De Vlaamse schrijver, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen werd geboren in Brussel, op 12 mei 1872. Vermeylen studeerde in Brussel, Berlijn en Wenen. Hij promoveerde in 1899 tot speciaal doctor aan de Brusselse universiteit in geschiedenis en letterkunde. Hij werd er docent kunstgeschiedenis (in 1901) en vanaf 1902 tot 1923 doceerde hij de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Daarna was hij tot 1930 hoogleraar in de Nederlandse en moderne literatuur te Gent, waar hij de eerste rector was van de vervlaamste universiteit (1930-1932). Hij was tevens van 1921 tot 1945 socialistisch senator. Vermeylen was medeoprichter van Van Nu en Straks ((1896-1901)) en Vlaanderen (1903-1907) (samen met Karel van de Woestijne) en stichter van het links georiënteerde Nieuw Vlaams Tijdschrift. Sinds 1919 was hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie. Vermeylen had een grote invloed op het culturele leven in Vlaanderen voor de Eerste Wereldoorlog. Met vooruitziende blik verdedigde hij de visie dat de toekomst van Vlaanderen in Europees verband gezien moet worden en gebouwd moet zijn op culturele en economische krachten. Dit standpunt is kernachtig samengevat in zijn uitspraak: Vlaming zijn om Europeeër te worden (uit zijn essay Vlaamsche en Europeesche Beweging (1900))
Uit: De wandelende jood
“In dien tijd, ’t was toen Onze-Lieve-Heer nog onder de mensen preekte, leefde er in een kelderken te Jeruzalem een schoenlapper genaamd Ahasverus. Hij was in ’t zelfde jaar als Christus geboren, een flinke opgeschoten kerel van een Jood, met een beenderig gezicht en een paar klare kijkers, waar een vlam in stak.
Hij stond gaarne met bei zijn voeten op den grond, en wat niet recht was noemde hij krom, al hield hij weinig van zeggen: ieder gaat toch zijn eigen gang, dacht hij, en de dood is aan alleman gegeven.
Die Ahasverus voelde zich niet gelukkig.
In hem was er iets, dat hem geen rust het, daarbinnen brandde er iets, waar hij geen weg meê wist, hij was gelijk een die zich in zijn bed heenendweer wentelt en zijn slaap niet vinden kan.
Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zat hij in zijn kelderken gedoken, sneed zijn leer, trok zijn pekdraad, lapte pollevijen, hamerde op hak en zool, slaafde dat het tot bij de buren stoof, maar nooit hoorde hij ’t zoete gekis van boter in de pan. Dag in, dag uit: ’t was altijd zo geweest, ’t zou altijd zo blijven: hij kon er niet meer buiten, het leven had hem bij zijn schabbernak vast en duwde hem voort.”
August Vermeylen (12 mei 1872 – 10 januari 1945)
Portret door Isidoor Opsomer
De Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (pseudoniem Jan Oranje) werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1914. Aafjes begon eerst aan een priesteropleiding, studeerde daarna een tijdje archeologie in Rome en wijdde zich daarna aan literair en journalistiek werk. Hij debuteerde in 1940 als dichter met “Het gevecht met de muze”. In 1946 schreef hij Een voetreis naar Rome, een romantisch-poëtisch reisverslag, waarmee hij nationale bekendheid verwierf. In 1953 verscheen De karavaan, voorlopig zijn laatste dichtbundel, omdat het literaire klimaat onder invloed van de Vijftigers inmiddels erg was veranderd en Aafjes zich daartegen hevig verzette, wat tot een ernstig conflict leidde. Hierna legde hij zich toe op reisbeschrijvingen, voornamelijk van de Middellandse Zeegebied. Onder andere schreef hij Capricio Italiano, een autobiografisch verslag geschreven tijden zijn korte archeologische studie in Rome, en Goden en Eilanden. Hierin wordt een reis door Griekenland beschreven aan de hand van Homerus’ Odyssee. In 1980 verscheen toch nog een dichtbundel van zijn hand Deus sive natura, met erotische poëzie. Zie ook mijn blog van 22 april 2006.
In den trein
Wij rijden met de trein naar ‘t Zuiden
De peppels vallen van ons weg,
De molens en de meidoornheg,
Die langs de spoorbaan is gelegen.
En na een nacht van weinig
Snelt glanzende de eerst rij
Cypressen aan ons oog voorbij,
Gelijk een groep marathonlopers.
Wijnbergen, ceders en ravijnen,
Gedoopt in het zacht ochtendrood,
Vallen ons zo maar in de schoot
Door de geopende portieren.
De trein snijdt de meloen der wereld
Met ‘t lemmet van zijn vaart uiteen;
In ‘t blinkend vallen, een voor een
Arcadi, uw schijven open.
Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)
De Nederlandse schrijver Nicolaas Anslijn werd op 12 mei 1777 geboren in Leiden. Van zijn hand verschenen onder meer De Brave Hendrik (1810) en wegens doorslaand succes later De Brave Maria (1811) in dezelfde stijl. Anslijn heeft ook een belangrijke rol gespeeld in het grammaticaonderwijs met zijn vernieuwende Nederduitsche spraakkunst voor eerstbeginnenden.
Uit: De brave Hendrik
“Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat?
Vele menschen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt.
Hij doet nooit iemand kwaad.
Er zijn wel kinderen, die hem niet liefhebben.
Ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen.
Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik.
Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leeren van hem, hoe zij handelen moeten.
Als Hendrik zoo braaf is, dan zal hij ook zijne ouders wel liefhebben.
Alle brave kinderen hebben hunne ouders lief.”
Nicolaas Anslijn (12 mei 1777 — 18 september 1838)
Uitgave van De Brave Hendrik (Geen portret beschikbaar)
De Engelse schilder en dichter Dante Gabriel Rossetti werd op 12 mei 1828 in Londen geboren. Hij was mede-oprichter van de groep der Pre-Rafaëlieten. Zie ook mijn Blog van 12 mei 2006.
LXXI The Choice, I
Eat thou and drink; to-morrow thou shalt die.
Surely the earth, that’s wise being very old,
Needs not our help. Then loose me, love, and hold
Thy sultry hair up from my face; that I
May pour for thee this golden wine, brim-high,
Till round the glass thy fingers glow like gold.
We’ll drown all hours: thy song, while hours are toll’d,
Shall leap, as fountains veil the changing sky.
Now kiss, and think that there are really those,
My own high-bosom’d beauty, who increase
Vain gold, vain lore, and yet might choose our way!
Through many years they toil; then on a day
They die not,–for their life was death,–but cease;
And round their narrow lips the mould falls close.
Dante Gabriel Rossetti (12 mei 1828 – 9 april 1882)
Zelfportret 1855
De Russische schrijver en dissident Andrej Aleksejevitsj Amalrik werd geboren in Moskoui op 12 mei 1938. Hij werd ervan beschuldigd inmenging van het buitenland in Sovjetzaken te bevorderen, en daarom moest hij de universiteit van Moskou verlaten. Hij deed allerlei los werk en schreef enige toneelstukken die als anti-Sovjet veroordeeld werden. Hij werd prompt naar Siberië verbannen. Hij schreef er een boek over: De onvrijwillige reis naar Siberië (1970). Hij liet -wat verboden was- in het buitenland, in Amsterdam, een boek uitgeven getiteld: Haalt de Sovjetunie 1984? (1969). Dit was in de tijd van de Vietnam-demonstraties, en bij links was hij in het Westen -ook Nederland- dan ook een ongewenste profeet. Toch kan zijn boek zonder meer profetisch genoemd worden, al had hij het mis over hoe de machtige Sovjetstaat precies aan zijn einde zou komen. Volgens hem zou dat van de kant van de Chinese grens komen met een door de Chinezen gesteunde opstand van de plaatselijke bevolking. In 1976 werd hij verbannen naar Nederland. Amalrik stierf in het jaar van de invasie in Afghanistan in ballingschap in Guadalajara, Spanje, bij een verkeersongeluk. In datzelfde jaar werd Dagboek van een provocateur uitgegeven, waarin hij zijn strijd voor mensenrechten in Rusland beschrijft.
Uit: Will the Soviet Union Survive Until 1984?
“There is another powerful factor which works against the chance of any kind of peaceful reconstruction and which is equally negative for all levels of society: this is the extreme isolation in which the regime has placed both society and itself. This isolation has not only separated the regime from society, and all sectors of society from each other, but also put the country in extreme isolation from the rest of the world. This isolation has created for all—from the bureaucratic elite to the lowest social levels—an almost surrealistic picture of the world and of their place in it. Yet the longer this state of affairs helps to perpetuate the status quo, the more rapid and decisive will be its collapse when confrontation with reality becomes inevitable.”
Andrej Amalrik (12 mei 1938 – 12 november 1980)
De Nederlandse dichteres Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Nog voordat ze een bundel had uitgebracht, brak ze door op het Double Talk-festival in 1997. Peeters debuteerde in 1999 met de bundel Genoeg gedicht over de liefde vandaag. Deze werd genomineerd voor de NPS-Cultuurprijs. In 2003 verscheen Koffers Zeelucht, dat bekroond werd met de Jo Peters Poëzieprijs 2004. Als onderdeel van deze prijs verscheen in beperkte oplage de bundel Nachtzwemmen. Hagar Peeters studeerde Cultuurgeschiedenis en Algemene Letteren aan de Universiteit Utrecht. Met haar doctoraalscriptie Gerrit de Stotteraar – Biografie van een boef won zij de Nationale Scriptieprijs 2001 van Het Parool. Deze biografie van de inbreker Gerrit de Stotteraar (1920) werd in boekvorm uitgegeven door uitgeverij Podium.
Het huis van de uitgewezene
is een huis met deuren
die naar beide kanten open en dicht gaan
zodat in één vloeiende beweging
kan worden gekomen en vertrokken
als bij een draaideur
in het midden waarvan de uitgewezene
op insluiting wacht.
Het huis is geen verblijfplaats
maar een verwachtplaats
van hoop en teleurstelling.
Alle kamers zijn wachtkamers.
De bank in de zitkamer
staat daar enkel om op plaats te nemen
om het ijsberen te onderbreken.
De literatuur in de boekenkasten
bestaat uit formulieren
en bevat geen poëzie
maar ordonnanties.
Zo onwrikbaar als de bevelen zijn
zo onpeilbaar is de situatie.
De ramen in het huis van de uitgewezene
zijn ramen om een landschap door te ontwaren
dat spoedig niet langer te zien zal zijn
en waarin zich het uitzicht van herkomst verraadt.
Wanneer de uitgewezene zijn huis verlaat
volgt hij slechts de borden met ‘exit’
die overal waar hij aankomt zijn geplaatst.
Als ooit
Als ooit jouw aanraking geen beroering
wekt dan ergernis of niets, als ooit
de dagen zich weer sluiten in de
aaneengeregen rij van opsomming
zonder apotheose als de dood
zich in ons heeft gemengd en vreugdeloos
met ons aan tafel zit waar alleen nog
de verveelde conversatie van de vorken klinkt,
als ooit jouw bloed niet meer het mijne is
of ik het drink en er meer is in de kamer
dan jouw aanwezigheid als jij er bent,
als ooit behang en kapstok met jouw jas eraan
geen verschil maken voor mijn blik,
de straat gelaten onder onze voeten ligt,
dan vraag ik je om met mij in een kleine kist
onder een boom waar wij eerder
of te verbranden en te gooien in het water
waarop wij eens, dat wij teruggaan naar de plaatsen
die zijn achtergebleven in het fotoboek en ook het fotoboek
met alles er nog in en ook ons huis, de kinderen
als we die dan hebben, de hele aarde
zullen we samen moeten begraven, als ooit
Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)
De Russische dichter Andrey Andreyevich Voznesensky werd geboren in Moskou op 12 mei 1933. Hij woont en werkt in Moskou. In zijn jonge jaren werd hij geboeid door architectuur en schilderkunst en hij studeerde in 1957 af aan het instituut voor architectuur in Moskou. Maar de poezie won het toch. Hij zond als tiener zijn gedichten naar Boris Pasternak. De vriendschap tussen de twee had een grote invloed op Voznesensky’s werk. In 1958 verschenen de eerste gedichten. Volgens de Amerikaanse dichter Robert Lowell is Voznesensky “one of the greatest living poets in any language.”
Modern nature
Red cows
on the asphalt road have settled.
Lazing on the asphalt pan they lie.
We drive them round
for cows are sacred!
They are loyal to the highway,
we wonder why.
“Old herdsman, we want our question answered:
Why have the cows gone mad?” “God forbid!
The point is that flies do not like asphalt.”
Those modern cows! The are wise indeed!
They got it, the sly ones! Cattle of genius!
Unlike the poor, unfortunate flies.
“The flies know that asphalt
is carcinogenic.”
Those modern flies! They are really wise!
Abuses and awards
A poet can’t be in disfavour,
he needs no awards, no fame.
A star has no setting whatever,
no black nor a golden frame.
A star can’t be killed with a stone, or
award, or that kind of stuff.
He’ll bear the blow of a fawner
lamenting he’s not big enough.
What matters is music and fervour,
not fame, nor abuse, anyway.
World powers are out of favour
when poets turn them away.
Vertaald door Alec Vagapov
Andrej Voznesensky (Moskou, 12 mei 1933)
De Duitse schrijfster Eva Demski werd geboren op 12 mei 1944 in Regensburg. Zij studeerde germanistiek, kunstgeschiedenis en filosofie In Mainz en Freiburg im Breisgau. Aansluitend werkte zij als assistente dramaturgie in Frankfurt am Main en als lector bij diverse uitgeverijen. Sinds 1977 is zij zelfstandig schrijfster.
Werk o.a. : Das Narrenhaus (1997), Das Karussell im Englischen Garten (2002), Das siamesische Dorf (2006)
Uit: Von Liebe, Reichtum, Tod und Schminke (2004)
„Nicht, daß es nicht schon tausendfach bemerkt, beklagt und verachtet worden wäre – nur geholfen hat bisher keine Schelte, und so darf man sie wiederholen und vielleicht vertiefen. Wie wir wissen – um mit dem Anfang anzufangen –, hat Gottvater mit großem Aufwand in die Wege geleitet, daß dieses nach Seinem Bilde erschaffene Paar sich bedeckte. Ohne in irgendeine exegetische Falle gehen zu wollen, meine ich, in diesem göttlichen Befehl zu erkennen, daß ihm plötzlich aufgefallen sein muß: Das mit dem Bilde hatte nicht recht geklappt. Sie waren an manchen Stellen nicht wirklich hübsch. Und die reich angelegte Natur bot Möglichkeiten, etwas zum Bedecken und Verstecken zu finden. Nun muß man bedenken, daß Adam und Eva mit Sicherheit gesund lebten und sich viel bewegten, es genügten also ein paar anmutige Blätter. Seither versuchen die Menschen, ihren Leib hübscher, wehrhafter, erotischer oder jünger aussehen zu lassen, zum Teil haben sie sich merkwürdiger Materialien und Formen bedient, jedes Lexikon der Mode rührt den Betrachter, weil hinter den bizarrsten Auswüchsen immer noch diese Absichten erkennbar sind. Was aber hat dazu geführt, daß die so gründlich aufgegeben worden sind?“
Eva Demski (Regensburg, 12 mei 1944)
De Canadese schrijver Farley Mowat werd geboren in Belleville, Ontario, op 12 mei 1921. Hij is een van de meest gelezen Canadese auteurs. Vele van zijn populairste werken zijn herinneringen uit zijn kindertijd, oorlogsdienst en zijn werk als natuurkundige. Zijn boeken en verhalen zijn vertaald in 52 talen en er werden meer dan 14 miljoen kopieën van verkocht.
Uit: The Dog Who Wouldn’t Be
“An oppressive darkness shadowed the city of Saskatoon on an August day in 1929. By the clock it was hardly noon. By the sun—but the earth had obliterated the sun. Rising in the new deserts of the southwest, and lifting high on autumnal winds, the desecrated soil of the prairies drifted northward; and the sky grew dark.
In our small house on the outskirts of the city my mother switched on the electric lights and continued with the task of preparing luncheon for my father and for me. Father had not yet returned from his office, nor I from school. Mother was alone with the somber day.
The sound of the doorbell brought her unwillingly from the kitchen into the hall. She opened the front door no more than a few inches, as if expecting the menace of the sky to thrust its way past her into the house.
There was no menace in the appearance of the visitor who waited apologetically on the step. A small boy, perhaps ten years of age, stood shuffling his feet in the gray grit that had been falling soundlessly across the city for a day and a night. He held a wicker basket before him and, as the door opened, he swung the basket forward and spoke in a voice that was husky with the dust and with the expectation of rebuff.”
Farley Mowat (Belleville, 12 mei 1921)