broad water sweetly slowly glides.
It sees itself from thatch to base
Dream in the sliding tides.

And fairer she, but ah how soon to die!
Her quiet dream of life this hour may cease.
Her peaceful being slowly passes by
To some more perfect peace.

 

 
Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892) 
Cover

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

The Throstler (Alfred Tennyson)

Dolce far niente

 

Poppies And Daisies door Anthonore Christensen, 1903

 

The Throstler

“Summer is coming, summer is coming,
I know it, I know it, I know it.
Light again, leaf again, love again.”
Yes, my wild little Poet.

Sing the new year in under the blue.
Last year you sang it as gladly.
“New, new, new, new!” Is it then _so_ new
That you should carol so madly?

“Love again, song again, nest again, young again.”
Never a prophet so crazy!
And hardly a daisy as yet, little friend,
See, there is hardly a daisy.

“Here again, here, here, here, happy year!”
O warble, unchidden, unbidden!
Summer is coming, is coming, my dear,
And all the winters are hidden.

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892) 
De pastorie in Somersby. Tennyson werd geboren in Somersby

 

Zie voor de schrijvers van de 28e mei ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Dolce far niente,Tom Lanoye, Cees van der Pluijm, Pier Paolo Pasolini, Alfred Tennyson

 

Dolce far niente – Canal Parade

 

 
Canal Parade in een voorgaand jaar, Amsterdam

 

Zindelijkheidstraining

Net voor ik voorgoed uit Gent vertrek, een laatste
glas gaan drinken in Café Cirque Central, en hé!
Het snookerbiljart is gerepareerd! En, als door
het Lot georkestreerd, bemand, dat is het woord.
Met twee jonge gasten, jeunesse dorée, de een
al geiler dan de ander, elk om beurt over het laken
buigend met gespannen billen, stoot na stoot. En daar
 
is ze weer, even plots en onontkoombaar als
misselijkheid op zee, die eeuwige rotidee.
Dat wij, totterdood, een samenspel van zweet
en speeksel, zaad en slijmen, passie heten,
en dat het ons tot wanhoop drijft. Ik heb daar
al veel over nagedacht, vooral op café, maar
begrijpen? Nee. Ik zal er dan maar
weer ’s over
  
schrijven, allen vooruit: Lik mijn stijve lik
mijn kont geef de asbak eens door schat
je bent geweldig mwaaw hwaall
he hwoet
uid mwijn mwond met je lekkere met je lekkere dinges enfin
hoe heet het ook
alweer auw pas op je doet me pijn…
 
Fantastisch toch, dat
er gedichten zijn.

 

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Cool Pool Player

 

Exodus

Er was een droom van duizend mooie jongens
Op witte paarden rijdend door de nacht
Met wapperende zachtfluwelen kleren

Ze hadden heel het leven in hun macht
De aarde draaide door hun galopperen
En waar zij reden, werd het nooit meer licht.

Hun schoonheid was alleen nog te bezweren
Door ’t magisch ritueel van een gedicht:
Er was een droom van duizend mooie jongens

Maar niemand kreeg die woorden uit zijn mond
Want wie hen zag, versteende waar hij stond

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
De Cubaanse acteur Mario Cimarro op een wit paard

 

Uit: Seven Poems for Ninetto

5/
The wind screamed through the Piazza dei Cinquecento
as in a Church –there was no sign of filth.
I was driving alone on the deserted streets.  It was almost 2 am.

In the small garden I see the last two or three boys,
neither Roman nor of the peasantry, cruising for
1000 lire. Their faces are stone cold.  But they have no balls.

I stopped the car and called out to one of them.
He was a fascist, down on his luck, and I struggled
to touch his desperate heart. 

But in the dark I could see him watching me.
You have come with your car and had your fun, Paolo.
The degenerate individual was here next to you. He is your double.
Cheap stolen trinkets hang from his car window.

Now you must leave
but where can you go? He is always there.

 

 
Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
Ninetto Davoli

Lees verder “Dolce far niente,Tom Lanoye, Cees van der Pluijm, Pier Paolo Pasolini, Alfred Tennyson”

Kjell Westö, Christoph Simon, Jiří Weil, Paul Claudel, János Rózsás, Alfred Lord Tennyson, Christa Reinig, Yacine Kateb

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Terugkerend thema in zijn werk is de ambivalente verhouding tussen de Zweedse minderheid in Finland en de Finstalige meerderheid.

Uit: Vom Risiko, ein Skrake zu sein (Vertaald door Paul Berf)

 

„Gestern wehte der Wind aus Südost, und gegen Abend schenkte mir das Meer eine Lachsforelle.
Es war ein wolkenverhangener und grauer Tag gewesen, doch in den letzten Stunden war der Himmel klar. Der Fisch war nicht sonderlich groß, anderthalb Kilo vielleicht, aber wild und kraftvoll. Er biss an, als die Sonne hinter Helsingfors gerade in einer kühlen Kaskade aus Rot unterging, und als er um seine Freiheit und sein Leben schwamm und sprang, glitzerte es wie Feuer in seinen silbrigen Schuppen. Auch der Blinker, den ich benutzte, war rot, mit schwarzen Querstreifen, denn wenn ich bei Sonnenuntergang fische, hallen stets Werners Worte in mir wider:
Bei klarem Wetter musst du in der letzten Stunde Rot oder Orange benutzen.
Außerdem biss der Fisch bei Ryssgrynnan an, südlich von Hästkobben, genau dort, wo ich es Werners Worten zufolge stets dann versuchen sollte, wenn es Frühling war und der Wind aus südöstlicher Richtung kam.
Und ich sagte mir: Erstaunlich, dass die Methode noch immer funktioniert, obwohl mehr als dreißig Jahre vergangen sind, seit Werner mir das Fischen beibrachte.

Als ich über die Råbergabucht zurückfuhr und das Boot neben den Überresten von Östermans Sauna an Land zog (ich bin kein Mitglied im Råberga Bootsclub und darf darum dessen Jachthafen nicht benutzen), dämmerte es bereits. Ich fädelte einen Zweig durch die Kiemen der Lachsforelle und trug sie auf althergebrachte Art, ich ging im sachte dunkler werdenden Abend den Råbergaväg hinab, ich roch den Duft aus Meer und Erde und Nadelbäumen, und genau das war der Moment, in dem mir bewusst wurde: Ich bin tatsächlich wieder zurückgezogen.
Es gibt vieles, das in Råberga anders ist als früher. Den Jachthafen habe ich bereits erwähnt: Die Betonpiere und ein Zaun aus Leichtmetall haben schon vor langer Zeit den ausgedienten Dampfschiffanleger ersetzt, an dem unser Boot immer vertäut lag. Und Tistelskär und Kalvholmen sind erschlossen worden, auf jeder Lichtung steht ein Holzhäuschen, vor den Häuschen befinden sich sorgsam gepflegte Gärten, in den Blumenbeeten heben Gipslöwen und Gipsgriechen ihre möchtegernantiken Köpfe, und zur Sommerzeit werden die Rasenflächen von Sitzgruppen aus weißem Plastik bevölkert.“

 

kjell_westo

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Zwitserse schrijver Christoph Simon werd geboren op 6 augustus 1972 in Langnau im Emmental. Hij bezocht het gymnasium in Thun en de Jazz school in Bern. Daarna reisde hij door Israel, Jordanië, Egypte, Polen, Zuidamerika en bezocht hij Londen en New York. In 2001 publiceerde hij zijn eerste roman Franz oder Warum Antilopen nebeneinander laufen waarmee hij bij een breed publiek en bij de pers veel succes had. In 2003 volgde de roman Luna Llena. In 2005 schreef hij in zijn derde boek Planet Obrist aan de geschiedenis van de hoofdpersoon uit zijn debuutroman verder. Simon is uitgever van het tijdschrift Leuchtelement en lid van de groep Die Autören, samen met Urs Mannhart, Lorenz Langenegger und Markus Beutler.

 

Uit: Herr Obrist und der Dachs

 

“Nach einem Todestraum mit schauerlichen Details wache ich auf, mache Licht und vergewissere mich, dass Doris noch Lebenszeichen von sich gibt. Ich halte ihr ungeschickt die Hand unter die Nase, um den ausströmenden Atem zu spüren. Halb wach geworden fragt sie: „Was machst du da für einen Mist?“, dreht sich um, und ihr Gesicht verschwindet im aufgebauschten Kopfkissen.

Wie ich in Träumen schon gestorben bin: Erschlagen mit dem Hackbeil. Erstickt an Erbrochenem. Zu Tode gepeitscht mit der Neunschwänzigen. Aufgespießt von angespitzten Bambusstäben in einer Falle des Vietcong. Madenzerfressen. In einem Mähdrescher hängen geblieben. Abgasdusche. Von einem Heuschreckenschwarm abgenagt bis auf die Knochen, die dann von ausgezehrten Hunden weggetragen werden. Im Bett explodiert. Mit einem Halstuch erwürgt, und niemand, der sich dafür interessiert, nicht einmal beruflich.

Solches passiert anderen auch, warum soll es mir nicht passieren? Das wirklich Bedenkliche am Tod ist: Mein Leben erlischt, ohne dass dabei die Weltordnung erzittert, ohne dass die Herzen der Frauen erschüttert werden, ohne dass ein Kind um seinen Vater weint, ohne dass ein Beamtengremium beschließt, eine lebensgetreue maßgerechte Wachsnachbildung von Zuwanderer Obrist im Entrée des Tiroler Landesarchivs aufzustellen. Franz Obrist wird von der Erde vollkommen verschwinden.

 

Christoph_simon

Christoph Simon (Langnau im Emmental, 6 augustus 1972)

 

De Tsjechische schrijver, criticus en vertaler Jiří Weil werd op 6 augustus 1900 in Praskolesy. In 1942 moest hij zich, zoals alle joden in Praag voor het transport naar een concentratiekamp melden, maar hij kon vluchten. In 1949 schreef hij Leven met een ster over het leven in Praag voor de transporten.

 

Uit:  Leben mit dem Stern

 

“Lange zerbrach ich mir den Kopf über ein Rundschreiben, das sich auf die Benutzung der Straßenbahn bezog. Ich fuhr stets mit der Straßenbahn, wenn ich in die Stadt mußte, das war die

gewöhnlichste Sache der Welt. Ich stieg an der Haltestelle ein und löste beim Schaffner einen

Fahrschein. Manchmal kam ein Kontrolleur, aber ich hatte immer einen Fahrschein und war noch nie bestraft worden. Manchmal sprang ich allerdings auch von der fahrenden Bahn ab, und einmal hatte ich mich dabei ganz schön langgelegt und mir die Brille zerbrochen. In der Straßenbahn hingen immer irgendwelche Reklameaufkleber und außerdem die Betriebsvorschriften, ich aber hatte sie nie gelesen.

Ich mußte von nun an zu Fuß gehen, das war manchmal sehr schlimm, weil ich weit draußen wohnte, und am schlimmsten war es, wenn ich aus der Stadt heimkehrte. Oft fiel Schnee und durchnäßte meinen dünnen Mantel, manchmal rutschte ich auf einer vereisten Stelle aus. Es war immer schlimm, wenn ich aus der Stadt zurückkehrte, weil ich einen Hügel erklimmen mußte, um den Weg abzukürzen. Der Weg war voller Löcher, und manchmal fiel ich in eine Schneewehe, Schuhe und Strümpfe waren durch und durch naß, und nur schwer bekam ich die Füße aus dem tiefen Schnee heraus; ich war sehr müde und hatte Hunger, und mir kam es vor, als würde ich nie die Haustür erreichen.”

 

weil

Jiří Weil (6 augustus 1900 – 13 december 1959)

 

De Franse dichter, schrijver en diplomaat Paul Claudel werd geboren op 6 augustus 1868 in Villeneuve-sur-Fère. Zijn bekendste en meest gespeelde stuk is het in de middeleeuwen spelende L’Annonce faite à Marie. Bekend is ook de trilogie L’Otage 1909, Le Pain dur 1914 en Le Père humilié 1916. Maar als zijn hoofdwerk geldt het in het Spanje van de zestiende eeuw spelende Le Soulier de satin uit 1925, een immens lang drama, dat pas in 1943 in een sterk verkorte versie voor het eerst gespeeld werd. Claudel schreef ook meerdere libretti voor opera’s van Darius Milhaud. In de jaren twintig tot veertig van de twintigste eeuw werd Claudels werk in katholieke kringen zeer gewaardeerd en in 1946 werd hij met een opname in de Académie Française bellond. Na WO II raakte hij wat in vergetelheid.

 

Uit: Le Soulier de satin

 

Doña Prouhèze monte debout sur la selle et se déchaussant elle met son soulier de satin entre les mains de la Vierge.

Vierge, patronne et mère de cette maison,

Répondante et protectrice de cet homme dont le cœur vous est pénétrable plus qu’à moi et compagne de sa longue solitude,

Alors si ce n’est pas pour moi, que ce soit à cause de lui,

Puisque ce lien entre lui et moi n’a pas été mon fait, mais votre volonté intervenante :

Empêchez que je sois à cette maison dont vous gardez la porte, auguste tourière, une cause de corruption !

Que je manque à ce nom que vous m’avez donné à porter, et que je cesse d’être honorable aux yeux de ceux qui m’aiment.

Je ne puis dire que je comprends cet homme que vous m’avez choisi, mais vous, je comprends, qui êtes sa mère comme la mienne.

Alors, pendant qu’il est encore temps, tenant mon cœur dans une main et mon soulier dans l’autre,

Je me remets à vous ! Vierge mère, je vous donne mon soulier !

Vierge mère, gardez dans votre main mon malheureux petit pied !

Je vous préviens que tout à l’heur
e je ne vous verrai plus et que je vais tout mettre en œuvre contre vous !

Mais quand j’essayerai de m’élancer vers le mal, que ce soit avec un pied boiteux ! La barrière que vous avez mise,

Quand je voudrai la franchir, que ce soit avec une aile rognée !

J’ai fini ce que je pouvais faire, et vous, gardez mon pauvre petit soulier,

Gardez-le contre votre cœur, ô grande Maman effrayante !”

 

Claudel

Paul Claudel (6 augustus 1868 – 23 februari 1955)

 

De Hongaarse schrijver János Rózsás werd geboren in Boedapest op 6 augustus 1926. In 1944 werd hij opgeroepn voor militaire dienst en hij raakte in Russisch krijgsgevangenschap. Daar leerde hij Aleksandr Solzjenitsyn kennen. Pas in 1953 kwam hij weer vrij. Zijn herinneringen schreef hij toen al neer, maar zij konden pas na de val van het ijzeren gordijn in Hongarije gepubliceerd worden.

Uit: Schwester Dusja

Gegen Ende des zweiten Weltkrieges, im Frühherbst 1944, hatte die Rote Armee das Karpatenbecken allmählich überflutet. Als der erste kämpfende sowjetische Soldat seinen Fuß auf ungarischen Boden setzte, begann sofort eine grausame Unterjochung unseres Landes mit reihenweisen Festnahmen von Zivilpersonen, sowohl Männern als auch Frauen. Die sowjetischen Militärgerichtshöfe stellten sie, in Zusammenarbeit mit den Organen der politischen Abwehr, den sogenannten Smersch, auf Grund verschiedener Anklagen und vorgetäuschter Scheingründe vor Gericht. Die Opfer, die sich unter unmenschlichen Umständen in der Untersuchungshaft quälen mussten, verstanden wegen der mangelhaften Sprachkenntnisse der Dolmetscher aus den ihnen zur Last gelegten Anschuldigungen nichts. Man konnte nur vage ahnen, dass die in den Verhörprotokollen festgehaltenen unbewiesenen, auf Annahmen und Verleumdungen aufgebauten Anklagen auf Kollaboration mit den faschistischen Deutschen, sowjetfeindlicher Spionage und nie verübten Terrorakten beruhten.

Verteidigungsmöglichkeiten vor den sowjetischen Militärgerichtshöfen gab es nicht. Die Rechtsprechung dauerte jeweils nur einige Minuten. Man verurteilte die Beschuldigten gruppenweise, nahezu am laufendem Band auf Grund der in unverständlicher Sprache vorgelesenen Anklageschrift. Es wurden die Todesurteile gefällt, 10, 15 oder 25jährige Zwangsarbeit verhängt, je nach dem, was der fantasiereiche Untersuchungsrichter-Offizier in sein Verhörprotokoll hineingeschrieben hatte.“

 

rozsasj

János Rózsás (Boedapest, 6 augustus 1926)

 

De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook mijn blog van 6 augustus 2006.

 

The Charge of the Light Brigade (fragment)

1.

Half a league, half a league,
Half a league onward,
All in the valley of Death
Rode the six hundred.
“Forward, the Light Brigade!
“Charge for the guns!” he said:
Into the valley of Death
Rode the six hundred.

 

2.

“Forward, the Light Brigade!”
Was there a man dismay’d?
Not tho’ the soldier knew
Someone had blunder’d:
Their’s not to make reply,
Their’s not to reason why,
Their’s but to do and die:
Into the valley of Death
Rode the six hundred.

 

3.

Cannon to right of them,
Cannon to left of them,
Cannon in front of them
Volley’d and thunder’d;
Storm’d at with shot and shell,
Boldly they rode and well,
Into the jaws of Death,
Into the mouth of Hell
Rode the six hundred.

 

4.

Flash’d all their sabres bare,
Flash’d as they turn’d in air,
Sabring the gunners there,
Charging an army, while
All the world wonder’d:
Plunged in the battery-smoke
Right thro’ the line they broke;
Cossack and Russian
Reel’d from the sabre stroke
Shatter’d and sunder’d.
Then they rode back, but not
Not the six hundred.

 

medTennyson_1844

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Christa Reinig werd geboren op 6 augustus 1926 in Berlijn. Van 1950 tot 1953 studeerde zij aan de arbeiders- en boerenfaculteit, daarna tot 1957 kunstgeschiedenis en archeologie aan de Berlijnse Humboldt-Universität. Van 1957 tot 1964 was zij wetenschappelijk assistente bij het Märkische Museum. Reinig begon al in de jaren veertig te schrijven. Zij was medewerkster van het satirische tijdschrift Eulenspiegel, kon ook publiceren, maar wegens haar nonconformistische houding kreeg zij vanaf 1951 een publicatieverbod in de DDR. In 1964 keerde zij van de uitreiking van de Bremer Literaturpreis niet meer naar de DDR terug en vestigde zich in München. 

 

 

Robinson

Manchmal weint er wenn die worte
still in seiner kehle stehn
doch er lernt an seinem orte
schweigend mit sich umzugehn

 

und erfindet alte dinge
halb aus not und halb in spiel
splittert stein zur messerklinge
schnürt die axt an einen stiel

 

kratzt mit einer muschelkante
seinen namen in die wand
und der allzu oft genannte
wird ihm langsam unbekannt

 

 

mein besitz

Ich habe einen mantel in die jackentasche zu stecken
einen taschenmantel
ich habe ein radio in die jackentasche zu stecken
einen taschenradio
ich habe eine bibel in die jackentasche zu stecken
eine taschenbibel
ich habe gar keine solche jacke mit taschen
gar keine taschenjacke
ich habe eine schnapspflasche mit zwölf gläsern für mich
und alle meine onkels und tanten
ich habe eine kaffeekanne mit vier tassen für mich
und meine drei besten freundinnen
ich habe ein schachbrett mit schwarzen und weißen steinen für mich
und einen freund
ich habe gar keine freunde einzuladen
niemanden

ich habe einen himmel endlos über mir
darunter mich wiederzufinden
ich habe eine stadt voll straßen endlos
darin mir zu begegnen
ich habe ein lied endlos und endlos
darin ein- und auszuatmen
ich habe nicht mehr als ein gras zwischen zwei pflastersteinen
nicht mehr zu leben

 

Reinig

Christa Reinig (Berlijn, 6 augustus 1926)

 

De Algerijnse schrijver Yacine Kateb werd geboren op 6 augustus 1929 in Zighout-Youcef. Zijn eerste boek verscheen in 1946, toen hij zeventien was. Vanaf 1947 begon hij Frankrijk te bezoeken, later verhuisde hij er naar toe.Tot 1952 werkte hij een tijd als journalist en als dokwerker, wat hij snel weer opgaf om zich aan het schrijven te wijden. Hij reisde veel. In de vroege jaren zeventig vestigde hioj zich weer in Akgerije. Zijn boeken schreef hij in het Frans. Zijn hoofdthema is de politiekebevrijdingsstrijd van de Berbers.

POUSSIÈRES DE JUILLET

 

 Le  sang
Reprend  racine
Oui
Nous  avions  tout  oublié
Mais  notre  terre
En  enfance  tombée
Sa  vieille   ardeur  se  rallume

 

Et  même  fusillés
Les  hommes  s’arrachent  la  terre
Et  même  fusillés
Ils  tirent la  terre  à  eux
Comme  une  couverture
Et  bientôt  les  vivants  n’auront  plus  où  dormir

 

 Et  sous  la  couverture
Aux  grands trous  étoilés
Il  y  a  tant  de  morts
Tenant  les  arbres  par  la  racine
Le  cœur  entre  les  dents

 

 Il  y  a  tant  de  morts
Crachant  la  terre  par  la  poitrine
Pour  si  peu  de  poussière
Qui  nous  monte  à  la  gorge
Avec ce vent  de  feu

N’ enterrez  pas l’ancêtre
Tant  de
fois  abattu
Laissez-le renouer la trame  de  son  massacre

Pareille  au  javelot  tremblant
Qui  le transperce
Nous  ramenons  à  notre  gorge
La  longue  escorte  des  assassins.

 

 

 

C’est vivre

C’est vivre

Fanon, Amrouche et Feraoun 

Trois voix brisées qui nous surprennent 

Plus proches que jamais 

Fanon, Amrouche, Feraoun 

Trois source vives qui n’ont pas vu 

La lumière du jour 

Et qui faisaient entendre 

Le murmure angoissé  

Des luttes souterraines 

Fanon, Amrouche, Feraoun 

Eux qui avaient appris 

A lire dans les ténèbres 

Et qui les yeux fermés 

N’ont pas cessé d’écrire

Portant à bout de bras

Leurs oeuvres et leurs racines 

Mourir ainsi c’est vivre 

Guerre et cancer du sang 

Lente ou violente chacun sa mort 

Et c’est toujours la même 

Pour ceux qui ont appris 

A lire dans les ténèbres, 

Et qui les yeux fermés 

N’ont pas cessé d’écrire 

Mourir ainsi c’est vivre.

 

 

Kateb

Yacine Kateb (6 augustus 1929 – 28 oktober 1989)

Alfred, Lord Tennyson

Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Toen Tennyson ging studeren aan de universiteit van Cambridge, kon hij zich met niemand identificeren. Hij was lang van gestalte en maakte fysiek indruk, maar ontbeerde het nodige zelfvertrouwen. Hij ontmoette een jongere student, Arthur Hallam, die hem verder begeleidde en zich verloofde met een van zijn zusters. In 1833 stierf Hallam onverwachts en stortte zijn wereld in. Hij schreef daarover verschillende werken, waaronder In Memoriam (1850). Dit gedicht toont de invloed van Charles Darwin. Een van de beroemde vragen die Tennyson stelt, is waarom de natuur zo voorzichtig omgaat met de soort, maar zo onzorgvuldig met het individu. Het gedicht was een enorm commercieel succes. Hierna waren zijn financiële problemen opgelost. Hij trouwde met Emily Sellwood, die hij 14 jaar eerder al had ontmoet. Hun zoon, die later zijn eerste biograaf zou worden, heette Hallam. Ook in 1850 werd hij benoemd tot Poet Laureate, als opvolger van William Wordsworth.

 

In Memoriam A.H.H.

Strong Son of God, immortal Love,
Whom we, that have not seen thy face,
By faith, and faith alone, embrace,
Believing where we cannot prove;

Thine are these orbs of light and shade;
Thou madest Life in man and brute;
Thou madest Death; and lo, thy foot
Is on the skull which thou hast made.

Thou wilt not leave us in the dust:
Thou madest man, he knows not why,
He thinks he was not made to die;
And thou hast made him: thou art just.

Thou seemest human and divine,
The highest, holiest manhood, thou.
Our wills are ours, we know not how;
Our wills are ours, to make them thine.

Our little systems have their day;
They have their day and cease to be:
They are but broken lights of thee,
And thou, O Lord, art more than they.

We have but faith: we cannot know;
For knowledge is of things we see
And yet we trust it comes from thee,
A beam in darkness: let it grow.

Let knowledge grow from more to more,
But more of reverence in us dwell;
That mind and soul, according well,
May make one music as before,

But vaster. We are fools and slight;
We mock thee when we do not fear:
But help thy foolish ones to bear;
Help thy vain worlds to bear thy light.

Forgive what seem’d my sin in me;
What seem’d my worth since I began;
For merit lives from man to man,
And not from man, O Lord, to thee.

Forgive my grief for one removed,
Thy creature, whom I found so fair.
I trust he lives in thee, and there
I find him worthier to be loved.

Forgive these wild and wandering cries,
Confusions of a wasted youth;
Forgive them where they fail in truth,
And in thy wisdom make me wise.

1849.

 

The Deserted House

Life and Thought have gone away
Side by side,
Leaving door and windows wide.
Careless tenants they!

All within is dark as night:
In the windows is no light;
And no murmur at the door,
So frequent on its hinge before.

Close the door; the shutters close;
Or through the windows we shall see
The nakedness and vacancy
Of the dark deserted house.

Come away: no more of mirth
Is here or merry-making sound.
The house was builded of the earth,
And shall fall again to ground.

Come away: for Life and Thought
Here no longer dwell;
But in a city glorious –
A great and distant city -have bought
A mansion incorruptible.
Would they could have stayed with us!

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892)