Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Kalle. De memoires van Abel Sikkink 2

“De Illinois Central zwoegde zich door de lege vlakten van het Midden-Westen en het ritmische geluid van de wielen had me in de gezegende maar soms ook vervloekte staat gebracht die het midden houdt tussen slapen en waken, die het denken bevrijdt van logica en chronologie en herinneringen laat opborrelen als luchtbellen in een sloot. Ik zag de werkplaats van mijn vader en de vlammen van de Phoenix, keek uit over het koude, duistere water, hoorde de heten van mijn moeder. Quintus en Catharina lachten naar me, Namequa en meester Wolters trokken voorbij, de geluiden van New York, het zachte Vlaams van Pieter-Jan De Smet, de geur van Pfaff’s, de priemende ogen van Gordon Bennett, John Browns gespartel aan de galg, het gefluister van Ada Clare, Walt Whitmans hand. Een paar lange stoten van de tyfoon brachten me terug in de werkelijkheid, ik opende mijn ogen, Illinois rolde voorbij.
Bijna veertien jaren waren voorbijgegaan sinds het vergaan van de Phoenix; veertien jaar sinds mijn vader, moeder, zusjes en broertje waren verdronken. Ik, Abel Sikkink, was nu tweeëntwintig, woonde in New York en werkte als verslaggever van de Herald – sinds een halfjaar als oorlogsverslaggever.
Alle gebeurtenissen vormden een snoer van veranderingen die de tijd hadden gevuld en opgerekt – waardoor het leek alsof ik terugkeek op een lang en vol leven. Ik keek naar Kalle, de jaren hadden ons opgetild en naar een ander universum gevoerd. Alles had onveranderlijk geleken en vastgeklonken aan strenge wetten, en toch was alles nu anders. Wat voorbestemd leek was in rook opgegaan. Maar Kalle was gebleven wie hij was: mijn beste vriend, mijn broer.

Op 3 september 1861, vier dagen na ons vertrek uit New York, waren we vanuit Chicago op weg naar Cairo, in het zuiden van de staat Illinois, waar de Ohio River en de Mississippi samenvloeien en vanwaaruit Kentucky en Tennessee gemakkelijk te bereiken zijn. Hier in het Westen, luidde de verwachting, zou de Burgeroorlog de komende maanden worden uitgevochten. Kalle tuurde ingespannen naar een werktekening van een fotowagen, waarvan Mathew Brady er inmiddels al een stuk of vijftien had laten bouwen en die hij naar de frontlinies had gestuurd om de oorlog vast te leggen. Zo nu en dan keek hij op en streek nadenkend langs zijn snor. ‘Abel, heb jij behoefte aan een bureau waaraan je kunt werken? Ik kan dat intekenen, handig voor als het koud is of het regent’ Zou fijn zijn. Een echt bureau is misschien wat overdreven, maar een plek waar je droog kunt zitten werken is meegenomen'Goed. En slaapruimte?’ `Zieker!”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Zebra

Kinderen droegen vroeger tinnen soldaatjes in hun zakken als amuletten
tegen angst, maar hoe kun je tegenwoordig erop vertrouwen dat soldaten
niet laden, niet richten, de broek van je benen schieten?

Ik heb een zebra-sleutelhanger die ik op de Thanksgiving-kermis heb gekocht.
Hoe weet ik dat ze niet zal schoppen of in mijn kruis zal bijten?
Omdat ze is vermoord, met een machinegeweer is neergeschoten: ze is dood.

En ze is een zij: zelfs zo grof gesneden, kun je
aan de ronding van haar buik zien dat er een veulen in haar zit.
Zelfs vermoorde moeders doen mensen geen pijn, toch?

En hoe weet je dat ze vermoord is? Is niet alles vermoord?
Sommige dictators-schurken, sommige rebellen, sommige stropers;
sommige droogte, werelddroogte, wereldrot, vervuiling, uitsterven.

Alles is vermoord, maar toch, niet goed, een dood ding
dichtbij je ID en kleingeld. Ik gooi haar weg, maar de dood
van haar blijft hangen, de dood van haar dood, haar moord, haar slachting.

Het beste deel van Thanksgiving-dag is echter de parade!
Mickey Mouse, Snoopy, Kermit de Kikker, reusachtig als wolken!
En de fanfares, majorettes, liederen en drums!

Toen de grote bas zijn galopperende dreun eruit stampte
richting de menigte, zwol mijn hart van moed en trots.
Ik dacht eraan toen we salueerden, toen we onze hoed afnamen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Phoenix. De memoires van Abel Sikkink

“Mijn moeder, ik kijk tegen haar op maar ze lijkt me niet te zien. Mijn twee zusjes Maria en Rata, die zoveel op elkaar lijken dat ik ze moeilijk uit elkaar kan houden en die ouder zijn dan ik. Twee jaar maar, toch kunnen ze dingen die ik niet begrijp, ze delen een boek en slaan pagina’s om. Mijn broertje Antonie, die twee jaar jonger is dan ik; ik moet hem beschermen. Ik ben drie, vier, vijf. Mijn vader, het vuur in zijn werkplaats en het harde geluid van een hamer op roodgloeiend ijzer. ‘Niet te dichtbij komen, “Abeltje,” zegt hij, “vuur is gevaarlijk”.’ Ik kijk naar de vlammen als mijn vader de blaasbalg bedient. “Radmaker”, een woord dat ik met verwondering uitspreek en waarvan ik de delen proef op mijn tong, het klinkt toverachtig en het smaakt. Mijn vader is radmaker, hij maakt wielen voor de boerenkarren.* De woonkamer van ons huis, schaars verlicht, het is alsof ik mijn eerste jaren heb doorgebracht in eeuwige schemering. Ik herinner me uit die tijd geen zon, wel de geuren van een zomerdag. De sneeuw, die samenklontert onder mijn klompen, die me optilt en even groot maakt als mijn zusjes.
Ik zit op schoot bij mijn Duitse opa Anton, de vader van mijn moeder, en hij vertelt me verhalen over het légion d’honneur en zijn paard Kaiser, dat hem door een rivier vol ijsschotsen heeft gedragen. De rivier heet Berezina.* Hij draait de punten van rijn snor op en vertelt hoe ze Russische boeren ophingen en hoe die nog even spartelden voor ze stierven. Mijn oma zegt: ‘Je maakt die jongen bang.’ Hij legt mijn hand in de zijne, kijkt me diep in de ogen en zegt: ‘Deze hand heeft de keizer aangeraakt!’
Mijn moeder die de handen vouwt en begint: ‘Onze Vader… De pan met aardappelen op de houten tafel, de jus op ons bord, mijn vader die twee aardappelen aan zijn vork prikt en ze door de jus haalt. Hij staat op en loopt naar de kast waarop de bijbel ligt, een groot boek met bronskleurige sloten, waaruit hij voorleest; ik droom weg bij de woorden, de verhalen vol verschrikkingen. De bijbel Is later meegegaan naar Amerika. Hij is allang opgelost in Lake Michigan, in elke liter van dat eindeloze meer zitten een paar atomen van het woord van God. Elke flard roept nieuwe op – hoeveel herinneringen bewaart een mens? Waar komt de onverklaarbare droefheid vandaan die me soms overvalt?”

————–

* De Achterhoek stond bekend om de goede kwaliteit van zijn wagenwielen. Die werden verkocht tot in Amsterdam en geëxporteerd naar Duitsland. De hoge kwaliteit had te maken met het goede eikenhout in de streek. De productie van één wiel kostte veertig uur. Radrnakers produceerden twee wielen per week. In het Openluchtmuseum in Arnhem staat een negentiende-eeuwse Achterhoekse radmakerswerkplaats. Ik hoopte dat dat misschien de oude werkplaats van Abels vader was geweest. maar dat bleek niet zo te zijn: hij kwam uit het Woold, niet uit Kotten.

• De Slag aan de Berezina (245-29 november 1812). Op de terugweg uit Moskou trokken de restanten van Napoleons Grande Armee. en de keizer zelf, de rivier in Wit-Rusland over. Nederlandse pontonniers hadden in enkele dagen een brug gebouwd van 87 meter lang en 4 meter breed. Maar Abeis opa gaf dus de voorkeur aan de rug van zijn paard.”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Ze noemen dit

Een jonge moeder op een scooter stopte bij een stoplicht, haar zoontje gehurkt op de treeplank tussen haar benen; zij met een glimmende helm, hij met een replica ervan, kleiner, maar dezelfde kleur en net zo glanzend. Zijn vizier is dichtgeklapt, dat van haar is open.

Terwijl ik naast hen op mijn fiets halt hou, leunt de moeder voorover om het kind te omhelzen, terwijl ze iets in zijn oor fluistert, en ik ben geschokt, werkelijk geschokt, door de wens, de noodzaak om die slanke, sterke armen mij te laten omsluiten door hun heiligdom van genegenheid.

Ook al noemen ze dit regressie, ook al impliceert dat een terugkeer naar een andere staat en dit mij nooit verlaten heeft, deze fundamentele pijn van het te vroeg worden losgescheurd van een gelukzaligheid die nog meer geluk belooft, ongeacht of de spatborden van de scooter een deuk hebben, noch dat hij, terwijl hij stationair draait, knalt, zijn keel schraapt en gromt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Phoenix

“Herinneringen zijn schepen die opdoemen uit de mist, voor even haarscherp, waarna ze weer zijn werk, vult ze aan en kleurt ze in. Wat je voor je ziet als de omtrekken van een Amerikaanse bark, waren misschien die van een klipper. Laat het een bark zijn, zodat het verleden vorm krijgt – als het een klipper was, is dat ook niet erg.
Herinneringen zijn nu eenmaal onbetrouwbaar en onvolledig. Ze behoren tot het domein van de leugen.
De fluittoon in mijn oor is er sinds Shiloh,* maar wat bewijst dat?
Ik heb lang gewacht met het opschrijven van deze herinneringen. Ik wilde er al mee beginnen toen Catharina-Jane nog leefde, ze overleed in het eerste vredesjaar na de Grote Oorlog, toen de Spaanse griep de wereld teisterde. Alsof er nog niet genoeg was geleden en er nog wel wat doden bij konden. Hoeveel waren het er? Vijftig miljoen, honderd miljoen? En waarom moest Catharina-Jane tot de slachtoffers behoren? De mens is egoïstisch, ik ook. Die miljoenen, een getal. Maar haar kon ik nog
niet missen. Ze was veel jonger dan ik, het had andersom moeten gaan. Maar zoals in mijn leven al veel vaker was gebeurd, ontsprong ik de dans.
Ik schrijf dit in het jaar 1935:, bijna een eeuw na mijn geboorte. Wonderlijk genoeg ben ik nog fit: elke ochtend wandel ik hetzelfde rondje, 4,5 mijl door Central Park. Ik doe dat kalm, soms zie ik iemand rennen alsof de dood hem op de hielen zit.
Maar ik heb nog maar één reden om voor hem te vluchten: het voltooien van dit verhaal. Soms droom ik dat mij het noodlot is toebedeeld de eerste onsterfelijke mens te zijn, nachtmerries
waaruit ik drijfnat en in paniek ontwaak.
Ik stelde het schrijven van mijn levensverhaal uit, omdat ik de dingen nog niet de3nitief wilde maken. Een verhaal is een momentopname, intussen gaat de wereld verder; een einde is kunstmatig, je zet een punt, waar alles gewoon doorgaat.
Krantenredacteuren hebben mij vaak vervloekt, omdat het stuk waarop ze zaten te wachten maar niet doorkwam. Maar ik vreesde dat de gebeurtenissen mijn verhaal zouden inhalen en wachtte, zodat ik het nog kon aanpassen en actualiseren en dichter bij de waarheid zou komen. Die twijfel heeft me grote scoops gekost en de beide Bennetts tot wanhoop gedreven.”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

LICHT

Weer zo’n droge ochtend na een te korte ochtendbui,
talloze zilverglitters op de blaadjes van de verdorrende esdoorns –
 
ik denk aan een groepje zalige uitverkorenen die Dante naderen,
‘honderd schijnende sferen,’ rhapsodieert hij, ‘de zuiverste parels . . .’
 
dan aan het enge, schitterende, eindeloze schijnsel in mijn lamp
van ogen van de grote zwerm vleermuizen die ik ooit in een grot aantrof,
 
een zaal met muren verzadigd met een eindeloos tapijt aan schepsels,
hun schrille, scherpe, voortdurende, onophoudelijke gepiep en gekrijs
 
dat de warme, stinkende, volle lucht beroerde. Aan toen er een,
volmaakt stil tussen al die rusteloos vlerkende anderen,
 
recht naar mij keek, plechtstatig starend, nadenkend omhoog
vanonder de complexe vouwen van zijn leren vleugels
 
alsof hij niet geloven kon dat ik daar was, of mij wilde plaatsen,
situeren in het gekrioel waar wij uit kwamen, en nu,
 
de bomen nog hartverscheurend fonkelend, Dante weer,
ditmaal zoals hij verwijst naar een figuur die hij ontmoet als ‘het leven van . . .’
 
niet de ziel, of persoon, het leven, en dan weer de vleermuis, en ik,
onze levens op dat moment tezamen, onze levens, onze levens,
 
het zijne zonder zicht op hemelse pracht, geen gedicht,
het mijne zonder vlucht, geen vlekkeloze wiekslag in het duister,
 
het zijne zonder besef dat hij, al gauw, niet meer bestaat,
het mijne dat voor ons beiden moet weten dat alles eindigt,
 
wereld, na-wereld, zelfs hun herinnering, weggestoomd
als het vliesje vage damp van het laatste restje goddelijke regen.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Fictie moet de sport redden

“Eerst terug naar Frankie van de Berg, de onbetwiste nummer één. In de keuze voor zijn persoon komt de sportromanticus Kees Fens krachtig en onmiskenbaar naar voren. Ik citeer hem: ‘Nooit bewonder je meer dan tussen je achtste en twaalfde. En dat volstrekt en mateloos. Ik heb het voetbal leren bewonderen op straat. En nog altijd beschouw ik het straatvoetbal als de mooiste vorm van die sport. Er zijn nauwelijks regels, er is geen scheidsrechter, er is een onzichtbare doellat – in overleg wordt besloten of een bal over is – er is geen wedstrijdtijd en er is geen
aanvoerder. Maar er is wel de uitblinker voor wie wij allen buigen en die de mythe van ons leven wordt.’
En dan komt het: ‘Mijn mythe heet Frankie van de Berg. Hij was de allerbeste straatvoetballer en dus ook de beste voetballer aller tijden.’ Let op de volstrekt onlogische redenering in deze zin, maar ook op de schoonheid ervan.
De romanticus heeft geen boodschap aan logische redeneringen, die ondergraven de romantiek en de persoonlijke mythevorming. Kees Fens doet er zelfs nog een schepje bovenop. ‘Zoals hij pingelde is er nooit meer gepingeld. Hij passeerde iedereen en had de grootste mond. En zondags zong hij in het kerkkoor.’
In die laatste opmerking komen twee werelden uit Fens’ jeugdjaren bij elkaar. Doordeweeks weergaloos pingelen en op zondag met je jongenssopraan de Allerhoogste eren: bestaat er iets mooiers? Ik herkende er veel in. Zelf wilde ik als tienjarige twee dingen. Ten eerste zag ik het als mijn taak als zendeling de heidenen in het oerwoud te bekeren tot de Here Jezus. Verder wilde ik profvoetballer worden en de winnende goal scoren in de finale van het wereldkampioenschap. Ik brak me het hoofd over de vraag hoe ik die twee moest combineren, want in de heidense jungle werd niet gevoetbald.
Voetbal en de straat staan voor de jeugd van Kees Fens. Straatvoetbal was de goedkoopste vorm van sport. Je had er alleen een bal, een straat en een paar andere straatvoetballers voor nodig.
Eigenlijk werd de jonge Fens aangetrokken door tennis, maar dat werd gespeeld in een andere wereld, waarin voor hem geen plaats was. Hij heeft dat ooit uitgelegd in een van zijn sportcolumns voor de Volkskrant, ‘Waarom ik niet tennis’. Tennis werd gespeeld in andere milieus, door mensen met geld. Eigenlijk was er sprake van een parallelle wereld, afgescheiden met een hoog hek. Wat er ook allemaal was, in de jeugd van Kees Fens, geld niet.”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

KLEI UIT STILTE

de kans is groot dat we stilletjes terug zinken
in vergetelheid zonder een rimpeling
we gaan terug in het gezicht
onder de mortel door alsof het niet was gebeurd

aarde: ik zal je herinneren
jij was de moeder jij deed pijn
Ik zal mijn borstkas voor de laatste keer tegen je verpulveren
en mijn hand weer op je leggen om je te troosten

hemel: zouden we het kunnen vergeten?
we waren hetzelfde als jij was
we konden niet wachten om weer te gaan slapen
we zouden alles hebben gedaan om te slapen

en bomen engelen om hier omhoog te worden geduwd
en stenen om in mijn blote handen te kraken
omdat je van tevoren wist dat
er geen wraak volgde omdat we hier waren

toen we nog vlees waren, werden we opgegeten
toen we metaal waren, werden we teruggebrand
er was nergens dood behalve nu
toen we mannen waren toen we het werden

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Ferrara

“Heel lang is de dood voor ons geen onderwerp van gesprek geweest. Ook niet nadat Peter was overleden, toen we nog geen twintig waren. Het hele idee ‘dood’ vonden we verwerpelijk. Peter was gestorven op de Ventoux, dat viel niet te ontkennen, we stonden er met onze neus bovenop, maar dat was toch wat anders dan dood in de betekenis van einde, afgelopen, van de woordjes The End in de bioscoop.
We vormden een bloeiende coöperatie van gedeelde herinneringen, en daarvan maakte Peter nog deel uit. Hij kon er elk moment bij komen zitten, met z’n getekende dichtershoofd – sterker: hij zát er regelmatig bij. We waren jong en niet van plan ooit oud te worden. Wie oud wordt komt terecht in de gevarenzone en dat was geen optie.
Keith Richards en Mick Jagger waren onze helden en we sloegen geen concert over. Niet vanwege de muziek, die kenden we nu wel, maar omdat ze op het podium als apostelen van de eeuwigheid ons credo verspreidden: dood is onzin en oud worden een gotspe, laten we erover ophouden.
We waren ook bij Leonard Cohen toen die in de Ziggo Dome zijn negenenzeventigste verjaardag vierde met een lang en weergaloos concert. Toen hij drie jaar later toch overleed, vonden we hem een onbetrouwbare boeddhist.
Ontkenning? Wat is er eigenlijk tegen ontkenning? Ontkenning is prima en maakt het leven een stuk leuker. Ontkennen is niet zielig, zoals je weleens hoort beweren. Het vereist moed en vastberadenheid. De erkenners, die zijn de pest. Ze boren alle hoop de grond in.
Wij – ik bedoel David, Joost, André en ik – hadden ons lang verschanst achter hoop en onkwetsbaarheid; niet individueel maar samen, een onneembaar bolwerk tegen sterfelijkheid en wanhoop.
De eerste scheurtjes in de verdedigingslinie ontstaan wanneer je kinderen krijgt. De gedachte aan hun dood maakt je waanzinnig. Dat is het moment waarop je gaat denken: als er dan toch zo nodig moet worden gestorven, dan maar door mij. Je bent ineens bereid je eigen eindigheid te erkennen, niet van harte, onder protest en voorwaardelijk, maar je zwaait met de witte vlag en geeft je over aan het onvermijdelijke.”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Vuil

Gezichtspoeder, buskruit, anthrax-talkpoeder,
schilfertjes ijzer, as van crematoria, schijfjes
verpulverend poëziepapier – dat alles in mijn kluis,
en vuil, tanks, tempels, tempels vol met vuil.

Zaag-, zijde-, kalkvuil en kaf,
het vuil van het schuim van een stier, zijn kop zwaaiend
omdat-ie droomt dat de dood
aan komt kwijlen: vuil zelfs van de gepoetste,

schoongeschraapte Aegeïsche kust,
massa’s die erover kwamen stromen, schreeuwend
tegen wie die dag, die eeuw of voor altijd
de vijand was, waardig om vuil voor te zijn.

Tenslotte, zwevend vuil van de oogst, eventjes
als dat half-plotse rukje in de vlucht
van de havik, als de hoekjes van licht
door de bladeren van de bruinwordende essen.

Dierlijk vuil, mineraal, mentaal, allemaal verzameld
niet in de doos van sexy Pandora, niet
in de ark waar het vuil van heiligen
die zouden willen stollen als modderspul, nog siddert –

Gewoon deze leren, verweerde, ouwe doos,
groot als een hart of brein, het roestig slot verbrijzeld,
hengsels huilend van vreugd dat ze weer mogen tillen . . .
gezichtsvuil, buskruit, vuil, dierbaar vuil.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, Andreas Stichmann, Hanns-Josef Ortheil, Joyce Maynard, Maurice Kilwein Guevara, Ulla Berkéwicz, Dmitri Prigov, Ella Wheeler Wilcox, Anna Maria van Schurman

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Masser Brock

“Ze trok haar jasje uit en wachtte tot de premier was uitgesproken. Ze vond het altijd weer verbazingwekkend dat het land werd bestuurd vanuit deze Hollandse huiskamer – en ook wel weer toepasselijk. Buiten landden een paar eenden in de Hofvijver – misschien waren het als eend vermomde drones met een explosieve lading, dacht Mia. Het zou niet lang meer duren voor het luchtruim rond het Torentje zou worden gesloten, ook voor alle soorten van gevogelte, want het waren rare tijden.
‘Mia!’ riep de premier. ‘Ik ben blij dat je er bent. Godsamme, wat een toestand. Iets drinken?’
‘Watertje,’ zei Mia. Ze pakte de afstandsbediening van de tv en zette hem vast aan – over vijf minuten begon het zesuurjournaal.
De premier schonk een glas in. ‘Als je een tekstje hebt voor Twitter, gooi het er dan meteen op. Een snelle reactie van de premier is belangrijk.’
‘Staat er al op,’ zei Mia. ‘Getroffen en geschokt door gebeurtenissen in Pantsjagan. Mijn diepe medeleven aan alle familieleden.’
‘Heel sterk en to the point. Moet er nog een scherpe veroordeling van de aanslag in? Of past dat niet in 140 tekens? Oké, dat is misschien meer iets voor mijn toespraak op tv. Heb je een Engelse vertaling? Knal ik die er meteen achteraan zodat mijn reactie ook wordt opgepikt door de internationale media.’
‘Ik heb het wel zo’n beetje in mijn hoofd,’ zei Mia. ‘In de eerste plaats staan we stil bij de slachtoffers. Hebben we hun namen? Oké, dat is belangrijk, dat trekt die jongens uit de anonimiteit. Waarom waren ze daar? Ik bedoel, waarom zijn wij daar eigenlijk, in die ellendige woestijn?’
Mia wist dat ze vrijuit kon praten en dat ze tegenover de premier geen façade hoefde op te houden. Andersom gold dat ook.
‘Voor de vrijheid,’ zei de premier. ‘En voor de westerse waarden. We strijden daar tegen de laffe terroristen. En voor de vrouwenrechten, geloof ik. En er zit veel olie in de grond, maar dat doet niet ter zake. Wél natuurlijk, maar niet voor de speech.’
‘Eén ding tegelijk,’ zei Mia, ‘we moeten het niet te ingewikkeld maken. De bestrijding van het laffe terrorisme lijkt me in dit geval het best, want daardoor zijn die jongens per slot van rekening omgekomen. En dan fiets ik het woord vrijheid er nog wel even tussendoor, dat is ook altijd goed.”

 

 
Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Duitse schrijver Andreas Stichmann werd op 5 november 1983 in Bonn geboren. Zie ook alle tags voor Andreas Stichmann op dit blog.

Uit: Die Entführung des Optimisten Sydney Seapunk

“Die Bewohner, diese Herzchen, sind alle mit irgendwas beschäftigt. Der lange Dürre, dessen Namen sie sich nicht merken kann, heizt auf dem fahrbaren Rasenmäher über die Wiese hinter dem Kräutergarten. Es kommt kein Gras mehr hinten raus, er war gestern schon fertig, aber er heizt einfach weiter, weil er wohl Bock drauf hat. Und wenn er gerade keinen Bock auf gar nichts hat, parkt er hinter den krummen Bäumen, wo das Moor beginnt, und macht ein Nickerchen im Sitz – anstatt zum Beispiel den Hühnerstall auszumisten. Das ist so eine der Sachen, über die Ramafelene sich beschwert. Ludwig, der alte Mann, steht mit einer Forke in der Hand neben dem Komposthaufen. Er kratzt sich den dicken weißen Bart und scheißt, so wie er schaut, wahrscheinlich in diesem Moment in seine Windeln. Die meiste Zeit ist er auf seine heißgeliebte Vogelscheuche konzentriert, er scharwenzelt um sie rum. Die beiden haben eine Art Lovestory am Laufen. Aber am coolsten ist Wendy, die Zwergen-Omi. Gerade kommt sie mit dem Stützräder-Fahrrad angefahren. Sie hält vor ihrem Häuschen und lädt Jutebeutel aus dem Fahrradanhänger. Bibi geht zu ihr. Wendy ist so unkompliziert und herzlich, dass sie gleich mit ihr klarkam. Sie hat zwar ein Faible für Reime, das manchmal irritiert, aber sie kann auch ganz normal reden, und eigentlich ist sie gar nicht so absonderlich. Ihr eines Auge sieht aus wie ein Spiegelei, wo einer mit einer Gabel reingepikst hat. Auf ihrem Kopf sitzt eine selbstgehäkelte Reggaemütze. «Moin, Wendy.» «Bibi! Hast du Sorgen? Guten Morgen!»
Wendy zeigt ihre sich kreuzenden Vorderzähne, als sie lächelt. Mit ihren kräftigen Händen reicht sie Beutel voll abgelaufener Lebensmittel aus dem Fahrradanhänger. Sie ist besonders gut darin, in Supermarktcontainer reinzuklettern, und weil der Sonnenhof chronisch pleite ist, macht sie das fast jeden Tag.”

 

 
Andreas Stichmann (Bonn, 5 november 1983)

 

De Duitse schrijver Hanns-Josef Ortheil werd geboren op 5 november 1951 in Keulen. Zie ook alle tags voor Hanns-Josef Ortheil op dit blog.

Uit: Was ich liebe – und was nicht

“Der französische Zeichendeuter und Schriftsteller Roland Barthes hat viele Bücher geschrieben. Über den Eiffelturm, die Mode, die Sprache der Liebe. Als er sechzig war, stellte er solche Themen aber einmal zurück und schrieb ein entspanntes Buch nur über sich selbst. Warum er gerne Zigarren raucht. Wie er sich hinter einem Vortragspult fühlt. Was er besonders liebt (Salat, Zimt, Käse, Rosen, Schreibfedern etc.) und was er überhaupt nicht mag (Geranien, das Telefonieren, das Cembalo etc.). Es wurde ein übermütiges und auch heiteres Buch, in dem der Autor sich in vielen Facetten porträtiert. Mit bloßen Benennungen seiner Passionen begnügte er sich jedoch nicht. Vielmehr ging er ihnen detailliert nach: Wie waren sie entstanden (Ursprünge)? Woraus bestanden sie (Strukturen)? Und als welchen Typus oder Charakter ließen sie ihren Darsteller erscheinen (Zugehörigkeit zu einer Spezies)? In Barthes’ Buch Über mich selbst habe ich seit seinem Erscheinen (1975) immer wieder gelesen. Und jedes Mal erlebte ich während der Lektüre, wie »anregend« es wirkte und dass es mich darüber nachdenken ließ, was ich selbst liebe und was eben nicht. Als befragte das Buch mich ganz direkt und redete auf mich ein: Gib doch zu …, lass mal hören …, denk mal drüber nach …!
Oft legte ich es schon nach wenigen Seiten Lektüre zur Seite und überließ mich meinen Ideen und Gedanken. Viele davon habe ich aufgeschrieben und mit den Jahren gesammelt. Jetzt sind die meisten in dieses Buch eingegangen. Insgeheim schielen sie danach, dass auch die Leserin oder der Leser sich selbst befragen. Damit das Ganze nicht nur mein eigenes Selbstporträt in kurzen Fragmenten bleibt, sondern zu einer Art Spiegel wird, in dem Leserin oder Leser sich selbst genauer erkennen.
Im Grunde handelt es sich bei einem solchen Vorhaben um ein traditionsreiches, schon seit der Antike bekanntes Projekt. Es geht dabei um so etwas wie Lebenskunst, das heißt um die Fragen, wie ich mein Leben einrichte und meine fortlaufenden Überlegungen dazu begründe. Einerseits schaut man dabei auf all die subjektiven Passionen, die sich in einem Leben mehr oder minder zufällig herausgebildet haben, schließlich aber bewusst angenommen und kultiviert wurden. Der Ursprung dieser Passionen liegt in der Kindheit und Jugend. Daher werde ich, um viele von ihren Ursprüngen her genauer zu erkennen, immer wieder in diese frühen Zeiträume zurückgehen müssen.
Andererseits schaut man aber auch darauf, welche Strukturen und Hintergründe die gelebten Passionen im Zusammenhang mit den Überlegungen, die sie stabilisieren und formen, im Laufe der Zeit ausgebildet haben. Solche Fragen betreffen Räume und Zeiten, Architekturen des Lebens und lebenslang ausgebildete Rituale.”

 

 
Hanns-Josef Ortheil (Keulen, 5 november 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Joyce Maynard werd geboren op 5 november 1953 in Durham, New Hampshire. Zie ook alle tags voor Joyce Maynard op dit blog.

Uit:An 18-Year-Old Looks Back On Life

“Every generation thinks it’s special–my grandparents because they remember horses and buggies, my parents because of the Depression. The over-30’s are special because they knew the Red Scare of Korea, Chuck Berry and beatniks. My older sister is special because she belonged to the first generation of teen-agers (before that, people in their teens were adolescents), when being a teen-ager was still fun. And I–I am 18, caught in the middle. Mine is the generation of unfulfilled expectations. “When you’re older,” my mother promised, “you can wear lipstick.” But when the time came, of course, lipstick wasn’t being worn. “When we’re big, we’ll dance like that,” my friends and I whispered, watching Chubby Checker twist on “American Bandstand.” But we inherited no dance steps, ours was a limp, formless shrug to watered-down music that rarely made the feet tap. “Just wait till we can vote,” I said, bursting with 10-year-old fervor, ready to fast, freeze, march and die for peace and freedom as Joan Baez, barefoot, sang “We Shall Overcome.” Well, now we can vote, and we’re old enough to attend rallies and knock on doors and wave placards, and suddenly it doesn’t seem to matter any more.
My generation is special because of what we missed rather than what we got, because in a certain sense we are the first and the last. The first to take technology for granted. (What was a space shot to us, except an hour cut from Social Studies to gather before a TV in the gym as Cape Canaveral counted down?) The first to grow up with TV. My sister was 8 when we got our set, so to her it seemed magic and always somewhat foreign. She had known books already and would never really replace them. But for me, the TV set was, like the kitchen sink and the telephone, a fact of life.
We inherited a previous generation’s hand-me-downs and took in the seams, turned up the hems, to make our new fashions. We took drugs from the college kids and made them a high-school commonplace. We got the Beatles, but not those lovable look-alikes in matching suits with barber cuts and songs that made you want to cry. They came to us like a bad joke–aged, bearded, discordant. And we inherited the Vietnam war just after the crest of the wave–too late to burn draft cards and too early not to be drafted. The boys of 1953–my year–will be the last to go.
So where are we now? Generalizing is dangerous. Call us the apathetic generation and we will become that. Say times are changing, nobody cares about prom queens and getting into the college of his choice any more–say that (because it sounds good, it indicates a trend, gives a symmetry to history) and you make a movement and a unit out of a generation unified only in its common fragmentation. If there is a reason why we are where we are, it comes from where we have been.”

 

 
Joyce Maynard (Durham, 5 november 1953)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en hoogleraar Maurice Kilwein Guevara werd geboren op 5 november 1961 in Belencito. Zie ook alle tags voor Maurice Kilwein Guevara op dit blog.

 

My Grandmother’s White Cat

When fiber-optic, sky blue hair became the fashion, my father began the
monthly ritual of shaving his head. It was August, and we were still living in the
Projects without a refrigerator. The sound of my mother fluttering through the
rosaries in another room reminded me of the flies I’d learned to trap in mid-
flight and bring to my ear.
“Vecchio finally died,” my father said, bending to lace his old boots. “You
want to come help me?”
My grandparents lived in a green-shingled house on the last street before
the Jones & Laughlin coke furnaces, the Baltimore & Ohio switching yard, and
the sliding banks of the Monongahela. The night was skunk-dark. The spade
waited off to the side.
Before I could see it, I could smell the box on the porch.
We walked down the tight alley between the houses to get to the back yard
where fireflies pushed through the heat like slow aircraft and tomato plants hung
bandaged to iron poles. My father tore and chewed a creamy yellow flower from
the garden.
After a few minutes of digging, he said, “Throw him in.”
I lifted the cardboard box above my head, so I could watch the old white
cat tumble down, a quarter moon in the pit of the sky.

 

 
Maurice Kilwein Guevara (Belencito, 5 november 1961)
Cover

 

De Duitse schrijfster, uitgeefster en actrice Ulla Berkéwicz werd geboren op 5 november 1948 in Gießen als Ursula Schmidt. Zie ook alle tags voor Ulla Berkéwicz op dit blog.

Uit: Überlebnis

“Zunehmend hysterischer agierend erlebt sie die Apparatemedizin als unmenschliches Schauspiel im letzten Akt des Lebens. Mit Haut und Haaren verteidigt sie ihre Daseinsberechtigung, lässt sich nicht vertreiben, ignoriert Vorschriften und Weisungen. Drastisch, derb und ohne Rücksichtnahme schildert Berkéwicz den Krankenhausalltag aus der Sicht ihrer Ich-Erzählerin, die am Bett ihres sterbenden Mannes den Verstand zu verlieren droht und an das „Ende seiner Kraft“ gelangt, wie es heißt. Auf dem Balkon raucht sie Kippen, die auf dem Boden liegen und kotzt sich in der Toilette den Inhalt ihres Magens heraus; dem Krankenhauspersonal ist sie in Feindschaft verbunden. Ihre subjektive Suada steigert sich zu einem kräftezehrenden Monolog der Verzweiflung und des Widerstands.
Die Tage auf der Intensivstation sind der Höhepunkt in diesem Drama des Leids und der Trauer. Berkéwicz schreibt darüber wie im Wahn, rasend vergreift sie sich immer wieder im Ton, wird anmaßend: der kahlköpfige Pfleger wird kurzerhand zum „Fascho“ degradiert, die Ärzteschaft auf Visite als „Herrenmenschentheater“ verunglimpft. Die Beschimpfungen sind Ausdruck des Außer-sich-Seins, und doch wirkt die mit der Wortwahl intendierte Pose des Naziopfers deplaziert.
Ohne Distanz zu sich selbst, sich vielmehr in Selbstmitleid und Schmerz windend, schildert die Erzählerin, was um sie herum geschieht. Dabei entwickelt der Text eine unbändige Kraft. Am Nebenbett liegt derweil ein fremder Mann im Sterben. Während die Ärzte zu ihm eilen und versuchen, sein Herz wieder in Gang zu bringen, erzählen sie sich, was sie zu Mittag gegessen haben:
„Am Nebenbett schrillt der Alarm, Herzstillstand! Alle rennen. Ich höre: ‚Laden!‘, ‚Hundertsechzig, hundertachtzig, zweihundert‘, höre ich, ‚zweihundertzehn!‘ Elektroschock, ein Menschenopfer. Die Bühne eines Dramas oder totgeborenes Theater?Brüllen und Stille, Schrecken und Mitgefühl. Im Theater ist immer die Nacht, während draußen die Tage vergehn. Ich sitze auf dem Hocker, der Mann schläft schwerer, ich halte ihm die Ohren zu, der Schlauch läuft leer.Erich, den Vaterbruder, haben sie so umgebracht, in einer Klinkerkliniknacht. Wer ahndet solche Klinikarbeit? Wer zahlt sie heim, wer rächt Totgestorbenwordensein? Das Blut blieb in ihm stehn, die Blase platzte, der Onkel war noch keine sechzig Jahre alt. ‚Schock‘, schreit es hinter der weißen Plastikwand, ‚zweihundertzwanzig‘, schreit es, ‚zweihundertfünfundzwanzig‘. ‚Gestern‘, schreit es, gab’s bei uns Lachs, zweihundertdreißig, zweihundertfünfunddreißig, in Dillrahm‘, schreit es, ‚lecker!‘, schreit es und schreit, ‚zweihundertfünfundvierzig, hab ich in meiner Küche keinen Umluftofen.‘“

 

 
Ulla Unseld-Berkéwicz (Gießen, 5 november 1948)

 

De Russische dichter en beeldend kunstenaar Dmitri Aleksandrovitsj Prigov werd geboren in Moskou op 5 november 1940. Zie ook alle tags voor Dmitri Prigov op dit blog.

 

Seven New Stories about Stalin

1.
One day, in his youth, Stalin and a friend walked by a butcher shop. Stalin grabbed a piece of meat and took off. They caught him and asked him, “did you steal it?” “No,” he answered, “he did it.” And his friend was torn to pieces.

2.
Life had gotten completely awful for the people. Riots were breaking out. The tsar summoned Stalin and said: “line up the people on Senate Square.” Stalin brought the people there, and gendarmes were waiting. They began to fire, and killed everyone. Over a million.

3.
One day Trotsky, Zinov’ev and Bukharin came to Stalin and said, “you’re not right. Let’s talk about it.” Stalin whipped out a pistol from his desk and killed them right on the spot. And he ordered that the corpses be buried quickly.

 

 
Dmitri Prigov (5 november 1940 – 16 juli 2007)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ella Wheeler Wilcox werd geboren op 5 november 1850 in Johnstown, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Ella Wheeler Wilcox op dit blog.

 

The Song Of The Allies

We are the Allies of God to-day,
And the width of the earth is our right of way.
Let no man question or ask us why,
As we speed to answer a wild world cry;
Let no man hinder or ask us where,
As out over water and land we fare;
For whether we hurry, or whether we wait,
We follow the finger of guiding fate.

We are the Allies. We differ in faith,
But are one in our courage at thought of death.
Many and varied the tongues we speak,
But one and the same is the goal we seek.
And the goal we seek is not power or place,
But the peace of the world, and the good of the race.
And little matters the colour of skin,
When each heart under it beats to win.

We are the Allies; we fight or fly,
We wallow in trenches like pigs in a sty,
We dive under water to foil a foe,
We wait in quarters, or rise and go.
And staying or going, or near or far,
One thought is ever our guiding star:
We are the Allies of God to-day,
We are the Allies-make way! make way!

 

 
Ella Wheeler Wilcox (5 november 1850 – 30 oktober 1919)
Cover

 

De Nederlandse schrijfster Anna Maria van Schurman werd geboren in Keulen op 5 november 1607. Zie ook alle tags voor Anna Maria van Schurman op dit blog.

Uit: Brief aan prinses Anne de Rohan

“Mevrouw,
Ik ben eerder van mening geweest dat, om uw uitnemende deugden op waarde te schatten en te eren, men ze liever zou moeten bedekken met een sluier van gewijde stilte dan ze door de laagheid van mijn eenvoudige stijl onrecht aan te doen. Maar nadat meneer Rivet mij de brief heeft doorgegeven waar u hem onlangs genadiglijk mee heeft willen vereren, moet ik bekennen dat uw goedheid die er zo helder van afstraalt meer reden was om mijn hand aan de pen te zetten dan die overwegingen van eerbied die mijn hand nog langer zouden laten zwijgen.
Want, eerlijk gezegd, zou dat het negeren van mijn geluk en van de waarde van uw goedgunstigheid zijn, om er niet onmiddellijk op in te gaan wanneer u even grootmoedig bent om ze mij aan te bieden als ik onbekwaam ben haar aan mij te bieden. Om toegang verleend te worden tot zo’n groot goed, dat is om deel te nemen aan de kostbaarste schatten van de deugd zelf, die geen behoefte heeft om ons andere wetten te geven dan deze die zich vormen uit uw voorbeeld.
Ik heb niet de verwaandheid om een loftrompet uit te steken, maar ik zal slechts zeggen dat in u twee dingen zijn gecombineerd die normaalweg onverenigbaar zijn, namelijk aanzien in de wereld gecombineerd met christelijke wijsheid. Hoezeer ook al de hoge staat van uw zeer illustere Huis me nooit zal toelaten om mijn ziel met de uwe te verenigen door een vriendschapsband – dit vereist immers dat men op gelijke voet staat – is het toch zo dat zij zich verbindt door een vastere knoop dan deze van de politiek, in zoverre dat al mijn wensen overeenkomen met de uwe in de liefde van deze hemelse deugd, namelijk wijsheid die, zoals de meest wijze der Koningen zegt: beter is dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.
Ik ontken niet dat de voortgang die ik in dit strijdperk gemaakt heb zeer klein is, maar dat zal me niet verhinderen om me uw voorbeeld ter harte te nemen als een schitterende ster temidden van de duisternissen van deze verdorven eeuw, en dat ik mijn hele leven zal blijven,
Mevrouw,
uw zeer-nederige en zeer toegewijde dienares
Anna Maria van Schurman

 

 
Anna Maria van Schurman (5 november 1607 – 4 of 14 mei 1678)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Bert Wagendorp, Andreas Stichmann, Hanns-Josef Ortheil, Joyce Maynard, Maurice Kilwein Guevara, Dmitri Prigov, Anna Maria van Schurman

 

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Masser Brock

“Mia Kalman liep met korte, gehaaste passen de Korte Houtstraat uit en boog, toen ze op het Plein was aangekomen, af in de richting van het gebouw van de Tweede Kamer. De terrassen zaten vol en nazomers gemurmel met zo nu en dan een uitschieter van gelach of stemverheffing vulde de lucht. Maar Mia had geen tijd voor terrassen en smalltalk, er was werk aan de winkel. Ze stapte zonder om zich heen te kijken langs de tafeltjes, om zo de kans dat ze werd aangeroepen door een bekende zo klein mogelijk te maken. Mia Kalman was tweeënveertig en de belangrijkste speechschrijver van de premier van Nederland.
Ze moest naar het Torentje, een klein achthoekig gebouwtje met een puntdak dat tussen het regeringscomplex en het Mauritshuis stond, met uitzicht op de Hofvijver. Vanwege de veiligheid was de toegang tot het Torentje vanaf het Plein afgesloten – Mia moest via de poort van het Binnenhof binnendoor en onder begeleiding naar het vertrek van de minister-president. Ze liet haar pas zien, knikte naar de bewaker, ging een toilet in om haar make-up en kleding te controleren, glimlachte even naar zichzelf, verliet het toilet en liep verder.
Het sms’je van haar baas was gekomen nog voor ze een nieuwsalert kreeg: er waren vier Nederlandse soldaten omgekomen bij een vredesmissie in een land waarvan ze niet eens wist dat er een Nederlandse vredesmissie actief was. Ze belde hem meteen: een Bushmaster was op een landmijn gereden en de explosie was zo hevig geweest dat de wagen was opgetild en ondersteboven weer was geland, met de vijf inzittenden er dankzij hun veiligheidsgordels nog in. Mogelijk hadden ze het overleefd als er niet meteen na de ontploffing uit het niets gewapende mannen waren opgedoken die het vuur hadden geopend op de verwrongen hoop staal en de inzittenden, en die daarna weer waren verdwenen in de woestijn. Een van de soldaten had de aanslag overleefd, vermoedelijk hadden de terroristen hem over het hoofd gezien. Hij lag met een shock in de ziekenboeg van de Nederlandse militaire compound, in afwachting van het moment waarop hij vervoerd zou kunnen worden naar Nederland.
Maak vast iets voor Twitter,’ las ze. ‘Ik moet straks een verklaring afleggen op de drie publieke zenders en bij RTL en SBS.’
Mia klopte op de eiken deur en hoorde iets dat op ‘`entrez!’ leek. Toen ze binnenkwam zag ze haar baas door de kleine ruimte ijsberen, een mobiel aan elk oor. Ze hoorde achtereenvolgens ‘Verdomme!’, ‘Kolerezooi!’, ‘Gore woestijnratten!’ en ‘Haha!’

 
Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

Lees verder “Bert Wagendorp, Andreas Stichmann, Hanns-Josef Ortheil, Joyce Maynard, Maurice Kilwein Guevara, Dmitri Prigov, Anna Maria van Schurman”

Bert Wagendorp, Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Maurice Kilwein Guevara, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Ventoux

‘Nee.’
‘Maar daar kom ik wel achter.’
‘Ja.’
‘Ik heb een trainingsschema opgesteld, en jij en ik gaan de komende tijd hard aan de slag. Daarna gaan we naar de Ventoux. Wat zeg je ervan? De diploma-uitreiking is op 11 juni, beetje feesten, vertrekken we 16 juni, woensdag.’ Hij had de hele planning al klaar.
‘Ik ben een slechte klimmer. Ik word al beroerd van het Peeske.’
‘Weet ik,’ zei Joost. ‘De tonus van jouw spieren is ongeschikt voor het hooggebergte. Mijn benen zijn langer en vermoedelijk zijn mijn spieren ook geschikter. Maar met trainen kun je veel compenseren. Bovendien is wielrennen een gevecht tegen jezelf. Zei Gerrie Knetemann laatst.’ Hij klonk als een wielertrainer en hij wist wie Gerrie Knetemann was.
==

De weken daarna gingen we drie keer per week trainen, waarbij Joost aangaf wat de bedoeling was. Hij had het over temporiseren en interval en nadat we voor de eerste keer het Peeske op waren gereden, wist hij hoeveel watt hij had weggetrapt. Hij reed een stuk harder omhoog dan ik. ‘Je bent aan de zware kant,’ zei hij boven. ‘Je moet straks elke kilo 1600 meter omhoog hijsen. Weet je hoeveel energie dat kost? Evenveel als je gebruikt om 1600 kilo één meter omhoog te tillen. Moet je je voorstellen!’
Ik stond te rillen want het was nog niet eens februari en behoorlijk koud.
Hij had uitgerekend dat hij de klim in één uur en 52 minuten zou doen. ‘En ik ben bang dat jij zult uitkomen op rond de twee uur tien.’
Na de derde trainingsrit zei ik tegen mijn moeder dat ik minder ging eten. Ze keek me bezorgd aan. ‘Je moet aan je examens denken, niet alleen maar aan die berg. Je moet goed eten, anders hebben je hersenen straks energietekort.’

 

 
Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)
Scene uit de gelijknamige film uit 2015

Lees verder “Bert Wagendorp, Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Maurice Kilwein Guevara, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman”

Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Maurice Kilwein Guevara, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Ella Wheeler Wilcox

De Amerikaanse schrijfster Joyce Maynard werd geboren op 5 november 1953 in Durham, New Hampshire. Zie ook alle tags voor Joyce Maynard op dit blog.

Uit: Mijn zusje (Vertaald door Anke ten Doeschate)

“Ons huis, nummer 17, was het kleinste van de straat met drie donkere slaapkamers, in grootte variërend van klein tot piepklein, een woonkamer met een verlaagd plafond en een keuken die door de vorige bewoners was uitgerust met meubilair van groen formica en bijpassende avocadogroene apparatuur die allerlei mankementen vertoonde. De houten lambrisering was een mislukte poging om de woonkamer een gezellige aanblik te geven.
Onze ouders hadden het huis in 1968 gekocht, toen ik twee jaar oud was en mijn zusje nog maar net was geboren. Iets beters hadden ze met het salaris van een politieagent niet kunnen krijgen. Mijn vader werkte in San Francisco, maar mijn moeder vond Marin County voor ons een betere plek om op te groeien.
Destijds was hij een gewone agent, nog geen rechercheur, en hem kennende, vond hij het waarschijnlijk wel prima om zijn eigen gang te gaan en mensen te redden, terwijl wij ergens veilig in een huisje zaten weggestopt.
Tegenwoordig zou niemand het nog in zijn hoofd halen om goedkope huizen te bouwen op de plek waar wij woonden. Nu zou dat land bestemd zijn voor villa’s op grote lappen grond, met zwembaden, buitenkeukens en duur tuinmeubilair. De garages zouden plek bieden aan drie auto’s van Europese makelij.
Maar toen vlak na de Tweede Wereldoorlog de huizen aan Morning Glory Court en omliggende straten als Bluebell, Honeysuckle, Daffodil en mijn persoonlijke favoriet Muriel Lane – vermoedelijk vernoemd naar de vrouw van de aannemer – werden gebouwd, maakten vrije natuur en een mooi uitzicht van een plek nog geen toplocatie. Zo was het mogelijk dat ons gezin met zo weinig geld toch op een plek kon wonen waar de achtertuin uitliep in vele hectares vrije natuur. De hele berg was onze speeltuin. Die van mij en mijn zus.”

 

 
Joyce Maynard (Durham, 5 november 1953)

Lees verder “Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Maurice Kilwein Guevara, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Ella Wheeler Wilcox”

Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Hans Sachs, Ella Wheeler Wilcox

De Amerikaanse schrijfster Joyce Maynard werd geboren op 5 november 1953 in Durham, New Hampshire. Zie ook alle tags voor Joyce Maynard op dit blog.

Uit: After Her

“The town where my sister and I grew up lay in the shadow of Mount Tamalpais, not far north of San Francisco. The aging housing development where we lived, on Morning Glory Court, sat just off an exit of Highway 101, eight miles north of the Golden Gate Bridge. Buses ran from where we lived to San Francisco—the bridge marking the entrance to that other world, though we also knew people came there to jump. But for us, the city might as well have been the moon.
Our father had grown up in the city— North Beach, home of the real red sauce, he told us. This was where the hippies had come for the Summer of Love and where Janis Joplin had once walked the streets of the Haight, and cable cars ran, and that crazy Lombard Street snaked past rows of pretty pastel Victorian houses, and where another Patty—Hearst—had walked into a Hibernia Bank one day, a few years back, carrying an M1 carbine as one of the Symbionese Liberation Army.
Later, rock stars started buying houses on the other side of the highway from where our house sat, but back in those days, it wasn’t a fashionable place yet. The day would come when people built high walls around their property and posted signs alerting would-be burglars to the existence of their security systems. But those were still trusting times. Our yards flowed into one another, free of hedges or fences, so girls like us could run from one end of the street to the other without the soles of their Keds once touching asphalt. People moved easily among their neighbors, and few locked their doors.
Our house, number 17, was the smallest on the street—two dark little bed- rooms, a low-ceilinged living room, and a kitchen the previous owners had decorated with green Formica and matching avocado-green appliances, none of which could be counted on to function reliably. The living room was covered in wood paneling, an effect meant to make the place seem cozy, perhaps, though one that hadn’t succeeded.”

 

 
Joyce Maynard (Durham, 5 november 1953)

Lees verder “Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Hans Sachs, Ella Wheeler Wilcox”