Anne Vegter, Arjen Duinker, Junot Díaz, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, August van Cauwelaert, Paula Dehmel

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.

 

In IJsland
Naar Psalm 116

Ik vond liefhebben altijd lastig:
Hoè zou ik liefhebben, zijnde opgevoed
In luisterrijk verpakte leugen?
Ik toostte op ontluistering, op de nacht
Die de zon verkrachtte, dronk
Op zegeningen van gebrek aan uitzicht,

Niets was mij liever. Mijn ritme
Was de teloorgang van het jaar.
Zolang de winter de herfst, de herfst
De zomer, de zomer etc.
Herkende ik de aanzet der lente:
Kortstondige leugen van leven.

Wie mij teder raakte, sloeg ik hard.
Ontvangen geeft, weet ik nu,
Geen recht op kwijting van schuld.
Mijn gang was niet naar iemand toe,
Maar van iemand weg;
Ik wilde op een rots staan.

In een hitsige wind, onder het dak
Van triljoenen muggen waar God –
Toegang werd ontzegd, was ik thuis.
Mijn land is een heidens pandemonium:
Schede van steen, feest van ontvelling,
Slechting van kunne, geslachten

Schaamteloos hoorde ik mij mompelen:
God, waarom hebt gij mij verlaten?
Dit, dat van u kwam –
Redeloos einde, begin –
IJsland der ziel, wees gestenigd:
Enkele reis naar zichzelf:

Maar onhoorbaar in de wind,
Onzichtbaar op het steen,
Onvindbaar in de nacht
Sprak alles tegen mij,
Ja, alles sprak tègen mij:
‘Het zij zo het zij’

En ik rustte in de armen van de wanhoop,
Ik sliep op de akkoorden van de wind,
Ik droomde de droom der dolers:
‘Het zij zo het zij’
En zo zij het –
Gelooft God!

 

De middelen

Wat helpt is een wonder,
een zintuig is ook een gunst

wat helpt is een tatoeage:
‘liefde is de som van gemis’

wat helpt is de zin van een peer
die openscheurt in de pluk

wat helpt is een dwars kind,
het verandert, het begint

wat helpt is de gift van een vriend,
hij likt zijn schitterende hand

wat helpt is een buigende koning,
hij lekt een traan op zijn land.

 

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Arjen Duinker werd geboren in Delft op 31 december 1956. Zie ook alle tags voor Arjen Duinker op dit blog.

 

Sailor’s home

De roep van de golven rood.
Een bloem glijdt door een glooiing
En geeft haar parfum aan een steilte
Die vrij in de lucht zwijgt.

De trots van de golven zwart.
De ogen roven het onverwachte
Dat de striemen op de huid
Met blaadjes kalmeert.
 

 

Snoepgoed

Mijn liefde voor apen
Heeft weinig to maken met een achternaam
Soorten zijn onbelangrijk
Details doen er niet toe
Leven en dood smaken als dropjes
Ik ben noch familieziek noch verzot op bomen
Ik geef de voorkeur aan kale kades
Die de verte laten zien.

 

Delft is het centrum van de wereld

Ga ik de hoek van de Choorstraat om
Kom ik die kapper tegen die zijn zaak met pokeren verloor

Ga je de hoek van de Peperstraat om
Kom je die uitvinder tegen die met een been in de sloot stond

Loop ik op de Oude Langendijk
Zie ik die fietsenmaker die zijn hond een verkeerd commando gaf

Loop je op Dertienhuizen
Zie je die tuinman die op de markt een tros bananen stal

Delft is het centrum van de wereld
En toevallig wonen wij daar.

 

 
Arjen Duinker (Delft, 31 december 1956)

 

De Amerikaans-Dominicaans schrijver Junot Díaz werd geboren in Santo Domingo op 31 december 1968. Zie ook alle tags voor Junot Diaz op dit blog.

Uit: The Brief Wondrous Life of Oscar Wao

“Mami, stop it, his sister cried, stop it!
She threw him to the floor. Dale un galletazo, she panted, then see if the little puta respects you.
If he’d been a different nigger he might have considered the galletazo. It wasn’t just that he didn’t have no kind of father to show him the masculine ropes, he simply lacked all aggressive and martial tendencies. (Unlike his sister, who fought boys and packs of morena girls who hated her thin nose and straightish hair.) Oscar had like a zero combat rating; even Olga and her toothpick arms could have stomped him silly. Aggression and intimidation out of the question. So he thought it over. Didn’t take him long to decide. After all, Maritza was beautiful and Olga was not; Olga sometimes smelled like pee and Maritza did not. Maritza was allowed over their house and Olga was not. (A puertorican over here? his mother scoffed. Jamás!) His logic as close to the yes/no math of insects as a nigger could get. He broke up with Olga the following day on the playground, Maritza at his side, and how Olga had cried! Shaking like a rag in her hand-me-downs and in the shoes that were four sizes too big! Snots pouring out her nose and everything!
In later years, after he and Olga had both turned into overweight freaks, Oscar could not resist feeling the occasional flash of guilt when he saw Olga loping across a street or staring blankly out near the New York bus stop, couldn’t stop himself from wondering how much his cold-as-balls breakup had contributed to her present fucked-upness. (Breaking up with her, he would remember, hadn’t felt like anything; even when she started crying, he hadn’t been moved. He’d said, No be a baby.) What had hurt, however, was when Maritza dumped him. Monday after he’d fed Olga to the dogs he arrived at the bus stop with his beloved Planet of the Apes lunch box only to discover beautiful Maritza holding hands with butt-ugly Nelson Pardo. Nelson Pardo who looked like Chaka from Land of the Lost! Nelson Pardo who was so stupid he thought the moon was a stain that God had forgotten to clean. (He’ll get to it soon, he assured his whole class.) Nelson Pardo who would become the neighborhood B&E expert before joining the Marines and losing eight toes in the First Gulf War. At first Oscar thought it a mistake; the sun was in his eyes, he’d not slept enough the night before. He stood next to them and admired his lunch box, how realistic and diabolical Dr. Zaius looked. But Maritza wouldn’t even smile at him! Pretended he wasn’t there.”

 

 
Junot Díaz (Santo Domingo, 31 december 1968)

 

De Duitse dichter schrijver Bastian Böttcher werd op 31 december 1974 in Bremen geboren. Zie ook alle tags voor Bastian Bötcher op dit blog.

 

Schnappschüsse
(zum Andenken an H. A.)

Nimm diesen Fotoapparat
Nimm diese Kamera
Schau wie der Spiegel sein Reflex-Spiel treibt
mit Brennweite, Blende und zweiunddreißig Gigabyte

Für die vorübergehende Schönheit, die anhaltende Zeit
sie passiert dir, sie passiert dich
im Vorbeigehen ein Blitzen, das bleibt
So erscheint sie dir und so erscheint sie allen
im Begriff zu strahlen, gleich ihr verfallen

Finde Motive, mach Fotos
Drücke den Auslöser
für die Fortfolge von hell aufbrennenden
keine Sekunde dauernden
jede Hundertstel beginnenden und endenden Momenten

Knips das
Sonne-steht-im-Gegenlichtadrette-
Silhouette-stichtaus-
Massen-in-der-Bahn-zur
Morgen-Frühschicht-hervor-Jetzt

Knips das
Matt-im-Schatten-schlafen-legen
satt-und-schlapp-die-Trägheit-pflegen
rasten-und-die-Lider-zufalln
lassen-unterm-Baum-Jetzt

Knips
Beim-Blick-aus-Flugzeugfensterglänzt-
der-Flügel-Fliegerschattenauf-
den-Wolken-und-nkreisrunder-
Regenbogen-drum-Jetzt

Fokussier die Fortfolge von hell aufbrennenden
keine Sekunde dauernden
jede Hundertstel beginnenden und endenden Momenten

Und so viel du auch knipst
es bleiben Pixel gebannt auf Chips

Und die vorübergehende Schönheit, die anhaltende Zeit
sie passiert dir, sie passiert dich
im Vorbeigehen ein Blitzen, das bleibt
So erscheint sie dir und so erscheint sie allen
im Begriff zu strahlen, gleich ihr verfallen

 

 
Bastian Böttcher (Bremen, 31 december 1974)

 

De Nederlandse schrijver, dichter, publicist, rechtsgeleerde Jacob Israël de Haan werd geboren in Smilde op 31 december 1881. Zie ook alle tags voor Jacob Israël de Haan op dit blog.

 

Zaterdagavond

Avond; aan de bleke blauwe lucht, zie
Hoe ’t bloeisel van de sterren stil ontspruit,
Ach: nu vieren vromen de Sabbath uit
Met wijn en wierook, licht en melodie.

Mijn Vader schenkt de wijn over de randen
Van zijn beker, teken van overvloed;
Hij ruikt de specerijen scherp en zoet,
En zegent het licht met geheven handen.

Dit is zijn bede: ‘Die ’t onheilig scheidt
Van ’t heilig hoede ons in zijn veiligheid,
Vermere ons als sterren in ’t nachtgetijde.’

Vader, Vader, hoe fel heb ik geleden
Sinds ik uw zegen schond en uwe beden
En ’t heilig niet van ’t heilloos onderscheidde.

 

De stille nacht

De nacht is stil. Zo wijd als mijn oog ziet
Hangt aan de lucht nu geen bloeiende schijn
Van een Stad. Oovral rust. De sterren zijn
Rondom de maan roerloos. Zij tinklen niet.

Dit is de vrede, die ik zocht. Nooit vond
Ik vrede in u. En nu haat ik u, Stad,
Teedre stad, wrede stad. Ik haat de schat
Van al uw lust, die harten drijft en wondt.

Oceaan, Oceaan, vóór ons duinhuis
Vallen uw golven uit met licht gedruis.
Zonder schuim, zonder wind, want het is zomer.

Ik, die de Stad ziek ontweek, hoor uw Zang
Eindloze Zee, de stille vóórnacht lang
En ‘k ben gelukkig. Mijn lied herleeft schoner.

 

Specerijen-bazar

Dromend gaan door de specerijenstraatjes.
De huisjes zijn van zoete geur doorstoofd.
Het wolkt uit dozen, balen, kast en laadjes
Ene bedwelming om mijn zalig hoofd.

 

 
Jacob Israël de Haan (31 december 1881 – 30 juni 1924)

 

De Vlaamse dichter, advocaat en rechter August van Cauwelaert werd geboren in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek op 31 december 1885. Zie ook alle tags voor August van Cauwelaert op dit blog.

 

Van een jongetje

Hij sloeg zijne armen op en sloot
Zijne ogen op het licht der dagen.
Wie zal zijne arme moeder dragen
De droeve mare van zijn dood?

Zijn moederken was oud en stram
En moe van arbeid en van jaren;
Ze leerde ’t leed: in pijn te baren
Kroost dat de dood weer spade ontnam.

Dan zag ze ’t hoofd van ’t huisgezin
Een morgen van de drempel dragen.
Toen stapte een rei van donkre dagen,
Vertwijfling, schaamte en armoede in.

Maar op een nacht raasde angstgeluid,
En dwaas rumoer van volk dat rende;
Toen trad, naar ’t gruwbare onbekende,
Haar jongste kind haar woning uit.

Veel zorg en ziekte en zwart verdriet
Was al wat de oude geest nog heugde:
Hij was de laatste schaamle vreugde
Die ’t leven in haar handen liet.

Eén hoop doorlichtte nog haar rouw;
Nog sterkte één doel haar wankler schreden:
De wil, na wat ze had doorleden,
Dat ze eens haar jongen weerzien wou.

Ach, beter neeg ze ’t hoofd en sloot
Hare ogen op het licht der dagen;
Want wie zal de arme moeder dragen
De droeve mare van zijn dood.

 

 
August van Cauwelaert (31 december 1885 – 4 juli 1945)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Paula Dehmel werd geboren op 31 december 1862 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Paula Dehmel op dit blog.

 

Das Königskind

Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Ich bin so sehr allein.
Kam da der gelbe Sonnenstrahl:
Ich tanze Tippel – Huschemal,
Willst du meine Tänzerin sein?
Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Der Sonnenstrahl ist zu fein;
Kam da der wilde Pustewind:
Heideih! ich spiele Wegefind,
Lauf doch! fang mich ein!
Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Der Wind macht mein Krönchen entzwei.
Kam da unser brauner Junge an,
Macht ′nen Diener wie ′n Edelmann:
Prinzeß, ich bin so frei!

 

Widmung

Klänge wachsen auf den Wegen,
Im Gebüsch, im jungen Grün:
Alle meine Melodien
Möchte ich mit leisem Segen
Abends auf dein Kissen legen.

Wilde Blumen, seltne Früchte:
Was der reife Sommer bringt,
Möcht′ ich in dein Zimmer tragen;
Sollst mir keine Antwort sagen.
Still! – der Traum versinkt – verklingt.

 

 
Paula Dehmel (31 december 1862 – 9 juli 1918)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Anne Vegter, Arjen Duinker, Junot Díaz, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, August van Cauwelaert, Paula Dehmel

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.

 

Dadaab

We zeggen laten we niet naar school gaan, als je naar school gaat
begin je de wereld te begrijpen, dan breekt de pleuris uit.

We zeggen meisjes zijn duurkoop om toekomst mee te betalen
of is de wereld een markt waar je dochters ruilt voor suiker.

We zeggen achter de tenten is een zandweg en de weg is lang
en het zand leidt terug naar de oorlog, waarom zou je gaan.

We zeggen het schieten klinkt in de slaap zo luid als in het
geheugen maar we zijn doof van honger zeggen we en

het tobben zat. Herkent iemand op school de naam Nadifa al,
geboren tussen seizoenen, woede en onschuld, dan breekt

de pleuris maar uit. De meisjes zeggen whatever wij meisjes
zeggen. Onder de zwarte hemel delen we zandlampen uit,

we spellen een handleiding want morgen breken we de tenten af.

 

Aanslag op de liefde

Is dit hoe dood kan gaan, je richt je geweer, je scant
mijn geheugen: de laatste vakantie, de eerste vliegreis,
de beslagen medaille van de laatste vierdaagse: sterven

voor beginners. Je blik houdt schrik en misbaar
samen, je ogen richten een ravage aan in mijn versie
van een mannenhart. Liefde is de som van gemis.

Je graaft een kuil in je naam, het dagelijks bloed
kan er zomaar in verdwijnen, je zegt dat je
geen vrouwen doodt. Iedereen wijst naar je foto,

je hebt het ‘m geflikt. Je wilde ons waarschuwen:
dit is geen gedicht. Je zegt haast vriendelijk dat je
geen vrouwen doodt, maar het loopt wel eens anders,

het blijft mensenwerk. Welke engelen kent je geloof,
in welke woorden kan een verloren god zich nestelen?
Vergeven is gezegd, onmenselijk godenwerk.

 

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Lees verder “Anne Vegter, Arjen Duinker, Junot Díaz, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, August van Cauwelaert, Paula Dehmel”

Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, August van Cauwelaert, Paula Dehmel

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.

 

We weten nog niet hoe

snel alles, hoe snel je zicht verandert
tot je bent wat je verandert,
hoe snel het kind zich in je opbergt.

We weten nog niet hoe ver alles,
hoe ver de echo van je zang reikt,
hoe ver je gaat of buigt.

We weten nog niet hoe licht alles-
hoe licht het dragen van je geluk-
hoe licht van details het gewicht-

We weten nog niet hoe vaak alles,
hoe vaak de stad schittert in je ogen,
hoe vaak de liefde een daad is van genot.

“Kijk, de stad drijft langs!”
“Zie je iets?”
“Zei je iets?”

Je tekent een bed op het water.
“Wacht je daar op me?”
We weten nog niet wanneer je een godensprong waagt.

 

Het geheim van de boekhandelaar

Je verkoopt boeken maar eigenlijk geef je liefde door
je geeft adviezen maar eigenlijk wijs je op vergezichten
je noemt een auteur maar eigenlijk raad je een verlangen
je wacht op een vraag maar eigenlijk stel je vragen

Je verkoopt boeken maar eigenlijk verplaats je taal
je wijst op de kasten maar eigenlijk zijn het horizonnen
je zegt omzet maar eigenlijk fluister je kapitaalbandje
je noemt een titel maar eigenlijk deel je vleugels uit

Je verkoopt boeken maar eigenlijk vertel je verhalen
je wordt getipt maar eigenlijk ben je een lezers lezer
je citeert ‘mooi is de menselijke rede, en onoverwinnelijk’
je bent een eiland maar eigenlijk verkoop je lifelines

 

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Lees verder “Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, August van Cauwelaert, Paula Dehmel”

Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert, Paula Dehmel

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit bl

 

Showen en trippen

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk met vertedering naar buren
te kijken die rond middernacht hun afvalzak in een container doen.

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk een taxi aan te houden die onwillig is
je tot buiten de stad te rijden waar loofwoud staat dat zich voortplant.

Er is zielsveel geluk nodig deze jurk dronken en klaarwakker naar een show
te brengen, blind een deur te vinden waardoor je het toneel verlaat.

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk iets te slikken, een ballonvaart
te maken en op het mozaïek van je land neer te kijken als een slome astronaut.

Er is zielsveel geluk nodig in stralend weer voorzichtig te verongelukken.
Stemmen schreeuwen zeggen wade in plaats van jurk.

 

Welkom in Nederland

Iemand zei geschiedenis zoekt naar evenwicht.
De tellingen hebben ons overtuigd:
mensen en mogendheden in ongelijke mate.
Nu lopen de cijfers langs de wegen van Europa
vol speeksel, vol tranen, vol dringende verwachtingen.
En waar zou jij op hopen als je verhaal, je land,
je stad, je monument, je berg, je dorp, je eer,
je school, je huis, je deken, je matras,
je nachtrust dagelijks aan stukken werd gerukt?
Geschiedenis vindt evenwicht, maar niet vanzelf.
En onze harten slaan de tijd, beng, beng,
om het logeermatras te kloppen.

 

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Lees verder “Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert, Paula Dehmel”

Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert, Paula Dehmel

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.

MH 17

Twintig keer naar het journaal gekeken en het is nog steeds waar: zomaar in het web gevlogen van de oorlog van anderen.

Bestaat er in het Russisch ook een woord voor schuld,
woord voor genade, noem het woord dat macht niet duldt:

voor zulke pijn heb je niet eens een woord.

Twintig keer naar het journaal gekeken en het is nog steeds moord. Je zoekt de weefsels van dit abrupt verhaal. Je vindt

het woord, who cares of het bestaat of niet. Wereldverdriet.

 

GEBED VOOR IEDEREEN

Nog trekt het zich terug als in twee vuisten, reculer pour mieux sauter.
Nog lift het vrolijk mee als op het stuur van een weesfiets, zwenkt uit.
Nog loopt het mee in de optocht van iedereen, het spreekt verdwenen taal.
Nog verstopt het zich in geluidsfragmenten, applaus en partituren.
Nog nestelt het gebed zich in het Nederlands en biedt royaal onthaal.
BENG! KLEDDERRRRR! KLENG!
Een opstelling van stokken en tomaten, stenen uit de straat, de verf.
Tongen die spugen op gebed: ,,Niet buigen broddah! Strek je op!”
Wereldvreemden die maar wat floepen: ,,Wie de staat kent, kent zichzelf.”
Nieuwe talen zingen, roepen: ,,Niks kebed, suster, komt niet koed.”
Daar de mening, hier de uitspraak. Het Laatste Oordeel is bankroet,
roept uit nood en overvloed. Het kruipt door puin en bloeit op stank.
Hecht zich aan honger en verruilt een koninkrijk voor voedselbank,
kijkt, verwart, merkt op. Niet schadevrij, er heerst het schrale tij.
Het lacht en lijdt maar in gelijke mate, dat is de vrijheid van de poëzie.
Bemint een land uit een verlangen naar dat land: gebed laat liefde vrij.
LEVE
majesteit boven dit krachtenveld. Zo’n spiedend oog over de dijk.
Het soort alwetendheid ten dienste van het Crisisrijk. Verheft
in majesteit saamhorigheid tot kunst. Zo dus. O lieve koningin
die levenslang het hele land voorbij zag gaan, nu mag het zomaar,
lekker zomaar in de rij gaan staan.

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Lees verder “Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert, Paula Dehmel”

Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.

Wisselende posities

Zijn de coördinaten waarop jij je bevindt veranderlijk,
reis dan minder grillig. Zo krijg ik geen vlaggetje in de kaart.

Ik wilde je route volgen, je strategie:
< nieuw is het allemaal niet > je komt terug om te gaan.

Je schrijft aan alles te merken dat je in het hoge noorden bent.
Ondanks geringe hoogte liggen gletsjerdelen langs de weg.

Uitglijden zou rampzalig zijn, schrijf je, kranten kopten
je vermissing. Ik schrijf zeur niet, vlucht voor je vertrek.

Die jou niet noemen slapen zoet, morgen willen ze best
een tekening over je maken < niet langer lastigvallen met de eigen,

weinig kan al gezin zijn >. Tragische humor kan wonderen:
je verzoek per sms om een opbeurend woordje. Ik raad je angst

verschijnsel na verloren samenhangen. Helpe iets dierbaars
dat de weg smelt: een sneeuwkonijn. Nog beter: weten. Liefst:

goedzicht.

 

Showen en trippen

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk met vertedering naar buren
te kijken die rond middernacht hun afvalzak in een container doen.

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk een taxi aan te houden die onwillig is
je tot buiten de stad te rijden waar loofwoud staat dat zich voortplant.

Er is zielsveel geluk nodig deze jurk dronken en klaarwakker naar een show
te brengen, blind een deur te vinden waardoor je het toneel verlaat.

Er is zielsveel geluk nodig in deze jurk iets te slikken, een ballonvaart
te maken en op het mozaïek van je land neer te kijken als een slome astronaut.

Er is zielsveel geluk nodig in stralend weer voorzichtig te verongelukken.
Stemmen schreeuwen zeggen wade in plaats van jurk.

 
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Lees verder “Anne Vegter, Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert”

Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert

De Nederlandse dichter en schrijver Arjen Duinker werd geboren in Delft op 31 december 1956. Zie ook alle tags voor Arjen Duinker op dit blog.

Leve de camouflage!

Het oninteressante is concreet als een hond.
Vorstelijk als een rog, uniek als een kikker,
Het oninteressante is sentimenteel als een vlo,
Ruimhartig als een baviaan, zacht als een raaf.

Laten we de dierenwereld verder vergeten…

Het oninteressante is aandoenlijk als een tas,
Abstract als een koekje, schoon als een bril.
Het oninteressante is nieuwsgierig als een kapstok,
Vrij als een zeem, schitterend als een tafel.

Laten we de wereld van de dingen vergeten, en snel…

Het oninteressante is magazijnchef,
Loodgieter, demagoog, landmeter,
Psychiater, laborant, vuilnisman,
Hofnar, touwslager, empirist.

laten we ook de wereld van de functies onmiddellijk vergeten!

Leve de camouflage!

 

Plattegrond

Ik liet mijn stad zien
Aan drie duidelijke mannen.
De eerste zei: je stad lijkt op een arend.
De tweede zei: je stad lijkt op een dingo.
De derde zei: je stad lijkt op een slang.

De poorten gingen dicht
En de lichten werden zwart
Door het zwijgen van de muren.

Ik liet mijn stad zien
Aan drie duidelijke mannen.
De eerste zei: je stad lijkt op een bizon of op een tijger.
De tweede zei: je stad lijkt op een snoek of op een eland.
De derde zei: je stad lijkt op een havik of op een giraf.

Er kwam beweging in het water,
Er verscheen enige wildernis op de stoep
Maar de mannen ontkenden geluk.

Arjen Duinker (Delft, 31 december 1956)

Lees verder “Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert”

Kerstnacht (August van Cauwelaert)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

bloch

De Geboorte van Christus, Carl Heinrich Bloch, tussen 1865 en 1879

 

Kerstnacht

De Kerstnacht is begonnen
Een nacht vol koele maan;
Het bassen der kanonnen
Is van de lucht vergaan.

Wij hebben ’t roer geborgen,
Den gordelriem ontgord.
Tot de ongewenschte morgen
Ons weer ter wallen port.

Ter dekking, diep gedoken
In schemer, ’t aangezicht;
Maar buiten, de aarde ontloken
In wonder rijpend licht.

Geen moord of vloek ontheiligt
’t Gelaat van dezen nacht;
Ons leven rust beveiligd
Onder de sterrenwacht.

Want ook ter andre zijde,
Van waar ons dood besprong,
Zal ’t hart de boodschap beiden
Die voor de herdren zong.

Hoe worden, schroom-bevangen,
De menschenkindren goed;
De weemoed van verlangen
Vermildert ons gemoed.

Hoe hebt ge uw kindren, Vader,
Verheerlijkt uit hun smart;
Hoe staan we uw vrede nader
En nader aan uw hart.

Wordt ons uw Zoon herboren
In deze’ onzaalgen tijd?
Onduldig luistren de ooren
Of daar geen kindje schreit.

De onvreed’ge volleren smachten;
Weer recht zich kranke hoop;
De kring van dage’ en nachten
Omschreef zijn nieuwen loop.

En lage sterren dwaalden,
Beroerd door vreemde macht;
Ach, of nu ’t Kerstkind daalde
In de armoede ‘onzer gracht.

Daar is geen vuur, te warmen
Verkleumde hoofd en voet,
Maar in ons schuttende armen
Herbloeit het weiger bloed.

Ons schoudren zullen dekken
De’ onmond’gen schoonen knaap,
Een leger hem verstrekken
Ons mantels voor zijn slaap.

De palm, dien ’t werk verweerde,
Zal zacht van zorge zijn,
Bang dat óns hand hem leerde
De straal van de eerste pijn….

Zoo dalen en zoo rijzen, –
De hemel doel of de aard, –
Ons rustiger gepeizen
In veilig-vrome vaart.

Ach, als ge uit arremoede
Tot heil verkoren zijt,
En ’t harte gaat bevroeden
Waar ’t glanzende oog om schreit….

Hoe lang zal ’t wonder duren?
Wij luistren sprakeloos….
En traagzaam wenden de uren
Ter nachtelijke roos.

Dan komt, de sterren tegen,
In dubblen toon en taal,
Uit dubble gracht gerezen
Het oude kerstverhaal.

 


August van Cauwelaert (31 december 1885 – 4 juli 1945)

 

Zie voor de schrijvers van de 24e december ook mijn vorige blog van vandaag en mijn eerste blog van vandaag.

Connie Willis, Giovanni Pascoli, August van Cauwelaert, Alexander Smith, Marie d’Agoult

De Amerikaanse (sciencefiction) schrijfster Connie Willis werd geboren in Denver (Colorado) op 31 december 1945. Zie ook mijn blog van 31 december 2008 en ook mijn blog van 31 december 2009.

 

Uit: Blackout 

 

Colin tried the door, but it was locked. The porter, Mr. Purdy, obviously hadn’t known what he was talking about when he’d said Mr. Dunworthy had gone to Research. Blast it. I should have known he wasn’t here, Colin thought. Only historians prepping for assignments came to Research. Perhaps Mr. Dunworthy’d told Mr. Purdy he was going to do research, in which case he’d be in the Bodleian Library.
Colin went over to the Bodleian, but Mr. Dunworthy wasn’t there either. I’ll have to go ask his secretary, Colin thought, loping back to Balliol. He wished Finch was still Mr. Dunworthy’s secretary instead of this new person Eddritch, who would probably ask a lot of questions. Finch wouldn’t have asked any, and he’d have not only told him where Mr. Dunworthy was, but what sort of mood he was in.
Colin ran up to Mr. Dunworthy’s rooms first, on the off chance Mr. Purdy hadn’t seen Mr. Dunworthy come back in, but he wasn’t there either. Then he ran across to Beard, up the stairs, and into the outer office. “I need to see Mr. Dunworthy,” he said. “It’s important. Can you tell me where—?”
Eddritch looked at him coldly. “Did you have an appointment, Mr.—?”
“Templer,” Colin said. “No, I—”
“Are you an undergraduate here at Balliol?”
Colin debated saying yes, but Eddritch was the sort who would check to see if he was. “No, I will be next year.”
“If you’re applying to be a student at Oxford, you need the Provost’s Office in Longwall Street.”
“I’m not applying to be a student. I’m a friend of Mr. Dunworthy’s—”
“Oh, Mr. Dunworthy has told me about you.” He frowned. “I thought you were at Eton.”
“We’re on holiday,” Colin lied. “It’s vital that I see Mr. Dunworthy. If you could tell me where he—”
“What did you wish to see him about?”
My future, Colin thought. And it’s none of your business, but that obviously wouldn’t get him anywhere. “It’s in regard to an historical assignment. It’s urgent. If you could just tell me where he is, I—” he began, but Eddritch had already opened the appointment book. “Mr. Dunworthy can’t see you until the end of next week.”

 

 

Connie Willis (Denver, 31 december 1945)

 

Lees verder “Connie Willis, Giovanni Pascoli, August van Cauwelaert, Alexander Smith, Marie d’Agoult”

Dal Stivens, Horacio Quiroga, Gottfried August Bürger, Marie d’Agoult, Connie Willis, Giovanni Pascoli, August van Cauwelaert, Alexander Smith

De Australische schrijver Dal Stivens werd geboren op 31 december 1911 in Blayney, New South Wales. Van 1944 tot 1949 diende hij in het leger. Daarna werkte hij tot 1950 o.a op het persbureau van het Australia House in London. Hij werd oprichter-president van de Australian Society of Authors. In 1970 won hij de Miles Franklin Award voor de beste Australische roman met A Horse of Air.

 

Uit: A Horse of Air

 

I am the author and amateur naturalist mentioned in the first chapter of this rather unorthodox autobiography by Harold Craddock. I had known and respected Harold Craddock for some years – his contributions to Australian ornithology have been outstanding – but I was never a close friend. Accordingly, I was a little surprised when he asked me to act as his literary godfather, as it were, and handed me the manuscript which with only slight editing appears on the pages that follow. His original idea was that I should use his autobiography as part of the source material for an account of the expedition he led to central Australia in 1967. His manuscript, as he was at pains to point out, was a subjective account and was deficient in many details. “Moreover, it’s a bit wild in places – you’ll need to get people to corroborate some of the things I’ve written,” he said. This was my own first reaction, and I, accordingly, spent several months interviewing other people who had accompanied Harold Craddock and gathering the mass of material necessary for a straightforward account of the Craddock and Drake Expedition to find the rare night parrot. It was only when I had accumulated a mass of material that I realized that the finest memorial to my friend was to publish his autobiography much as he had written it, with only minor interpolations by others where accounts differed. Who was I, for instance, to judge whether Harold Craddock, or someone else, was being truthful? The truth about anything must be disputable. As he asks in the autobiography, which is the reality and which is the dream? Most of the people mentioned have consented to the references made to them even though they did not always agree that they acted as Harold Craddock said they did or from the motives he imputed to them. They have, in fact, behaved with extraordinary magnanimity. In a few places only they have interpolated mild demurrers. Occasionally it has been necessary to use invented names and alter details.“

 

Dal_Stivens_Web

Dal Stivens (31 december 1911 – 16 juni 1997)

 

De Uruguayaanse schrijver Horacio Quiroga werd geboren op 31 december 1878 in Salto. Hij had een wel zeer door tragedies beheerst leven. Zijn vader schoot zichzelf tijdens een uitstapje met het gezin per ongeluk dood, twee van zijn broers overleden op jonge leeftijd, zijn stiefvader pleegde in zijn aanwezigheid zelfmoord, zijn eerste vrouw nam een fatale dosis cyanide in en hijzelf schoot per abuis een vriend dood, toen hij diens pistool inspecteerde ter voorbereiding op een duel. Toch besloot Quiroga kort na dit laatste ongeluk het relatief veilige leven aan de Rio de la Plata in te ruilen voor een onzeker bestaan in het binnenland van Argentinië. Hij vestigde zich in de provincie Misiones, waar zijn inspanningen om een plantage van de grond te krijgen op een mislukking uitliepen.. Als literator trof hij het beter: het ruige leven in het oerwoud inspireerde hem tot het schrijven van een reeks verhalen, die een uitlaatklep vormden voor zijn obsessie met de dood.

Hoewel Quiroga ook romans en gedichten publiceerde, dankt hij zijn faam vooral aan de bijna tweehonderd verhalen die hij heeft geschreven.

 

Uit: The Feather Pillow

 

„Alicia’s entire honeymoon gave her hot and cold shivers. A blonde, angelic, and timid young girl, the childish fancies she had dreamed about being a bride had been chilled by her husband’s rough character. She loved him very much, nonetheless, although sometimes she gave a light shudder when, as they returned home through the streets together at night, she cast a furtive glance at the impressive stature of her Jordan, who had been silent for an hour. He, for his part, loved her profoundly but never let it be seen.

For three months–they had been married in April–they lived in a special kind of bliss.

Doubtless s
he would have wished less severity in the rigorous sky of love, more expansive and less cautious tenderness, but her husband’s impassive manner always restrained her.

The house in which they lived influenced her chills and shuddering to no small degree. The whiteness of the silent patio–friezes, columns, and marble statues–produced the wintry impression of an enchanted palace. Inside the glacial brilliance of stucco, the completely bare walls, affirmed the sensation of unpleasant coldness. As one crossed from one room to another, the echo of his steps reverberated throughout the house, as if long abandonment had sensitized its resonance.

Alicia passed the autumn in this strange love nest. She had determined, however, to cast a veil over her former dreams and live like a sleeping beauty in the hostile house, trying not to think about anything until her husband arrived each evening.

It is not strange that she grew thin. She had a light attack of influenza that dragged on insidiously for days and days: after that Alicia’s health never returned. Finally one afternoon she was able to go into the garden, supported on her husband’s arm. She looked around listlessly.“

 

quiroga

Horacio Quiroga (31 december 1878 – 19 februari 1939)

 

De Duitse dichter en schrijver Gottfried August Bürger werd geboren op 31`december 1747 in Molmerswende. Zie ook mijn blog van 31 december 2006  en ook mijn blog van 31 december 2007 en ook mijn blog van 31 december 2008.

 

Der versetzte Himmel

 

Licht und Lust des Himmels zu erschauen,

Wo hinan des Frommen Wünsche schweben,

Muß dein Blick sich über dich erheben,

Wie des Betenden voll Gottvertrauen.

Unter dir ist Todesnacht und Grauen.

Würde dir ein Blick hinab gegeben,

So gewährtest du mit Angst und Beben

Das Gebiet der Höll und Satans Klauen.

 

Also spricht gemeiner Menschenglaube.

Aber wann aus meines Armes Wiege

Mollys Blick empor nach meinem schmachtet:

 

Weiß ich, daß im Auge meiner Taube

Aller Himmelsseligkeit Genüge

Unter mir der trunkne Blick betrachtet.

 

 

An das Herz

 

Lange schon in manchem Sturm’ und Drange

Wandeln meine Füße durch die Welt.

Bald den Lebensmüden beigesellt,

Ruh ich aus von meinem Pilgergange.

Leise sinkend faltet sich die Wange;

Jede meiner Blüten welkt und fällt.

Herz, ich muß dich fragen: Was erhält

Dich in Kraft und Fülle noch so lange?

 

Trotz der Zeit Despoten-Allgewalt,

Fährst du fort, wie in des Lenzes Tagen,

Liebend wie die Nachtigall zu schlagen.

 

Aber ach! Aurora hört es kalt,

Was ihr Tithons Lippen Holdes sagen. –

Herz, ich wollte, du auch würdest alt!

 

Buerger

Gottfried August Bürger (31 december 1747 – 8 juni 1794)
Portret door Anton Graff, 1792

 

De Franse schrijfster gravin Marie de Flavigny d’Agoult werd in 1805 geboren in Frankfurt Am Main. Zie ook mijn blog van 31 december 2008.

 

Uit: Dante et Goethe

 

„PREMIER DIALOGUE.

 

DIOTIME, ÉLIE.–Un peu plus tard, VIVIANE, MARCEL.

Ils marchaient sur la grève sans se parler. Ils s’étaient d’abord entretenus de leurs amis et d’eux-mêmes, de leurs opinions sur les choses du jour. Puis, insensiblement, le silence s’était fait. La

grandeur de ce lieu désert s’imposait à eux. La marée qui montait lentement, en battant de ses flots le cap Plouha, imprimait à leur esprit son rhythme solennel.–À quoi pensez-vous? dit enfin Élie.

DIOTIME.

La question est brusque. La réponse va vous surprendre… Je pense à Dante.

ÉLIE.

À Dante!… ici! au poëte florentin, sur les côtes de Bretagne! Voilà qui me surprend, en effet.

DIOTIME.

Ce site est véritablement dantesque. Regardez ces formidables entassements de rochers, précipités les uns sur les autres! Voyez ces blocs de granit aux flancs noirs, tout hérissés d’algues marines, que la vague, en se retirant, laisse couverts d’écume, et que d’ici l’on prendrait pour des monstres accroupis sur le sable! Écoutez les gémissements du flot qui s’engouffre dans ces antres béants! Ne se croirait-on pas aux abords d’un monde infernal? Tout à l’heure, à la lueur blafarde de votre triste soleil, il me semblait lire sur ce pan de roc taillé à pic l’inscription sinistre: _Per me si va_; et je voyais,

là-bas, dans cet enfoncement, l’ombre de Dante, qui s’avançait, pâle et muette, vers les régions obscures“.

 

Marie_d'Agoult_1843

Marie d’Agoult (31 december 1805 – 5 maart 1876)
Portret door Henri Lehmann, 1843

 

De Amerikaanse (sciencefiction) schrijfster Connie Willis werd geboren in Denver (Colorado) op 31 december 1945. Zie ook mijn blog van 31 december 2008.

Uit: Miracle and Other Christmas Stories

„We’ve had births at Christmas (natch!), deaths, partings, meetings, mayhem, attempted suicides, and sanity hearings. And Christmas in Hawaii, in China, in the past, the future, and outer space. We’ve heard from the littlest shepherd, the littlest wise man, the littlest angel, and the mouse who wasn’t stirring. There’s not a lot out there that hasn’t already been done.
In addition, the Christmas-story writer has to walk a narrow tightrope between sentiment and skepticism, and most writers end up falling off into either cynicism or mawkish sappiness.
And, yes, I am talking about Hans Christian Andersen. He invented the whole three-hanky sob story, whose plot Maxim Gorki, in a fit of pique, described as taking a poor girl or boy and letting them “freeze somewhere under a window, behind which there is usually a Christmas tree that throws its radiant splendor upon them.” Match girls, steadfast tin soldiers, even snowmen (melted, not frozen) all met with a fate they (and we) didn’t deserve, especially at Christmas.
Nobody, before Andersen came along, had thought of writing such depressing Christmas stories. Even Dickens, who had killed a fair number of children in his books, didn’t kill Tiny Tim. But Andersen, apparently hell-bent on ruining everybody’s holidays, froze innocent children, melted loyal toys into lumps of lead, and chopped harmless fir trees who were just standing there in the forest, minding their own business, into kindling.“

 

connie_willis
Connie Willis (Denver, 31 december 1945)

 

 

De Italiaanse dichter Giovanni Pascoli werd geboren op 31 december 1855 in San Mauro di Romagna. Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 31 december 2006 en ook mijn blog van 31 december 2008.

 

In the Fog

 

I stared into the valley: it was gone—

wholly submerged! A vast flat sea remained,

gray, with no waves, no beaches; all was one.

 

And here and there I noticed, when I strained,

the alien clamoring of small, wild voices:   

birds that had lost their way in that vain land.   

 

And high above, the skeletons of beeches,

as if suspended, and the reveries   

of ruins and of the hermit’s hidden reaches.

 

And a dog yelped and yelped, as if in fear,

I knew not where nor why. Perhaps he heard

strange footsteps, neither far away nor near—

 

echoing footsteps, neither slow nor quick,

alternating, eternal. Down I stared,

but I saw nothing, no one, looking back.

 

The reveries of ruins asked: “Will no

one come?” The skeletons of trees inquired:

“And who are you, forever on the go?”

 

I may have seen a shadow then, an errant

shadow, bearing a bundle on its head.

I saw—and no more saw, in the same instant.

 

All I could hear were the uneasy screeches

of the lost birds, the yelping of the stray,

and, on that sea that lacked both waves and beaches,

 

the footsteps, neither near nor far away.

 

 

Vertaald door Geoffrey Brock

 

Pascoli

Giovanni Pascoli (31 december 1855 – 6 april 1912)

 

De Vlaamse dichter, advocaat en rechter August van Cauwelaert werd geboren in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek op 31 december 1885. Hij liep zijn middelbare school aan het Klein Seminarie in Hoogstraten. In 1911 behaalde hij zijn doctoraat in rechten, aan de Universiteit van Leuven. In 1914, toen WO I uitbrak gaf hij zich op als vrijwilliger voor het Belgisch leger. Hij werd officier maar in 1916 raakte hij zwaar gewond, in de loopgraven van Passendale. Na de oorlog werd hij vrederechter in Kontich, later politierechter in Antwerpen. Zijn dichtwerk werd vooral beïnvloed door Guido Gezelle en Karel van de Woestijne. Liederen van droom en daad uit 1918 is een poëtische weergave van de oorlogsjaren. Latere dichtbundels als Het licht achter de heuvel uit 1929 zijn sterk religieus geïnspireerd. Vanaf 1932 was Van Cauwelaert hoofdredacteur van het blad Dietsche Warande en Belfort.

 

Voor mijn jongens 1

1 Januari 1916

 

Hoe staat ge daar grootsch met uw zwijgenden trots,

De koppen gebruind en de voeten vereelt,

Zoo stoer met uw helm en geweer lijk gebeeld

Uit brons of arduin of uit ruwere rots.

 

Mijn jongens, hoe staat ge daar sterk en wat steekt

Er diep in uwe oogen een donkere brand;

Wat steekt er een kracht in den greep van uw hand

En wil in het spaarzame woord dat ge spreekt.

 

Schoon kerels, die vrij waart te huis en geen hoon

Of dwang hebt geduld en die kendet geen nood;

Die werkte als ge wildet, maar wrocht voor uw brood,

Hoe zwaarder uw arbeid hoe rijker uw loon.

 

Nu hebt ge den honger gekend en den dorst;

Nu hebt ge geslapen op stroo als een hond,

In hak en in schuur of in ’t lijk van den grond

En nachten gesloofd voor een karige korst.

 

Nu hebt ge in den dans en den daver gestaan;

Nu hebt ge er zien vallen, verminkt en vermoord,

De besten het eerst; maar geen zucht of geen woord:

Te sterk voor een klacht en te trotsch voor een traan.

Nu hebt ge den angst en den twijfel gekend,

Voor ’t lot en voor ’t leven van ouder en kroost;

En over den Yzer zoo vaak als om troost

Uw blik naar de torens van Vlaandren gewend.

 

Maar geen die zijn woord en zijn wapen verried;

De geest is nog helder en hoog bleef het hart.

Ge dookt als een schande de mom van uw smart

En stapt naar den dood met een lach en een lied.

 

Ondwingbaar jong ras, met uw duldenden moed

En staalharde zielen, van al wat er vecht

En valt onder ’t vaandel van roof of van recht:

Is uw bloed het zuiverste en edelste bloed.

 

Cauwelaert

August van Cauwelaert (31 december 1885 – 4 juli 1945)

 

De Schotse dichter Alexander Smith werd geboren op 31 december 1830 in Kilmarnock. Omdat zijn ouders te arm waren om schoolgeld te betalen stuurden zij hen naar een linnenfabriek in Glasgow. Zijn eerste gedichten verschenen in de Glasgow Citizen. Zijn eerste bundel A Life Drama and other Poems (1853) werd goed ontvangen en leverde hem uiteindelijk een post op als secetaris aan de universiteit van Edinburgh.

 

Love

 

The fierce exulting worlds, the motes in rays,

The churlish thistles, scented briers,

The wind-swept bluebells on the sunny braes,

Down to the central fires,

 

Exist alike in Love. Love is a sea

Filling all the abysses dim

Of lornest space, in whose deeps regally

Suns and their bright broods swim.

 

This mighty sea of Love, with wondrous tides,

Is sternly just to sun and grain;

‘Tis laving at this moment Saturn’s sides,

‘Tis in my blood and brain.

 

All things have something more than barren use;

There is a scent upon the brier,

A tremulous splendour in the autumn dews,

Cold morns are fringed with fire.

 

The clodded earth goes up in sweet-breath’d flowers;

In music dies poor human speech,

And into beauty blow those hearts of ours

When Love is born in each.

 

Daisies are white upon the churchyard sod,

Sweet tears the clouds lean down and give.

The world is very lovely. O my God,

I thank Thee that I live!

 

a_smith

Alexander Smith (31 december 1830 – 5 januari 1867)