X. J. Kennedy, Aubrey Beardsley

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

NATIONAL SHRINE

Sanctioned by eagles, this house. Here they’d met,
Undone their sword belts, smoked a while and posed
Gazes that could not triumph or forget,
And held their jowls set till a shutter closed.

Kentucky rifle now, and Parrot gun
Cohabit under glass. Connecticut
And Alabama, waxed sleek in the sun,
Reflect like sisters in the parking lot.

Lee’s troops led home to gutted field and farm
Mules barely stumbling. Borne off in each car,
The wounded sun and instant Kodachromc
Render our truces brighter than they are.

 

PEACE AND PLENTY

Bound to the road by chains
Of motels, the great plains
Under the moon lie stunned.
An Adirondack stirs
Winds, groping for her firs.
Engines are gunned

And, not knowing which path to choose
Through the chemical plant, the river
Choked with refine Upturns a blithering stare
To the exhausted air.
Crows hover.

Let the new fallen snow
Before she change her mind
Lay bare her body to the Presto-Blo,
The drooped rose her
Quietus find
Head down inside the in-sink waste-disposer.

 

ON BEING ACCUSED OF WIT

No, I am witless. Always in despair
At long-worked botches crumpled, pitched away.
A few lines worth the keeping, they arc rare.
Blind chance not wit entices words to stay
And recognizing luck is artifice
That comes unlearned. The rest is taking pride
In boring duty. This and only this.
On keyboards sweat alone makes fingers glide.

Witless, that juggler rich in discipline
To whom the Virgin might have dealt short shrift,
Flat on his back with beatific grin,
Gracing the air with slow-revolving gift;
Witless, La Tour, that painter none too bright,
His draftsman’s compass waiting in the wings,
Measuring how a lantern stages light
Until a dark room overflows with rings.

 

X. J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

De drie musici

Op ’t pad dat langs de bosrand leidt
Gaan de drie musici; zij zijn
Blij met zichzelf, elks tierigheid,
Franz Himmel’s laatste dansrefrein,
’t Gedane werk, een nieuw motief, ontbijt en zomerzonneschijn.

d’ Eén een sopraan, in moesselien
Wit-luchtig, dat men ’t speels ajour
Van zijden kousen juist kan zien,
Rose elleboogtip en armen stoer,
Ruches aan rokken en zo meer, en blaast de gloeiwind, een contour.

De slanke knaap die naast haar loopt,
Schikt haar de krullentooi charmant,
Hoopt vurig op haar gunst en hoopt
Op bis! bravo! van alle kant
In Wenen en St. Petersburg, Parijs, en ook in Engeland.

De derde is pianist, en Pools,
Een drukbezette kunstenaar,
Met licht hart en met ijz’ren pols
En dichte lokken goudblond haar
En vingers vol arpeggio, tot wanhoop van de stuntelaar.

De verderdrentelende drie
Trekken de aar van ’t rijpe koorn,
Neuriën flarden melodie,
Bespotten ’t bos met Siegfried’s hoorn,
Vullen de lucht met Gluck en vullen de toerist in tweed met toorn.

Het Pools genie sluit nu de rij
En talmt waar het papavers plukt,
En slaat de strijk- en blaaspartij
Van een verbeeld concert, verrukt
Dat nu door tucht en maatgevoel van het orkest zijn leiding lukt.

De vocaliste, een moment
Te rust gevlijd op haar gemak,
Ziet, in het zomers zinderend
Verschiet, van haar château het dak;
Zij waaiert, luikt de ogen half, trekt om haar knieën ’t jurkje strak.

De slanke jongen aan haar voet
Dubt of zijn durf fortuin beduidt;
Zijn vrees smelt snel in middaggloed,
En de toerist, die ’t oog niet sluit,
Bloost als zijn Baedeker, beent door en spreekt een beê voor Frankrijk uit.

 

Vertaald door D. J. Spinalta

 

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Portret door Jacques-Emile Blanche, 1895

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Pete Smith, Frédéric Mitterrand, Lukas Holliger, Elisabeth Alexander, Gennadi Ajgi

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

Poëzie

Nu is het dus dat ik niet meer weet
hoe bang zijn was. Ik zal niet langer vijand
zijn van zoveel vormen goedheid. Maar vergeet
niet wat je was: ogen, haar, een hand

om mee te schrijven. En wat moet ik zeggen,
de stadsweg waarover je naar huis toe gaat,
mijn huis zelfs is zo liefdevol voor mij. Verleggen
van dit leven is gewichtig. dat je hier bestaat

alsof je altijd zal bestaan lijkt eigenaardig
– en al die mooie dingen dan –
om alles weg te gooien voor wat poëzie is te lichtvaardig.

Er is te weinig taal in mij om zaken
te omschrijven zoals dit gebrek aan angst;
dus noem ik maar wat afgebroken wordt, om nog iets goed te maken.

 

U bent

Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik Uw nek breken.
Maar U heeft geen nek, alleen een onsterfelijke,
denkbeeldige lange hals, als van een fles van
dun glas die zich uitstrekt over het water van de zee,
glas met daarin de geschiedenis van alles.

Als U terug kon keren zou ik de tafel dekken,
het brood breken en de wijn drinken. Ik zou
mijzelf aan het kruis slaan van Uw bestaan.

U bent niet meer De Zoon en niet meer De Vader
U bent het onbezielde veld en de ruimtetijd.
U bent de onbezielde zwaartekracht en het verloop
van de lichtstraal bij nacht, U bent de wiskunde
zonder zachte geest, U bent r nu en bent er
altijd al geweest. U bent de symbolen die men leest.

Maar niet De Zoon en niet De Vader. Niet De Geest.

Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik U hardhandig wurgen.

U bent ooit toen ik kind was in mijn huis geweest.

 

In alle dingen

Nu dan, die verschrikte vogel in je handpalm
is maar lijnenspel, want uitje huid
vloog niets meer op, zo was mijn verveling: kalm
verwachten hoe het middag werd. Hoe je niets besluit,

ook niet dat je slapen wilt, of dichter bij
mijn lichaam wilt. En zoals je zei de middag
viel; alleen wat helder ogenlicht. Geef mij
dit terug, een tijd die zonder angstval in mij lag.

Er komt weer regen over de rivier, koude
stedenlucht. Men leeft, beweging is alom
en verder gaan de dingen weer als lang geleden.

Je weet, ik ben een beetje angstig voor
mijn leven. Ik denk steeds vaker dat de som
van alles zinvol is. Misschien om wat wij deden.

Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)
In 1980


De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

Uit: A Hoarse Half-Human Cheer

“Open up in the name of the law,” Knox said.
The tube delivered a laugh. “Oh, the cops again? Always welcome.”
The door buzzed and unlatched and they stepped into a long narrow hall heavy with stale tobacco smoke. It led to a parlor that had three loveseats and two big mohair couches. Red velvet wallpaper, a painting of a nymph pursued by a satyr, and perched in the middle of a coffee table, a punchboard from the Children’s Crusade.
A friz-haired blonde in an abbreviated purple dress occupied one of the loveseats with a patron, a plump sixtyish man in a striped business suit, dangling a gold watch chain, resting an affectionate hand on her nearer knee. They were sharing a drink out of a lipsticked glass. On a couch a kid Moon’s age and a middle-aged man in a lumberjack shirt were sitting. The kid was scrawny with pipe-stem arms and legs and a cap that said CAPTAIN MARVEL. A young woman, wearing short shorts and a rabbit-fur vest that hung open over her breasts, stood leaning against a wall, smoking sullenly.
An imposing matron with prominent jowls, double chins, handsome once, in a gold evening gown and a necklace with a facsimile of the Star of India, cruised up to them and greeted the cop like a long lost brother.
“Why, Officer Branigan, where you been keeping yourself? Getting it at home for a change? Say, I got you a new Latina named Dolores—”
Branigan’s face turned a darker red. With a toss of his head he indicated Knox. “Listen, Diane,” he said under his breath, “you don’t know me. This is an official call.”
“What you giving me?” the Madame shrilled. “I don’t need any more official calls. I already gave to Sergeant Fitzroy for the Police Social Fund. Who’s your friends?”
Moon stood gazing at the young woman against the wall. She looked sulky, resentful. His thumb revolved in his secret gesture of tribute, drawing an imaginary circle around her face.
Knox poked him with an elbow. “Don’t get any ideas.”
Looking at Aisling, the madam said to Knox, “My God, that’s a beautiful woman you’ve got with you.”
“Thanks,” Aisling said. She turned on a winning smile.
“Suppose I wanted a job with you. What’s the salary like?

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Zie ook alle tags voor Robert Stone op dit blog.

Uit: Dog Soldiers

“She supposed that she had meant it to. “Please,” Gerald said quickly. Jody looked uncertain. “I don’t know. Would it go?” “I think we should have a drink,” Gerald said. Marge moved the backpack with the pistols in it to the far edge of the bed and brought Gerald the bottle of Wild Turkey. “I’m afraid there aren’t any glasses.” “That’s all right,” Gerald said. He held the bottle toward the light, examining the texture of the whiskey. “Very fine stuff.” He took three large swallows and passed the bottle to his wife. Jody drank from it grimly. “Do you?” she asked Marge inclining the bottle. Marge took it and drank. For some reason it tasted sweet to her, like sherry. “Are you an addict?” Jody asked. “Certainly,” Marge said. Jody smiled intelligently. “No. Really.” “I don’t know if I am or not.” “Doesn’t that usually mean you are?” Marge shrugged. “How about him,” Gerald asked. “Is he?” “No.” “Aren’t there some funny moral areas there?” Jody asked. “I guess it depends on your sense of humor,” Marge said. Gerald had another drink. “We’re not here to judge,” he said. “There’s such a thing as personal necessity. Maybe it’s beyond moral areas.” Marge found that the liquor made her eyes ache. She closed them against the light, and leaned back on the pil-lows. She had already been told to shut up.
“You must be a terrific writer,” she said. Hicks and Eddie Peace huddled against the dark wall of the last bungalow. Eddie hugged his shoulders, his back to the wind. “Ridiculous,” Hicks said. “Ridiculous bullshit.” “I thought you’d be amused for Christ’s sake.” “Amused?” Hicks shivered. “You got a lot of nerve. What happened to the Englishman?” “I got news for you,” Eddie said, “your shit has a bad rap.” “Then there’s a misunderstanding.” “I don’t think so,” Eddie said. Hicks ran a hand over his hair. “Then get those assholes out of here.” Eddie shook his head in impatience. “You don’t understand, Raymond, that’s the misunder-standing. You don’t know how things work here. This guy has just been paid an absurd figure. His wife is an heiresS. I tell you these people have no conception of money.” “You’re the con man,” Hicks said, “not me. I’ve got qual-ity shit to sell — why do I want this insanity?” “Raymond,” Eddie said, “Raymond, try and learn some-thing. I deliver this goof into your hands.” He reached out, took Hicks’ right hand and squeezed it. “He’s a nice fella. He’s very polite.” “I don’t know what you’re talking about.” “Then you’re stupid, Raymond. I tell you your shit is a no-no around here. I’ll give you six thousand for what you can give me. And with a little imagination you can screw Gerald for a lot more. Listen, it would wipe you out what I’ve got working with those two. The guy is scared shit-less — even if he doesn’t know it yet. He’s gotta be dis-creet.” “You’ll give me what?” Hicks said. “What’s that figure again?” He put his hand on Eddie’s shoulder. “You just take it easy,” Eddie said.

Robert Stone (21 augustus 1937 – 10 januari 2015)


De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

Uit: Arthur Symons. A memoir (Aubrey Beardsley)

“This clear, unemotional intellect, emotional only in the perhaps highest sense, where emotion almost ceases to be recognisable, in the abstract, for ideas, for lines, left him, with all his interests in life, with all his sociability, of a sort, essentially very lonely. Many people were devoted to him, but he had, I think, scarcely a friend, in the fullest sense of the word ; and I doubt if there were more than one or two people for whom he felt any real affection. In spite of constant ill-health, he had an astonishing tranquillity of nerves ; and it was doubtless that rare quality which kept him, after all, alive so long. How far he had deliberately acquired command over his nerves and his emotions, as he deliberately acquired command over his brain and hand, I do not know. But there it certainly was, one of the bewildering characteristics of so contradictory a temperament.
One of his poses, as people say, one of those things, that is, in which he was most sincere, was his care in outwardly conforming to the conventions which make for elegance and restraint ; his necessity of dressing well, of showing no sign of the professional artist. ; He had a great contempt for, what seemed to inferior craftsmen, inspiration, for what I have elsewhere called the plenary inspiration of first thoughts; and he hated the outward and visible signs of an inward yeastiness and incoherency. It amused him to denounce everything, certainly, which Baudelaire would have denounced ; and, along with some mere ganiinerie, there was a very serious and adequate theory of art at the back of all his destructive criticisms. It was a profound thing which he said to a friend of mine who asked him whether he ever saw visions : ” No,” he replied, *’ I do not allow myself to see them except on paper.” All his art is in that phrase.
And he attained, to the full, one certainly of his many desires, and that one, perhaps, of which he was most keenly or most continuously conscious : contemporary fame, the fame of a popular singer or a professional beauty, the fame of Yvette Guilbert or of Cleo de Mdrode. . And there was logic in his insistence on this point, in his eagerness after immediate and clamorous success. Others might have waited ; he knew that he had not the time to wait._ After all, posthumous fame is not a very cheering prospect to look forward to, on the part of those who have worked without recompense, if the pleasure or the relief of work is not enough in itself. Every artist has his own secret, beyond the obvious one, of why he works.”

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Zelfpotret


De Duitse schrijver Pete Smith werd op 21 augustus 1960 in Soest (Westfalen) geboren. Zie ook ook alle tags voor Pete Smith op dit blog.

Uit: Arm sind die anderen

„Mama stahl sich ausgerechnet in der Nacht aus unserem Leben, in der ich mit meinem Freund Agi durchs Bahnhofs-viertel streifte, eine Nacht wie ein Traum, der sich lautlos heranschleicht, aufregend und fiebrig, eine Nacht, die man nie vergisst, weil sie nie endet, die längste, die dunkelste Nacht meines Lebens.
Wenn ich die Augen schließe, sehe ich als erstes den Schnee. Flocken, die zu Boden schweben, die herum-wirbeln und miteinander verschmelzen, die aufleuchten und verblassen, die vor dem grauen Himmel tanzen und vor dem Weiß der Fassaden verschwinden. Der Platz vor unserem Hochhaus, die Straßen, die Vorgärten, die Büsche und Bäume, die parkenden Autos, der Müll — alles lag unter einer dicken, weißen Decke begraben. Auf der Wiese zwi-schen unseren Häusern thronte ein gigantischer Schnee-mann, dem irgendein Witzbold einen ebenso gigantischen Ständer verpasst hatte. Am Rande der Gehwege warfen die Räumfahrzeuge meterhohe Schneegebirge auf. Einen abseits gelegenen Hügel hatten die Zwillinge aus dem drit-ten Stock festgestampft und ausgehöhlt — seitdem krochen sie jeden Abend in ihre Höhle, um sich vor ihrem besoffe-nen Alten zu verstecken.
Es war die Nacht vor Heiligabend. Seit fünf Tagen schon schneite es ohne Unterlass. Die Zeitungen würden später von einem Jahrhundertwinter schreiben, dabei waren vom Jahrhundert erst zwei Jahrzehnte vergangen. Ich stand am Küchenfenster und sah hinunter und überlegte, über die weiße Wiese zu stapfen, um einmal im Leben der erste zu sein. Wie lange würde es dauern, bis meine Spur unter neuem Schnee verschwand?
Gegen Winterromantik und weiße Weihnacht und die Schwermut der Verlierer am Ende eines Jahres bin ich im-mun. Aber in dieser Nacht …
Ich sah hinaus und hoffte, dass irgendetwas geschah. Ein Wunder oder ein Unglück, ein Anfang oder ein Ende, gleich was, Hauptsache, wir würden auch morgen noch darüber sprechen oder besser sogar noch im nächsten Jahr. Die Stille wuchs, eine eisige Kälte breitete sich in mir aus und mit ihr das dumpfe Gefühl einer Bedrohung, ich hielt die Luft an, wartete, doch nichts geschah.“

Pete Smith (Soest, 21 augustus 1960)


De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker, filmer en politicus  Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Zie ook alle tags voor Frédéric Mitterand op dit blog.

Uit: La Mauvaise vie

« Quand l’un des serveurs vient leur glisser à l’oreille qu’ils ont été choisis, ils cochent une petite case sur un tableau avant de se diriger vers le bar d’un air parfaitement dégagé et les autres garçons se gardent poliment de commenter la transaction qui s’ébauche. La direction relève sans doute le carnet de notes mural avant la fermeture. Une fois que la réservation a été confirmée, après une présentation qui s’éternise rarement, le garçon se rhabille prestement en coulisses, et revient ; il n’y a plus qu’à régler les consommations, la commission au club due par le client et à sortir au milieu des courbettes, des marionnettes grimaçantes qui font office de loufiats et lancent d’une voix suraiguë : Good night sire, see you again. On peut prendre deux garçons, ou même plusieurs, aucune objection puisque la réponse est toujours : I want you happy. Contrairement à une assertion généralement colportée il y a peu de ruines sexuelles occidentales parmi le public, la clientèle est en majorité locale, d’âge moyen, bien convenable et sort en bande légèrement arrosée au whisky-Coca. Les quelques naufragés à peau blanche du Spartacus font plutôt tache dans l’ensemble mais il est vrai aussi qu’on leur propose les meilleures tables.
Evidemment, j’ai lu ce qu’on a pu écrire sur le commerce des garçons d’ici et vu quantité de films et de reportages ; malgré ma méfiance à l’égard de la duplicité des médias je sais ce qu’il y a de vrai dans leurs enquêtes à sensation ; l’inconscience ou l’âpreté de la plupart des familles, la misère ambiante, le maquereautage généralisé où crapahutent la pègre et les ripoux, les montagnes de dollars que cela rapporte quand les gosses n’en retirent que des miettes, la drogue qui fait des ravages et les enchaîne, les maladies, les détails sordides de tout ce trafic.
Je m’arrange avec une bonne dose de lâcheté ordinaire, je casse le marché pour étouffer mes scrupules, je me fais des romans, je mets du sentiment partout ; je n’arrête pas d’y penser mais cela ne m’empêche pas d’y retourner. Tous ces rituels de foire aux éphèbes, de marché aux esclaves m’excitent énormément. La lumière est moche, la musique tape sur les nerfs, les shows sont sinistres et on pourrait juger qu’un tel spectacle, abominable d’un point de vue moral, est aussi d’une vulgarité repoussante. Mais il me plaît au-delà du raisonnable. La profusion de garçons très attrayants, et immédiatement disponibles, me met dans un état de désir que je n’ai plus besoin de refréner ou d’occulter. L’argent et le sexe, je suis au cœur de mon système ; celui qui fonctionne enfin car je sais qu’on ne me refusera pas. Je peux évaluer, imaginer, me raconter des histoires en fonction de chaque garçon ; ils sont là pour ça et moi aussi. Je peux enfin choisir. J’ai ce que je n’ai jamais eu, j’ai le choix ; la seule chose que l’on attend de moi, sans me brusquer, sans m’imposer quoi que ce soit, c’est de choisir. Je n’ai pas d’autre compte à régler que d’aligner mes bahts, et je suis libre, absolument libre de jouer avec mon désir et de choisir.”

Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel. Zie ook alle tags voor Lukas Holliger op dit blog.

Uit: Glas im Bauch

“Scheibenwischer

Die Drahtspange mit dem Gummibelag streift unaufhörlich das Wasser vom Glas. Zwei solche Spangen sind es, die sich an gegenüberliegenden Stellen um ihre Endpunkte drehen und mit den äußeren Spitzen Halbkreise beschreiben. Nur die Flächen innerhalb der Halbkreise werden vom Wasser befreit, und diese Flächen überschneiden sich. Abwechselnd fahren die Scheibenwischer durch die Schnittmenge, spritzen das mitgebrachte Wasser ins Revier des Nachbarn, der es, um eigenes Wasser ergänzt, zurückwirft. So winken beide nach links und nach rechts und spielen sich jedes Mal den Regen zu, zerstören jedes Mal den Halbkreis des Partners. Das Wimmern des Gummis ist im Wageninnern nur abgeschwächt zu hören. Kupplung, Cas-und Bremspedal tragen den Schmutz von Wanderschuhen. Auf dem Rücksitz eine Hundedecke. Alle Fenster-scheiben sind hochgekurbelt, die Knöpfe auf den geschlossenen Türflügeln heruntergedrückt. Der offene Aschenbecher wartet auf Asche. Der Geschwindigkeitszeiger liegt unter der Null. Nur die Scheibenwischer streiten weiter, schieben das Regenwasser hin und her und der Regenschauer wird grob, trommelt aufs Karosseriedach. Die Außenwelt verschwimmt. Die Wischer verlieren die Herrschaft über ihre Halbkreise, zerhacken sich trotzdem weiterhin die Grenzlinien. Die Schritte meines Vaters nähern sich über dem Kies. Seine Gestalt verdunkelt das Wageninnere, beugt sich über die Fahrertür, reißt sie auf. Der Regen wird echt. Viel zu viel Wind drängelt sich durch die offene Fahrertür, das Wasser erreicht den Rücksitz, meine Beine. Der Motor startet, die Scheinwerfer blenden das fallende Wasser. Mein Vater erwischt mich im Rückspiegel und die Scheibenwischer turnen zwei Stufen schneller““ .

Lukas Holliger (Basel, 21 augustus 1971)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Alexander werd geboren op 21 augustus 1922 in Linz am Rhein. Zie ook alle tags voor Elisabeth Alexander op dit blog.

De foto

Het allerbelangrijkste
is de nagel
bij ontbreken
valt de kunst.

 

Sekt

Ook Duitse
prikkelt
is niet zo duur
en tenslotte
kun je achteraf
immers
vrijen op zijn Frans


Vertaald door Frans Roumen

Elisabeth Alexander (21 augustus 1922 – 17 januari 2009)
Linz


De Russische dichter Gennadi Ajgi werd geboren op 21 augustus 1934 in het dorpje Sjajmoerzjino in de Tsjoewasjische republiek, aan de Wolga, 400 km ten oosten van Moskou. Zie ook alle tags voor Gennadi Aigi op dit blog.

Dag

en weer
die dromen in asfaltglans
nu eens van heuvels in gloed dan uitholling in zwart
als een vonkende vloedgolf
enormgrote kringen in
een oeverloze zee kikkerdril

en overdag verandert de asfaltarena
in iets dat veel lijkt op
toneelstellages uit Shakespeare’s tijden

en achter elke lantaarnpaal schemeren
bergen en rivieren – en vuurtorens

en reeds wordt stad tot zee
en sneeuwhopen, ijspegels, smeltwaterplassen
zijn niet anders dan de kammen
van een onzichtbare zee

en die zee is onstuimig door
sporen van auto’s – sleetjes – overschoenen
en de jaarlijkse vervlechting
van al die sporen, van alle tekens
wordt tot de deining van
een Stad-Zee

 

Mijn eigen

Ik moet
met mijn lippen
de grenzeloosheid van haar ogen bereiken
en mij dan verbazen over de nauw merkbare klop
in de aderen van het onderste ooglid
en begrijpen dat dit door hun doorzichtigheid komt
en hun onlichamelijkheid
zo licht en zo smartelijk
zijn die ogen die bijna niet trillen

en ik zal van haar houden met handen en lippen
en met mijn zwijgen en droom en de straten van mijn gedichten
en met de leugen – voor staten
en met de waarheid – voor leven

en met de perrons van alle spoorwegstations
waar ik eens voor het laatst zal verwijlen
voor een blik op de hete en zwarte ruggen
van locomotieven op rangeerterreinen

en haar laat ik over aan
in de rij staande mensen, aan toevluchtsoorden
in Siberië van kleine vreselijke steden
en van haar ga ik weg en voor goed

naar het slachthuis der mensen
van de eeuw ook die van mij…

Vertaald door Charles B. Timmer

Gennadi Ajgi (21 augustus 1934 – 21 februari 2006)


Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Dolce far niente, Geert van Beek, Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Pete Smith, Frédéric Mitterrand, Lukas Holliger

 

Dolce far niente

 

 
Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen

 

In Nijmegen

Ingetogen lopend langs de Vereeniging
stap ik ver terug in de tijd
en groet hen die ik hier ontmoette,
dierbare oude meesters.
Dag Ludwig, zeg ik zacht,
dag Wolfgang, Joseph, dag Franz:
muziek stroomt door mijn oren.

En ik groet hen die op de planken
bij open magisch gordijn
mij meesleepten in een andere wereld
met niets dan een woord, een gebaar, een decor.
Dag Albert, zeg ik dankbaar,
dag Caro, dag Paul, dag Charlotte,
die jarenlang mijn vrienden waren.
Even sta ik stil en applaudisseer
tot verbazing van duiven, en fietsers
die op hun voorhoofd wijzen.

Terug in het heden
loop ik door de kale centrale
wond die nimmer genas
van geweld uit de lucht
op een zonnige oorlogsdag,
daal af naar de Waal
en zoek aan de kade een plaats
in Restaurant Het Heimwee.

 

 
Geert van Beek (13 maart 1920 – 2 januari 2001)
De markt in Gennep, de geboorteplaats van Geert van Beek

 

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

 

Poëzie

Nu is het dus dat ik niet meer weet
hoe bang zijn was. Ik zal niet langer vijand
zijn van zoveel vormen goedheid. Maar vergeet
niet wat je was: ogen, haar, een hand

om mee te schrijven. En wat moet ik zeggen,
de stadsweg waarover je naar huis toe gaat,
mijn huis zelfs is zo liefdevol voor mij. Verleggen
van dit leven is gewichtig. dat je hier bestaat

alsof je altijd zal bestaan lijkt eigenaardig
– en al die mooie dingen dan –
om alles weg te gooien voor wat poëzie is te lichtvaardig.

Er is te weinig taal in mij om zaken
te omschrijven zoals dit gebrek aan angst;
dus noem ik maar wat afgebroken wordt, om nog iets goed te maken.

 

I want to talk about you

God, geef mij nog een laatste
gedicht. In Uw metaforen beveel
ik mijn lichaam en geest.

Laat mijn dood een bloemlezing
zijn van iemand en iets. God,
maak van mijn pijn een bloementrompet
en maak van mij een vuurzee van water.

Zo zal ik niet sterven, maar ga ik
alleen een beetje dood. In mijn
ruggenmerg strooit U confetti
en daaruit zullen vleugels groeien.

Zo zal ik gezelschap voor U zijn
en U vliegensvlug voorlezen uit
oude boeken. Mijn God, ik zal
U niet verlaten.

 

Als een sonnet van verveling

Vroeger wist ik al dat trage tijd
in mijn leven komen zou, dadenloos omlijnd.
Geboren in een sterrendoek zijn alle dingen toen verleid
tot maan die opkomt, maan die niet verdwijnt.

De stad legt zich in straten aan mij uit;
de nachtlamp brandt, gekletter van bestek.
Hier is men thuis in dat wat sluit
en nooit meer opengaat. Ik weet alleen oneigenlijk vertrek.

Ik deed de tijd af of ik niet bedacht
dat wat voorbij is nooit meer wijkt
en bij me blijft tot kindszijn toe.

Men kleedt zich uit, de klacht is moe
dat tijd veel trager lijkt
en einde weer tot herkomst bracht.

 

 
Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

God’s Obsequies

So I went to the funeral of God,
A ten-Cadillac affair,
And sat in a stun. It seemed everyone
Who had helped do Him in was there:

Karl Marx had a wide smirk on his face;
Friedrich Engels, a simpering smile,
And Friedrich Nietzsche, worm-holed and leechy,
Kept tittering all the while.

There was Sigmund Freud whose couch had destroyd
The soul, there was Edward Gibbon,
And that earth-shaking cuss Copernicus
Sent a wreath with a sun-gold ribbon.

There were Bertrand Russell and a noisy bustle
Of founders of homemade churches,
And Jean-Paul Sartre bawling “Down with Montmartre!“
There were prayer cards a dime could purchase,

There were Adam and Eve and the Seven Deadly Sins
Buxom Pride in her monokini,
(Said Sloth, “Wake me up when the party begins”),
And Lust playing with his weenie.

Declared Martin Luther, ablaze with rancor,
“Why mourn ye, O hypocrites?
May the guilty be gored with Michael’s sword!
It’s the work of the Jesuits!”
Mused the Pope on the folding chair next to me
As he mopped his expiring brow,
“Whatever will become of the See of Rome?
Ah, who’ll hire an old man now?”

 

At Paestum

Our bus maintains a distance-runner’s pace.
Lurching on tires scraped bare as marrowbones,
It whisks us past a teeming marketplace.
We shun life. What we’re after is old stones.

Pillars the Greeks erected with a crane
Went up in sections as canned fruit is stacked.
An accurate spear could pierce a soldier’s brain
Before he’d even known he’d been attacked.

Bright fresco of a wild symposium
With busy whores, nude boys, a choice of wines —
(“And where in Massachusetts are you from?”)
Abruptly, snowdrifts clasp the Apennines.

“Wouldn’t you think him practically alive?”
Says someone of a youth fresh out of school
Painted upon a tomb, who makes a dive
Into the next world’s waiting swimming-pool.

Lunch is a belch-fest: rigatoni, beer.
A saw-toothed wind cuts paths through flat-topped pines.
Weathered white temple columns linger here
Like gods who went away and left their spines.

 

 
X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Zie ook alle tags voor Robert Stone op dit blog.

Uit: Death of the Black-Haired Girl

“You look like a white captive,” Shelby said to Maud.
Maud saw herself in a mirror on the bathroom door, winter pale, wrapped in a Salish blanket. She pulled the blanket tighter around her thighs and shoulders.
Her skin was very fair but rosy after her shower.
“You think?”
“Totally,” her roommate said.
Maud huddled beside a bay window of her suite, shivering deliciously in the drafts of ice-edged wind that filtered through the plaster and old stone of the building. Cheerless dawn lit the pinnacles and tracery of the Gothic towers across the Common. One by one, southeast by northwest, the trunks of the elms along the walks lightened to gray. All at once, the street lamps died together.
It was all so bleak and beautiful and she was happy to be there. She loved the morning, loved warming herself against the venerable drafts of Cross Inn, safe from the steely street outside. She wrapped the blanket more tightly, tossed her hair from side to side. Maud’s hair was silky and black as could be; it dazzled against her pale skin, high color and her bluest of eyes. She had always worn it long and would not dream of playing geek with it, uglifying herself with streaks and punky cuts. Sometimes she used an iron on it the way girls in the sixties had. Beautiful was a word Maud heard too often and too early in life. Once, in high school, she had tried to steal an art book from the Metropolitan Museum of Art gift shop because one of her teachers said there was a Whistler painting of a girl who looked like her.
They had stopped her at the top of the steps outside. The store manager herself had followed Maud across the crowded lobby and blocked her escape on the top step and then stood by, trembling with satisfaction, while an officer made her produce the bag from under her parka. Maud had obliged the ugly old bitch by crying, and even five years later she remembered every moment of that mortification, right down to the spring weather and the faces of the dumb tourists who stood nudging each other at the museum doors. She had worried about losing her National Merit Scholarship and about her father finding out, but nothing came of it.”

 


Robert Stone (21 augustus 1937 – 10 januari 2015)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

Dante In Exile

Through sorrowís mist Godís glory shines most bright,
Then may we feel His presence doubly nigh.
Save for the dark no stars would stud the sky.
Our lamps would be untrimmed save for the night.
Thus Dante, shrouded in misfortuneís blightó
A prince in pilgrimís guiseótrod gloriously
The bitter paths which in the darkness lie,
Strove through the Forest thick, and reached the height,
Raised from the earth where hopes like leaves lay dead.

His vision pierced the clouds, and soul grew strong
Dwelling upon the mysteries, till no signs
Mystic of heavenly love were left unread.
The highest found an utterance in that song
Sung lonesomely beneath Ravennaís pines.

 

Catullus Carmen CI

By ways remote and distant waters sped,
Brother, to thy sad grave-side am I come,
That I may give the last gifts to the dead,
And vainly parley with thine ashes dumb:
Since she who now bestows and now denies
Hath ta’en thee, hapless brother, from mine eyes.

But lo! these gifts, the heirlooms of past years,
Are made sad things to grace thy coffin shell,
Take them, all drenchèd with a brother’s tears,
And, brother, for all time, hail and farewell!

 

Vertaald door Aubrey Beardsley

 


Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
In 1893

 

De Duitse schrijver Pete Smith werd op 21 augustus 1960 in Soest (Westfalen) geboren. Zie ook ook alle tags voor Pete Smith op dit blog.

Uit: 168 Verschollen in der Römerzeit

“Die Spinne hatte sich aus dem Nichts zu ihm abgeseilt. Wie ein Magier war sie durch die Luft spaziert, ohne Flügel oder doppelten Boden, ein schwarzer Krümel auf acht haardünnen Beinchen, die über ein unsichtbares Gewässer ruderten, bis sie wieder festen Boden berührten: eine Falte seiner Hose, in der die Spinne für Sekunden verschwand. Plötzlich tauchte sie in Höhe seines Knies wieder auf, drehte sich einige Male um die eigene Achse und erstarrte, als sei sie von einem Moment auf den anderen ins Koma gefallen. Nelson rührte sich nicht. Er betrachtete das wundersame Tier und fragte sich, ob Spinnen schliefen, und falls ja, wovon sie träumten, und ob sie mittags, wenn die Sonne schien, genauso träge wurden, wie er selbst sich gerade fühlte. Er schloss die Augen. Spürte die Hitze in seinem Gesicht. Roch den Frühling, die Blütendüfte und das Gras. Er Rihlte den Wind, der über seine Haut strich. Er nahm die Geräusche auf, das Vogelgezwitscher und das Rauschen der Bäume. Orange schien die Sonne durch seine Lider, warm und mild, und er wäre wohl rundum glücklich gewesen, wenn … Unvermittelt stürzte die Idylle in sich zusammen. Dieser beknackte Vortrag Warum tat er sich das bloß an? Er hätte ablehnen können, und bis auf Professor Winkeleisen hätte niemand protestiert! Aber das war leichter gedacht als getan. Er harte es einfach nicht über sich gebracht, seinen Physiklehrer zu enttäuschen. Nelson öffnere die Augen. Die Spinne saß noch immer auf seinem Knie. „Du hast es gut”, murmelte er. „Wenn du rum-spinnst, bekommt es wenigsrens keiner mir.” Er setzte sich auf und griff nach dem Heft, das neben ihm im Gras lag. Unwillig schlug er es auf. Sairittarius A — Das Schwarze Loch im Zentrum unserer Milchstraße stand ganz oben. Darunter hatte er einige Zahlen gekritzelt:

Entfernung von der Erde: 26.000 Lichtjahren.
Ausdehnung des Schwarzen Lochs: 14 Millionen Kilometer.
Masse des Schwarzen Lochs: 4 Millionen Sonnen.
Ausdehnung der aktiven Hülle: 300 Millionen Kilometer.
Temperatur der Hülle: mehrere 100 Millionen Grad Celsius.

Eigentlich war der Notiz-zettel überflüssig, schließlich kannte er die Zahlen in- und auswendig. Aber wenn er morgen den Vortrag halten musste, war es vielleicht besser, irgendetwas in der Hand zu haben. Etwas, an dem er sich festhalten konnte.“

 


Pete Smith (Soest, 21 augustus 1960)
Cover

 

De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker, filmer en politicus  Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Zie ook alle tags voor Frédéric Mitterand op dit blog.

Uit: La Mauvaise vie

« Quand toute la troupe est passée sous les feux de la rampe, une manière de finale rameute l’ensemble sur un air plus triomphal façon Gloria Gaynor, les garçons abandonnent leur maintien hiératique, se parlent à voix basse en évaluant la clientèle avec des facéties obscènes et racolent plus ouvertement puis le petit manège reprend, un peu moins rigide et discipliné au fur et à mesure que l’on avance dans la nuit. A l’heure la plus chaude, quand la salle est pleine à craquer, les clubs les plus réputés présentent ce qu’on appelle le sexy-show, vague pantalonnade pornographique à base de lasers et de strip-tease qui s’achève immanquablement par l’enculage d’un travesti dans une ambiance de rigolade généralisée un peu trop outrée pour être tout à fait franche. Les artistes qui pratiquent ce numéro particulier travaillent comme les danseuses nues de Pigalle ; on les croise dans la rue, drag-queens en tchador transparent, se hâtant d’un club à l’autre pour ne pas rater le show. Pour leur part, les garçons sont attachés à leur club et n’en changent pas. On imagine les tractations, les magouilles, le danger à ne pas respecter les règles et ce qu’il doit en coûter pour racheter un petit béguin afin de le sortir du circuit. L’expédient des portables et des e-mails, préalable à ce genre de transactions, n’est que provisoire ; on ne se perd jamais dans cette ville tentaculaire et il ne faut pas chercher à obtenir un visa pour une destination lointaine sans laisser ses affaires en ordre.
Les coulisses font partie du spectacle. En arrière de la scène ou sur le côté, elles se livrent facilement aux regards des spectateurs intéressés ; ces établissements ne sont pas si grands et un marketing efficace veille aux mûres réflexions et aux repentirs du public. En attendant de remonter sur scène, les garçons gardent d’ailleurs un œil sur la salle en affectant de s’adonner à des activités très absorbantes ; ils suivent un programme de variétés ou de sport à la télévision, font des mouvements de gymnastique avec des appareils compliqués, lisent les journaux ou devisent tranquillement une serviette de boxeur autour du cou.”

 


Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel. Zie ook alle tags voor Lukas Holliger op dit blog.

Uit: Glas im Bauch

„Ton

Zum ersten Mal waren meine Schwestern und ich bei unserer ältesten Tante eingeladen. Eine Figur aus Ton saß bekleidet auf ihrem Sofa. Kindsgroß. Zuerst tranken wir Tee und lobten die Witwe, dass sie ein neues Hobby pflegte. Als wir ausgetrunken hatten und der Zucker bis zum Rand heraufgeklettert in den Tassen zurückgeblieben war, sahen wir uns die Figur genauer an. Ich entdeckte, dass es sich um mich handelte. Exakt die Kinderkleider, die ich in den Siebzigerjahren getragen hatte. Meine Lippen hatte meine Tante so fein mit kleinen Furchen und Lackfarbe versehen, dass es den Eindruck erweckte, der Ton sei weich, sogar feucht.
Ich beugte mich auf Augenhöhe, in Blickrichtung der Puppe. Als mich meine achtjährigen Augen trafen, wurde mir schwindlig. Ich gab vor, mich fürs Handwerk und die Herstellung so kunstvoller Tonfiguren zu interessieren, als zwei Nachbarn klingelten. Die Situation wurde unübersichtlich, alle verließen das Zimmer, um junge Katzen zu besichtigen. Ich holte den Doppelgänger auf meinen Schoß und suchte an seiner Hand die Narbe. Tatsächlich hatte sie meine Tante nicht vergessen. Die Narbe war noch dunkelrosa. Geschwister, Nachbarn und Tante überraschten mich auf dem Sofa mit mir selbst im Arm. Alle verstummten empört.”


Lukas Holliger (Basel, 21 augustus 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Dolce far niente, Martin Bril, Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Frédéric Mitterrand

 

Dolce far niente

 

 
Amsterdam: Kruising Tollensstraat – Kinkerstraat begin jaren zeventig

 

Uit: De Tollensstraat

“De eerste Amsterdamse straat die echt iets voor mij betekende was de Tollensstraat, een zijstraat van de Kinkerstraat in Oud-West. Het was zo’n volksstraat met etagewoningen gevestigd in hoge, grimmige, bakstenen panden met hijsbalken, een café op de hoek met vitrages voor de ramen en oude auto’s langs de scheve stoepen. Ik kwam de straat binnen op een herfstige avond in 1980. De tram had me vanaf het Centraal Station naar de hoek Bilderdijkstraat en Kinkerstraat gebracht. Het laatste stuk liep ik, langs onder andere een oliebollenkraam die er nog steeds staat in dit jaargetijde. Toen sloeg ik linksaf, de Tollensstraat in. Ik moest me halverwege die straat melden bij een jongen die ik niet kende — Walter Carpay. Hij woonde op driehoog-achter. We gingen een tijdschrift beginnen. Ik schelde aan. Er gebeurde lange tijd niets, en ik keek om me heen. Ik was nog nooit eerder in een straat als deze geweest. Ik kwam uit Groningen, daar had je zulke straten niet. Ik was wel eerder in Amsterdam geweest, maar meer dan het Rokin, het Spui, de Nes en een paar grachten had ik niet gezien. Dit was de eerste keer dat ik diep in Amsterdam was. 21 was ik. De deur ging open en ik begon de lange klim naar Carpays verdieping. Ik kwam langs deuren, overlopen, kratten met lege flessen, bakken met kattenkorrels, wasgoed dat in het trapgat hing. Ik rook eten en hoorde stemmen achter dunne muren. Uiteindelijk was ik boven. Aanwezig waren die avond Dirk van Weelden, Rob Scholte en de al genoemde Carpay, die later begrafenisondernemer zou worden, maar nu nog op de Rietveld Academie zat. Scholte zat op dezelfde school, en Van Weelden kende ik uit Groningen. Daar studeerden we allebei filosofie. Hij was de schakel tussen mij en de anderen: hij had met hen op de middelbare school in Alkmaar gezeten. Goed. We smeedden plannen, zoals die dingen gaan, en daarna hadden we honger. Ik herinner me dat Carpay en Scholte de deur uit gingen om boodschappen te doen. Ze kwamen terug met een zak aardappelen, een kilo wortelen en uien, twee rookworsten en een paar flessen Grolsch, halve liters. In het kleine, smalle keukentje van Carpay, met een granieten aanrecht en een geiser met een weigerachtige vlam en zo’n plastic slangetje eronder, schilden we de aardappels, sneden we de uien en wasten we vier borden en het nodige bestek af. Toen aten we hutspot:”

 

 
Martin Bril (21 oktober 1959 – 22 april 2009)
Utrecht, Oude Gracht. Martin Bril werd geboren in Utrecht.

Lees verder “Dolce far niente, Martin Bril, Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Frédéric Mitterrand”

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

 

Het rode leven regent

Aan de ene kant is er nog een kant.
Aan de andere kant is er geen kant meer.
Ik kan niet heen en weer, al zou tijd mij
dat wel toestaan. De schepping wil het niet.

De dood is de langste hoogte, voor- en zijkant
van het hout. Driedimensionaal niets waarin
ik liggen zal. Ik schrijf toch weer een vers over
wat er komen gaat. Komt dit door het weer vandaag?

Er valt rode regen* op de wereld. Het regent leven.
Misschien zonder DNA. Onwereldlijke maat die niet
naar niets toegaat als ik, maar komt vanuit het universum,
slingert door Het Al. Rode regen valt uit rode ogen
die wenen om de staat van zijn van lijf en stof.

En niets is een oud verhaal dat met lege handen
rooddoorweekt door de regen nooit meer thuiskomt.

Dit niets spoelt ook de rode regen niet naar huis
en niet meer weg. Zie: ik ben het, ik ben het maar.

 

In de ochtend

Verwondering over de matte lichtval
van deze ochtend, vol kersen en kleine regen.
Aangekleed, gekamd, maar wat ik doen zal
is mij nog niet gezegd. Dan zacht bewegen;

muziek die neerdaalt uit een instrument
waarop ik lang geleden heb gespeeld.
De klank verstoort mijn evenwicht. Het is mij onbekend
wat men hier speelt, de compositie lijkt verdeeld

in toen en nu; mijn vingervlugheid is gelijk.
De vleugel glanst, haar draagkracht even sterk,
zoals de lichte Arabesque die ik ontwijk
als ik mij tot herinnering beperk.

Zie, mijn vader prijst mijn spel,
geeft richtlijnen, streelt nu mijn moeders hand.
Tijd valt uit elkaar in onverdraaglijk getel.

 

Een verleden

Werkelijk voorbij kan niets ooit zijn;
de pijn waait voort als lucht tussen
de steden, draagt de lussen
van de tijd waarbinnen ik verschijn

in een ander zelf. Ik ben pas zesentwintig
maar meervoudig in mijn wezen,
in elke lus een ander leven,
een andere kus om mee weg te gaan.

En alleen de pijn gaat voort; zij stapt
zomaar, zij leeft voor zo weinig, hapt
nog naar vrede, maar wordt dan mij.

Misschien is er langzaam iets gebleven:
de lucht tussen de steden
neemt al mijn lussen op uit een verleden.

 

 
Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)
In 1988

Lees verder “Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley”

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

 

U bent

Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik Uw nek breken.

Maar U heeft geen nek, alleen een onsterfelijke,
denkbeeldige lange hals, als van een fles van
dun glas die zich uitrekt over het water van de zee,
glas met daarin de geschiedenis van alles.

Als U terug kon keren zou ik de tafel dekken,
het brood breken en de wijn drinken. Ik zou
mijzelf aan het kruis slaan voor Uw bestaan.

U bent niet meer De Zoon en niet meer De Vader.
U bent het onbezielde veld en de ruimtetijd.

U bent de onbezielde zwaartekracht en het verloop
van de lichtstraal bij nacht, U bent de wiskunde
zonder zachte geest, U bent er nu en bent er
altijd al geweest. U bent de symbolen die men leest.

Maar niet De Zoon en niet De Vader. Niet De Geest.

Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik U hardhandig wurgen.

U bent ooit toen ik kind was in mijn huis geweest.

 

Een huilend, sidderend blad

De fysicus zegt dat ik niet echt ben,
een hologram.Toch zoekt God
mijn gezelschap om niet alleen te zijn.

God zoeken is een ding, maar door God
worden gezocht is heel iets anders. Het is groter.

De natuurkunde sluit Hem uit het universum,
multiversum, uit het holisme en het veld van
quantumwaarschijnlijkheden.

Het hiernamaals is zo een huilend, sidderend blad
aan een boom, het valt tussen de bladen
van een woordenboek.

 

Iets anders

Hier is het verhaal uit,
het was geen oefening
in doodmaken, maar
iets anders. Ik wacht op
haar, eet dan iets met haar
en slaap, later in de nacht,
met haar. Ze leest op bed, in
de woonkamer doe ik Taak.

Zij wacht daar op mij, is bij mij,
zoals haar en mijn uitgestrekte
God op ons wacht en bij ons is,
hoog en laag. Ik schrijf vandaag

al 32 jaar mijn verzen. Dat is
64% van tijd die ik tot aan deze
avond toe besta. Zij weet hiervan,
kent procenten, volgemaakt getal.

En ik heb geen verbrijzeld, gekapt,
of afgebroken werk gemaakt.
Niet over haar, of onze God.
En ook niet over al dat andere.

 

 
Rogi Wieg (21 augustus 1962) – 15 juli 2015)

Lees verder “Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger”

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Pete Smith

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

 

Giant Steps

‘Voor geluk ben jij niet geboren,’
zei de oude man tegen mij.
Hij was het ook niet, maar speelde
goed. Dat kon hij al duizenden jaren.
Mijn verzen schrijf ik, als ik al
iets opschrijf. Hoe kan iemand
van zoveel materie niets maken?
Luchtgoochelaar met regenachtige
wolkjes lucht, strakke lucht, blauwe lucht.
Nee, niets is iets bij mij, niet niets, en
iets is aan het einde toch iets. Weinig.
Ik bezit twee cd’s van Buddy Rich
en ze zijn haast hetzelfde.
Opname: oktober 19, 1977, New York City.
Maar twee nummers verschillen.
Ik ben voor weinig verschil geboren,
laat ik het daar maar op houden.

 

Datering 2013

Eind april, of aan het begin van (pijnloos?) mei,
is het na meer dan dertig jaar niet voldoende.
Het zal nooit genoeg zijn, zoals de zwarte moorden
en de witte handkussen doorgaan in de werelden.

Het is het meest echt als het ’t minst echt is,
op het hoogste punt van de abstractie, zoals vandaag
wanneer ik een Heilige Geest ben die niets lijkt
te betekenen, maar alles vertelt met vleesloze lippen.

Op een lege tafel ligt een stuk brood en staat
Een beker rode wijn.
Dit is allemaal niet concreet,
geen voedsel en drank, geen goedheid,
geen brandwonden, geen gekromde, vuile vinger
die wijst naar een kruis.

Op een lege tafel ligt de hele wereld die
mij zo bekend en onbekend is.

 

Het schijnt dat ik de tijd verteken

Het schijnt dat ik de tijd verteken
maar vandaag maakt zoveel uit. Toch valt boomblad
ergens anders neer dan ik bereken
en vormt mij, in alle engten van de stad.

En deze stad, met in haar soberheid
de kleine openingen naar wat is
en wat geweest is, maakt mij wijd. Ik benijd
mijn uitvergrote voorgeschiedenis.

De autobruggen zijn verlicht.
Een binnenplaats met weggeschoven sneeuw
laat niemand toe. Het voetspoor

van ouders dat ik opnieuw hoor
als dove slagen uit een oude eeuw
bestaat niet meer. Ik ben tot eigen hart verdicht

 
Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)
Cover

Lees verder “Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Pete Smith”

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Lukas Holliger

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

 

 

Titanic

Zij was ooit mijn toverdraad, ik was jong,
een halve meter literatuur verder
ben ik al jarenlang niet meer de herder
van schaap poëzie. Men zegt dat ik echt zong.

Het zingen is mij goed vergaan door niets;
louter dagtaken, scheren, ouder worden.
De blauwe stad hangt als een baard aan iets
dat ik ‘ik’ noem. Ben half-veertig geworden.

Een blauwe namiddag maakt niet meer een barst
– uit- in mij. De taal is wit en mistig.
Ik ben door bijna niets tot bot geharst.

Zij was ooit mijn dagverdrijf, maar verging
als de Titanic en later de kleurenfilm.
Het is in scheef proza waarin ik zing.

 

 

Zonder Twijfel

Eerst vond men het wiel uit en toen het zwaard van Damocles
en de hoed en de appel van het kwaad tot erger, en daarna

drong de punt van het genoemde zwaard naar binnen door
mijn schedeldak: ik trouwde. De wereld is techniek, het trouwen

is belofte, zo had het moeten zijn, maar zo was het niet.
Opstaan, liefhebben, nachtrust, het werd een wiel

dat het oude zwaard liet zakken, dieper, diepst, tot in het hart.
Waarom heb ik je gemaakt? Waarom me niet omgekeerd en weggelopen?

Er zit soms diepte in de wereld van de vlakte, lijnen die elkaar
kruisen op een snijpunt, zwart dat lichter wordt en afneemt

tot wit. Noem het perspectief, of bedrog, een valse
belofte, of techniek. Maar jij bestaat. Jij, zonder twijfel.

 

 

Mijn huis is eenvoud

Mijn huis is mijn hoofd,
mijn geslacht en mijn hart.

Nee, mijn huis is een cel
en de jood zonder tafel
of brood, zonder drank, of bed.
Zonder bloed dat ontroert.

Nee, ik lieg. Ik heb zoveel gelogen.
En dit is de waarheid. Tot slot!
Mijn huis is bij jou, in je hoofd!

Ondanks alles bij jou. De laatste
kamer in de natuur, tussen je gelegen
bloemen, je gesloten ogen. Ik zou willen,
de laatste cel in mijn grond.

 

Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)

Lees verder “Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Lukas Holliger”

Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger, Pete Smith, Frédéric Mitterrand, M. M. Kaye

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872, Brighton. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009 en ook mijn blog van 21 augustus 2010

 

The Ivory Piece

A fragment of verse

 

Carelessly coiffed, with sash half slipping down
Cravat mis-tied, and tassels left to stream,
I walked haphazard through the early town,
Teased with the memory of a charming dream.

 

I recollected a great room. The day,
Half dead, lit faintly on the walls the pale
And sudden eyes that showed the formal play
Of woven actors in some curious tale.

 

In fabulous gardens, where romantic trees
Perched on the branches birds without a name.

 

 

 

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)

Lees verder “Aubrey Beardsley, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger, Pete Smith, Frédéric Mitterrand, M. M. Kaye”

Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander, Frédéric Mitterrand, Robert Stone, Gennadi Ajgi, M. M. Kaye, Aubrey Beardsley, Lukas Holliger, Pete Smith

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2006 en ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Ja

Niets te maken met wie ik tien jaar
geleden was, ik heb me nu. ‘Toen, toen’,
sinds die tijd ben ik mijzelf zoveel een ander
dat ik misschien leef voor Judith. Ja.

Een dichter die gekkenhuizen kent, de bajes,
handboeien, isoleer; ik lijk wel een verdoemde
dichter. Had een vak geleerd. ‘Had, had’,
sinds die tijd is mijzelf zoveel een ander.

Het dorre gras, de enige bloem in het veld
is donker met rode randen, als
een uitgehuild oog, donker als de nacht
waarop Judith voor altijd plaatsnam
in het ‘ik’ van mijzelf, donker als de inkt
van een vergelijking, terwijl niets met niets
valt te vergelijken.

Niets te maken met wie ik tien jaar
geleden was, laat het vergelijken, zoek
geen metafoor voor een cel waarvan
men de deur dichtslaat. En vraag ook
nooit hoe het kan dat IK binnen zit.
Want het zij zo, en het is zo, en zo is het. Ja.

 

Als je net slaapt

Waar dingen eindigen beginnen nieuwe dingen,
wanneer de avond is gevallen, en eveneens de wind,
als je net slaapt, keert de hand die je liefste bedekt
zich om, en vliegt er tederheid uit de handpalm op
die ruist over de stad, over donkere akkers,
wegen, rivieren, over de dorpen en je droomt dat je
op reis bent, dat je op weg bent naar iets dat heel ver
van je is, je komt aan bij de zee, maar daar is al
het eerste licht van de morgen, en je weet
dat het snel erg licht zal worden, dat de tederheid
terug moet keren naar de hand die je liefste moet strelen,
die moet dragen en bouwen; in de vroege ochtend
zie je de hand, de kamer is open, de wind
staat op, nieuwe dingen beginnen en
iemand vraagt of je haar liefhebt.

 

Ik wilde je iets geven

Ik stelde je de eerste vraag, en later de laatste,
maar toen ik eenmaal alles had bestudeerd
zag ik dat de vragen en de antwoorden
niet goed op elkaar aansloten, dat ik
zoveel door elkaar zou moeten halen
om een verband te krijgen, de vraag over de maan
werd de eerste, die over nevels schoof ik
een heel eind op, alle vragen over de hemelboog
moest ik laten vervallen, omdat ze geen mooie plaats
konden krijgen, bij de vragen over de liefde heb ik
iets verzonnen over de positie van lichamen,
toen ik uiteindelijk alles aan elkaar had aangepast,
toen ik eindelijk iets helders had gemaakt,
zag ik een heelal dat ik niet kende, maar
ik wilde je iets geven waar je gelukkig mee zou zijn.

wieg

Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)
Tijdens een interview met Theo van Gogh, november 1992

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

 

The Seven Deadly Virtues

Constancy 

        Strict constancy’s an overrated virtue:
A little flexibility can’t hurt you.

Generosity

        While greedy bastards grab bucks by the fistful,
The generous grow poorer and look wistful.

Chastity

         Spurning forbidden fruit—peel, pulp, and juice—
The chaste know peace, but rarely reproduce.

Good Cheer

        When grief and gloom are what you want, good cheer
Is nothing but a big pain in the rear.

Modesty

        Though sometimes modesty’s worth emulation,
It’s worse than useless during copulation.

Sobriety

        A certain charm inheres in strict sobriety
Until one ventures forth into society.

Humility

        When talk is soft, there’s no harm in the humble
Who, when shrill protest’s called for, merely mumble.

 

kennedy

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Alexander werd geboren op 21 augustus 1922 in Linz am Rhein. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Mein Vater

Mein Vater
trug seinen alten grauen Hut
wie eine Krone auf dem Kopf
er trug ihn im Sommer
er trug ihn im Winter
für mich, das Kind
war der Hut auf Vaters Kopf
ein Selbstverständnis
so wie die Schürze der Mutter
er trug seinen Hut
der Vater
wenn er in seiner Werkstatt saß
und arbeitete
wenn er auf dem Feld arbeitete
wenn er im Garten arbeitete
beim Essen setzte er ihn ab
und für seine Gänge in die Stadt
in die Kirche
benutzte er einen anderen
manchmal sitze auch ich mit irgendeiner
Kopfbedeckung an der Schreibmaschine
sauge Staub mit einem Käppchen
auf dem Kopf
spüle mit einem Hütchen
und schlafe auch gern
mit einer Mütze auf dem Kopf.
Vielleicht wollte Vater und jetzt ich
nur mit einem warmen Kopf
herumlaufen
vielleicht auch nie die Gedanken
kalt werden lassen.

alexander

Elisabeth Alexander (21 augustus 1922 – 17 januari 2009)

 

De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker, filmer en politicus  Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: La Mauvaise vie

“Le garçon marche dans la nuit à quelques pas devant moi. Pantalon de teinte sombre ajusté sur les hanches, étroit le long des jambes ; tee-shirt blanc qui colle au contour des épaules et à la ligne du dos ; bras nus, une Swatch au poignet, cheveux noirs avec des reflets brillants, dégagés sur la nuque. Démarche souple, allure tranquille, tout est beau, net, irréprochable. Il ne se retourne pas, il sait que je le suis et il devine sans doute que cet instant où je le regarde en profil perdu, de près et sans le toucher, me procure un plaisir violent. Il a l’habitude. C’est le quatrième depuis hier soir, j’ai voulu passer par un club que je ne connaissais pas encore avant de rentrer à l’hôtel et je l’ai aussitôt remarqué. Il n’y a que pour ceux qui ne les désirent pas qu’ils se ressemblent tous. Il se tenait comme les autres sur la petite scène, les mains croisées en arrière pour bien marquer le corps dans la lumière, en boxer short immaculé, le côté saint Jean-Baptiste qu’ils retrouvent instinctivement et que les pédés adorent, mais le visage fermement dessiné, l’expression avec du caractère, regard sans mièvrerie et sourire sans retape, un charme immédiat qui le détachait du groupe des enjôleurs professionnels. J’imaginais Tony Leung à vingt ans. Il a ri comme s’il avait gagné à la loterie quand j’ai fait appeler son numéro et lorsqu’il est venu près de moi, j’ai deviné brièvement l’odeur de sa peau, eau de Cologne légère et savon bon marché ; pas de ces parfums de duty free dont ils raffolent en général. Il avait l’air vraiment content d’aller avec moi ; j’ai senti qu’il serait vif et fraternel. Les rats qui grouillent dans la ruelle détalent à notre passage, les néons disparaissent derrière nous dans la pénombre, les remugles des poubelles s’estompent dans la chaleur poisseuse, et le vacarme assourdissant de la techno qui dégorge par les portes ouvertes de tous les autres clubs accentue cette impression de privation sensorielle où je concentre toute mon attention uniquement sur lui et sur ce que j’en attends.”

mitterand

Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: High Wire

„When she showed up in California again it was in San Francisco. I got a call from her up there and this time I didn’t bother to erase it. Jennifer and I were in trouble. I had a bit of a drug problem. I was drinking a lot. I suspected her of having an affair with some washed up Bosnian ballet dancer she had hired down at UCSD. The fellow was supposed to be gay but I was suspicious. Jennifer was a well-bred, well-spoken East Texas hardass a couple of generations past sharecropping. Amazingly, the more I drank and used, the more she lost respect for me. At the same time I was selling scripts like crazy, rewriting them, sometimes going out on locations to work them through. Jennifer was largely unimpressed. Everything was stressful.

I was full of anger and junkie righteousness and I went up to see Lucy, hardly bothering to cover my tracks. She had rented an apartment there that belonged to her stockbroker sister, not a bad one at all though it was in the dreary Haight. I guess I had wanted a look at who Lucy’s latest friends were.

Her live-in friend was Scott and she introduced us. I had expected a repellent creep. Scott surpassed my grisliest expectations. He had watery eyes, of a blue so pale that his irises seemed at the point of turning white. He had very thin trembly red lips that crawled up his teeth at one corner to form a kind of tentative sneer. He had what my mother would have called a weak chin, which she believed was characteristic of non-Anglo Saxons. There were no other features I recall.“

stone

Robert Stone (New York, 21 augustus 1937)

 

De Russische dichter Gennadi Ajgi werd geboren op 21 augustus 1934 in het dorpje Sjajmoerzjino in de Tsjoewasjische republiek, aan de Wolga, 400 km ten oosten van Moskou. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Hush

 …and some people
have been trying to tell
the black from the white
since the very first moment
they saw the daylight…
they succeed at long last
and go into raptures
and hasten to
bring to our notice:
this is white
and that is black

 

Our Way

When nobody likes us
we learn
how to love our mothers

When nobody writes to us
we call to mind
old friends

And we utter a few words – simply because
we are scared of silence
and deem any movement dangerous

And in the end we find ourselves
in a park overgrown with shrubs –
and we sob as we hear the pitiable trumpets
of a pitiable brass band

Vertaald door Anatoly Kudryavitsky

 Ajgi

Gennadi Ajgi (21 augustus 1934 – 21 februari 2006)

 

De Britse schrijfster Mary Margaret (‘Mollie’) Kaye werd geboren op 21 augustus 1908 in Shimla, India. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: Palast der Winde (The Far Pavillons, vertaald door Emil Bastuk)

„Sita war zur Stelle, und Hira Lal enttäuschte ihn nicht. Im Schatten, wo Sita angstvoll wartet, sah Ash ein kräftiges Pferd aus heimischer Zucht. Sita hatte am Nachmittag im Basar Kleidung und Nahrung gekauft und zu einem schweren Bündel verschnürt. Das Pferd wurde von einem Fremden gehalten, der Ash jetzt das Päckchen in die Hand drückte und sagte: ?Das schickt dir Hilra Lal. Er meint, du könntest auf deiner Reise Geld brauchen.

Das Tier ist wertvoller als es aussieht?, fuhr er fort und zog den Sattelgurt fest. ?Es schafft viele Meilen an einem Tag und du kannst es zwei, drei Stunden hintereinander traben lassen, denn es ist gewöhnt einen leichten Wagen zu ziehen und ermüdet nicht leicht. Am besten nimmst du diesen Weg-? er kniete hin und zeichnete mit dem Zeigefinger eine Landkarte in den Staub. ?Über den Fluss führt keine Brücke, und die Fähre zu benutzen, ist für dich nicht ratsam. Aber hier, weiter im Süden, setzt eine kleine Fähre über, die nur die Einheimischen kennen. Auch am anderen Ufer musst du noch vorsichtig sein, denn Hira Lal sagt, die Rani wird dich auch über die Grenzen von Golkote hinaus verfolgen lassen. Die Götter mögen euch schützen, reitet rasch.? Als Ash die Zügel nahm, gab der Fremde dem Tier einen Klaps auf das Hinterteil.“

kaye

M. M. Kaye (21 augustus 1908 – 29 januari 2004)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872, Brighton. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2008 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: Arthur Symons. A memoir (Aubrey Beardsley)

“He had the fatal speed of those who are to die young; that disquieting completeness and extent of knowledge, that absorption of a lifetime in an hour, which we find in those who hasten to have done their work before noon, knowing that they will not see the evening. He had played the piano in drawing-rooms as an infant prodigy, before, I suppose, he had ever drawn a line.
“Famous at twenty as a draughtsman, he found time, in those incredibly busy years which remained to him, to deliberately train himself as a writer of prose, which was in its way as original as his draughtsmanship, and into a writer of verse which had at least ingenious and original movements. He seemed to have read everything, and had his preferences as adroitly in order, as wittily in evidence, as almost any man of letters; indeed, he seemed to know more, and was a sounder critic, of books than of pictures; with perhaps a deeper feeling for music that for either.
“His conversation had a peculiar kind of brilliance, different in order, but scarce inferior in quality to that of any other contemporary master of that art; a salt, whimsical dogmatism, equally full of convinced egoism and of imperturbable keen-sightedness. Generally choosing to be paradoxical, and vehement on behalf of any enthusiasm of the mind, he was the dupe of none of his own statements, or indeed of his own enthusiasms, and, really, very coldly impartial.
“He thought, and was right in thinking, very highly of himself; he admired himself enormously; but his intellect would never allow itself to be deceived even about his own accomplishments.”

beardsky

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
‚Aubrey Beardsley, 19th Century’ door Aubrey Beardsley

 

De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007 en ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: Typen, wie wir sie kennen (Bespreking van Explodierende Pottwale door Robert Schröpfer in Theaterbuffet)

„Paranoia, Identitätsverlust und Selbstentfremdung sind die Themen in Lukas Holligers “Explodierenden Pottwalen”, mit dem das Schauspiel Leipzig auf die Generation der Mitte 30-jährigen zielt. Denn das Stück des Schweizer Autors – zwischen Boulevard, Groteske und Traumspiel angesiedelt – lässt nicht bloß den Lebensentwurf seines Protagonisten wie den gestrandeten Pottwal der Titel gebenden Metapher platzen. Indem er Marcel im Epilog mit Haus, Frau und fünf Kindern die Eingangsszene wiederholen lässt und dessen Alp so in die Endlosschleife führt, hebt Holliger den Fall ins Allgemeine: Gibt es einen Ausweg zwischen beruflichem und familiären Leistungsdruck? Könnte Tom nicht ebenso in Marcels Lage stecken?

Die Herausforderung für die Uraufführungsinszenierung: die tatsächliche Spielbarkeit der vertrackt-verstiegenen Vorlage beweisen, die beim Heidelberger Stückemarkt und den Autorentheatertagen des Hamburger Thalia Theaters mit viel Vorschusslorbeeren ausgestattet wurde. Regisseur Wulf Twiehaus und das Ensemble schaffen dies zunächst recht unterhaltsam, wenn sie auf der großen Bühne hinterm Eisernen, die die Fassaden von Schuppen und Wohnhaus unter der Schwärze des Schnürbodens andeutet (Volker Thiele), das Farcenhafte der Szenen forcieren und den Abend im zweiten Teil dann gedimmt ins Surreale driften lassen.“

holliger

Lukas Holliger (Basel, 21 augustus 1971)

 

De Duitse schrijver Pete Smith werd op 21 augustus 1960 in Soest (Westfalen) geboren. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2009.

Uit: Tausche Giraffe gegen Freund

„Ihr eigenes Zuhause hatten Mama und Sina einige Tage später verloren. Nach der Schrei-Nacht waren sie ausgezogen. Hals über Kopf. Im Morgengrauen. Sie waren erst zu Oma gezogen, dann, vor zwei Wochen, in die kleine Dachwohnung am Rande der Stadt. Dabei war Sina in ihrem Haus glücklich gewesen. Papa lebte jetzt allein da. Möllemann und sein Halstuch waren das letzte, was Sina von Papa geblieben war. Sie ließ ihn sogar in ihrem Bett schlafen. Und er? Sah einfach weg, wenn sie weinte. Ärgerte sie sogar noch. Sagte Sachen wie: Dein Vater weiß schon, warum er ausgezogen ist. Wahrscheinlich hat er ’ne Neue. Die ist bestimmt viel schöner als deine Mutter. Und vermissen tut er euch schon gar nicht.
Irgendwann war Sina wütend geworden. „Kannst von Glück sagen, dass Papa nicht den Roller genommen hat. Für 300 Punkte hätte er sogar ein Radio gekriegt. Da kommt wenigstens Musik raus.“ Das saß! Zwei Tage lang hatte Möllemann die beleidigte Leberwurst gespielt. Aber jetzt wurde er schon wieder frech.
„Und? Was für ein Tag ist denn heute?“ Sina sah ihre Riesengiraffe gelangweilt an.“

smith

Pete Smith (Soest, 21 augustus 1960)