Shahrnush Parsipur, Willem Thies, Sadegh Hedayat, Yevgeni Grishkovetz, Albert Kuyle, Jaroslav Vrchlický, Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann

De Iraanse schrijfster Shahrnush Parsipur werd geboren op 17 februari 1946 in Teheran. Zie ook alle tags voor Shahrnush Parsipur op dit blog.

Uit: Prison Memoir (Vertaald door Sara Khalili)

“It was nighttime, the prisoners were lying down on the floor, pressed against each other. But, to my surprise, they were all awake. Total silence reigned over the unit. It was a strange scene. Contrary to all other times, there was no line at the bathroom door. Instead, a few prisoners had gathered round the radiator and they were taking turns climbing on top of it so that they could look out from the window set high in the wall. One of them was Iran, and another, Farzaneh. Both were monarchists. The rest belonged to various other groups.
When I walked out of the bathroom, I saw Iran climb down from the radiator. She was shaking. Although we were not friends, she took me by the arm and whispered that the bodies of the executed prisoners had been laid out on one side of the courtyard. That night, starting at eleven o’clock, we had heard an earsplitting noise every few minutes. One of the prisoners had explained that they were building visitors’ rooms and that the noise was from the steel beams being dropped to the ground. Just then, we heard the noise again, and Iran, who was in shock, started to shake even more. I asked her, ‘What is this noise?’ she said. ‘Heavy machine gun fire.’ I didn’t know what a heavy machine gun was. I left the people who were again climbing up on the radiator and walked back to my room. I felt uneasy.
That day, at about two in the afternoon, I had seen two girls leave the unit. They were very beautiful. They were wearing shoes and to avoid dirtying the pieces of carpeting on the floor, they moved toward the door on their knees. I had asked their names and ages. They looked like twins, seventeen at most, but they explained that they were actually aunt and niece. The image of their amiable faces had stayed in my mind. I had not seen them return. Now I was looking more carefully at the prisoners. They were silent and staring directly ahead.
When I reached my room, Farideh, who managed the room across the hall, was standing in the doorway. I asked her, ‘What is going on?’ She said, ‘It’s heavy machine gun fire. Can’t you hear it?’ I asked, ‘What is heavy machine gun fire?’ She explained that when they carried out mass executions, they used heavy machine guns and this was the sound of the shower of bullets being fired. Then she said everyone was quiet so that they could hear the single shots; after each shower of bullets, a single shot was delivered to the head of each prisoner. The prisoners were counting the single shots. So far, they had counted more than ninety”.

 

 
Shahrnush Parsipur (Teheran, 17 februari 1946)

 

De Nederlandse dichter Willem Thies werd geboren op 17 februari 1973 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Willem Thies op dit blog.

 

Vel over vel

kortstondig de kinderen die spelevaren op de vijver

schoorvoetend gaat het volk voorbij

een monitor toont iets afwijkends
iemand zucht – kucht

twee vrouwen twijfelen over de aankoop
van een bundel

‘steek je hand onder een bladzijde en je schrikt
je ziet de poriën in je huid

zó dun is het papier’

 

Kerkhof

Het stormt in de schaduwrijke nacht
ik bezoek een joods kerkhof; sterren en stenen
dit is mijn droomachtige
dronken wat dan ook
werkelijkheid
en ik denk: te weinig plaats voor zoveel joden
ook al zijn ze dood

 

Tegendraads

Slapend schik ik mij naar het lichaam van mijn inmiddels geliefde.
Haar kin tussen mijn schouderbladen.

Overdag blijf ik tegendraads.
Kerf ik mijn voorhoofd tot wijdvertakte webben als zij iets vraagt.
Wellen mijn woorden op in haar ooghoeken.
Schuif ik de nacht van mij af als een slecht boek.

Ik scheid wat van de wijn is en wat van mij
schenk allengs minder van mijzelf in het glas.
Ik slink tot een woedende kring op het tafelblad.

 

 
Willem Thies (Nijmegen, 17 februari 1973)

 

De Iraanse schrijver Sadegh Hedayat werd geboren op 17 februari 1903 in Teheran. Zie ook alle tags voor Sadegh Hedayat op dit blog.

Uit: De blinde uil (Vertaald door Gert J.J. de Vries)

“Er bestaan bepaalde pijnen die als een traag, onzichtbaar woekerend kankergezwel de geest aanvreten.
Dergelijke pijnen laten zich aan niemand duidelijk maken. Mensen zijn het gewend om deze ongelooflijke kwellingen af te doen als bizarre gedachtespinsels. Hoezeer je je ook inspant om daar duidelijkheid over te geven, mondeling of schriftelijk, je krijgt altijd de geijkte reacties of juist een persoonlijke verklaring te horen. Dikwijls zullen je klachten ook een ironische of spottende glimlach ontlokken.
Het gaat hier immers om een kwaal waarvoor de mensheid nog geen behandeling of medicijn heeft ontwikkeld. Alleen de kunstmatige beneveling van alcohol, opium of soortgelijke roesmiddelen zou de pijn kunnen verlichten. Helaas werken dergelijke middelen slechts tijdelijk en zullen die de pijn na enige tijd eerder verscherpen dan verlichten.
Zal iemand er ooit in slagen de geheimen te doorgronden van deze onaardse dimensie; van dit schimmige, comateuze rijk, van dit grensgebied tussen dromen en waken?
Mijn verhaal beperkt zich tot de gebeurtenissen die ik persoonlijk heb ervaren en die mij zodanig hebben geschokt dat ze me altijd zullen bijblijven. De herinnering aan dit onheil zal de rest van mijn leven, tot mijn allerlaatste ademtocht, vergallen – met een intensiteit die elk menselijk begrip te boven gaat. ‘Vergallen,’ zei ik, maar eigenlijk bedoel ik dat ik het litteken ervan altijd gedragen heb en altijd zal blijven dragen. Ik zal een poging doen om mijn herinneringen op te schrijven; om dat op te schrijven waarvan ik meen dat het ter zake doet. Misschien slaag ik er dan in vat op de gebeurtenissen te krijgen. Of nee, om tenminste aan mijn twijfels een eind te maken en om mijn eigen herinneringen te kunnen geloven. Want of ik anderen al dan niet kan overtuigen, laat mij volstrekt onverschillig. Er is slechts één angst die me bezighoudt en dat is dat ik morgen zou sterven zonder mezelf te hebben gekend. In de loop van mijn leven heb ik gemerkt dat er een diepe kloof bestaat tussen mij en mijn medemensen.”

 

 
Sadegh Hedayat (17 februari 1903 – 9 april 1951)

 

De Russische schrijver, regisseur en acteur Yevgeni Grishkovetz werd geboren op 17 februari 1969 in Kemerovo. Zie ook alle tags voor Yevgeni Grishkovetz op dit blog.

Uit: How I Ate the Dog

“The person who has just woken up: “Yeah?! Well, all the same, what beauty…!” Tuduk-tuk-tuk, tuduk-tuk-tuk…
Two sailors took us, they wore white dress uniforms and really looked after their appearance. Both were short, one had a moustache that he really loved and obviously was very proud of, you couldn’t make it out immediately, but if you so desired, it wasn’t hard to count all the tiny hairs he had on his upper lip, and the other was, I for some reason recall, from Tambov, he was bowlegged and right about here he wore a medal “For faraway deployment.” They got out at every station and walked around the platform with an old cassette player, glancing to the sides, meaning – Are they looking at us or not? Aha…they’re looking! Very good! I was surprised at the time by how their sailor hats stayed on the back of their heads, it was obvious that they should have fallen off, but they stayed on, all the same…. Without any sense of idiotic metaphor, they hung like haloes…. I only found out later, how they stayed on… sailor hats. And that there’s no secret, they simply stay on, and that’s it.
The sailors were entertaining…. We came up to them with questions about how it is, and they gladly told us how…: “Well, we went through La Pérouse Strait, then we went to Cam Ranh, we stopped there…, then we went to New Zealand and they didn’t let us come ashore, but in Australia they let us come ashore, but only the officers went and…”
And I was thinking: “Geeeeee whiz… After all I studied English in school… Why?” Well, there were countries where they speak this language, there was Europe, well somewhere there… Paris, London, you know, Amsterdam, there were those, and leave it at all that. What’s it to me? They sometimes vaguely disturbed you in that they nevertheless kind of existed…, but they didn’t draw out any concrete desire. The world was huge, like in a book….
And these sailors had been, my God, in Australia, New Zealand…. And the same awaits me, just put me in that same uniform…. And little by little, already quickly, the train takes us to Vladivostok, and there is still a little left – and some sort of sea, some sort of countries…. Reluctance!!!! Because even though I didn’t know anything concrete, I suspected that, well, of course, it wasn’t quite that simple, Australia, New Zealand, and still some other place like that, the essential of what I didn’t want to know, of what I was afraid, of what I was very afraid and what would very soon come up… without fail….”

 


Yevgeni Grishkovetz (Kemerovo, 17 februari 1969)
Cover

 

De Nederlandse schrijver Albert Kuyle werd geboren in Utrecht op 17 februari 1904. Zie ook alle tags voor Albert Kuyle op dit blog.

Uit: Harten en Brood

“Ergens in de wereld loopen schapen. Ze hebben genoeg ervan, op het plaatje te staan, waarop de zon achter hen onder gaat, en waarop de herder met zijn hond hen naar een schilderachtige schaapskooi drijft. ‘Keerende kudde’. ‘Naar huis’. ‘Als het avond wordt…’. Het zijn die wollige, sentimenteele mekkerdieren niet, die in massa optreden om de burger een lustschokje van ontroering te bezorgen. Het zijn ook de schapen niet, die alleen in verhalen en predikaties bestaan, de schapen met de ééne schaapstal, met de goede en de trouwelooze herder, met de wolf-in-een-vacht, de schapen van de arme herder, die niet tegen het rumoerige leven op kan.
Het zijn de schapen van het groote, daverende land. De schapen, die met duizenden geboren worden en met tienduizenden geschoren. De vrije, gedreven, optrekkende schapen, die van een paard af gehoed en met prikkeldraad bedwongen worden. Ze zijn het eigendom van harde gelooide kerels, die hun heele bezit op pooten hebben loopen en die aan de radio luisteren naar de dagprijs van de wol. Op een dag, een blauwe of een grijze, dat speelt geen rol, verliezen zij hun vacht. Hun vacht die vet, lang en zacht is, en die de vage geur van de thijm en de harde grassen heeft, die zij vraten. Zij worden gebonden, getrapt en geschoren en ze gaan kaal en onaanzienlijk de prairie weer in. Hun wol gaat verder, die dwaalt en dwaalt, in pakken en in balen, die wordt schoon en wit, en tenslotte tot een onherkenbare draad.
Dan is van Duin aan de beurt. Neen, niet van Duin, maar het werk dat hij bewaakt. Dat vangt de draden en de draden worden stukken goed. Roode en blauwe en grijze, en geruite en gestreepte met een graat als van gekookte snoek… Dan is het voorbij. Dan is het leven hem gepasseerd, en met de jassen, de mantels, de broeken en de doeken, die volgen, heeft hij al niets meer uit te staan. Die worden gedragen door menschen die hij niet kent en die hem er zeker niet dankbaar voor zijn dat hij de draad tot lappen maakte.
Van Duin is er een beetje trotsch op, dat dat heele verhaal in de loop van de jaren in hem aan elkaar is gaan zitten. Hij koestert het in zich, en hij zegt tegen de dokter en tegen zijn vrienden: ‘Ik ben ook een beetje filosoof, op mijn manier natuurlijk’.”

 

 
Albert Kuyle (17 februari 1904 – 4 maart 1958)

 

De Tsjechische dichter en schrijver Jaroslav Vrchlický (eig. Emilius Jakob Frida) werd geboren op 17 februari 1853 in Louny, Bohemen. Zie ook alle tags voor Jaroslav Vrchlický op dit blog.

 

Metempsychosis

Oftentimes as I sleep, my soul is musing
how down the ages, borne by change, wings beating,
I cruised the starry depths, in thought un-fleeting,
menhir, then wave, then tree, then bird, enthusing.

Via such diverse forms, each stepwise using,
in human-kind I woke, heart anxious beating,
a fledgling’s fall, from woman’s soul, world-meeting,
my soul both suffering and love effusing.

Before I simply lived. Now love’s pained feeling
gives me pause, to the top step I’ve been bidden,
all changes rung; my final goal reached nearly:

Might godliness now lift the mask, revealing
clearly what hence I’ve sensed, by smoke’s veil hidden,
or must I perish now, drawn void-ward merely.

 

Vertaald door Václav ZJ Pinkava

 

 
Jaroslav Vrchlický (17 februari 1853 – 9 september 1912)
Als student in 1874

 

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook alle tags voor Chaim Potok op dit blog.

Uit: The Chosen

“Davey Cantor, one of the boys who acted as a replacement if a first-stringer had to leave the game, was standing near the wire screen behind home plate. He was a short boy, with a round face, dark hair, owlish glasses, and a very Semitic nose. He watched me fix my glasses.
“You’re looking good out there, Reuven,” he told me.
“Thanks,” I said.
“Everyone is looking real good.”
“It’ll be a good game.”
He stared at me through his glasses. “You think so?” he asked.
“Sure, why not?”
“You ever see them play, Reuven?”
“No.”
“They’re murderers.”
“Sure,” I said.
“No, really. They’re wild.”
“You saw them play?”
“Twice. They’re murderers.”
“Everyone plays to win, Davey.”
“They don’t only play to win. They play like it’s the first of the Ten Commandments.”
I laughed. “That yeshiva?” I said. “Oh, come on, Davey.”

 

 
Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

De Chinese schrijver Mo Yan werd geboren op 17 februari 1955 in Gaomi in de provincie Shandong. Zie ook alle tags voor Mo Yan op dit blog.

Uit: Red Sorghum (Vertaald door Howard Goldblatt)

“The autumn winds are cold and bleak, the sun’s rays intense. White clouds, full and round, float in the tile-blue sky, casting full round purple shadows onto the sorghum fields below. Over decades that seem but a moment in time, lines of scarlet figures shuttled among the sorghum stalks to weave a vast human tapestry. They killed, they looted, and they defended their country in a valiant, stirring ballet that makes us unfilial descendants who now occupy the land pale by comparison. Surrounded by progress, I feel a nagging sense of our species’ regression.
After leaving the village, the troops marched down a narrow dirt path, the tramping of their feet merging with the rustling of weeds. The heavy mist was strangely animated, kaleido-scopic. Tiny droplets of water pooled into large drops on Father’s face, clumps of hair stuck to his forehead. He was used to the delicate peppermint aroma and the slightly sweet yet pungent odour of ripe sorghum wafting over from the sides of the path — nothing new there. But as they marched through the heavy mist, his nose detected a new, sickly-sweet odour, neither yellow nor red, blending with the smells of peppermint and sorghum to call up memories hidden deep in his soul.
Six days later, the fifteenth day of the eighth month, the night of the Mid-Autumn Festival. A bright round moon climbed slowly in the sky above the solemn, silent sorghum fields, bathing the tassels in its light until they shimmered like mercury. Among the chiselled flecks of moonlight Father caught a whiff of the same sickly odour, far stronger than anything you might smell today. Commander Yu was leading him by the hand through the sorghum, where three hundred fellow villagers, heads pillowed on their arms, were strewn across the ground, their fresh blood turning the black earth into a sticky muck that made walking slow and difficult. The smell took their breath away. A pack of corpse-eating dogs sat in the field staring at Father and Commander Yu with glinting eyes. Commander Yu drew his pistol and fired — a pair of eyes was extinguished. Another shot, another pair of eyes gone. The howling dogs scattered, then sat on their haunches once they were out of range, setting up a deafening chorus of angry barks as they gazed greedily, longingly at the corpses. The odour grew stronger. ‘Jap dogs!’ Commander Yu screamed. ‘Jap sons of bitches!’ He emptied his pistol, scattering the dogs without a trace. ‘Let’s go, son,’ he said. The two of them, one old and one young, threaded their way through the sorghum field, guided by the moon’s rays.”

 

 
Mo Yan (Gaomi, 17 februari 1955)
Scene uit de gelijknamige film uit 1987

 

De Duitse schrijver Frederik Hetmann (eig. Hans-Christian Kirsch) werd geboren op 17 februari 1934 in Breslau. Zie ook alle tags voor Frederik Hetman op dit blog.

Uit :Ich habe sieben Leben. Die Geschichte des Ernesto Guevara, genannt Che

“Die Mutter, Celia de la Serna, wird als Mädchen »La Rebelda« genannt. Sie gilt als eine der schönsten und reichsten Erbinnen von Buenos Aires. Sie besitzt Tausende von Hektar Weideland und riesige Rinderherden. Sie ist mit 17 in Paris gewesen. Nach dem Tod ihrer Eltern hat sie einen Vormund und Anstandsdamen, wie sie die gesellschaftliche Konvention fordert, abgelehnt. Sie soll die erste Frau in Argentinien gewesen sein, die ein eigenes Bankkonto besaß. Sie trägt die Haare kurz geschnitten. Sie begeistert sich für marxistische Ideen.
In Argentinien verdient man in den 20er Jahren unseres Jahrhunderts das große Geld mit Fleisch. Die Gauchos reiten. Das Lasso fliegt. Staubwolken und Gitarrengeklimper. Aber wie ist es wirklich? Celia will es wissen.
Die Rinder werden in die Gasse getrieben. Am Ende der Gasse erwartet sie unverhofft der Tod: zwei Bolzen, die sich von der Seite her in den Schädel der Tiere bohren.
Celia beobachtet den Mann, der mit einem Fingerdruck diesen Bolzen betätigt. Ein gutmütiges Indianergesicht grinst sie an.
Die Kadaver treiben auf dem Fließband davon. Sie werden zerlegt, eingefroren oder in Dosen verpackt und nach Europa exportiert.
Celia sieht die Männer mit Sägen und blutverschmierten Schürzen umhergehen. Sie spürt den leicht süßlichen Geschmack von Blut auf der Zunge.
Am nächsten Tag erzählt man im Jockey Club, dem Treffpunkt der High Society von Buenos Aires, dass »La Rebelda« allein die Schlachthöfe besucht habe. Trotz, oder vielleicht gerade wegen solcher Launen, ist Celia umschwärmt von jungen Männern aus der Bohème und aus der Oberschicht. Zum Teufel mit diesen Gecken, die um sie schwänzeln und sich die Revolution als Operette vorstellen! Sie denkt an die Revolution als an eine große reinigende Kraft. Sie hasste die verhimmelnden Flirtworte blasierter Jünglinge, wenn sie allein mit einem von ihnen in der Nacht auf einer Terrasse steht und dazu schwere Colliers im Salon im Hintergrund klimpern … Oder war es ein Kronleuchter?“

 

 
Frederik Hetmann (17 februari 1934 – 1 juni 2006)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Shahrnush Parsipur, Willem Thies, Sadegh Hedayat, Yevgeni Grishkovetz, Albert Kuyle, Jaroslav Vrchlický, Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann

De Iraanse schrijfster Shahrnush Parsipur werd geboren op 17 februari 1946 in Teheran. Zie ook alle tags voor Shahrnush Parsipur op dit blog.

Uit: Touba and the Meaning of Night (Vertaald door Kamran Talattof and Havva Houshmand)

“Haji Adib thought, “I am old.” His heart sank. There was not much time left to spend on the subject of becoming and metamorphosis, or the spirit of dust in part and whole, or to contemplate the trees as a whole or the minute parts making up the whole. He thought that probably each in its own minute society had a few Haji Adibs and Moshir O’Dolehs and Englishmen who fought each other. He laughed and imagined that probably Asdolah their local butcher chopped their meat for them. And then he laughed loudly again.
Suddenly the rhythmic sound of the shuttle comb stopped in the basement. Haji Adib could no longer hear the soft conversations of the women. The sun had not yet reached the middle of the sky. Haji Adib still sat on the edge of the octagonal pool, his fist under his chin. He turned his head around and, through the sharp angle that formed between his head and his arm, looked in the direction of the basement. The women had gathered by the basement window staring in his direction and were whispering. He had a feeling that they were talking about him. He remembered that just a few seconds ago he had laughed, loud and without inhibition, in a manner that was not appropriate to his position, and that the women had never seen such behavior in him. As he slowly tapped his foot on the ground, he thought, “They think. Unfortunately, they think. Not like the ants nor like the minute parts of the tree, nor like the particles of dust, but more or less as I do.” But, he was certain that they would never have thoughts about Mullah Sadra.
Suddenly he was shaken again, for of course they could think about Mullah Sadra as well. Had that not been the case with that rebellious and audacious woman who lived in their town when he was a child, who created all that uproar and sensation? People said that she was a prostitute, but they also said that she was learned. How much talking there was about her! He remembered someone telling his father that she was the messiah. The women were laughing behind the basement window. Haji thought disparagingly that they were behaving with typical women’s foolishness. One pushed and the others burst out laughing; one was tickled while the other tried to get away. If there had not been a man in the house, their laughter would probably have been heard all over. Undoubtedly some of them were going crazy for not having a husband, but it was not possible to find husbands for them. They were dependent on Haji Adib, and there was not a man available at the moment who was rich enough to take one of them. Besides, if they did get married who would then weave the carpets? For that, he couldn’t bring strange women into the house. They might then participate in some perverse activities with one another.”

 

 
Shahrnush Parsipur (Teheran, 17 februari 1946)
Cover

Lees verder “Shahrnush Parsipur, Willem Thies, Sadegh Hedayat, Yevgeni Grishkovetz, Albert Kuyle, Jaroslav Vrchlický, Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann”

Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann, Emmy Hennings, Mori Ōgai

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook alle tags voor Chaim Potok op dit blog.

Uit: The Chosen

“On a Sunday afternoon in early June, the fifteen members of my team met with our gym instructor in the play yard of our school. It was a warm day, and the sun was bright on the asphalt floor of the yard. The gym instructor was a short, chunky man in his early thirties who taught in the mornings in a nearby public high school and supplemented his income by teaching in our yeshiva during the afternoons. He wore a white polo shirt, white pants, and white sweater, and from the awkward way the little black skullcap sat perched on his round, balding head, it was clearly apparent that he was not accustomed to wearing it with any sort of regularity. When he talked he frequently thumped his right fist into his left palm to emphasize a point. He walked on the balls of his feet, almost in imitation of a boxer’s ring stance, and he was fanatically addicted to professional baseball. He had nursed our softball team along for two years, and by a mixture of patience, luck, shrewd manipulations during some tight ball games, and hard, fist-thumping harangues calculated to shove us into a patriotic awareness of the importance of athletics and physical fitness for the war effort, he was able to mold our original team of fifteen awkward fumblers into the top team of our league. His name was Mr. Galanter, and all of us wondered why he was not off somewhere fighting in the war.
During my two years with the team, I had become quite adept at second base and had also developed a swift underhand pitch that would tempt a batter into a swing but would drop into a curve at the last moment and slide just below the flaying bat for a strike. Mr. Galanter always began a ball game by putting me at second base and would use me as a pitcher only in very tight moments, because, as he put it once, “My baseball philosophy is grounded on the defensive solidarity of the infield.”
That afternoon we were scheduled to play the winning team of another neighborhood league, a team with a reputation for wild, offensive slugging and poor fielding. Mr. Galanter said he was counting upon our infield to act as a solid defensive front. Throughout the warm-up period, with only our team in the yard, he kept thumping his right fist into his left palm and shouting at us to be a solid defensive front.”

 
Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

Lees verder “Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann, Emmy Hennings, Mori Ōgai”

Yevgeni Grishkovetz, Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann, Shahrnush Parsipur, Emmy Hennings

De Russische schrijver, regisseur en acteur Yevgeni Grishkovetz werd geboren op 17 februari 1969 in Kemerovo. Zie ook alle tags voor Yevgeni Grishkovetz op dit blog.

Uit:How I Ate the Dog

“They got out at every station and walked around the platform with an old cassette player, glancing to the sides, meaning – Are they looking at us or not?  Aha…they’re looking!  Very good!  I was surprised at the time by how their sailor hats stayed on the back of their heads, it was obvious that they should have fallen off, but they stayed on, all the same…. Without any sense of idiotic metaphor, they hung like haloes….  I only found out later, how they stayed on… sailor hats.  And that there’s no secret, they simply stay on, and that’s it.
The sailors were entertaining….  We came up to them with questions about how it is, and they gladly told us how…: “Well, we went through La Pérouse Strait, then we went to Cam Ranh, we stopped there…, then we went to New Zealand and they didn’t let us come ashore, but in Australia they let us come ashore, but only the officers went and…”
And I was thinking: “Geeeeee whiz… After all I studied English in school…  Why?”  Well, there were countries where they speak this language, there was Europe, well somewhere there… Paris, London, you know, Amsterdam, there were those, and leave it at all that.  What’s it to me?  They sometimes vaguely disturbed you in that they nevertheless kind of existed…, but they didn’t draw out any concrete desire.  The world was huge, like in a book….
And these sailors had been, my God, in Australia, New Zealand….  And the same awaits me, just put me in that same uniform….  And little by little, already quickly, the train takes us to Vladivostok, and there is still a little left – and some sort of sea, some sort of countries….  Reluctance!!!!  Because even though I didn’t know anything concrete, I suspected that, well, of course, it wasn’t quite that simple, Australia, New Zealand, and still some other place like that, the essential of what I didn’t want to know, of what I was afraid, of what I was very afraid  and what would very soon come up… without fail….“

 
Yevgeni Grishkovetz (Kemerovo, 17 februari 1969)

Lees verder “Yevgeni Grishkovetz, Chaim Potok, Mo Yan, Frederik Hetmann, Shahrnush Parsipur, Emmy Hennings”

Frederik Hetmann, Emmy Hennings, Chaim Potok, Mori Ōgai

De Duitse schrijver Frederik Hetmann (eig. Hans-Christian Kirsch) werd geboren op 17 februari 1934 in Breslau. Zie ook mijn blog van 17 februari 2010 en ook mijn blog van 17 februari 2011.

 

Uit: Dichter leben (Über Christoffel von Grimmelshausen)

“Der Weg ins Paradies

Der Junge mochte zwölf, dreizehn Jahre alt sein. Vor ihm stand eine große Trommel und neben ihm einer von den Kaiserlichen, ein Mann in einer abgerissenen Uniform, mit einem fuchsfarbenen Schnauzbart und mit von zersprungenen Adern durchzogenen Wangen.

»Wenn die erste Linie vorrückt«, erklärte er dem Jungen, »trommelst du langsam drei Schläge, die ihrem Schritt angepasst sind. Dann einen Schlag lang Pause. Das ist, damit sie aufmerken und nicht einfach stur vorangehen. Gleich darauf werden schon ziemlich viele ins Gras beißen. Nun kommt die zweite Linie. Jene brauchen schon etwas mehr Anstachelung.

Also schlägst du jetzt rasch, wiederum drei Schläge, machst eine Pause und fügst noch einmal drei Schläge hinzu. Unterdessen wird auch die zweite Linie ziemlich viele Lücken aufweisen. Die Männer sind jetzt eingeschüchtert, weil sie ständig über die toten und verwundeten Kameraden stolpern. Deswegen musst du sie mit deinem Schlag aufmuntern.

Er sollte nicht mehr so dumpf klingen wie zu Anfang. Er sollte rasch kommen wie für die zweite Linie, aber noch etwas spritziger. Er muss denen, die in der dritten Linie voranrücken, Mut geben. Deshalb schlägst du nun, wenn du drei rasche Schläge getrommelt hast, einmal mit dem Stecken auf den Trommelrand. Das ist das Geräusch, von dem man sagt, dass es einen den Tod vergessen lässt. Hast du das verstanden?«

Der Junge nickte lebhaft.

»Gut, dann nimm dir jetzt die Trommel und geh dort hinten in das Wäldchen und übe. Du darfst beim üben nicht mit voller Kraft schlagen, sondern ein wenig leiser, gedämpfter als morgen in der Schlacht. Aber dass du mir wenigstens eine halbe Stunde übst.”

 

Frederik Hetmann (17 februari 1934 – 1 juni 2006)

Lees verder “Frederik Hetmann, Emmy Hennings, Chaim Potok, Mori Ōgai”

Chaim Potok, Mori Ōgai, Gustavo Bécquer, Georg Britting, Andrew Paterson, Margaret Truman

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 Zie ook mijn blog van 17 februari 2008 en ook mijn blog van 17 februari 2009 en ook mijn blog van 17 februari 2010.

 

Uit: My name is Asher Lev

 

My father’s great-great-grandfather was in his early years the manager of the vast estates of a carousing Russian nobleman who when drunk sometimes killed serfs; once, in an act of wild drunkenness, he burned down a village and people died. You see how a goy behaves, I would be told by my father and mother. The people of the sitra achra behave this way. They are evil and from the Other Side. Jews do not behave this way. My father’s great-great-grandfather had transformed those estates into a source of immense wealth for his employer as well as himself. In his middle years, he began to travel. Why did he travel so much? I would ask. To do good deeds and bring the Master of the Universe into the world, my father would respond. To find people in need and to comfort and help them, my mother would say. I was told about him so often during my very early years that he began to appear quite frequently in my dreams: a man of mythic dimensions, tall, dark-bearded, powerful of mind and body; a brilliant entrepreneur; a beneficent supporter of academies of learning; a legendary traveler, and author of the Hebrew work Journeys to Distant Lands. That great man would come to me in my dreams and echo my father’s queries about the latest bare wall I had decorated and the sacred margins I had that day filled with drawings. It was no joy waking up after a dream about that man. He left a taste of thunder in my mouth.

My father’s father, the man whose name I bear, was a scholar and recluse in his early and middle years, a dweller in the study halls of synagogues and academies. He was never described to me, but I pictured him as slight of body and huge of head, with eyelids swollen from lack of sleep, face pale, lips dry, the veins showing blue along his cheeks and temples. In his youth, he earned the name “ilui,” genius, a term not lightly bestowed by the Jews of Eastern Europe. And by the time he was twenty he had come to be known as the Genius of Mozyr, after the Russian town in which he lived. Shortly before his fiftieth birthday, he abruptly and mysteriously left Mozyr and, with his wife and children, journeyed to Ladov and became a member of the Russian Hasidic sect led by the Rebbe of Ladov. He began to travel throughout the Soviet Union as an emissary of the Rebbe. Why did he travel so much? I once asked. To bring the Master of the Universe into the world, my father replied.“

 

 

Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

 

Lees verder “Chaim Potok, Mori Ōgai, Gustavo Bécquer, Georg Britting, Andrew Paterson, Margaret Truman”

Shahrnush Parsipur, Sadegh Hedayat, Mo Yan,Yevgeni Grishkovetz, Frederik Hetmann, Emmy Hennings, Chaim Potok, Gustavo Bécquer

De Iraanse schrijfster Shahrnush Parsipur werd geboren op 17 februari 1946 in Teheran. Zie ook mijn blog van 17 februari 2008 en ook mijn blog van 17 februari 2009.

 

Uit: Touba and the Meaning of Night (Vertaald door Kamran Talattof and Havva Houshmand)

 

„He remembered the chaos of war in the city of Herat, and the flood of deserters, the hunger, and the inflated food prices. He remembered how he had thought that if only he could spread his body on the earth so it would cover these four walls, if only he could for one second take her with love and aggressiveness, then all wars would end. People would become calm. They would look after their own business, and there would never be famine. And after that loving domination, he would have only to give orders, and the lady would submit. She might give birth, she might not; she might bear fruit, she might not. Whether the sky poured rain or not, everything would be at his command.

When his father died after a long illness, he was left with the responsibility for the many women in the family, those who did their weaving in the basement of the house. They were from the city of Kashan, where weaving was a tradition. His brothers were all in the carpet business, but he had turned to the sciences. Every time he entered the house and announced his arrival by invoking the name of God, the women would run to different corners to cover their hair. Haji enjoyed their imposed silence when he was there, and, without knowing how or why, he cared for their affairs. He would arrange for the girls’ marriages and find wives for their sons. In order to take care of everyone’s needs he spent his own youth without a wife. Unknowingly, he had married the lady earth. And though he did not confess it, he feared her. He was afraid of her chaotic laws and her famines. At the age of fifty when he finally married his illiterate wife, he actually enjoyed her ignorance and simplicity. A single sharp glance was enough to put the woman in her place, and the turning wheel of life’s activity continued.

After the incident of the Englishman, having paced the yard of his home for many long days, Haji Adib finally came to the conclusion that women do eventually lose their innocence. In fact, the lady was never asleep, nor even half asleep. Rather, she was always awake and spinning in frenzy. It was just this turning that caused the seasons to follow one another, floods to occur, and droughts to descend. The rhythmic sound of the shuttle comb on the loom now implied something different.“

 

Parsipur

Shahrnush Parsipur (Teheran, 17 februari 1946)

 

De Iraanse schrijver Sadegh Hedayat werd geboren op 17 februari 1903 in Teheran. Hij stamde uit een adelijke familie met groot aanzien. Zijn oergrootvader Mirza Reza Qoli Khan Hedayat was een beroemde geschiedschrijver, dicher en opvoeder van prinsen in het Iran van de 19e eeuw. Hedayat bezocht het gymnasium in Teheran, maar hij moest deze na een jaar wegens een oogziekte al weer verlaten. Hij bezocht daarna de Franse missieschool St. Louis, waar hij de Franse taal en literatuur leerde kennen. Hij begon later aan diverse studies in Frankrijk. Depressief en vol twijfels aan zichzelf deed hij in 1929 een zelfmoordpoging in de rivier de Marne. Deze mislukte echter. Zonder zijn studies te voltooien keerde hij naar Iran terug en had hij allelei baantjes voordat hij weer naar Frankrijk terug ging. Hij bleef zijn hele leven de westerse literatuur bestuderen als ook de Iraanse geschiedenis en folklore. Hij publiceerde talrijke short stories, novellen, een toneelstuk, twee historische drama’s, satires en kritieken. Zijn belanrijkste boek is wel „De blinde uil“ uit 1937.

 

Uit: Myth of Creation (Vertaald door Ali Sadri)

 

„In the middle of an elaborate assembly O is seated on a throne shrouded with jewels. He is an old man leaning lazily against gold-threaded pillows covered with precious stones. He has a long beard, silver hair, round spectacles and is warring loose clothing also covered with jewels. A black slave holding an umbrella stands over him while a fair-skinned young maiden fans him.

The four archangels stand at attention encircling the throne. On the right stand Gabriel and Michael while on the left Izrael and Raphael. All except Izrael are dressed like Roman soldiers fully equipped with suits of armor, shields, helmets, and knee-high boots; their long swords hanging from their waists, and their wings resting on their backs. Izrael on the other hand, his face resembling death, hangs a long, black cloak on his back and instead of a sword, holds a sickle in his hand.

Behind them a group of mermaids and virgins with tight-fitting head-covers gaze at the assembly and the slaves in turn gawk at the virgins with lustful eyes. In one corner of the room Lucifer stands erect with exaggeratingly arched eyebrows and pointed beard wearing a red cloak, coned hat, and a wide heavy sword on his belt.

In the middle of the room, the provocatively dressed virgins sing and dance moving sinuously about. One in a translucent dress dances flirtatiously and sidesteps towards the throne. O takes out a coin from his belt and throws it to her. The musicians and the jesters stop simultaneously as O half rises from his throne and gives the be-silent signal. He produces a piece of paper from his side and begins to read.

“Behold, this is the truth and nothing but the truth,” he swallows. “In spite of old age and infirmity, I’ve been busy for the past few days. The first day I created light, then I created the earth, then the sky, then the sea, rocks, mud, etc.” He pauses for a breath. “Now I would like to demonstrate my power and leave behind an everlasting legacy. From my will, shall roam upon earth–which is a member of the solar system–multitude of beasts that will be governed by Adam. From mud, I shall make Adam and the beasts.”

 

sadegh_hedayat_01

Sadegh Hedayat (17 februari 1903 – 9 april 1951)

 

De Chinese schrijver Mo Yan werd geboren op 17 februari 1955 in Gaomi in de provincie Shandong. Zie ook mijn blog van 17 februari 2009.

 

Uit: Frog (Vertaald door Howard Goldblatt)

 

„Sir, I was the second child my midwife aunt delivered.

When my mother’s time came, my grandmother did what tradition called for her to do: She washed her hands, changed clothes, and lit three sticks of incense, which she stuck in a burner in front of the ancestral tablets. Then she kowtowed three times and sent all the males in the family outside. It was not my mother’s first delivery: two boys and a girl preceded me. You’re an old hand at this, my grandmother said, you don’t need any help. Just take your time. My mother replied: Mother, I don’t feel so good about this one, there’s something different. My grandmother wouldn’t hear of it. How different can it be? she said. You don’t expect to have a unicorn, do you?

My mother’s feeling did not betray her. My brothers and sister all came out headfirst. Me? Leg first.

My grandmother was scared witless when she saw that tiny calf of mine emerge. There’s a popular saying in the countryside that goes: If a leg is foremost, then you owe a ghost. Owe a ghost? What does that mean? It means that someone in the family had an outstanding debt in a previous life, and that the person owed returns as a newborn baby intent on making life hard on the woman in labor. Either mother and child die together or the child hangs around till a certain age, then dies, leaving the family destitute and devastated. So Grandma tried her best to appear calm. This one, she said, is born to run – a lackey. He’ll grow up to be an official’s go-fer. Now, don’t worry, she said, I know just what to do. She went out into the yard, where she picked up a copper basin, brought it back inside, stood at the foot of the bed, and beat it like a cymbal with a rolling pin – Bong! Bong! Come out, she shouted, come out now! Lao ye wants you to deliver a feathered urgent message, so you’re in for a whipping if you don’t come out right this minute!

Sensing that something was seriously wrong, Mother tapped on the window with the bed whisk and shouted to my sister, who was waiting anxiously out in the yard, Man – my sister’s name – go fetch your aunt, and hurry!“

 

MoYan

Mo Yan (Gaomi, 17 februari 1955)

 

De Russische schrijver, regisseur en acteur Yevgeni Grishkovetz werd geboren op 17 februari 1969 in Kemerovo. Zie ook mijn blog van 17 februari 2009.

Uit: Das Hemd (Vertaald door Beate Rausch)

 

„Autos fuhren vorüber. Viele! Ich hob die Hand. Ein Taxi hielt.
»Guten Abend. Zur Ostoschenka?« fragte ich und musterte Auto und Fahrer. ›In Ordnung‹, dachte ich.
»Bitte sehr«, sagte der kräftige Mann am Steuer. Er hatte langes Haar, war glattrasiert und trug eine runde Brille. Er hatte einen hellen Pullover an. Er lächelte.
»Wissen Sie, wie man da hinkommt?«
»Sie werden es nicht glauben! Das weiß ich!« antwortete er. »Da mußte ich schon öfter hin. So ungefähr …«, er tat so, als würde er es überschlagen und im Kopf rechnen, »eine Million Mal.«
Ich nahm auf dem Rücksitz Platz, und wir fuhren los. Der Fahrer schaltete Musik ein. Nicht laut, sondern … angenehm. Er hatte eine gute Anlage im Auto, das hörte man an der Klangqualität. Er hatte irgendeinen Jazz eingelegt. Ich verstehe nichts davon … von Jazz. Für mich ist das eine einzige endlose und verschlungene Komposition. Aber jetzt war es angenehm. Ich schloß leicht die Augen, dadurch zerfielen die Lichter der Stadt und der Autos ringsum und wurden zu langen Strahlen. Und da – das Taxi, die Lichtstreifen, der Jazz, der langhaarige Fahrer mit seiner runden Brille, der Geruch des Wagens, ich werde beschattet … Amerika!!!
»Stört Sie die Musik? Soll ich vielleicht leiser stellen?« fragte der Fahrer. »Nur das Radio mach ich nicht an. Ich höre kein Radio.«
»Alles wunderbar! Mir gefällt’s. Danke«, antwortete ich.
»Wenn Sie rauchen wollen, bitte, aber Radio auf keinen Fall!« Er hatte eine tiefe und sehr angenehme Stimme.
»Danke, ich rauche nicht. Aber was haben Sie denn gegen Radio?«
 

grishkovetz

Yevgeni Grishkovetz (Kemerovo, 17 februari 1969)

 

De Duitse schrijver Frederik Hetmann (eig. Hans-Christian Kirsch) werd geboren op 17 februari 1934 in Breslau. Hij groeide op in Neder-Silezië, vluchtte na de oorlog eerst naar Thüringen en in 1949 naar het westen. Hij studeerde in Frankfurt am Main, München en  Madrid pedagogie, Engels, Romanistiek, filosofie en politicologie. Sinds 1962 werkte hij als zelfstandig schrijver. In 1972 werd hij lector en uitgever bij de Otto-Maier-Verlag, maar dat beroep gaf hij zes jaar later al weer op om zich aan het schrijven te wijden. Hij werd bekend met zijn verzamelingen en vertalingen van sprookjes, mythen en sagen en zijn biografieën. Ook schreef hij roman in het fantasy-genre.

 

Uit: Reisender mit schwerem Gepäck. Leben und Werk des Walter Benjamin

 

„Eine zentrale Frage im Werk Benjamins, die wahrscheinlich auch in nachdenklicheren Stunden eines jeden, der diese Zeilen liest, schon einmal aufgetaucht ist, lautet: Was lässt sich über den Verlauf der Geschichte sagen? Oder, um es konkreter auszudrücken: Hat die Menschheit, deren Teil wir alle sind, trotz aller Kriege und anderer Gewalttaten noch eine Zukunft? Und welches wären die Voraussetzungen, um als Zeitgenossen in der Gegenwart zu einer Zukunft, in der es für den Menschen noch Hoffnung auf ein Leben ohne Not und Verfolgung geben sollte, beizutragen?

Benjamins Vorschlag dazu ist es – und diesem Thema gilt ein Hauptstrang seines Denkens, bei dem er kurz vor seinem tragischen Ende noch zu entscheidenden Aussagen gelangte – auf eine ganz bestimmte Art und Weise, die Vergangenheit zu betrachten und aus dieser Betrachtung Konsequenzen für die Gegenwart und die Zukunft zu ziehen.

Wir werden sehen, wie er entdeckt und darstellt, dass die Wurzeln für die Probleme des 20. und auch des 21. Jahrhunderts sich schon im 19. Jahrhundert abzeichnen und dort vor allem in der Fortschrittsgläubigkeit und in der Verherrlichung und Glorifizierung der Warenwelt liegen. Waren werden seither zu einem Fetisch. Dass Waren nicht mehr nur allein zur Befriedigung eines Lebensbedürfnisses oder eines Wunsches dienen, sondern selbst zu magisch verklärten Gegenständen geworden sind, ist heute für jeden selbst einsichtig, der auch nur für eine

Viertelstunde die Werbung im Fernsehen anschaut. Also wäre das eine trivialselbstverständliche

Einsicht? Für uns ist es das wohl geworden. Komplizierter wird es schon, wenn man sich fragt, wie es zu dieser Verzauberung der Warenwelt gekommen ist und welche Konsequenzen sie hat.

Man hat gesagt, Benjamins Bedeutung als Philosoph habe in seiner Fähigkeit bestanden, zwei scheinbar so weit von einander entfernt liegende philosophische Systeme wie das des Marxismus und das der jüdischen Mystik zu einer offenen Philosophie der Zukunft zu verbinden. Man kann dies, je nach eigenem Standpunkt, positiv oder negativ deuten, und man hat es getan.“

 

hetmann_t

Frederik Hetmann (17 februari 1934 – 1 juni 2006)

 

De Duitse dichteres, schrijfster en caberetiere Emmy Hennings werd geboren op 17 februari 1885 in Flensburg. Zie ook mijn blog van 17 februari 2008 en ook mijn blog van 17 februari 2009.

 

Nach dem Cabaret

 

Ich gehe morgens früh nach Haus.

Die Uhr schlägt fünf, es wird schon hell,

Doch brennt das Licht noch im Hotel.

Das Cabaret ist endlich aus.

In einer Ecke Kinder kauern,

Zum Markte fahren schon die Bauern,

Zur Kirche geht man still und alt.

Vom Turme läuten ernst die Glocken,

Und eine Dirne mit wilden Locken

Irrt noch umher, übernächtig und kalt.

Lieb mich von allen Sünden rein.

Sieh, ich hab manche Nacht gewacht.

 

 

Gesang zur Dämmerung

für Hugo Ball

 

Oktaven taumeln Echo nach durch graue Jahre.

Hochaufgetürmte Tage stürzen ein.

Dein will ich sein –

Im Grabe wachsen meine gelben Haare

Und in Holunderbäumen leben fremde Völker

Ein blasser Vorhang raunt von einem Mord

Zwei Augen irren ruhelos durchs Zimmer

Gepenster gehen um beim Küchenbord.

Und kleine Tannen sind verstorbene Kinder

Uralte Eichen sind die Seelen müder Greise

Die flüstern die Geschichte des verfehlten Lebens.

Der Klintekongensee singt eine alte Weise.

Ich war nicht vor dem bösen Blick gefeit

Da krochen Neger aus der Wasserkanne,

Das bun
te Bild im Märchenbuch, die rote Hanne

Hat einst verzaubert mich für alle Ewigkeit.

 

HenningsBall

Emmy Hennings (17 februari 1885 – 10 augustus 1948)
Hier met haar echtgenoot Hugo Bal

 

 

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 Zie ook mijn blog van 17 februari 2008 en ook mijn blog van 17 februari 2009.

 

Uit: The Chosen

 

Danny’s block was heavily populated by the followers of his father, Russian Hasidic Jews in somber garb, whose habits and frames of reference were born on the soil of the land they had abandoned. They drank tea from samovars, sipping it slowly through cubes of sugar held between their teeth; they ate the foods of their homeland, talked loudly, occasionally in Russian, most often in a Russian Yiddish, and were fierce in their loyalty to Danny’s father.
A block away lived another Hasidic sect, Jews from southern Poland, who walked the Brooklyn streets like specters, with their black hats, long black coats, black beards, and earlocks. These Jews had their own rabbi, their own dynastic ruler, who could trace his family’s position of rabbinic leadership back to the time of the Ba’al Shem Tov, the eighteenth-century founder of Hasidism, whom they all regarded as a God-invested personality.
About three or four such Hasidic sects populated the area in which Danny and I grew up, each with its own rabbi, its own little synagogue, its own customs, it own fierce loyalties. On a Shabbat or festival morning, the members of each sect could be seen walking to their respective synagogues, dressed in their particular garb, eager to pray with their particular rabbi and forget the tumult of the week and the hungry grabbing for money which they needed to feed their large families during the seemingly endless Depression. The sidewalks of Williamsburg were cracked squares of cement, the streets paved with asphalt that softened in the stifling summers and broke apart into potholes in the bitter winters. Many of the houses were brownstones, set tightly together, none taller than three or four stories. In these houses lived Jews, Irish, Germans, and some Spanish Civil War refugee families that had fled the new Franco regime before the onset of the Second World War. Most of the stores were run by gentiles, but some were owned by Orthodox Jews, members of the Hasidic sects in the area. They could be seen behind their counters, wearing black skullcaps, full beards, and long earlocks, eking out their meager livelihoods and dreaming of Shabbat and festivals when they could close their stores and turn their attention to their
prayers, their rabbi, their God.“

 

Potok

Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

De Spaanse dichter Gustavo Adolfo Bécquer werd op 17 februari 1836 in Sevilla geboren. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 en ook mijn blog van 17 februari 2008 en ook mijn blog van 17 februari 2009.

 

A Light
(Rima LXXI)

 

Do you not see something
shining and weeping
faraway amid the trees
of the intricate woods? It’s a star.

 

Now nearer it appears
visible as if through tulle,
shining on the portico
of the hermitage. It’s a light.

 

This fast race is run.
Disillusionment. The light
we have followed is neither
lamp nor star. It’s a candle.

 

 

Vertaald door Michael Smith

 

 

 

Rhyme LII. The dark-winged swallows will return…

The dark-winged swallows will return
to hang their nests beneath your eaves,
and before your windows once again
beckon with their wings;

but those whose flight restrained
your beauty and my joy to learn,
those who came to know our names…
those…will not return!

The twining honeysuckles will return
your garden walls to climb
and on another afternoon, more lovely still,
again their flowers will bloom;

but those with sparkling drops of dew,
which we’d watch trembling, yearn
and fall, like teardrops of the day…
those…will not return!

From love will come once more the sound
of burning words to ring;
your heart from within its
soundest sleep
perhaps will rise again;

but mute, entranced and kneeling down
as adoring God before His throne,
as I have loved you…accept the truth!
they will not love you so!

 

Becquer

Gustavo Adolfo Bécquer (17 februari 1836 – 22 december 1870)
Portret, geschilderd door zijn broer Valeriano Bécquer

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Shahrnush Parsipur, Yevgeni Grishkovetz, Mo Yan, Emmy Hennings, Chaim Potok, Gustavo Bécquer, Georg Britting, Andrew Paterson, Ruth Rendell, Pêr-Jakez Helias, Fjodor Sologoeb, Friedrich Klinger, Louisa Lawson, Max Schneckenburger

De Iraanse schrijfster Shahrnush Parsipur werd geboren op 17 februari 1946 in Teheran. Zie ook mijn blog van 17 februari 2008.

Uit: The Story of the Men of Sialk Hills

The Sialk Hills civilization had many members. One of these was a man who played the tar and loved his profession very much. This man’s house was located on the western side of the hill. To the right of it was the house of a bearded man. And to the left of his house lived a man who shaved his beard. They were not friends, but they always greeted each other when they met on the street. The tar player had a girlfriend who always reminded him that she was a decent girl. The tar player knew that she was a decent girl, too. That is why he had decided to marry her one of these days. For this reason, he had bought a set of porcelain chimes and had hung them outside his house so when the wind blew they played a nice tune. As a result, the girl came to see him one day and said that they were showing a film that had won international acclaim in a movie theater in the downtown area. She said that it would be nice if they too could go and see it. Then they argued for awhile that since they were not married yet, they might get arrested if they walked together on the street and that they should think of a solution or a trick. This was easily done. The tar player asked his father to lend him his wedding ring, and the girl borrowed her mother’s ring. Then they started walking toward the cinema together.

There was a huge crowd before the theater. On the marquee above the theater door, they had hung the film posters. “The Sad Life Story of the Sufferers,” was written in blinking neon. The tar player had forgotten his glasses. He asked the girl to read him the director’s name. The girl read, “A film by Edward Muntz, the Great Director Who Is Either Dead or Will Be Born in the Future and Die Sometime Afterwards.”

Parsipur

Shahrnush Parsipur (Teheran, 17 februari 1946)

 

De Russische schrijver, regisseur en acteur Yevgeni Grishkovetz werd geboren op 17 februari 1969 in Kemerovo. Daar studeerde hij ook Russische filologie en richtte hij in 1990 het theaterensemble Loge op, waarmee hij in de volgende jaren meer dan twintig stukken ontwikkelde, voortgekomen uit gesprekken en improvisaties met de groep. In 1998 ontstond zijn solostuk Hoe ik een hond gegeten heb dat zijn premiere beleefde tijdens het Internationale Theaterfestival in Moskou.

Uit: Das Hemd (Vertaald door Beate Rausch)

»Sie werden es nicht glauben! Das weiß ich!« antwortete er. »Da mußte ich schon öfter hin. So ungefähr …«, er tat so, als würde er es überschlagen und im Kopf rechnen, »eine Million Mal.«

Ich nahm auf dem Rücksitz Platz, und wir fuhren los. Der Fahrer schaltete Musik ein. Nicht laut, sondern … angenehm. Er hatte eine gute Anlage im Auto, das hörte man an der Klangqualität. Er hatte irgendeinen Jazz eingelegt. Ich verstehe nichts davon … von Jazz. Für mich ist das eine einzige endlose und verschlungene Komposition. Aber jetzt war es angenehm. Ich schloß leicht die Augen, dadurch zerfielen die Lichter der Stadt und der Autos rin
gsum und wurden zu langen Strahlen. Und da – das Taxi, die Lichtstreifen, der Jazz, der langhaarige Fahrer mit seiner runden Brille, der Geruch des Wagens, ich werde beschattet … Amerika!!!

»Stört Sie die Musik? Soll ich vielleicht leiser stellen?« fragte der Fahrer. »Nur das Radio mach ich nicht an. Ich höre kein Radio.«

»Alles wunderbar! Mir gefällt’s. Danke«, antwortete ich.

»Wenn Sie rauchen wollen, bitte, aber Radio auf keinen Fall!« Er hatte eine tiefe und sehr angenehme Stimme.

»Danke, ich rauche nicht. Aber was haben Sie denn gegen Radio?«

Ich dachte, er würde vermutlich antworten, daß er keine Kraft habe, diese schreckliche Musik zu hören, die immer gesendet werde, oder daß die Nachrichten alle negativ seien, wozu sie anhören, wo das Leben auch so schon scheußlich sei. Aber ich bekam eine ganz andere Antwort zu hören.

»Ich mag Radio nicht, ich höre kein Radio. Ich rege mich immer so auf! Ich habe das Gefühl, etwas zu verpassen. Es gibt so viele Radiosender! Und genau diese Vielzahl beunruhigt mich.”

Grishkovetz

Yevgeni Grishkovetz (Kemerovo, 17 februari 1969 )

 

De Chinese schrijver Mo Yan werd geboren op 17 februari 1955 in Gaomi in de provincie Shandong. Mo Yan is een van China’s grootste moderne schrijvers. Op 20-jarige leeftijd ging hij bij het Volks Bevrijdings Leger waar hij al snel zijn schrijversambities kon ontplooien. Van zijn talrijke publicaties zijn ‘Het rode korenveld’, ‘De knoflookliederen’ en ‘De wijnrepubliek’ een paar van zijn meest vertaalde en sucesvolle romans. Op latere leeftijd verliet hij het Volks Bevrijdings Leger omdat hij het niet meer eens was met de Partij. Ondanks dat hij probeert kunst en politiek gescheiden te houden, dus geen stelling in zijn boeken te nemen, sijpelt iets van zijn kritiek door in zijn schrijven. Werd in 1986  ‘Het rode korenveld’ als het beste boek gekozen door lezers van het in Bejing uitgegeven ‘People’s literature’, zijn daarna verschenen romans ‘De wijnrepubliek’ en ‘Grote borsten, brede heupen’ zijn verboden in de Volksrepubliek China.

Uit: Shifu, You’ll Do Anything for a Laugh (Vertaald door Howard Goldbaltt)

„Ding Shikou, or Ten Mouth Ding, had worked at the Municipal Farm Equipment Factory for forty-three years and was a month away from mandatory retirement age when he was abruptly laid off. Now if you put shi (+), the word for ten, inside a kou (??), the word for mouth, you get the word tian (??), for field. The family name Ding can mean a strapping young man. As long as a strapping young man has a field to tend, he’ll never have to worry about having food on the table and clothes on his back. That was his farmer father’s cherished wish for his son when he named him. But Ding Shikou was not destined to own land; instead he found work in a factory, which led to a far better life than he’d have had as a farmer. He was enormously grateful to the society that had brought him so much happiness, and was determined to pay it back through hard work. Decades of exhausting labor had bent him over, and even though he wasn’t yet sixty, he had the look of a man in his seventies.

One morning, like all other workday mornings, he rode to the factory on his 1960s black and obstinate, clunky Grand Defense bicycle, which presented quite a sight among all the sleek lightweight bikes on the street. Young cyclists, male and female, first gave him curious stares, then steered clear of him, the way a fancy sedan gets out of the way of a lumbering tank. As soon as he pedaled through the factory gate, he saw a group of people clustered around the bulletin board. The voices of a couple of women rose above the general buzz, like hens about to lay eggs. His heart fluttered as he realized that what the workers feared most had finally happened.“

 

Mo_Yan

Mo Yan (Gaomi, 17 februari 1955)

 

De Duitse dichteres, schrijfster en caberetiere Emmy Hennings werd geboren op 17 februari 1885 in Flensburg. Zie ook mijn blog van 17 februari 2008.

Ich bin so vielfach

Ich bin so vielfach in den Nächten,
Ich steige aus den dunklen Schächten.
Wie bunt entfaltet sich mein Anderssein.

So selbstverloren in dem Grunde,
Nachtwache ich, bin Traumesrunde
Und Wunder aus dem Heiligenschrein.

Es öffnen sich mir viele Pforten.
Bin ich nicht da? Bin ich nicht dorten?
Bin ich entstiegen einem Märchenbuch?

Vielleicht geht ein Gedicht in ferne Weiten,
Vielleicht verwehen meine Vielfachheiten,
Ein einsam flatternd, blasses Fahnentuch

 

Tänzerin

Dir ist als ob ich schon gezeichnet wäre
Und auf der Totenliste stünde.
Es hält mich ab von mancher Sünde.
Wie langsam ich am Leben zehre.
Und ängstlich sind oft meine Schritte,
Mein Herz hat einen kranken Schlag
Und schwächer wird’s mit jedem Tag.
Ein Todesengel steht in meines Zimmers Mitte.
Doch tanz ich bis zur Atemnot.
Bald werde ich im Grabe liegen
Und niemand wird sich an mich schmiegen.
Ach, küssen will ich bis zum Tod.

EMMY_HENNINGS

Emmy Hennings (17 februari 1885 – 10 augustus 1948)

 

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 Zie ook mijn blog van 17 februari 2008.

 

Uit: My name is Asher Lev

 

My name is Asher Lev, the Asher Lev, about whom you have read in newspapers and magazines, about whom you talk so much at your dinner affairs and cocktail parties, the notorious and legendary Lev of the Brooklyn Crucifixion.
I am an observant Jew. Yes, of course, observant Jews do not paint crucifixions. As a matter of fact, observant Jews do not paint at all–in the way that I am painting. So strong words are being written and spoken about me, myths are being generated: I am a traitor, an apostate, a self-hater, an inflicter of shame upon my family, my friends, my people; also, I am a mocker of ideas sacred to Christians, a blasphemous manipulator of modes and forms revered by Gentiles for two thousand years.
Well, I am none of those things. And yet, in all honesty, I confess that my accusers are not altogether wrong: I am indeed, in some way, all of those things.
The fact is that gossip, rumors, mythmaking, and news stories are not appropriate vehicles for the communication of nuances of truth, those subtle tonalities that are often the truly crucial elements in a causal chain. So it is time for the defense, for a long session in demythology. But I will not apologize. It is absurd to apologize for a mystery.
And that is what it has been all along–a mystery, of the sort theologians have in mind when they talk about concepts like wonder and awe. Certainly it began as a mystery, for nowhere in my family background was there any indication that I might have come into the world with a unique and disquieting gift. My father was able to trace his family line down through the centuries to the time of the Black Death in 1347, whichdestroyed about half the population of Europe.

 

Potok

Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

De Spaanse dichter Gustavo Adolfo Bécquer werd op 17 februari 1836 in Sevilla geboren. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 en ook mijn blog van 17 februari 2008.

 

LYRICAL INTERMEZZO NO. 55

 

OFTEN when two are parting,

Each grasps a hand as friend;

And then begins a weeping

And a sighing without end.

 

 

We did not sigh when parting;

No tears between us fell;

The weeping and the sighing

Came after our farewell.

 

 

Vertaald door Chas. G. Leland

 

 

 

THE VIEWLESS ATOMS OF THE AIR

 

THE viewless atoms of the air

Around me palpitate and burn,

All heaven dissolves in gold, and earth

Quivers with new-found joy.

Floating on waves of harmony I hear

A stir of kisses, and a sweep of wings;

Mine eyelids close–“What pageant nears?”

“‘Tis Love that passes by!”

 

 

Vertaald door Mrs. Ward

 

Becquer

Gustavo Adolfo Bécquer (17 februari 1836 – 22 december 1870)
Portret, geschilderd door zijn broer Valeriano Bécquer

 

De Duitse dichter en schrijver Georg Britting werd op 17 februari 1891 geboren in Regensburg. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007

Am offenen Fenster bei Hagelwetter

 Himmlisches Eis

Himmlisches Eis
sprang mir auf den Tisch,
rund, silberweiß,
schoß wie ein Fisch

weg von der Hand,
die’s greifen wollt,
schmolz und verschwand.
Blitzend wie Gold

blieb auf dem Holz
nur ein Tropfen dem Blick.
Mächtig die Sonne
sog ihn zurück.

 

Fröhlicher Regen              

Wie der Regen tropft, Regen tropft
an die Scheiben klopft!
Jeder Strauch ist naß bezopft.

Wie der Regen springt!
In den Blättern singt
eine Silberuhr.
Durch das Gras hin läuft,
wie eine Schneckenspur,
ein Streifen weiß beträuft.

Das stürmische Wasser schießt
in die Regentonne,
daß die überfließt,
und in breitem Schwall
auf den Weg bekiest
stürzt Fall um Fall.

Und der Regenriese,
der Blauhimmelhasser,
Silbertropfenprasser,
niesend faßt er in der Bäume Mähnen,
laustvoll schnaubend in dem herrlich
vielen Wasser.

Und er lacht mit fröhlich weißen Zähnen
und mit kugelrunden, nassen Freudentränen.

britting_georg

Georg Britting (7 februari 1891- 27 april 1964)

 

De Australische dichter Andrew Barton “Banjo” Paterson werd geboren op 17 februari 1864 in  Narambla in New South Wales. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007

Australian Scenery

 

The Mountains
A land of sombre, silent hills, where mountain cattle go
By twisted tracks, on sidelings deep, where giant gum trees grow
And the wind replies, in the river oaks, to the song of the stream below.
A land where the hills keep watch and ward, silent and wide awake
As those who sit by a dead campfire, and wait for the dawn to break,
Or those who watched by the Holy Cross for the dead Redeemer’s sake.

A land where silence lies so deep that sound itself is dead
And a gaunt grey bird, like a homeless soul, drifts, noiseless, overhead
And the world’s great story is left untold, and the message is left unsaid.

The Plains
A land as far as the eye can see, where the waving grasses grow
Or the plains are blackened and burnt and bare, where the false mirages go
Like shifting symbols of hope deferred — land where you never know.
Land of plenty or land of want, where the grey Companions dance,
Feast or famine, or hope or fear, and in all things land of chance,
Where Nature pampers or Nature slays, in her ruthless, red, romance.

And we catch a sound of a fairy’s song, as the wind goes whipping by,
Or a scent like incense drifts along from the herbage ripe and dry
— Or the dust storms dance on their ballroom floor, where the bones of the cattle lie.

 

P

Andrew Paterson (17 februari 1864 – 5 april 1941)
Paterson op een Australisch $10 biljet

 

De Britse schrijfster Ruth Rendell werd geboren als Ruth Grasemann in Londen op 17 februari 1930. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007 en ook mijn blog van 17 februari 2008.

 

Uit: A Sight for Sore Eyes

 

They were to hold hands and look at one another. Deeply, into each other’s eyes.
“It’s not a sitting,” she said. “It’s a standing. Why can’t I sit on his knee?”
He laughed. Everything she said amused or delighted him, everything about her captivated him from her dark red curly hair to her small white feet. The painter’s instructions were that he should look at her as if in love and she at him as if enthralled. This was easy, this was to act naturally.
“Don’t be silly, Harriet,” said Simon Alpheton. “The very idea! Have you ever seen a painting by Rembrandt called The Jewish Bride?”
They hadn’t. Simon described it to them as he began his preliminary sketch. “It’s a very tender painting, it expresses the protective love of the man for his young submissive bride. They’re obviously wealthy, they’re very richly dressed, but you can see that they’re sensitive, thoughtful people and they’re in love.”
“Like us. Rich and in love. Do we look like them?”
“Not in the least, and I don’t think you’d want to. Ideas of beauty have changed.”
“You could call it ‘The Red-haired Bride.’ ”
“She’s not your bride. I am going to call it ‘Marc and Harriet in Orcadia Place’–what else? Now would you just stop talking for a bit, Marc?

 

Rendell

Ruth Rendell (Londen, 17 februari 1930)

 

De Franse dichter, schrijver en acteur Pêr-Jakez Helias werd geboren op 17 februari 1914 in Pouldreuzig, Penn-ar-Bed. Helias verzamelde ook volksverhalen uit zijn geboortestreek. Hij schreef zowel in het Frans als in het Bretons. Zijn grootste succes was de roman Le Cheval d’orgueil uit 1975, in 1980 verfilmd door Claude Chabrol.

 

Uit: Le cheval d’orguei

 

” Trop pauvre que je suis pour posséder un autre animal, du moins ‘le Cheval d’Orgueil’ aura-t-il toujours une stalle dans mon écurie “. Ainsi parlait à l’auteur, son petit-fils, l’humble paysan Alain Le Goff qui n’avait d’autre terre que celle qu’il emportait malgré lui aux semelles de ses sabots de bois. ” Quand on est pauvre, mon fils, il faut avoir de l’honneur. Les riches n’en ont pas besoin. ” Et l’honneur consiste à tenir et à faire respecter son rang, si humble soit-il.L’auteur a grandi dans ce sentiment. Avant d’apprendre le français, il a été élevé en milieu bretonnant, dans une société qui vivait selon un code strictement établi. Il n’enseigne pas, il raconte minutieusement comment on vivait dans une “paroisse” bretonnante de l’extrême Ouest armoricain dans la première moitié de ce siècle. Il nous fait partager sa profonde conviction: ceux qui jugent les paysans comme des êtres grossiers sont eux-mêmes des esprits sommaires et naïfs. Il affirme que ce sont des siècles de mépris culturel qui ont fini par déclencher jacqueries et révo
ltes chez les paysans de notre pays. Et puis, un jour,”le Cheval d’Orgueil” a secoué furieusement sa crinière !“

 

jakez

Pêr-Jakez Helias (17 februari 1914 – 13 augustus 1995)

 

De Russische dichter en schrijver Fjodor Sologoeb  (eig. Fjodor Koezmitsj Teternikov) werd geboren in Sint-Petersburg op 17 februari 1863. Van 1875 tot 1878 bezocht Sologoeb het Rozjdestvogymnasium. In juni 1882 studeerde hij af aan instituut van de Heilige Hilarion in Sint-Petersburg. en kreeg hij een betrekking in Kresttsy, een klein stadje in de provincie Novgorod. In 1891 vergezelde hij zijn zuster Olga, die zich voor een medische opleiding had ingeschreven, naar Sint-Petersburg. Hij ontmoette de dichter Minski, een ontmoeting die een grote ommekeer betekende in het leven van Sologoeb. Het was deze dichter die hem introduceerde in de Petersburgse literaire kringen.In 1892 vestigde Sologoeb zich tenslotte definitief in Sint-Petersburg, na tien jaar dienst in de provincie. Hij maakte er onder andere kennis met Dmitri Merezjkovski en diens vrouw Zanaida Gippius. Hij begon mee te werken aan het tijdschrift Severnyj Vestnik, het symbolistische tijdschrift bij uitstek. Een eerste gedicht van Fjodor Teternikov verscheen in het tweede nummer van 1892 en andere volgden in 1893. In 1892 begon hij aan zijn beroemdste werk Melki bes, die echter pas in 1905 zou verschijnen. Reeds in 1902 had hij het werk voltooid, maar tijdschriften weigerden het te publiceren omdat het te bijtend en te vreemd was. Uiteindelijk bleek het tijdschrift Voprosy zjizni (Levensvragen) bereid de roman te plaatsen. In 1907 werd de roman uiteindelijk in zijn geheel uitgegeven en direct haalde hij hoge verkoopcijfers. Reeds in 1909 waren er vijf drukken verschenen en werd het boek bewerkt tot een toneelstuk.

Devil’s Swing

Over the rushing river
Where shaggy fir-trees stand,
The devil himself is pushing
My swing with furry hand.

Pushing, he laughs away,
And up I go,
And down I go,
The seat creaks ominously,
The rope begins to fray,
Rubbing against a bough.

Prolonged the seat-board’s creaking,
As up and down it glides.
With wheezy laughter shaking,
The devil holds his sides.

l hang on, swinging, gliding,
As up I go,
And down I go,
Slithering, slipping, sliding,
My dizzy gaze avoiding
The devil down below.

Above the shady fir-tree,
A voice laughs from the blue:
“You’ve landed on the swing, see! –
Swing, and to hell with you!”

And in the shaggy fir-tree,
A raucous hullabaloo:
“You’ve landed on the swing, see! –
Swing, and to hell with you!”

The devil will not leave it,
The swing will fly apace
Till with a violent buffet
I’m swept clean off my place,

Until the last few strands
Of hemp snap finally,
Until my native land
Comes flying up at me.

I’ll soar above that fir-tree
And bang earth with my head.
So swing the swing on, devil,
Higher, higher… Aah!

Sologub

Fjodor Sologoeb  (17 februari 1863 – 5 december 1927)

 

De Duitse dichter en schrijver Friedrich Maximilian Klinger werd geboren op 17 februari 1752 in Frankfurt am Main. Zijn vader stierf vroeg en zijn moeder moest als was- en vroedvrouw het gezin onderhouden. Toch kon hij met financiële steun van de jonge Goethe het gymnasium bezoeken. Hij begon een studie rechten in Gießen, maar besloot na eerste successen als theaterschrijver de universiteit te verlaten. In 1780 werd hij eerst voorlezer, daarna officier in dienst van de Russische troonopvolger grootvorst Paul. Met hem maakte hij verschillende reizen door Europa. In 1776 verscheen onder de titel Der Wirrwarr zijn drama Sturm und Drang. Andere belangrijke werken uit die tijd zijn Zwillinge en Simsone Grisaldo.

 

Uit: Sturm und Drang

 

WILD. Heida! nun einmal in Tumult und Lärmen, daß die Sinnen herumfahren wie Dachfahnen beim Sturm. Das wilde Geräusch hat mir schon so viel Wohlsein entgegengebrüllt, daß mir’s würklich ein wenig anfängt besser zu werden. So viel Hundert Meilen gereiset um dich in vergessenden Lärmen zu bringen – Tolles Herz! du sollst mir’s danken! Ha! tobe und spanne dich dann aus, labe dich im Wirrwarr! – Wie ist’s euch?

BLASIUS. Geh zum Teufel! Kommt meine Donna nach?

LA FEU. Mach dir Illusion Narr! sollt mir nicht fehlen, sie von meinem Nagel in mich zu schlürfen, wie einen Tropfen Wasser. Es lebe die Illusion! – Ei! ei, Zauber meiner Phantasie, wandle in den Rosengärten von Phyllis’ Hand geführt –

WILD. Stärk dich Apoll närrischer Junge!

LA FEU. Es soll mir nicht fehlen, das schwarze verrauchte Haus gegenüber, mitsamt dem alten Turm, in ein Feenschloß zu verwandeln. Zauber, Zauber Phantasie! – Lauschend. Welch lieblich, geistige Symphonien treffen mein Ohr? – – Beim Amor! ich will mich in ein alt Weib verlieben, in einem alten, baufälligen Haus wohnen, meinen zarten Leib in stinkenden Mistlaken baden, bloß um meine Phantasie zu scheren. Ist keine alte Hexe da mit der ich scharmieren könnte? Ihre Runzeln sollen mir zu Wellenlinien der Schönheit werden; ihre herausstehende schwarze Zähne, zu marmornen Säulen an Dianens Tempel; ihre herabhangende lederne Zitzen, Helenens Busen übertreffen. Einen so aufzutrocknen, wie mich! – He meine phantastische Göttin! – Wild, ich kann dir sagen, ich hab mich brav gehalten die Tour her. Hab Dinge gesehen, gefühlt, die kein Mund geschmeckt, keine Nase gerochen, kein Aug gesehen, kein Geist erschwungen –.“

 

Klinger

Friedrich Maximilian Klinger (17 februari 1752 – 25 februari 1831)

 

De Australische dichteres, schrijfster, uitgeefster en suffragette Louisa Lawson werd geboren op 17 februari 1848 in Mudgee, New South Wales. In 1888 begon zij met het uitgeven van Dawn, het eerste Australische tijdschrift dat door uitsluitend vrouwen gemaakt werd. Het verscheen zeventien jaar lang en behield al die tijd een streng feministische lijn. Na haar pensionering in 1905 publiceerde Lawson The Lonely Crossing and Other Poems.

 

The Hill Of Death

 

No downward path to death we go

Through no dark shades or valleys low,

But up and on o’er rises bright

Toward the dawn of endless light.

 

For not in lowlands can we see

The path that was and that to be,

But on the height, just where the soul

Takes deeper breath to reach the goal.

 

There we can see the winding way

That we have journeyed all our day,

Then t
urn and view with spirits still

Our future home beyond the hill. 

 

lawson_louisa3

Louisa Lawson (17 februari 1848 – 12 augustus 1920)

 

De  Duitse dichter Max Schneckenburger werd geboren op 17 februari 1819 in Talheim bij Tuttlingen. Hij is vooral bekend gebleven als dichter van het lied Die Wacht am Rhein. Schneckenburger schreef het in 1840 toen Frankrijk de linkse Rijnoever bedreigde. Populair werd het echter pas tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870/71,  op muziek gezet door Karl Wilhelm. In de tijd van de Duitse keizers had het de status van – officieus – volkslied.

 

 

Die Wacht am Rhein (Fragment)


Es braust ein Ruf wie Donnerhall,
Wie Schwertgeklirr und Wogenprall:
Zum Rhein, zum Rhein, zum deutschen Rhein,
Wer will des Stromes Hüter sein?
Lieb’ Vaterland, magst ruhig sein,
Fest steht und treu die Wacht am Rhein!

Durch Hunderttausend zuckt es schnell,
Und aller Augen blitzen hell;
Der deutsche Jüngling, fromm und stark,
Beschirmt die heil’ge Landesmark.
Lieb’ Vaterland, magst ruhig sein,
Fest steht und treu die Wacht am Rhein!

 

Schneckenburger3

Max Schneckenburger (17 februari 1819 – 3 mei 1849)

Emmy Hennings, Shahrnush Parsipur, Chaim Potok, Gustavo Adolfo Bécquer, Ruth Rendell, Georg Britting, Andrew “Banjo” Paterson

De Duitse dichteres, schrijfster en caberetiere Emmy Hennings werd geboren op 17 februari  1885 in Flensburg. Toen zij achtien was trouwde zij met een amateurtoneelspeler. Ze sloten zich bij een gezelschap aan en trokken het land door. Hun dochtertje groeide op bij de grootouders. In 1904 liet Hennings zich scheiden en trad voortaan op als caberetiere. Alleen en bij diverse gezelschappen. Vanaf 1914 werkte zij mee aan het satirische tijdschrift Simplicissimus. Daarbij leerde zij Hugo Ball kennen. Zij ging met hem mee naar Zwitserland en richtte met hem en anderen (waaronder Jean Arp enTristan Tzara) het cabaret Voltaire op in Zürich – het begin van het dadaïsme. In 1920 trouwde zij met Ball.

Ätherstrophen

Jetzt muß ich aus der großen Kugel fallen.
Dabei ist in Paris ein schönes Fest.
Die Menschen sammeln sich am Gare de l’Est
Und bunte Seidenfahnen wallen.
Ich aber bin nicht unter ihnen.
Ich fliege in dem großen Raum.
Ich mische mich in jeden Traum
Und lese in den tausend Mienen.
Es liegt ein kranker Mann in seinem Jammer.
Mich hypnotisiert sein letzter Blick.
Wir sehnen einen Sommertag zurück…
Ein schwarzes Kreuz erfüllt die Kammer…

 

 

‘Morfin’

Wir warten auf ein letztes Abenteuer
Was kümmert uns der Sonnenschein?
Hochaufgetürmte Tage stürzen ein
Unruhige Nächte – Gebet im Fegefeuer.

Wir lesen auch nicht mehr die Tagespost
Nur manchmal lächeln wir still in die Kissen,
Weil wir alles wissen, und gerissen
Fliegen wir hin und her im Fieberfrost.

Mögen Menschen eilen und streben
Heut fällt der Regen noch trüber
Wir treiben haltlos durchs Leben
Und schlafen, verwirrt, hinüber…

 

hennings_1

Emmy Hennings (17 februari 1885 – 10 augustus 1948)

 

De Iraanse schrijfster Shahrnush Parsipur werd geboren op 17 februari 1946 in Teheran. In 1973 sloot zij haar studie sociologie af aan de universiteit van Teheran en studeerde toen tot 1980 Chinese taal en cultuur aan de Sorbonne in Frankrijk. In de late jaren zestig schreef zij de eerste korte verhalen. In 1969 verscheen Tupak-e Qermez (De kleine rode bal). Vanaf de jaren tachtig verscheen haar werk steeds meer in tijdschriften in Iran. Haar tweede boek was Touba of het belang van de nacht, dat zij schreef na een verblijf van vier jaar in de gevangenis. Eind jaren zeventig verscheen Zanan-e bedun-e mardan (Vrouwen zonder mannen), een korte roman die uit verschillende, met elkaar verbonden verhalen, bestond. De Iraanse regering verbood het boek en oefende druk uit op de schrijfster om iets dergelijks niet meer te schrijven. In 1990 voltooide Parsipur haar vierde boek, een duizend bladzijden tellende geschiedenis van een vrouwelijke Don Quijote, Aql-e abi’rang (In het Engels vertaald als Blue-colored Reason) en dat tot 1992 niet verkocht kon worden. Shahrnush Parsipur verliet Iran omdat het haar niet mogelijk was er langer te werken. Tegenwoordig woont zij in de VS.

 

Uit: Touba and the Meaning of Night

During his years at the seminary school, as a teenager and shortly after puberty, Haji Adib had believed that the sky was the husband of the earth. Haji loved the sleeping lady earth in autumn and winter. In the winter, when snow covered everything, he thought of the sleeping lady earth who cradled wakefulness in her sinews until the sudden tremble of thunder and rain in the spring. In autumn–which was the spring of the mystics, according to his father–he would go on long walks to hold communion with the clean, quiet and motionless lady. Without knowing it, he was in love with the earth. He had a feeling of support for her, even though he knew that in the end it would be this same earth’s job to take him into her, to disintegrate and to digest him. Still, in his mind Haji supported the earth. His hidden excitement would reach its peak when, in his games of fantasy
, he imagined himself higher and grander than the lady earth. There could be no doubt that the eternally motionless lady, half asleep and half awake, needed infinite protection. And yet, how could the lady who was so large, so very large that she was perhaps infinite–how could she have a protector? A grander thing could not be conceived. The bittersweet sadness that filled him at the discovery of his own smallness seemed odd even to him. In those days there had been a vague rumor about the roundness and finiteness of the earth, but his loving feelings for her prevented the young man from believing it. Perhaps this was the reason he had not learned the new sciences. And since he did not discuss these matters with anyone, he was naturally categorized among the scholars of the old school. Coming home from school every day and passing the basement rooms of his parental home, he could hear the women of the family talking, continuously and relentlessly, as they wove their carpets. The sound of their shuttle combs on the looms created a delicate rhythm that accorded with the laws of spring, summer, autumn and winter. Haji was also the protector of these women. There was no grandeur here to frighten him. He thought, “We have our own four walls.” And even in the near-infinite grandeur of the lady earth, he felt that his four walls had a place of their own. His parental courtyard had rectangular garden patches and an octagonal pool in the middle. Deep in his mind, he felt that he stood at the center where the pivot housed the wheel, turning the sky dome without cessation.”

Persepur

Shahrnush Parsipur (Teheran, 17 februari 1946)

 

De Amerikaanse schrijver Chaim Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007.

Uit: Old Men at Midnight

 

“Noah was brought to our brooklyn neighborhood by his aunt and uncle, and into my life by an announcement on the bulletin board of our synagogue: sixteen-year-old boy from europe needs english tutor.
This was early in the summer of 1947, two years after the end of the Second World War. No name, just a telephone number.
I called that night. A woman answered.
“Hello, who is it?” She sounded fretful, harried. “Who is calling, please?”
I said in Yiddish, “A good week.”
There was a slight pause. “Ah, a good week,” she said. Her tone softened.
I said in English, “My name is Davita Dinn. I’m calling about your request for an English tutor.”
In the background I heard children crying. Turning away from the phone, she shouted something in Yiddish, which I did not understand. Into the phone she said, “You have done this before, teach English?”
“Yes. But not to a European survivor.”
“How old are you?”
“Nearly eighteen.”
“Where do you live?”
I told her.
“We will come to you. Is it all right tomorrow at three?”
I was alone when they arrived. Answering the front door bell, I saw a stocky, plain-looking woman in her thirties, garbed in a dark-gray dress that reached to below her knees. The dress had a frilly high neck and long sleeves. Standing a little behind and to her right was a thin boy in his teens, wearing a white long-sleeved shirt, dark trousers, and a dark skullcap.”

chaim_potok

Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

De Spaanse dichter Gustavo Adolfo Bécquer werd op 17 februari 1836 in Sevilla geboren. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007

XLI

Tú eras el huracán y yo la alta
torre que desafía su poder:
¡tenías que estrellarte o que abatirme!
¡No p
odía ser!

Tú eras el océano y yo la enhiesta
roca que firme aguarda su vaivén:
¡tenías que romperte o que arrancarme!
¡No podía ser!

 

Hermosa tú, yo altivo: acostumbrados
uno a arrollar, el otro a no ceder:
la senda estrecha, inevitable el choque…
¡No podía ser!

 

XLI

Du bist der Hurrikan und ich der hohe
Turm, der seiner Macht misstraut:
Du musstest mich zerschmettern oder niederreissen!…
Es konnte nicht sein!

Du warst der Ozean und ich der steil aufragende
Felsen, der Deines Auf und Ab standhaft harrte,
Du musstest Dich entzweien oder auf mich losbrausen!…
Es konnte nicht sein!

Du schön, hochmütig ich; der eine daran gewöhnt,
sich fortzuwälzen, der andere daran, nicht nachzugeben,
der Pfad verengt, unvermeidbar der Schock…
Es konnte nicht sein!

 

Vertaling door Arne-Wigand Baganz

 

BECQUER

Gustavo Adolfo Bécquer (17 februari 1836 – 22 december 1870)

 

De Britse schrijfster Ruth Rendell werd geboren als Ruth Grasemann in Londen op 17 februari 1930. Zie ook mijn blog van 17 februari 2007

Uit: The Water’s Lovely

 

Weeks went by when Ismay never thought of it at all. Then something would bring it back or it would return in a dream. The dream began in the same way. She and her mother would be climbing the stairs, following Heather’s lead through the bedroom to what was on the other side, not a bathroom in the dream but a chamber floored and walled in marble. In the middle of it was a glassy lake. The white thing in the water floated toward her, its face submerged, and her mother said, absurdly, “Don’t look!” Because the dead thing was a man and was naked and she was a girl of fifteen. But she had looked and in the dreams she looked again, but at Guy’s drowned face. She had looked at the dead face and though she would forget from time to time what she had seen, it always came back, the fear still there in the dead eyes, the nostrils dilated to inhale water, not air.

Heather showed no fear, no emotion of any kind. She stood with her arms hanging by her sides. Her dress was wet, clinging to her breasts. No one spoke then, neither in the reality nor in the dreams, neither of them said a word until their mother fell on her knees and began crying and laughing and babbling nonsense.

When she came home the house was a different place. She had known, of course, that it would be two self-contained flats, the upper one for her mother and Pamela, the lower one for her and Heather, two pairs of sisters, two generations represented. In her last term at university, four hundred miles away in Scotland, what she hadn’t understood was that part of the house would disappear.”

 

RuthRendell

Ruth Rendell (Londen, 17 februari 1930)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 17 februari 2007

De Duitse schrijver Georg Britting werd op 17 februari 1891 geboren in Regensburg.

De Australische dichter Andrew Barton “Banjo” Paterson werd geboren op 17 februari 1864 in  Narambla in New South Wales.

 

Chaim Potok, Gustavo Adolfo Bécquer, Georg Britting, Andrew Paterson, Ruth Rendell

De Amerikaanse schrijver Herman Harold (Chaim) Potok werd geboren in New York City op 17 februari 1929. Hij kreeg vanwege de traditie van zijn ouders na zijn geboorte ook nog de Hebreeuwse namen Chaim Tzvi (‘chaim’ betekent ‘leven’). Hij werd vooral bekend door zijn debuutroman The Chosen (De uitverkorene/De rechtvaardiging) (1967), die meteen een bestseller werd en het vervolgboek The Promise (De Belofte, 1969). The Chosen werd in 1981 verfilmd en ook bewerkt voor theater. Deze twee boeken gaan over de vriendschap tussen twee joodse jongens, waarvan de één uit een streng chassidisch milieu komt en de ander een liberale opvoeding heeft gehad. Het thema, de spanning tussen beide werelden kende Potok uit zijn eigen leven. Hij werd opgevoed in een orthodox-joods gezin. Zijn literaire aspiraties wekten veel weerstand op in zijn milieu.

Uit: The Chosen

“The world kills us! The world flays our skin from our bodies and throws us to the flames! The world laughs at Torah! And if it does not kill us, it tempts us! It misleads us! It contaminates us! It asks us to join in its ugliness, its impurities, its abominations! The world is Amalek! It is not the world that is commanded to study Torah, but the people of Israel! Listen, listen to this mighty teaching.” His voice was suddenly lower, quieter, intimate. “It is written, ‘This world is like a vestibule before the world-to-come; prepare thyself in the vestibule, that thou mayest enter into the hall.’ The meaning is clear: The vestibule is this world, and the hall is the world-to-come. Listen. In gematriya, the words ’this world’ come out one hundred sixty-three, and the words ’the world-to-come’ come out one hundred fifty-four. The difference between ’this world’ and ’the world-to-come’ comes out to nine. Nine is half of eighteen. Eighteen is chai, life. In this world there is only half of chai. We are only half alive in this world! Only half alive!”

 

Potok

Chaim Potok (17 februari 1929 – 23 juli 2002)

 

Gustavo Adolfo Bécquer werd op 17 februari 1836 in Sevilla geboren als Gustavo Adolfo Domínguez Bastida. Hij is een van de bekendste dichters uit de Spaanse romantiek. Toen hij  vijf jaar oud was stierf zijn vader, een bekende schilder die groot aanzien genoot. Nog geen vijf jaar daarna liet zijn moeder acht weeskinderen achter. Gustavo werd door zijn peettante in huis genomen en bleef tot 1854 in Sevilla wonen. Hij besloot literatuur te gaan studeren en zocht zijn geluk in Madrid. Hij schreef artikelen in plaatselijke kranten en tijdschriften maar succes bleef uit. Om geld te verdienen schreef hij voor de Dirección de Bienes Nacionales, maar hij werd al snel ontslagen omdat zijn baas hem betrapte bij het tekenen van scenes uit het werk van Shakespeare. Vanaf 1858 verbleef hij weer in Sevilla, waar hij door tbc en syphilis echter niet meer tot werken kwam. Zijn beroemdse werken zijn Rimas  en Leyendas (Legenden) die vaak samen worden uitgegeven.

 

VI

Como la brisa que la sangre orea
sobre el oscuro campo de batalla,
cargada de perfumes y armonías
en el silencio de la noche vaga.

Símbolo del dolor y la ternura,
del bardo inglés en el horrible drama
la dulce Ofelia, la razón perdida,
cogiendo flores y cantando pasa
.

 

VI

Wie die Brise, welche das Blut auslüftet
Über dem dunklen Schlachtfeld,
Beladen mit Gerüchen und Harmonien
Im Schweigen der schwerfälligen Nacht;

Symbol des Schmerzes und der Zärtlichkeit,
Am englischen Barden im schrecklichen Drama
Die sanfte Ophelia verstandesverlustig
Blumen pflückend und singend vorbeigeht.

 

 

XIII

Tu pupila es azul y cuando ríes
su claridad suave me recuerda
el trémulo fulgor de la mañana
que en el mar se refleja.

Tu pupila es azul y cuando lloras
las trasparentes lágrimas en ella
se me figuran gotas de rocío
sobre una violeta.

Tu pupila es azul y si en su fondo
como un punto de luz radia una idea
me parece en el cielo de la tarde
una perdida estrella.

 

XIII

Deine Pupille ist blau, und wenn Du lachst
Erinnert mich ihre sanfte Klarheit
An den zitternden Glanz des Morgens,
Der im Meer widerscheint.

Deine Pupille ist blau, und wenn Du weinst
Bilden die durchsichtigen Tränen in ihr
Tropfen von Tau
Über einem Veilchen.

Deine Pupille ist blau, und wenn auf ihrem Grund
Eine Idee wie ein Lichtpunkt ausstrahlt
Erscheint mir im Abendhimmel
Ein verlorener Stern!

 

 

Vertalingen door Arne-Wigand Baganz

 

Becquer

Gustavo Adolfo Bécquer (17 februari 1836 – 22 december 1870)

 

De Duitse schrijver Georg Britting werd op 17 februari 1891 geboren in Regensburg. In 1914 trok meldde hij zich als vrijwilliger voor het leger. Daarna ging hij naar München en begon hij met schrijven. Hij was uitgever van «Die Sichel», een tijdschrift voor literatuur en grafiek. Hij schreef toneelstukken, een roman en talrijke gedichten en verhalen. Hij ontving o.a. de Immermann-Preis, 1959 het Bundesverdienstkreuz, 1961 en de Große Preis von Nordrhein-Westfalen.

 

Mitten im Föhrenwald

Der Schnee fiel nicht mehr, aber die Wolken hingen
Ober den Wald.
Der Fuchs umschlich witternd die heimtückisch treuherzigen Schlingen,
Der Rabe saß auf dem Föhrenast, blinzelnd, großväteralt.

Das Eichhörnchen lockte es, über den gefrorenen Weiher zu springen,
Die Luft war silbern und kalt.
Die blaue Eisdecke fing an zu singen,
Und der Mond sah gelb aus dem Wolkenspalt.

Vorm Tor der Scheune, im wollnen, geringen
Janker stand Josef und hatte die Fäuste geballt,
Und seine Ohren, die geschärften, wachsamen, empfingen
Jeden Laut, und plötzlich hat er breit und befreit übers bärtige Antlitz gestrahlt.

Das Eichhörnchen rief er an, den Raben, den Fuchs, und vor allen Dingen
Das gelbe Gesicht, das über der Waldlichtung hing, den Mond, kreisrund von Gestalt.
Und er hob die Arme, als wolle er sie alle umschlingen,
Denn er hatte einen seligen Seufzer vernommen,
Und er schrie: Freut euch mit mir, ihr Tiere, ihr frommen,
Maria ist niedergekommen
Mitten im Föhrenwald!

Und das Eichhörnchen stellte schräg den brennroten Schwanz,
Und der Fuchs nieste höflich und kam Josef sehr nah.
Der Rabe wackelte am Ast einen steifen Tanz,
Und eine Sternschnuppe fiel und sang zwitschernd: Halleluja!

Der Mond ging so tief herab, daß er Josef gelbäugig ins Auge sah,
Und Josef im Janker lachte und in der Scheune ganz
Leis lachte Maria.

Britting

Georg Britting (7 februari 1891- 27 april 1964)

 

De Australische dichter Andrew Barton “Banjo” Paterson werd geboren op 17 februari 1864 in  Narambla in New South Wales. Hij schreef veel ballades en gedichten over het leven in het Australische achterland, de outback. Een van zijn beroemdste gedichten is “Waltzing Matilda”. Het gedicht werd op muziek gezet, en werd vervolgens een van de populairste Australische liedjes. Andere gedichten zijn onder andere “The Man From Snowy River”, waarop een film en een TV serie werden gebaseerd, en “Clancy of the Overflow”, het verhaal over een “drover” (iemand die verantwoordelijk was om kuddes vee over lange afstanden naar een markt te brengen). Patersons gedichten gaven een erg romantische kijk op het leven in de outback. Paterson zelf woonde in de stad, en werkte als een advocaat.

 

Waltzing Matilda

Once a jolly swagman camped by a billabong,
Under the shade of a coolibah tree,
And he sang as he watched and waited ’til his billy boiled
“Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me?”

Waltzing Matilda, Waltzing Matilda
Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me
And he sang as he watched and waited ’til his billy boiled
“Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me?”

Down came a jumbuck to drink from the billabong,
Up jumped the swagman and grabbed him with glee,
And he sang as he stowed that jumbuck in his tucker bag,
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”.

Waltzing Matilda, Waltzing Matilda
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”
And he sang as he stowed that jumbuck in his tucker bag,
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”.

Up rode the squatter, mounted on his thoroughbred,
Down came the troopers, one, two, three,
“Where’s that jolly jumbuck you’ve got in your tucker bag?”
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”.

Waltzing Matilda, Waltzing Matilda
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”
“Where’s that jolly jumbuck you’ve got in your tucker bag?”,
“You’ll come a-Waltzing Matilda, with me”.

Up jumped the swagman, leapt into the billabong,
“You’ll never catch me alive,” said he,
And his ghost may be heard as you pass by the billabong,
“Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me”.

Waltzing Matilda, Waltzing Matilda
Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me
And his ghost may be heard as you pass by t
he billabong,
“Who’ll come a-Waltzing Matilda, with me?”

banjo

Andrew Paterson (17 februari 1864 – 5 april 1941)  

 

De Britse schrijfster Ruth Rendell werd geboren als Ruth Grasemann in Londen op 17 februari 1930. Ze heeft de bijnaam “Queen of Crime” en schrijft ook wel onder het pseudoniem Barbara Vine. Ze werkte aanvankelijk als journalist voordat ze in 1964 haar eerste roman schreef. Ze wordt vooral geroemd om haar taalgebruik en de diep uitgewerkte karakters. Ook zijn in haar boeken de sociale veranderingen te zien. Zo besteedt ze in haar recentere boeken aandacht aan de veranderde sociale status van vrouwen en huiselijk geweld. Voor haar werk heeft ze veel prijzen gekregen. In 1997 kreeg ze de niet-erfbare titel barones. Ze zit in het House of Lords namens de Labour Party.

Uit: Adam and Eve and Pinch Me

“Sonovia always said “being in the force,” never “being a policeman.” Minty was disappointed about the car but didn’t say so. She missed being taken about in Jock’s car, though it was old and what he called a “boneshaker.” Laf came out from the front room and gave her a kiss. His name was Lafcadio but that was a bit much of a name to go to bed with, as Sonovia put it, and everyone called him Laf. He and Sonovia were still only in their late forties but had been married since they were eighteen and had four grown-up children, who’d all left home now and either had their own places or were still at university. Auntie used to say you’d think no one else had ever had a son a doctor and a daughter a lawyer, another daughter at university, and the youngest at the Guildhall School of something or other, the way Sonovia went on about it. Minty thought it was something to be proud of but at the same time couldn’t really comprehend it; she couldn’t imagine all the work and study and time that had gone into getting where they had.
“I’ve seen a ghost,” she said. “When I got in from work. In the front room, sitting in a chair. It was Jock.

Rendell

Ruth Rendell (Londen, 17 februari 1930)