Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Tilligte vroeger

Een vader fietst door ’t boerenland
in de vroege ochtendmist
en hij heeft achterop zijn fiets
een kleine houten kist.

Daar ligt de nieuwe wereld in
waarop hij had gehoopt:
zijn zoontje dat gestorven is
voordat het werd gedoopt.

Vader begraaft het kereltje
in ongewijde grond.
Daarboven lopen Onze Heer
de tranen langs de mond.

 

Oude en nieuwe steden

Je voelt je razendsnel vertrouwd
met oude steden, fraai gebouwd
om torens heen:
al kende je daar heg noch steg,
na een klein uur vind je de weg
heel goed alleen.

Maar neem een wijk uit onze tijd:
je raakt er vaak de weg nog kwijt
na honderd keer.
Zelfs in één bouwwerk, één kantoor,
zoek je je rot, de jaren door
en telkens weer.

Ach, architecten van vandaag,
ik zoek een antwoord op de vraag
waarom u faalt:
waarom is bijna elk ontwerp
zo zonder hart en zo onscherp
dat men verdwaalt?

 

Sander

Voor een blinde jongen

Een lichaam dat op warmte wacht,
de zuiverheid van wenkbrauwbogen,
de lijnen van een mond, die lacht,
de wimpers boven meisjesogen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

De lieve lijnen van haar keel,
de witte parels van haar tanden,
je zult het zien in je gestreel
van je twee fijnbesnaarde handen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

Je voelt een haarlok, aait een oor,
en je tien vingers wachten even
en lopen dan brutaalweg door
tot de twee borsten die daar leven.
Je zult ze zien, intens als ieder ander,
Sander.

En als je wat verdwaald mocht wezen
en niet meer weet waar je moet gaan,
dan moet je ’t brailleschrift maar lezen
rondom de tepels die daar staan.
Jij kent dat eigenlijk veel beter dan een ander,
Sander.

Met je twee handen en je mond
krijg je een antwoord op je dromen,
tot je die kleine driehoek vond,
die woning waar je thuis kunt komen
en waar je één kunt worden met die ander,
Sander.

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog.

 

Harmonie

II
Het Heerlijke

In slappe sneeuw ontbindt de straat,
in winter heel uw warm gelaat,
in leegte smelt mijn wens.

Het land wordt kleiner en de tijd,
en samenkrimpend waar hij bijt
ben ik een muizenmens.

Maar zie ‘k de struise beukenlaan
bruin in het rosse zonvuur staan,
ze is schoon en rijp voor mijn gezicht

En luistren naar een lijn die stijgt
van klanken, en weer nedernijgt,
voleinding die mijn geest verblijdt.

Uw volontbloeide ogen zien
met diep daarin het hart der ziel,
is schaduwloos volkomen licht.

En vlees aan vlees aaneen gegloeid
als lust voltooid in slaap vervloeit,
is heerlijkheid, is heerlijkheid.


III
Uw leden gaven aan mijn lichaam vrede,
verzadigden mijn leden met hun maat.
Stilte, die nu in slapen overgaat,
vrede van al uw leden in mijn leden.

Slapen, waarin ik niet meer binnentreden
noch uit ontwaken mag, en stille staat
van onbeweeglijke en volmaakte daad,
zijnde gebed binnen de legerstede.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

Uit: Klokkendans (Vertaald door Barbara de Lange)

“Willa Drake en Sonya Bailey gingen de deuren langs om snoeprepen te verkopen. Dat was voor het orkest van hun lagere school, de Herbert Malone-school. Als ze er genoeg verkochten kon het orkest naar het streekconcours in Harrisburg. Willa was nog nooit in Harrisburg geweest, maar de harde, gruizige klank van de naam sprak haar aan. Sonya was er wel geweest, maar kon zich er niets van herinneren omdat ze toen nog een baby was. Ze zwoeren allebei dat hun leven voorbij was als ze er nu niet naartoe konden.
Willa speelde klarinet. Sonya speelde blokfluit. Ze waren elf jaar. Ze woonden twee straten bij elkaar vandaan in Lark City in Pennsylvania, maar eigenlijk was Lark City geen stad, zelfs geen provinciestadje, en er waren niet eens stoepen, behalve in die ene straat waar de winkels waren. In Willa’s verbeelding was een stoep iets geweldigs. Ze had zich voorgenomen om als ze groot was nooit ergens te gaan wonen waar geen stoepen waren.
Vanwege die ontbrekende stoepen mochten ze niet in het donker op straat komen. Daarom gingen ze ’s middags op pad met een doos repen, die Willa bij zich hield terwijl Sonya de manilla envelop had voor het geld dat ze hoopten te verdienen. Ze vertrokken vanuit Sonya’s huis, waar ze eerst hun huiswerk hadden gemaakt. Ze moesten Sonya’s moeder beloven meteen terug te komen zodra de zon – die toch al zo waterig was in februari – achter de sprietige bomen op Bert Kane Ridge zakte. Sonya’s moeder was erg bezorgd, veel bezorgder dan Willa’s moeder.
Het was hun bedoeling ver weg te beginnen, bij Harper Road, en dan in hun eigen buurt te eindigen. Aan Harper Road woonde niemand van het orkest, en ze hoopten daar hun slag te kunnen slaan als ze er eerder waren dan de anderen. Het was maandag, de allereerste dag van de snoepverkoopactie; de meeste anderen zouden waarschijnlijk tot het weekend wachten.
De beste drie verkopers kregen een driegangendiner aangeboden met meneer Budd, hun muziekleraar, in een restaurant in Harrisburg, helemaal gratis.”

 

 
Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Turkse schrijfster Elif Shafak (eigenlijk Elif Şafak) werd geboren in Straatsburg op 25 oktober 1971. Zie ook alle tags voor Elif Shafak op dit blog.

Uit: De stad aan de rand van de hemel (Vertaald door Frouke Arns en Manon Smits)

“Istanbul, 22 december 1574
Het was na middernacht toen hij een woest gebrul hoorde vanuit de diepste duisternis. Hij herkende het direct: het kwam van de grootste katachtige van het paleis van de sultan, een Kaspische tijger met amberkleurige ogen en een gouden vacht. Zijn hart sloeg over en hij vroeg zich af door wat — of door wie — het dier gestoord zou kunnen zijn. Op dit late tijdstip hoorden ze allemaal diep in slaap te zijn — de mensen, de dieren, en de djinns. In de stad van de zeven heuvelen waren nu, behalve de nachtwakers op hun ronde, maar twee soorten mensen wakker: zij die aan het bidden waren, en zij die aan het zondigen waren. Ook Jahan was nog op — hij was aan het werk. Werken is als bidden voor ons soort mensen’, zei zijn meester vaak. `Het is onze manier om met God te communiceren.’ `En hoe antwoordt Hij ons dan?’ had Jahan een keer gevraagd, langgeleden, in zijn jonge jaren. `Door ons meer werk te geven, natuurlijk.’ Als hij dat moest geloven, was hij nu vast een behoorlijk hechte band aan het smeden met de Almachtige, had Jahan bij zichzelf gedacht, want hij werkte twee keer zo hard omdat hij twee banen had in plaats van één. Hij was zowel mahout als tekenaar. Hij ambieerde twee ambachten, al was er maar één leraar die hij respecteerde, bewonderde en heimelijk voorbij hoopte te streven. Zijn meester was Sinan, de koninklijke hoofdarchitect. Sinan had honderden leerlingen, duizenden arbeiders en nog veel meer aanhangers en volgelingen. Niettemin had hij slechts vier gezellen. Jahan was er trots op dat hij er daar een van was; trots, maar diep van binnen snapte hij het niet goed. De meester had hem gekozen — een eenvoudige bediende, een nederige olifantenverzorger — terwijl er volop begaafde beginnelingen waren op de paleisschool. In plaats van dat hij er meer zelfvertrouwen door kreeg, werd hij juist onzeker door dat besef. Bijna onwillekeurig werd hij geplaagd door de gedachte dat hij misschien de enige persoon in zijn leven die in hem geloofde zou teleurstellen. Zijn nieuwste opdracht was een hamam ontwerpen. De specificaties van de meester waren duidelijk: een verhoogd marmeren bassin dat van onderaf verwarmd zou worden; leidingen in de muren waardoor de rook naar buiten kon; een koepel die op pendentieven rustte; twee deuren die uitkwamen op twee verschillende straten aan weerszijden van het gebouw zodat mannen en vrouwen elkaar niet zouden tegenkomen. Daaraan zat Jahan te werken in deze onheilspellende nacht, aan een ruw uitgehakte tafel in zijn schuur midden in de menagerie van de sultan.”

 


Elif Shafak (Straatsburg, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 oktober 1948 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Daniel Mark Epstein op dit blog.

Uit: The Loyal Son

“A new floor of planks had been laid from the North Gate up the middle of the half-acre space to those steps and covered with woven matting. Immense galleries had been erected on either side, up to the beams, three levels seating thousands of specta-tors. Fifty-two chandeliers, each surmounted by an imperial crown of gold, were ready to light a postcoronation banquet with a thousand candles. There were few Americans in London, fewer who could witness the coronation of their sovereign, and only one who was entitled to walk in the procession. He was William Franklin, the thirty-one-year-old son of the famous American scientist Benjamin Franklin. The older Frank-lin sat on a plank in the packed gallery. He had purchased his place in the open market, where they were changing hands for five guineas or more (a workingman’s wage for a fortnight). Ben Franklin gazed down at the privileged ranks of bedecked, be-dizened, and bejeweled humanity: judges in scarlet robes, choirboys with scarlet mantles, heralds in tabards, and all the nobility in their robes of state, their coronets in their hands. And there on the edge of that rainbow of heraldry stood his son, William, in his drab coat of broadcloth, his tricorn hat in his hand. Benjamin Franklin regarded this scene with that blend of intense curi-osity and amusement that often animated his bright blue eyes. He was by temperament and practice an observer of life as much as an actor in the human drama, both critical and self-aware. William, his only son, a keen observer and student of manners him-self, was more naturally a man of action, a confident frontier soldier, a man of law, a scientist in his own right, and—as his father’s aide—a colonial advocate. Pennsylvania had sent father and son to England on a fateful mission. Proprietor Thomas Penn’s refusal to pay taxes on his vast property had crippled defenses on the colony’s western fron-tier. Success for the Franklins with Parliament would mean safety for their countrymen; failure would mean more Indian raids, more mas-sacres. Success depended upon their harmonious collaboration. It would also depend upon the grace of the new king.”

 


Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook alle tags voor Peter Rühmkorf op dit blog.

 

Elegie

Gruß aus Köln – die bleiche Trauerkarte,
die am Rand noch grad die Fassung wahrt,
würde- und bedeutungsvoll:
ah-was-soll
all das dämliche Getanke und Gestarte
für das bißchen Fahrt?

Staub zu Staub und Schaum zu Schaum:
Diese Knöchel oft umschlossen,
dieser Hintern tief geliebt,
haltlos durch ein Totenhemd gesiebt,
ausgeflossen
in den sterneleeren Kofferraum.

Efeu schleppt sich lautlos durch die Jahre;
immergrün und unbegrenzt
deckt er diesen früh entschlafnen Schoß;
knochenlos
trete ich vor deine Abendbahre,
zart wie ein Gespenst.

Hark ich dir die Erde vom Gesicht,
laß die Blumen von den Ketten
– himmelstrebend, hochgehanft –
Dich in mein entfliehendes Gedicht
u m z u b e t t e n
(Ruhe sanft!)
Da ist Silber – da ist Gold – ist Licht.

 

Elegie

Groet uit Keulen – deze fletse nochtans zwarte
rouwrand houdt zich maar met moeite fiks,
waardig, vol betekenis:
ah-wat-is
dit voor zinloos tanken, starten,
voor een rit van niks?

Stof tot stof en schuim tot schuim:
deze ooit omarmde leden.
deze kont zo diep doorleefd,
door een doodshemd uitgezeefd,
weggegleden,
in het sterrenlege kofferruim.

Klimop sleept zich zwijgend door de jaren,
eeuwig groen en grenzeloos,
dekt je vroeg ontslapen schoot;
bot-ontbloot,
treed ik voor je avondbaar en
als een spook zo broos.

Hark ik zacht de aarde weg uit je gezicht,
blaas de bloemen van de keien
– hemelopwaarts, hennepvracht –
Jou, te bed in mijn gehaast gedicht,
neer te vlijen
(O rust zacht!)
Daar is zilver, daar is goud, is licht.

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

 
Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook alle tags voor Jakob Hein op dit blog.

Uit: Die Orient-Mission des Leutnant Stern

“Später erfuhr Stern, dass es auf dem Frankfurter Tele-grafenamt Bedenken gegeben hatte, die ursprüngliche Nachricht des Vaters aufzugeben, zudem hatte man die-sem gesagt, dass in der bestehenden Lage nicht mehr davon auszugehen sei, dass die Nachricht vom Amt in Brüssel weitervermittelt werde. Darum hatte sich Sterns Vater einen Trick ausgedacht und gehofft, dass seinem Sohn auch unter dem reformierten, sogenann-ten Frankfurter Lehrplan am Goethe-Gymnasium genü-gend Griechisch beigebracht worden war, seine leicht verschlüsselte Botschaft zu verstehen: » Empfehle sofor-tige Heimkehr – Polemos«. Dass er diese Nachricht als Telegramm aufgegeben hatte, fügte der Nachricht auto-matisch ein Ausrufezeichen bei. »Mein lieber Herr Generalkonsul«, sagte Stern, nach-dem er das Telegramm zweimal gelesen hatte, »ich fürchte, wir werden unverzüglich abreisen müssen.« Bedauernd legte er die Pintura vorzeitig im Aschenbecher ab, wo sie ausgehen würde, während er seine Koffer packte. Sterns Vater neigte als Besitzer einer großen Textilfabrik mit gut zweihundert Arbeitern nicht zur Übertreibung. Immer wieder ereigneten sich Probleme in der Fabrik, ein kleiner Brand, der ausbrach, ein Lie ferant, der falsche oder fehlerhafte Stoffe lieferte, der Ausbruch von Ruhr unter den Arbeiterinnen, der die Produktion für Tage stilllegte. Vater Stern hatte bei sal chen Ereignissen niemals Zeichen besonderer Unruhe gezeigt, sondern war immer ruhig zur Tat geschritten »Schritt für Schritt« war gewissermaßen sein motto Dass er nun einTelegrammverfasste und dies auch noch das griechische Wort für »Krieg« enthielt, ließ bei Stern keinen Zweifel daran aufkommen, dass eiliges Handeln geboten war. Vor ein paar Wochen war bei ihrem Umstieg im Brüs-seler Gare Central die Aufregung nach den Schüssen von Sarajevo noch spürbar gewesen. Die Zeitungen über-schlugen sich mit den wildesten Gerüchten, die sich wie Epidemien verbreiteten. Aber in der hübschen Bimmel-bahn, die sie an der Küste entlang zu ihrem Badeort fuhr, verstummte das wilde Summen spätestens hinter Ost-ende und machteder guten Luft und der Vorfreude Platz.”

 


Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Hélène Swarth op dit blog.

 

Als ’t kindje komen zal

Loom laat zij vallen ’t hemdje vlinderlicht –
En dromig ziet ze, aan morgenblauwe trans,
Met wapperlokken zweven rond een krans
Van engelkopjes, blond en blank, belicht
Door lente-zon, in slepende cadans.
Op wie zal ’t kindje lijken? – En ’t gezicht
Houdt, blij en vroom, ze op ’t wolkenspel gericht,
Waar hemelkindren dansen hemeldans.

Het duizlend kopje in ’t kussen, dat haar man,
Met teedre streelhand, schoof onder ’t hoofd,
Blijft stil zij turen, tot de rei vervloot.
Verwonderd, wijl zij nog niet raden kan
’t Gelaat der vreugd, door liefde haar beloofd:
Haar eigen kind, nog sluimrend in haar schoot.

 

Grafrozen

Een schone dodendroom heb ik gedroomd:

Diep onder marmerblank en bloemgeboomt,
Sliep kalm en koel mijn moegemarteld lijf.
Toen zag mijn ziel, vanuit haar blauw verblijf,
Een meisjesgroep in klederen leliewit.
En éen maagd, blond met vliegend haar, zei dit:
– ‘Zij die daar rust gaf liedren ons, in ruil
Willen wij winden rozen rond haar zuil.’
En zingend slingerde om het marmerblank
De meisjesrei een smijd’ge rozenrank.
En de éne roos was blank als duivendons,
Als maagden-onschuld – Jonkvrouw, bid voor ons! –
Als sneeuw op aarde en vederig wolkje in ’t blauw.
En rood was de andre als ’t vlammend hart der vrouw.

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Portret door Rosa Spanjaard, 1919

 

De Nederlandse schrijver en dichter François Désiré Pauwels werd geboren in Amsterdam op 25 oktober 1888. Zie ook alle tags voor François Pauwels op dit blog.

 

En nu de groene deur-schaduwe rust.

En nu de groene deurschaduwe rust
Op rein-geschuurde donker-blauwe vloeren,
Nu lokt weer niets mijn tong tot smakenslust,
En wil mijn hand den pap niet ommeroeren…

’t Is de ûre straks, dat uit het lage huis
Een klaarte valt, en Jesus aan komt kloppen,
En na ’t uitsterven van mijn deur-geruisch
Me vraagt zijn steenen pijp te mogen stoppen.

En als dan in den bedde-peluwput
Mijn haar verwarrelt en mijn ooren suizen,
Dan voel ik Jesus die mijn herte schudt
En vreemde kriebels in mijn lichaam huizen.

 

Hooglied

Zóó goed als ge zijt had ik u nóoit dúrven droomen,
Ge kwamt me ’t scheem ‘ren uw oog slechts biên
En ál de dingen zijn in wondren glans gekomen
En ‘k heb de wereld vól geluk gezien!

Ik heb de heerlijkheid gekend te mogen luistren
Naar de aanzwellende muziek uwer stem,
En toen uw wónder-zang verging in ’t teerste fluistren
Versmolt mijn hart in innigheid met hem…

In dien nacht is úw tong de mijne komen raken,
En een fontein van liedren werd mijn mond
U ten dank; in den morgen, bij mijn vroeg ontwaken
Liep ik zingens-dronken, dansend, mijn tuinen rond.

 

 
François Pauwels (25 oktober 1888 – 8 januari 1966)
V.l.n.r. Victor van Vriesland, Adriaan Roland Holst, Francois Pauwels en J. C. Bloem. De foto werd genomen op Pauwels 70ste verjaardag in 1958

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Ben Ali Libi

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

 

Het menselijk geluk

De huur betaald. De stoep geschuurd.
Een goeie visboer in de buurt.
Een meid die als ze naast je gaat,
loopt te zingen over straat.

 

Oktober

ik kreeg van daag
een vreemde brief:

‘ik mag je graag,
heus,
ik vind je best lief.

maar houden van,
dat gaat niet.
maar echte liefde
gaat niet’

ik kreeg vandaag
zo’n rare brief.
zo’n brief.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels”

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.

 

Spelende meisjes

Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan ’t spelen waren
en we kwamen aan de praat.

Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar gewoon.

Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in ’t licht van die kinderen
tot een herinnering.

Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend jaar.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer”

Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Zomeravond
(Naar het Portugees)

Kindje, slaap maar, kindje,
’t was ook zo warm deze dag.
In de schemer
zit nu een kleine egel
met zijn mooie stekels
eenzaam in het gras.

Het gras wacht op regen.
Geen takje beweegt er.
Luister naar de merel,
hoog op ons dak.

Avond vol verlangen.
De maan maakt zich klaar voor de nacht.
In de avondschemer
komt strakjes onze egel
nog een egel tegen,
liefkoost haar vacht.

Van ver wordt de merel
antwoord gegeven.
Morgen komt de regen
waar het gras op wacht.

Kindje, slaap maar, kindje,
in de avondschemer.
Hebt al slaap gekregen.
Slaap maar mijn schat.

 

Uitreiking van diploma’s

Onder de meisjes menig stevig stuk,
maar er zijn ook van die nog hele tere,
onder de jongens veel in herenkleren,
en allen, allen stralend van geluk.

Niet langer meer gebukt onder het juk
van heel veel saais om uit het hoofd te leren:
niemand zal ooit nog bij hen informeren
naar passé défini of overdruk.

Maar ’t is meteen ook de examenklas,
die vol saamhorigheid en warmte was,
waarvan men zich zo zorgeloos ontdoet.

Nu slaat voor ’t laatst de grote schooldeur dicht,
en kijk, daar gaan ze: blij en doelgericht
een toekomst met veel heimwee tegemoet.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
Portret door Desirée Groot Koerkamp in Oostmarsum

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein”

Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Angst voor geluk

Soms in de nacht als je naast me ligt,
als je naast me ligt met je meidengezicht,
dan heb ik je weer zo lief.
En ik denk met trots aan ons kleine gezin,
en ik denk: er zit wel samenhang in,
het biedt wel perspectief.

Daar komen nare gedachten van:
dat het zo niet altijd maar duren kan,
het is allemaal veel te fijn.
Nu is mijn bedje wel gespreid,
maar deze kinderen, deze meid
zijn te mooi om waar te zijn.

Wat maken we misschien nog allemaal mee,
misschien ga jij met een ander in zee,
met een zwaarbehaarde man.
Of slepende ziekte of ander kruis
komt over de wereld of over ons huis,
en maakt er een puinhoop van.

Dat denk ik dan. Maar de volgende dag
geeft een ruzie die er wezen mag,
een fraai stuk burengerucht.
En al die gedachten, mijn lekker stuk,
aan ziekte en ontrouw en ongeluk
slaan ratelend op de vlucht.

 

Een probleem

Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem:
‘Als iemand dood is,
wat gebeurt er dan met hem?’

Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt:
‘Wie dood is die komt
in de hemel terecht!’

Maar weer iemand anders
vertelde zowaar:
‘Als je dood bent dan komt er
een tovenaar,

dan tovert hij aan aan je,
en word je een dier,
een muis of een tijger,
een leeuw of een mier

Zelf mag je kiezen
welk dier je wilt zijn:
een mug of een olifant,
of een konijn.’

Maar op een morgen
ben ik gegaan
naar een man die heel oud was,
dus gauw dood zou gaan.

‘Of ik een dier word,’
zei deze man,
‘of in de hemel kom,
ik weet er niks van.

Maar als ik dood ben
is het eerste wat ik doe:
Honderd jaar slapen.
Want ik ben moe.’

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein”

Willem Wilmink, Anne Tyler, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Huilen is gezond

Leg nu die krant maar even neer,
echt lezen doe je toch niet meer,
huil nou maar even.
Ja, tegen iemands lichaam aan
zou dat natuurlijk beter gaan,
maar huil nou even.

Dat jij de enige niet bent,
dat is een troost die je al kent,
dus huil maar even.
Een ander troosten voor verdriet
dat kan ook niet, dat kan ook niet,
maar huil toch even.

Altijd maar flink zijn is niet goed:
als je niet weet hoe ’t verder moet,
huil dan toch even.
Straks, met nog tranen langs je kin
denk je ineens: ik heb weer zin,
om door te leven.

 

Huizen in de binnenstad

Die huizen in de binnenstad,
waarvan je eens de sleutel had.

Elk wonen voel je als voorgoed,
totdat je toch verhuizen moet.

Je naambord bij een andere bel
en na wat weken went het wel.

Je treft je oude huizen aan
en kunt er niet naar binnen gaan.

Ze staan er nog precies als toen
hun huiselijke plicht te doen.

Ondanks de reuma in hun hout
worden ze heel erg langzaam oud

en halen ’t jaar 3000 wel
als ’t goed blijft gaan met Stadsherstel.

Die huizen in de binnenstad,
waarvan je eens een sleutel had,

waar nu een ander slaapt en eet,
die nog van geen verhuizen weet.

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein”

Willem Wilmink, Anne Tyler, Daniel Mark Epstein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Op doorreis door Vlaanderen

Ach mijn vrouw wil naar Zuid-Frankrijk
voor vakantie en vertier.
Daarom rijdt ze nu door Vlaanderen
en ik ben haar passagier.
Meid, waarom zo ver gereden,
waarom blijven we niet hier,
waarom blijven we niet in Vlaanderen
met zijn duizend soorten bier?

Hier zijn middeleeuwse steden,
majesteitelijk en fier,
hier schiep Breughel zijn taferelen
van het landvolk aan de zwier,
hier schiep Rubens vrouwenbillen
die getuigen van plezier,
in het landschap van Stan Ockers
en van Peerke Pollentier.

Weet je soms nog witter bloemen
dan de hagelwitte vlier,
zijn er ergens hogere bomen
dan de Vlaamse populier?
Smalle huizen op de velden:
ieder huis de pionier
van een nooit voltooide hoofdstraat
in een nooit gebouwd kwartier.

Vlaanderen, Vlaanderen door welk noodlot,
door welk wonderlijk bestier
word je steeds voorbij gereden,
worden al je mooie steden,
Brugge, Antwerp, Gent en Lier,
tot op heden steeds gemeden,
waarom blijft er niemand hier?

 

Moeders handen

Je hebt het brood gesmeerd,
onze kleren gekeerd,
ons het pannetje toegeschoven
en de sokken gestopt
en ons ondergestopt…
allemaal met je handen.

Hebt de melk afgedekt
en ons toffees verstrekt
en kranten de wijk rondgedragen,
hebt geschild en versteld
en de hemden geteld…
allemaal met je handen.

Hebt ons menigmaal
ook het warme onthaal
van een oplawaai gegeven.
Hebt ons grootgebracht,
we waren met acht,
zes zijn nog in leven…
allemaal met je handen.

Heet waren ze en koud,
nu zijn ze oud.
En met al onze schade en schande
zijn we huiswaarts gegaan
en we schikken weer aan
en dan strelen we je handen.

[naar de Duitse dichter Kurt Tucholsky, 1890-1935]

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Portret door Mia van Jeveren, 2004

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Daniel Mark Epstein”

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

 

Uit: Breathing Lessons

„Maggie and Ira Moran had to go to a funeral in Deer Lick, Pennsylvania. Maggie’s girlhood friend had lost her husband. Deer Lick lay on a narrow country road some ninety miles north of Baltimore, and the funeral was scheduled for ten-thirty Saturday morning; so Ira figured they should start around eight. This made him grumpy. (He was not an early-morning kind of man.) Also Saturday was his busiest day at work, and he had no one to cover for him. Also their car was in the body shop. It had needed extensive repairs and Saturday morning at opening time, eight o’clock exactly, was the soonest they could get it back. Ira said maybe they’d just better not go, but Maggie said they had to. She and Serena had been friends forever. Or nearly forever: forty-two years, beginning with Miss Kimmel’s first grade.
They planned to wake up at seven, but Maggie must have set the alarm wrong and so they overslept. They had to dress in a hurry and rush through breakfast, making do with faucet coffee and cold cereal. Then Ira headed off for the store on foot to leave a note for his customers, and Maggie walked to the body shop. She was wearing her best dress—blue and white sprigged, with cape sleeves—and crisp black pumps, on account of the funeral. The pumps were only medium-heeled but slowed her down some anyway; she was more used to crepe soles. Another problem was that the crotch of her panty hose had somehow slipped to about the middle of her thighs, so she had to take shortened, unnaturally level steps like a chunky little windup toy wheeling along the sidewalk.
Luckily, the body shop was only a few blocks away. (In this part of town things were intermingled—small frame houses like theirs sitting among portrait photographers’ studios, one-woman beauty parlors, driving schools, and podiatry clinics.) And the weather was perfect—a warm, sunny day in September, with just enough breeze to cool her face. She patted down her bangs where they tended to frizz out like a forelock. She hugged her dress-up purse under her arm. She turned left at the corner and there was Harbor Body and Fender, with the peeling green garage doors already hoisted up and the cavernous interior smelling of some sharp-scented paint that made her think of nail polish.“

 

Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

Lees verder “Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein”

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein, John Berryman, Christine D’ haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2007 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Noah’s Compass

“In the sixty-first year of his life, Liam Pennywell lost his job. It wasn’t such a good job, anyhow. He’d been teaching fifth grade in a second-rate private boys’ school. Fifth grade wasn’t even what he’d been trained for. Teaching wasn’t what he’d been trained for. His degree was in philosophy. Oh, don’t ask. Things seemed to have taken a downward turn a long, long time ago, and perhaps it was just as well that he had seen the last of St. Dyfrig’s dusty, scuffed corridors and those interminable after-school meetings and the reams of niggling paperwork.
In fact, this might be a sign. It could be just the nudge he needed to push him on to the next stage—the final stage, the summing-up stage. The stage where he sat in his rocking chair and reflected on what it all meant, in the end.
He had a respectable savings account and the promise of a pension, so his money situation wasn’t out-and-out desperate. Still, he would have to economize. The prospect of economizing interested him. He plunged into it with more enthusiasm than he’d felt in years—gave up his big old-fashioned apartment within the week and signed a lease on a smaller place, a one-bedroom-plus-den in a modern complex out toward the Baltimore Beltway. Of course this meant paring down his possessions, but so much the better. Simplify, simplify! Somehow he had accumulated far too many encumbrances. He tossed out bales of old magazines and manila envelopes stuffed with letters and three shoe boxes of index cards for the dissertation that he had never gotten around to writing. He tried to palm off his extra furniture on his daughters, two of whom were grown-ups with places of their own, but they said it was too shabby. He had to donate it to Goodwill. Even Goodwill refused his couch, and he ended up paying 1-800-GOT-JUNK to truck it away. What was left, finally, was compact enough that he could reserve the next-smallest-size U-Haul, a fourteen-footer, for moving day.
On a breezy, bright Saturday morning in June, he and his friend Bundy and his youngest daughter’s boyfriend lugged everything out of his old apartment and set it along the curb. (Bundy had decreed that they should develop a strategy before they started loading.) Liam was reminded of a photographic series that he’d seen in one of those magazines he had just thrown away“.


tyler
 Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Drei Variationen über das Zeitgedicht

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
ist schon ein Tutmirleidgedicht,
mit Kunst geschliffen und gefeilt,
entgeht ihm, wie die Zeit enteilt,
ojeh!

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
so schnell wie Zeitung kann es nicht,
weil wo es sich mit Sinn verfaßt,
ist prompt der Drucktermin verpaßt,
oweh!

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
hat nur ein kurzes Lebenslicht,
und wenn es auch die Wahrheit spricht,
man dankt’s ihm nicht!
Olé !

 

Komm raus

Komm raus aus deiner Eber-Einzelbucht,
aus deiner Ludergrube.
Komm raus aus deiner kaskoversicherten Dunkelkammer!
Auch dein Innenleben
findet öfter statt, merk ich grade —
(Komm raus aus deinem Farbbandkäfig)
Im Prinzip — ja? — P r i n z i p
sind doch längst alle Schleusen geöffnet, Gitter gefallen …

Immer noch vierlerlei Lichter hier, wo sich
keine Anzeigenseite dazwischenschiebt,
keine Helium-Annonce –:
D I E S O N N E
unverwandt, mit angezogenen Strahlen —
(Komm raus aus deinem Leichen-Entsafter)
Vor dir das Meer und hinter dir
die Waschmaschine …
(aus deinem Metzelwerk, aus deinem Familien-Gefrierfach)
Hier nichts gewollt zu haben,
ist soviel wie verspielt, das weißt du, oder?

Heda, eingerahmtes Tier, du kriegst
den Kopf wohl gar nicht mehr raus aus dieser Pate, laß sehn!
Unbeugsam reflektierst du dich
an der Schreibtischkante —
(eisern nach innen blickend, ein Vesuv mit geschlossenen Augen)
Komm raus aus deinem handversiegelten Hockergrab!
A u c h K u l t u r
ist nur eine unmaßgebliche Schutzbehauptung.

Eine Schlacht im Sitzen gewinnen:
s c h ö n w ä r `s ! ?
Und schön der Gedankeda wer sich nicht rührt,
hat wenigstens Anspruch auf Schicksal — Aus deiner Tropfsteintruhe!

Komm raus aus deinem Todeskoben, überleg dir das Leben:
Die Morgenschiffe rauschen schon an —
Ein Tag aus Gold und Grau:
willst du mit rein? —

rühmkorf

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)
Hier met Günter Grass (rechts)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Jij en ik

Later zul je bij me wonen.
Later zijn we met z’n beiden.
Dat bedenk ik soms, wanneer je
giechelt met de an’dre meiden.

’t Is voorlopig nog maar beter
om de zaak geheim te houden,
‘k zal je nog maar niet gaan zeggen
dat ik van je ben gaan houden.

Later ga ik reizen maken
heel alleen, naar verre landen,
en daar ga ik mensen redden,
redden met mijn eigen handen.

Iedereen zal in de kranten
van mijn grote daden lezen.
‘Waarom zou die mensenredder
zo ontzettend moedig wezen?’

Niemand zal de waarheid weten,
jóu alleen zal ik ’t vertellen:
later, als ik zó beroemd ben
dat ik bij je aan durf bellen.

 

Televisie

men was allang vergeten dat het kon
maar het gebeurde: met een zacht gereutel
stierf de tv. het sprekend paard verbleekte
het licht werd opgestoken en de vader
aanzag zijn zoon die bij een storing werd verwekt
en zei: wat ben je oud geworden, jongen.

 wilmink

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Profane Friendship

Confession, with redemption possible: a love story. Well, I was refusing love. I often have, it seems . . . I am a very odd sort of romantic. . . .

The competition, the use of each other went on being real, as real as ever. Hatred, exile, love still in the new way. The as-if-brutal — and breakable, brittle — weary clemency, the modified clemency, ah, ah . . . We are at arm’s length. He comes over, sits on the foot of the chaise, carefully soft and alert, aware of my rage . . . This is a form of respect and very winning. He leans toward me. I lean back.

“We are friends,” he says, a little falsely, a little truly. He can’t let me go easily but he has driven me away. I also know that if I tried to go on in his manner, when he turned and engaged with the situation and was truly present, I would not be able to manage it any more short of horror, I did so thoroughly, in some sense, “hate” him. I mean the history of our connection would go on being a live thing and ugly, and, in truth, to the death. Even embracing death and inanition and merely backing off I would have to undergo Onni’s getting even now. . . .

I say I knew this then, that night. “We are friends,” I said. “In our way.” Then I muttered the next word: “Profanely.”

“Profoundly? Is that what you said?”

“No, caro amico. I said profanely.”

 brodkey

Harold Brodkey (25 oktober 1930 – 26 januari 1996)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Liebe ist ein hormonell bedingter Zustand

„Beigebracht wurde uns die Bewegung zur Musik im Kindergarten. Wir mussten uns im Kreis aufstellen, und ein Bi-Ba-Butzemann tanzte um unser Haus herum, der Regen fiel, Frau Sonne lachte. Wie wir uns dazu bewegen durften, gab die Kindergartentante vor. Wir nannten die Kindergartentanten bei ihren Nachnamen, die besonders freundlichen erlaubten uns, sie trotzdem zu duzen. Das klang so wie heute im Kaufhaus : » Du, Frau Becker, guck mal ! « Meine Kindergartentante hieß Frau Kant. Sie war dick, kurzatmig, schlecht gelaunt und trug eine Kittelschürze aus Nylon über ihren Stützstrümpfen. Bewegung zu Musik machte sie mit uns nur, weil es Vorschrift war, weil in ihrer o∞ziellen Bedienungsanleitung für Kinder geschrieben stand, dass eine Kindergärtnerin mindestens zweimal monatlich mit den ihr unterstellten Kindern Tanz- und Singspiele einüben musste. Frau Kant hasste Musik und Bewegung, und Musik und Bewegung hassten Frau Kant. Alle paar Augenblicke griff sie in die Kitteltasche, holte ein Stofftaschentuch heraus

und wischte sich damit den Schweiß von der hochroten Stirn. Die Sonne waren zwei Arme, die wir von unten kreisförmig nach außen bringen mussten. Wenn sich ein Kind im Überschwang der Gefühle spontan anders als vorgeschrieben bewegte, brüllte Frau Kant herum. Bei wiederholtem Abweichen gegen die Bewegungsmuster drohten Nachholstunden. Mit Tanzen hatte das nichts zu tun.

Auf dem Spielplatz gab es Chauli und Jimmy Glitschi, unsere selbst erfundenen Sagenfiguren. Chauli, das war der Kumpel, der robuste Kämpfer, der verlässliche Gefährte mit Bauarbeiterhelm oder Polizeimütze, Jimmy Glitschi war niemand. Er war nur ein sagenumwobener Held aus einem umfangreichen Gedichtzyklus, der ausschließlich aus Zweizeilern bestand und auch sonst von

ungeheuerer formaler Strenge gekennzeichnet war.“

 hein

Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 October 1948 in Washington, D.C. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Nat King Cole

„The kid was wearing a light green gabardine suit that draped his long, slender frame so loosely it looked like the first high-note blast of a trumpet might blow his coat off. His mouth was set, his dark face brooding like the rain-fixed clouds on that warm night in September. Approaching the bandstand with a flat-footed, pigeon-toed shamble, he held his head down and to one side, his slanted eyes averted, as if afraid to meet the gaze of several thousand dancers, jazz lovers, and curiosity seekers who filled the Savoy Ballroom. 

The kid was shy, and he was amazingly bold. He was the one the young dancers had come to see. They came to hear him play, the boy who would be King, a skinny sixteen-year-old pianist who dared to go up against Earl Hines in the Battle of Rhythm. In 1935 Hines was King of the Ivories, pianist without peer, leader of the hottest dance band on the South Side of Chicago, which was the jazz mecca of America at the very moment the music had achieved a peak of perfection it could not sustain or regain, ever. The music would never be better. 

Earl Hines smiled at the people. They called him Gatemouth because of his long smile, full of teeth. He had a dapper pencil-thin mustache and wide-set eyes with high arched brows. He grinned at the jitterbugs on the dance floor, and he smiled up at the slim kid who was whispering orders to his sidemen setting up on their side of the double bandstand. 

Gatemouth beamed at the crowd of thousands milling and jostling on the half-acre dance floor of the Savoy Ballroom. The bar in the northwest corner of the room was busy serving drinks to parties at the tables around the three sides of the dance floor. There were 3,000 people in the joint already and it would hold 6,000, at 40 cents a head. It was 30 cents a head before 8:30, when the show was to begin, but most folks couldn’t get to the Savoy much before the show started. Gatemouth smiled at his competitor, but the youngster, self-absorbed, earnest, did not smile back, not because he was rude or hostile but because he was going about his business. „

 epstein

Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Dream Song 1: Huffy Henry hid the day

Huffy Henry hid the day,
unappeasable Henry sulked.
I see his point,—a trying to put things over.
It was the thought that they thought
they could do it made Henry wicked & away.
But he should have come out and talked.

All the world like a woolen lover
once did seem on Henry’s side.
Then came a departure.
Thereafter nothing fell out as it might or ought.
I don’t see how Henry, pried
open for all the world to see, survived.

What he has now to say is a long
wonder the world can bear & be.
Once in a sycamore I was glad
all at the top, and I sang.
Hard on the land wears the strong sea
and empty grows every bed.

 

Dream Song 2: Big Buttons, Cornets: the advance

The jane is zoned! no nightspot here, no bar
there, no sweet freeway, and no premises
for business purposes,
no loiterers or needers. Henry are
baffled. Have ev’ybody head for Maine,
utility-man take a train?

Arrive a time when all coons lose dere grip,
but is he come? Le’s do a hoedown, gal,
one blue, one shuffle,
if them is all you seem to réquire. Strip,
ol benger, skip us we, sugar; so hang on
one chaste evenin.

—Sir Bones, or Galahad: astonishin
yo legal & yo good. Is you feel well?
Honey dusk do sprawl.
—Hit’s hard. Kinged or thinged, though, fling & wing.
Poll-cats are coming, hurrah, hurray.
I votes in my hole.

berryman

John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Psychomachia
Negen neuvains

Il Di e la Notte parlano, e
dicono: Noi abbiamo col nostro veloce corso
condotto alla morte il duca Giuliano.

Michelangelo

1
De Morgenstond met tegenzin ontstaat,
de Dag heft stroef het halfgevormd gelaat.
De Avondschemering wordt blind. De Nacht
torst van Natuur gemaskerde overmacht.
Zij spreken. En zij zeggen: wij, de Tijd,
met onzen haastigen loop hebben gebracht
ter dood de Hertogen. Ik hoor hen. Spijt
splijt mij het hart om wat het leven wacht.
Een geestelijk marmeren vlees, dat niet meer lijdt.
Sagrestia Nuova
San Lorenzo. Firenze

2
Hij knielt op mij, éen knie; ik, oud man, lig
knie tegen kin terneer in twee geplet
tussen zijn stenen dijen in een wig,
zijn teen tegen mijn bil; en vast gezet
beneden mij zijn rechtervoet, gevlijd
boven mijn rug zijn rustende geslacht.
Verheven rijst draaiend zijn lichaamsschacht,
zijn eigen aangezicht slechts toegewijd,
zijn lichaam, lichaam, lichaam, lust, ziel, Tijd.
La Vittoria
Palazzo della Signoria, Firenze
3
Goden stegen van hun goudkaros
en stegen op hun gouden troon, toen hoog
de mens het hoofd ophief. In vlammendos
stuwden zij schijven door de hemelboog.
Van god tot bol geworden tolde daar
materie, toen tot kern en kracht, een hel
werkzame verre pracht miljarden jaar.
Wij die hun wetten leren, lot en tel,
sterfelijk levend uit hun stof, zijn cel.

Fall of Phaëthon
British Museum, London

d'haen

Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Grafbloemen

Maagdepalm en rozemarijn
Tooien het graf van een maagdelijn.

Maar uit het graf van een bloeiende vrouw,
Rijzen drie rozen in bloedige rouw,

Rijzen drie rozen als bloed zo rood:
Twee uit haar boezem en éen uit haar schoot.

’t Graf van een moeder, op stengelen slank,
Wiegelt drie leeljen als engelen blank,

Wiegelt drie leeljen als bloemen van melk;
Vlindertjes drinken uit elleke kelk.

Maar uit de stille gewijde grond
Waar een dichter zijn laatste wijkplaats vond,
Rijzen de bloemen zo menigerlei
Dat geen mij nog alle haar namen zei.

Uit zijn ogen het blauw van vergeet-mij-niet,
Dat in hemele-heimwee ten hemel ziet;
Uit zijn lippen een meidoorn in rozepracht,
Waar een nachtegaal jubelt zijn dromenklacht,
Uit zijn boezem een reuzige zonnebloem,
Goud van zijn lied en blond van zijn roem,
Uit zijn armen lianen omhelzend teêr,
Uit de wel van zijn tranen een helder meer,
Waar sneeuwige duiven uit drinken stil.

Dàt is ’t graf waar ik ’t liefst in verzinken wil.

swarth

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië). Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

Uit: Leib Weihnachtskuchen und sein Kind

„Wer im Waggon von Lemberg nach Czernowitz dahinfährt, mag leicht versucht sein, Ostgalizien für menschenärmer zu halten, als es ist. Meilenweit öde Heide oder dürftiger Ackerboden, einige Hütten in der Ferne, aber selten ein großes Dorf. Anderwärts kann der Reisende oft aus der Lage der Hütten, der Form der Gärten erkennen, wie gewalttätig die Bahnlinie hindurchgeführt worden. Hier ist dies wohl nur an einer Stelle so: wo das Dampfroß von Halicz weg, dem uralten Flecken, der dem Land den Namen gegeben hat, weiter gegen Südost eilt und die Gemarkung des Dorfes Winkowce berührt. Da sieht man zur Rechten einen stattlichen Bauernhof, schief zur Bahn gestellt, zur Linken den großen Obstgarten. Hier hat der eiserne Strang ein blühendes Anwesen entzweigeschnitten.

Der Besitzer jenes Hofs war ein ruthenischer Bauer und hieß Janko Wygoda. Das ist eigentlich ein komischer Name: »Hans Bequemlichkeit«, aber er wird keinem Landeskind so erscheinen, schon weil er überaus häufig ist. Wer das Geschick dieser armen Menschen erwägt, könnte glauben, daß dies eine Art Notbehelf ist, damit man unter ihnen doch wenigstens etwas finde, was an Wohlleben erinnert. Aber Wygoda heißt auch ein die Straße kürzender Feldweg, dessen Benutzung den Nachbarn gestattet wird; der Name haftete am Grundstück und ging, als Kaiser Josef die Familiennamen einführte, auf den Besitzer über. Freilich heißen heute, bei dem ungemeinen Niedergang dieses Bauernstandes, schon viele Hunderte so, die keinem Menschen mehr etwas zu gestatten oder zu verbieten haben.

Unser Janko Wygoda hatte es besser; er saß auf dem Erbe seiner Vorfahren, aber hart genug war es ihm geworden. Vielleicht rettete ihn nur seine Häßlichkeit vor dem Verderben. Vater und Mutter waren die lustigsten, leichtsinnigsten, durstigsten Menschen in der Gemeinde und von jenem Schlag, den man so oft in diesem reinblütigsten Slawenstamm findet, dem nur einige Tropfen Mongolenblut eingemischt sind: groß, stark, fettleibig, mit blondem Kraushaar und wasserblauen Augen.“

franzos

Karl Emil Franzos (25 oktober 1848 – 28 januari 1904)

 

De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.

Uit: Les Chevaliers

„Je chante les chevaliers et les dames qui illustrerent la cour du vertueux Pepin. on y voyoit le brave Palidore, le vaillant Oristal, le courtois cilinx, le Brave Rommador le terrible Odoric, Almont et mille autres chevaliers l’honneur de leur race et de leur siecle. Tout etoit tranquille quand Pepin las de voir languir la valeur de ses chevaliers fit inviter toutes les nations qui habitent la terre, a un tournois qu’il avoit resolu de donner.

Oliver, Bavolan, Othono, Morgant Lidene, Poronon, Cadrix, chevaliers Sarrasins s’y rendirent. on y vit paraitre Emedar, Zilant, et Oddin, avec d’autres Danois. Angeron le Scyte vouloit y venir, et il s’etoit deja mis en chemin, quand dans la forêt de Lousahan, il rencontra un chevalier couvert d’armes dorées, et monté sur un cheval superbe. Angeroon d’un naturel presomptueux, le défia a la joute ; le chevalier inconnu sans lui répondre se retourna, et mettant la lance en arrêt il fond sur lui et le renverse. Angeron furieux tire son Epée et le vaillant Pratignore c’étoit ainsi que se nommoit ladversaire d’Angeron descend de cheval et tirant Trencheroche sa bonne epée commence contre Angeron un combat des plus horribles. En vain Angeron donne t’il sur le casque enchanté de Pratignore des coups dont la foret retentissoit ; ce heros méprise ses coups. enfin Angeron jette son bouclier, et prenant son epée a deux mains il veut en porter un coup sur le casque de Pratignore. ainsi seroit peri ce heros, si son casque n’eut pas ete enchanté. Angeron epuisé par des efforts jusq’alors inutiles voulut redoubler mais sa foiblesse l’en empecha et semblable a un chene abattu par la coignée il tombe et sa chute fait retentir la foret. affaibli par la quantité de sang qu’il avoit perdu il ne peut se relever, en vain il se debat le genereux Pratignore lui tend la main ; mais la mort avoit deja fermé les yeux du malheureux Angeron.

Pratignore le plaignit et remonta sur son coursier Arolde. il se rendit au tournois de Pepin qui fixa le jour des joutes. Les trompettes sonnent Pratignore et Almont se font ouvrir la barriere. Pratignore du premier choc enleve Almont des arcons. Oristal, Milon pére de Roland, Cilinx, Odoric, Rommador, Palidore eurent le même sort. Olivier, Bavolan, Othon, o Morgant, Lidene, Poronon, Cadrix, chevaliers sarrasins, succomberent sous ses coups. Mais Aimon parut et les perance renaquit dans tous les coeurs. ils ne se trompoient pas Du premier choc le fils de Rostan le courageux Aimon fit mordre la poussiere a Pratignore Les danois Emedar, Oddin et Zilant même, cêdent la victoire au pere de Renaud. Serpention, Carcille, Rubicon, Malfruste balurot Carmallis et Morolant furent desarconnés par le brave Aimon. Le tournois finit ; alors les princes se preparent a retourner dans leurs etats.“
constant
Benjamin Constant (25 oktober 1767 – 8 december 1830)

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein, John Berryman, Christine D haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2007 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: A Patchwork Planet

“I am a man you can trust, is how my customers view me. Or at least, I’m guessing it is. Why else would they hand me their house keys before they leave for vacation? Why else would they depend on me to clear their attics for them, heave their air conditioners into their windows every spring, lug their excess furniture to their basements? “Mind your step, young fellow; that’s Hepplewhite,” Mrs. Rodney says, and then she goes into her kitchen to brew a pot of tea. I could get up to anything in that basement. I could unlock the outside door so as to slip back in overnight and rummage through all she owns–her Hepplewhite desk and her Japanese lacquer jewelry box and the six potbellied drawers of her dining-room buffet. Not that I would. But she doesn’t know that. She just assumes it. She takes it for granted that I’m a good person.Come to think of it, I am the one who doesn’t take it for granted.

On the very last day of a bad old year, I was leaning against a pillar in the Baltimore railroad station, waiting to catch the 10:10 a.m. to Philadelphia. Philadelphia’s where my little girl lives. Her mother married a lawyer there after we split up.Ordinarily I’d have driven, but my car was in the shop and so I’d had to fork over the money for a train ticket. Scads of money. Not to mention being some appointed place at some appointed time, which I hate. Plus, there were a lot more people waiting than I had expected. That airy, light, clean, varnished feeling I generally got in Penn Station had been crowded out. Elderly couples with matching luggage stuffed the benches, and swarms of college kids littered the floor with their duffel bags. This gray-haired guy was walking around speaking to different strangers one by one. Well-off guy, you could tell: tan skin, nice turtleneck, soft beige car coat. He went up to a woman sitting alone and asked her a question. Then he came over to a girl in a miniskirt standing near me.

I had been thinking I wouldn’t mind talking to her myself.

She had long blond hair, longer than her skirt, which made it seem she’d neglected to put on the bottom half of her outfit. The man said, “Would you by any chance be traveling to Philadelphia?”

“Well, northbound, yes,” she said, in this shallow, breathless voice that came as a disappointment.

“But to Philadelphia?”

“No, New York, but I’ll be–“

“Thanks anyway,” he said, and he moved toward the next bench.”

tyler

Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

 

Wir turnen in höchsten Höhen herum…

 

Wir turnen in höchsten Höhen herum,
selbstredend und selbstreimend,
von einem I n d i v i d u u m
aus nichts als Worten träumend.

 

Was uns bewegt – warum? wozu? –
den Teppich zu verlassen?
Ein nie erforschtes Who-is-who
im Sturzflug zu erfassen.

 

Wer von so hoch zu Boden blickt,
der sieht nur Verarmtes / Verirrtes.
Ich sage: wer Lyrik schreibt, ist verrückt,
wer sie für wahr nimmt, wird es.

 

Ich spiel mit meinem Astralleib Klavier,
v i e r f ü ß i g – vierzigzehig –
Ganz unten am Boden gelten wir
für nicht mehr ganz zurechnungsfähig.

 

Die Loreley entblößt ihr Haar
am umgekippten Rheine …
Ich schwebe graziös in Lebensgefahr
grad zwischen Freund Hein und Freund Heine.

 

 

 

Uit: Auf Wiedersehen in Kenilworth

 

„Vor vielen vielen Jahren – und wenn ich sage viel, dann meine ich auch viel, ein gutes Vierteljahrhundert ist es jetzt her –, da lebte auf dem Schloß Kenilworth in England ein Kastellan mit Namen Jam McDamn nebst seiner Katze Minnie, auch Ginger genannt, denn sie hatte ein ingwerrotes Fell. Nun ist es freilich nicht so, daß wir uns unter unserem Kastellan so etwas wie einen Burgvogt vorzustellen hätten; man denkt dabei zu früh an den hochgestellten Dienstmann eines mächtigen Herren. Nein, bei normalem grauem englischem Tageslicht betrachtet war Jam McDamn nur eben ein kleiner Angestellter des städtischen Verkehrsbüros und auch das Schloß nur noch der Schatten eines Schlosses, mit viel Kunst und noch mehr Portlandzement vor dem Zusammenbrechen bewahrt und zur Besichtigung freigegeben täglich außer mittwochs zwischen 9 Uhr morgens und 18 Uhr am Abend. Touristen aus allen möglichen und vielen wirklichen Ländern hielten hier ihre kilometersüchtigen Autos an, um sich an der Standhaftigkeit einer über tausend Jahre alten Festung zu erbauen. Junge Weltenbummler aus Anaconda und Haderslev und Michipicoten und Schwaaz und Pill und Ischinomaki und Hechthausen und Himmelpforten und Hammah kletterten mit dem Efeu um die Wette an den Mauern hoch, um ihre leichtverderblichen Namen für alle Ewigkeit in den Stein zu kerben. Aber auch die Leute von Kenilworth und Stoneleigh und Canleigh und Norton Lindsey und den übrigen umliegenden Ortschaften kehrten schon gern einmal im Umkreis der kriegsbrandroten Ruinen ein, sei es, um an den immer noch mächtigen Turmstümpfen hoch- oder in die klaftertiefen Verliese hinabzublicken, sei es, um sich Geschichten von verbiesterten Zauberern oder verzauberten Biestern anzuhören, die an diesem Ort ihr unaufgeklärtes Wesen treiben sollten. Der tollste Märchenerzähler war freilich besagter McDamn, der sich im Zusammenfabeln haarsträubender Gespenstergeschichten gar nicht genug tun konnte.“

 

ruehmkorf

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Echtpaar in de trein

voor Wobke

 

Met de allerliefste in een trein
kan aangenaam en leerzaam zijn.
De prachtig vormgegeven stoel
geeft allebei een blij gevoel.

Voor ‘t verre reisdoel kant en klaar
zit ik dus tegenover haar.
De trein maakt zijn vertrouwd geluid
en zij rijdt vóór-, ik achteruit.

We zien dezelfde dingen wel,
maar ik heel traag en zij heel snel.
Zij kijkt tegen de toekomst aan,
ik zie wat is voorbijgegaan.

Zo is de huwelijkse staat:
de vrouw ziet wat gebeuren gaat,
terwijl de man die naast haar leeft
slechts merkt wat zijn beslag al heeft.

Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik rij het verleden uit.
En beiden aan dezelfde ruit.

 

Dictees

 

Grouwe gebauwen, louwe thee,
holadio, holadié,
word je broer dominee?
Heel gemakkelijk, zo’n dictee.

Jan vermeid het komietee,
holadio, holadié,
en de mijd bleikt heel tevre,
wat gemakkelijk, zo’n dictee.

Heremejee… ik heb een twee.

A-u, o-u, a-u-w,
o-u-w of dubbel ee,
word je broer moet met dt,
wat een smerig rot-dictee.

En ‘t zijn niet alleen dictees
waar ik hier op school voor vrees:
ook elk opstel dat ik schrijf
staat van rooie strepen stijf.

Streep toch niet zoveel meneer,
anders durven wij niet meer,
worden ons leven lang
zelfs voor brieven schrijven bang.

 

Willem_Wilmink

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: The Art of Fiction (Interview in Paris Review)


”Writing that is meant solely for the public forum is often less interesting than writing where the writer has invented the public space inside the text, in the tone of the address, in the tone of the language. Public language is never new. But in good writing there is something absolutely new in the tone of what I think of as the public space in which the narrator addresses the reader. In a piece of writing the language runs along on the page and in the mind of a reader; in that language there is no actual physical space, but the language should carry the implication of a physical-social location. If you’ve been to a large Edwardian house you may have seen a small room with a fireplace and a couch, and perhaps two chairs-not a formal, large room, but one where you can sit and talk, where you gossip. Henry James has a tone of address as if he’s arrived at such a house, not his own, and he is seated by the fire; an invisible interlocutor or audience listens closely. Walt Whitman speaks outdoors, it seems to me. The space Whitman suggests is complex and American and I think beautiful and a completely new invention. One thing that is unique about it is that there’s no tinge of social class in it whatsoever. Jane Austen’s writing suggests a drawing-room sort of space; Hemingway’s, on a barstool or in a club car; it changes: he’s complicated. Emily Dickinson creates a marvelous public space, too, and one of the marvelous things about it is that it is so clearly an invention since it isn’t based on being public; it is without a sense of the public. D. H. Lawrence is an absolutely amazing writer, with a fantastic sense of the language, but his sense of public space wavers, and sometimes a whole book or long story of his will collapse when he shifts the public space too drastically and becomes churchly-fascistic, or starts yelling as if in a corral, then muttering in a hallway—no order in it at all.”

 

Harold_Brodkey-New_Yorker

Harold Brodkey (25 oktober, 1930 – 26 januari 1996)
Getekend door Howard Coale

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: Vor mir den Tag und hinter mir die Nacht

Es war schon sehr oft passiert, dass die Tür aufgegangen und eine schöne Frau in seinen Laden gekommen war, bisher allerdings ausschließlich in seinen zahllosen Tagträumen, für die Boris viel Zeit

hatte. Aber dass sich die Tür tatsächlich öffnete und tatsächlich von einer schönen Frau durchschritten

wurde, überforderte ihn etwas. Seitdem er die Agentur eröffnet hatte, war seiner Erinnerung nach niemand außer ihm selbst durch diese Tür gegangen, kein ungezogenes, anstrengendes Kind, kein hässlicher alter Mann und auch kein unauffälliger Mittfünfziger in grauem Anzug.

Diese Frau mit dem langen kastanienbraunen Haar, den hell leuchtenden Augen und dem mit einem Hauch von Violett geschminkten Mund war seine erste Kundin. Sie sah ihm direkt in die Augen und lachte ihn an, was Boris verlegen machte. Ihm fiel ihre schöne Nase auf, nicht zu klein und klassisch geschwungen. Boris hatte nie verstanden, warum die Leute Frauen mit Stupsnase mochten. Er fand nichts attraktiv daran, einer Frau in die Nase sehen zu können, und war überzeugt davon, dass Frauen mit elegant nach unten gebogenen Nasen einen genetischen Vorteil hatten.

»Sie sehen ganz anders aus, als ich sie mir vorgestellt hatte«, sagte die Frau, nachdem sie ihn ausführlich betrachtet hatte. Sie zog ihren dunklen Trenchcoat aus, warf ihn schwungvoll über einen

der zwei Stühle vor Boris’ Schreibtisch und setzte sich auf den anderen. »Irgendwie besser. Ich dachte, Sie wären mehr so ein Typ, der aussieht, als wäre er aus lauter Ersatzteilen zusammengesetzt worden.

Sie wissen schon: zwei linke Beine, verschieden lange Arme, zu kurzer Oberkörper, zu großer Kopf mit hohem Haaransatz. So die Art von Leuten, die auf eine unbeschreibliche Art hinken und eine

große Hornbrille tragen, die am Steg mit Pflasterband geklebt ist.«

Boris wusste nicht recht, was er darauf sagen sollte, außer: »Kennen wir uns?«

»Ja, wir haben heute Vormittag miteinander telefoniert. Mein Computer war kaputt.« Sie korrigierte sich: »Ist kaputt. Ich war dann in dem komischen Computerladen, und genau in diesem Moment wird mein Computer hoffentlich repariert.“

 

Jakob_Hein

Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf  Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 October 1948 in Washington, D.C. Epstein behaalde een B.A. aan Kenyon College. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: The Lincolns

 

“Walking east on Jefferson Street with the setting sun behind him, Abraham Lincoln followed his shadow toward the house on Sixth Street where he had arranged to meet his love in secret.

The tall man cast a long shadow in the November light. The October rains and wind had nearly stripped the trees of their leaves—the maple, the walnut, the oak of the prairie. He liked the trees without their foliage “as their anatomy could then be studied.” The outline of a silver maple against the sky was delicate but firm; the network of shades the branches cast upon the ground seemed to him a virtual “profile” of the tree.

“Perhaps a man’s character is like a tree, and his reputation like its shadow; the shadow is what we think of it; the tree is the real thing.” This idea, which would attend the young man on an eventful journey into middle age, might now provide small comfort. For he had gone and made a fool of himself, during the previous two years of his life, a very public sort of fool at the age of thirty-three.

Now, strolling the wooden planks of a makeshift sidewalk laid along the mud ruts of Jefferson Street, past the new state capitol building with its stately columns and dome upon the square, Lincoln followed his shadow and his reputation toward the home of his friend Simeon Francis, where he could pursue his folly behind closed doors. If a man’s character is like the tree and one’s reputation like the shadow, he had begun, by trial and error, to understand his character, his virtues and weaknesses; but he still had little sense of what the world might make of his reputation.

He was a secretive man, who kept his own counsel. He was an ambitious man of humble origins, with colossal designs on the future. And it would always be advantageous not to be closely known, never to be transparent. Passing a farmer on a dray, he would tip his hat and grin. Everybody knew him. Nobody knew him. He would play the fool, the clown, the melancholy poet dying for love, the bumpkin. He would take the world by stealth and not by storm. He would disarm enemies by his apparent naïveté, by seeming pleasantly harmless. He would go to such lengths in making fun of his own appearance that others felt obliged to defend it.”

 

Eppstein

Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Dream Song 3: A Stimulant for an Old Beast

Acacia, burnt myrrh, velvet, pricky stings.
—I’m not so young but not so very old,
said screwed-up lovely 23.
A final sense of being right out in the cold,
unkissed.
(—My psychiatrist can lick your psychiatrist.) Women get under
  things.

All these old criminals sooner or later
have had it. I’ve been reading old journals.
Gottwald & Co., out of business now.
Thick chests quit. Double agent, Joe.
She holds her breath like a seal
and is whiter & smoother.

Rilke was a jerk.
I admit his griefs & music
& titled spelled all-disappointed ladies.
A threshold worse than the circles
where the vile settle & lurk,
Rilke’s. As I said,—

 

Dream Song 5: Henry sats in de bar & was odd

 

Henry sats in de bar & was odd,

off in the glass from the glass,

at odds wif de world & its god,

his wife is a complete nothing,

St Stephen

getting even.

 

Henry sats in de plane & was gay.

Careful Henry nothing said aloud

but where a Virgin out of cloud

to her Mountain dropt in light,

his thought made pockets & the plane buckt.

‘Parm me, lady.’ ‘Orright.’

 

Henry lay in de netting, wild,

while the brainfever bird did scales;

Mr Heartbreak, the New Man,

come to farm a crazy land;

an image of the dead on the fingernail

of a newborn child.

 

Berryman

John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)
Berryman rechts

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine Elodia Maria D’haen of D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Vita

Bloesems, bloemenwangen, baby, blos,
een dochter, zoon, mijn: schijn, zoet, bitter, zuur
en zout, die vier, maar talloos met textuur;
kleur met lijn oneindig; meng en scheid,
ontvouw, spreid, bal, creëer, fuseer en splijt;
vaarwel. Want langs de zenuw geest en woord,
elk instrument klank die geen oor meer hoort,
nooit zonder het getal weer baby, blos.

 

Sanctus

Steek kaarsen aan, kniel, offer, smeek.
Mijn kleed is wit, mijn wang is bleek,
ik toon het Beeld van mijn bestaan.
Mijn Godgerichte wil is stil.
Ik werd een heilige, mijn oog
ziet al uw lijden van omhoog.
Verliest gij schaartje, schrijfpen, bril,
of voelt gij kiespijn, roep mij aan.

christina300

Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Brood en rozen

I.
‘k Was uit mijn marmeren paleis getogen,
Stil, in ’t geheim, alleen, bij avondrood,
Mijn blanken mantel vol verborgen brood,.
Voor wie mij wachtten, bleek met brandende oogen,

Mijn uitgevaste Illusieën. – Zacht floot,

Boven mijn hoofd, zijn hoonlied: – ‘Ziel is logen!’

Een vogel zwart, doch éen, vol mededoogen

En sneeuwwit, zong: – ‘Roep moed! bloei zoet!’ en vlood.

 

Doch diep in ’t woud, kwam ik mijn heerscher tegen,

Die wederkwam van jacht op weerloos wild.

– ‘Hoe dwaalt zoo laat gij langs verborgen wegen?

 

Wat bergt uw kleed, dat gij verbleekt en trilt?’

Toen, uit mijn mantel, stroomde een rozenregen.

Hij liet mij gaan: álle argwaan was gestild.

 

Sneeuwlucht.

 

De lucht is bleek van sneeuw die niet wil dalen,

Tragisch gelaat, vol tranen die niet stroomen.

O bleeke hemel! geef me uw blanke droomen,

Strooi ze in mijn tuin als lelieën-van-dalen!

 

Wil met uw vlokken, sneeuw, verreinen komen

Een grond van zonde zwart en week van kwalen,

Als moeders doen met liedren en verhalen

Voor koorts’ge kindren, die visioenen schromen.

 

Ik wil niet zingen in dit schimmenleven,

Ik kán niet zingen in deez’ kerkhofkelder,

Ik mág niet zingen eer ‘k weer licht zie beven.

 

O sneeuw! ik smeek u, maak de wereld helder.

Aard, hemel, lied, gij kunt mij ál hergeven,

Tot smelt uw blank voor d’ eersten lentemelder.

 

SWARTH

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië).

 

De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.