Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Boa

“Zelden spreekt iemand mijn naam hardop uit. Meg. De rechter heeft me door de telefoon twee of drie keer Meg genoemd, met zo’n lekker zachte g, die hem, zodra hij even niet oplet, ontglipt. Do hoedt zich er wel voor Meg tegen me te zeggen, noemen is dopen, dopen is erkennen en erkenning zou hem als een molensteen op het hart liggen, en dat vindt niemand prettig. Wie me Meg noemt wil ik omhelzen, boeien, voorgoed bij me houden en tegelijkertijd met een paar flinke tikken van me afstoten, ik ben er niet innemender op geworden de laatste jaren. Je kunt je temperament niet kiezen. Mocht ik kiezen, wist ik het wel (een mooi kalm). Mijn mateloosheid, die geloof ik nogal potsierlijk aandoet, valt de mensen rauw op het lijf, mijn felheid jaagt ze op stang, op de kast, in het harnas, weg. Bijna iedereen is weg nu. Zoiets kies je niet, zoiets onderga je als een bizarre grap, als een streek die het lot of wie ook je levert zonder dat je er een stokje voor kunt steken. Veel oude vrienden zijn van me vervreemd geraakt, de rechter vertoont zich beslist niet meer hier, Do viert vakantie met de zijnen, het is geen uitgemaakte zaak dat we elkaar nog terugzien. Deze zomer zal ik mijn uithoudingsvermogen beproeven, ik zal steunpuntjes en strohalmpjes weken om te voorkomen dat ik kopje-onder ga. Waar dat op uitdraait merk ik vanzelf.
Het lichaam maakt zich breed en zwaar, alsof het de serene zondagochtend onder het eigen gewicht wil verpletteren. In eenzaamheid is het onmogelijk met het serene onder één hoedje te spelen. Zodra ik denk: hmm, wat een serene ochtend, verschiet de tevredenheid van kleur verveling. Gisteren was ik zo tevreden dat ik er bijna in stikte. Ik at en dronk en las en zat, ziek van tevredenheid, knorrend en almaar zwaarder, zwaarder, zwaarder. Vannacht, in de droom, liet ik me betuttelen en in bezit nemen, aan één stuk door betuttelen en in bezit nemen, zonder vooruitzicht op verandering. Het was prettig noch onprettig, het was de gewoonste zaak van de wereld:
versmelten en tussen de bedrijven door koppig zinloos gepraat, in een volgende versmelting gesmoord. Voor het opstaan probeerde ik, in plaats van het gebruikelijke vertellen van verhalen die de dag moeten inleiden, de dag te paaien door me klein te maken, piepklein en ootmoedig. Toen dat niet lukte, dat wil zeggen toen ik merkte dat dat niet het gewenste resultaat opleverde (opslorping), begon ik, terwijl ik doodstil lag, de dingen om me heen te slaan. Ik sloeg met een zweep, nee, de zweep was ik zelf. In mooie strakke, steeds veranderende curven kwam ik zoevend, strelend op de dingen neer, niet om ze te pijnigen (waarom zou ik) maar vanwege de nonchalante schoonheid van de curven die ik was. Ik hou van je, zei ik nogal misplaatst en ik dacht aan de nacht en aan het vermoeiende paren.”

 


Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord
aan de achterkant van je ogen rollen bassen duwen
ons in elkaar jarenlang heb ik gerend voor
dit concert jij kwam uit dezelfde
richting en de rest kan ik me indenken

zeg jij zo zachtjes dat ik het nauwelijks versta en
misschien slechts wil aannemen omdat jouw
handen mijn reizen lezen alsof
ze van jou waren en de hemel rockt
en maakt lawaai en blijft in alles een punk

die zijn hanenkam in regenboogkleuren
verft, metaforisch gesproken, dansen we op
een dun koord horen de fashionista’s roddelen
geen cent waard is hun geblèr voor ons vivamus
atque amemus campino krakeelt wat telt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

 

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Levenshonger

“Oom Izaäk zou me om vier uur komen ophalen in de ontvangsthal van het bedrijf waar hij nu al een kwarteeuw vertalingen levert om het geld en om de eer: Dymph, de technologiebeurs. Hij werkt op het hoofdkantoor. Oompje. Wat was hij opgelucht, toen Dymph de schriftelijke aanvraag voor mijn bezoek aan zijn werkruimte zowaar meteen goedkeurde en een keer niet moeilijk deed. Het zat me wel dwars dat hij zich zo zenuwachtig liet maken vanwege mij. Daarom had ik hem de suggestie gedaan om zijn kamer bij Dymph voor me te filmen, mocht het niet lukken met die aanvraag. Ik zou dan evengoed naar hem toe komen, onze afspraak kon gewoon doorgaan. Nu liep het tegen achten. Ik had al verse broodjes gehaald en ontbijt gemaakt voor Jozef, dat is mijn kostganger. ’s Ochtends bij het wakker worden hoef ik me Jozef maar voor de geest te halen en ik voel me nuttig, nodig. Hoe zwaar en vuil mijn dromen ook op me wegen, die lastpost hier op de zolderverdieping krijgt me snel weer met mijn twee voeten stevig op de aarde. En dan laat ik me zonder al te grote tegenzin contant door hem betalen voor zijn maaltijden en de was en het schoonmaken en allerlei andere meer of minder huishoudelijke taken.
Overdag zit hij bijna altijd aan zijn artikelen te werken, soms in een razend tempo typend met de wijsvingers gestrekt, soms diep gebogen over zijn notities, het hoofd tussen de schouders getrokken. Alsof hij al jaren slecht ziet en zich daar ook helemaal op heeft ingesteld, zonder er nog wat aan te willen veranderen. Hoelang woont Jozef hier nu? Ik herinner me dat de essen langs de kade aan het eind van onze straat van goud en roodkoper leken in de zon, toen wij binnen een uur al zijn koffers en dozen de trappen op zeulden naar de ongebruikte kamertjes op de bovenste verdieping. In ons kennismakingsgesprek deed hij alle moeite om me ervan te overtuigen dat deze zolderetage geknipt was voor iemand als hij: oud en bovendien weer vrijgezel. Maar je weet bij Jozef nooit of hij meent wat hij zegt, of dat hij misschien het tegenovergestelde bedoelt, of nog iets anders. `De wereld zelf moet nog rijp worden voor eerlijkheid en ernst: Van zulke wijsheden heeft hij een voorraadkist vol, en iedere keer trek ik een ernstig gezicht en hij trekt ook een ernstig gezicht. Eigenlijk zit hij als een idioot te vechten om mijn aandacht maar van zijn persoon af te leiden. Terwijl hij het heerlijk vindt om wat gezelschap van me te krijgen tegelijk met zijn maaltijden, en samen urenlang te ouwehoeren. Pools is de taal uit zijn vroegste kinderjaren, waar hij weinig meer van weet. Maar bij het horen van een enkel Pools woord wordt hij meteen in de tijd teruggesmeten. Op zo’n moment leeft hij met zijn hele lichaam in twee verschillende tijden en op twee verschillende plaatsen. Pools horen praten betovert hem én het jaagt hem schrik aan. Het woelt te veel in hem om, en hij heeft juist zo hard geprobeerd om alles wat hij aan kwade herinneringen heeft te verzegelen, zodat het hem niet te grazen kan nemen.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

ademtalen ze leerden secondenalfabetten

ademtalen ze leerden secondenalfabetten
en hielden hun mond wijsvingergeplaveid
hun neuzen in de wind waarmee ze de
slaapzaal oppompten als een Montgolfiere
die ze over alle bergen in hun familie bracht
beelden van latere bezichtigingen groeiden op
tot aeronauten van het moment en vanuit de
kleuterschool in het kompas van de namiddagen
aan de naald geraakt die hun een verslaving
aannaaide dagelijks geïnjecteerde slogans in de manden
waarvan zij door stripverhaallandschappen
schommelden steeds maar hoger steeds maar
sneller tekstballonnen volle kracht vooruit

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Johannes der Täufer (Johannes Kühn), Christoph W. Bauer 

 

Bij de derde zondag van de Advent

 

Sint Johannes de Doper in de Wildernis door Diego Velázquez,
tussen 1618 en 1625

 

Johannes der Täufer

Täufer,
es schreckt mich dein Heuschreckenessen,
dein Mut!
Es kamen die Seidenherrn
ausgeruht,
und du hast gegeißelt
mit Ruten ihr glattes Gesicht.
Noch ist es weit bis zu Herodias’ Schüssel,
wo dein abgeschlagenes Haupt
blutig glänzt, nach dem Tanze-
aber begonnen hat schon der Weg dorthin.
Hinter dir
Heiße Sonne,
so in Leidenschaft brennend dein Sinn
für des Herrn Gerechtigkeit.
Und vorbei
Glänzt der Fluss, so
lebendig dein Geist wie der Wellenschlag
und blitzend hell.
Ziegenfell,
deiner Bescheidenheit Kleid,
raues Haar, deiner Zunge
Ausweis, es gilt,
die Seidenherren zu strafen
und aufzurichten zu gutem Hosiannahgesang:
denn er ist gekommen
aus seinen Himmeln,
der Herr.

 

Johannes Kühn (Tholey, 3 februari 1934)
Adventsmarkt aan de voet van de Schaumbergturm bij Tholey

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

als een vreemde ben ik ingetrokken onder mijn huid

als een vreemde ben ik ingetrokken onder mijn huid
dat is de aanschouwelijkste manier om het te zeggen
in de spiegel blijft het tegenover onbekend
beter zo dan anders geen reden tot klagen

de hersenen volgepompt met drugs van verlangen
met hersenschimmen die de winter verpulveren
mijn blik heeft de ruimte verdraaid
om de deur niet uit het oog te verliezen

zit ik in met mijn rug naar de muur
doe net alsof het onvermijdelijk was
de koffers onder handbereik paspoort in de hand

als een dakloze in het lichaamseigen huis
geen idee wie mij drijft om zo te leven
ik weet maar één ding als vreemde trek ik er weer uit

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)
Kerstmarkt op de binnenplaats van Schloss Porcia in het district Spittal/Drau, waar Kolbnitz toe behoort

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Het lichtatelier

“Adembenemend mooi is het in elkaar grijpen van de papiervezels in het schepraam, dat ik al bijna met de soepele bewegingen van de ware papiermaker in de plastic bak met plantenpulp onderdompel en vliegensvlug naar me toe trek en optil tot boven de rand van de bak, zodat het overtollige water door de mazen of gaatjes van de zeef kan weglopen.
Eerst is het schepraam vol als een enorme bierpul met een kop van glinsterend schuim, dat nog trilt van de spuitmond van de tapkraan. Dan zakt de glinsterende massa langzaam in elkaar, terwijl ik de zeef schud en haastig nog wat papierpulp over de randen van het schepraam gooi om van het schuimende mengsel alleen nog een egaal vlies op de zeef over te houden.
Het oogvlies van de spiedende arend wordt dof, denk ik op het moment dat de papiervezels in een paar tellen een zo grote gedaanteverandering ondergaan dat hun plotselinge roerloze verschijningsvorm me doet duizelen.
Daar is mijn vel papier, op de bodem van het schepraam, waarvan ik nu voorzichtig het deksel moet verwijderen om de zeef met het vel erop te kunnen omkieperen op een stuk vlieseline.
Daar is al mijn vel papier!
Na dagen voorbereiding kan het niet meer wachten om kant-en-klaar tevoorschijn te komen, nog nat en slap, met diepe, gloeiende kleuren die straks bij het drogen zullen verbleken, maar verder helemaal af, helemaal voltooid, helemaal ten einde gevoerd met een razendsnelle zwaai van mijn armen, zodat de druipende zeef vacuüm getrokken wordt. Eén zwaai naar me toe en daarna driftige schudbewegingen, waarbij mijn handen zich vast om de twee helften van het schepraam klemmen.
Vergeleken bij die paar hectische seconden waarin heel veel tegelijkertijd gebeurt, is het omkeren van de zeef en het vastdrukken van het vel papier op een stuk nat vlieseline een langzame, bezonnen, plechtige en ook wat treurige handeling, die de nieuwsgierigheid bevredigt maar het hart leeg laat, zoals een bedachtzame liefkozing ons hart leeg kan laten zodra we eenmaal naar de toppen van de lust zijn opgestegen.
Toch is dit behoedzame koetsen van mijn vel papier en het lostrekken van de zeef net zo goed een magische daad, die het papier definitief een eigen leven geeft. Mooier dan op dit ogenblik van prille zelfstandigheid zal het nooit meer worden – het overtollige water stróómt alle kanten uit over de plank die als ondergrond dient en het papier schuimt en glanst en gloeit, en de randen ervan trillen als schijnvoetjes zonder dat hun onregelmatige vorm verandert of ook maar een millimeter van plaats verschuift.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

eufraat en tigris twee paradijselijke

eufraat en tigris twee paradijselijke
stromen ze komen vanuit de verticale
in de mozaïsche religie als in het
geloof van de indiërs ganges brahmapoetra
indus en oxus geen legendes rond het
leven van boeddha zonder oever geen johannes

geen orpheus en ook geen narcis die
de dood over het hoofd zag toen hij ertegenover
hurkte afgeleid door het vuurwerk van een
liefde die weet hoe ze zichzelf moet verdedigen van

het ene oorlogsjaar naar het andere aanvallen
verzilvert als spreekwoorden uit de minuten
sijpelen spinsels vechten zich een weg door
de windstilte als colonnes vermoeide soldaten
die denken dat ze op weg naar huis zijn en
geen idee waar de stroom hen heen

drijft als de wind opsteekt bobrowski
plotseling uit de in de kust lekkende
avond metaforen gieten lood in
de hielen en alle rivieren slechts preludes

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Veldheer Banner

‘Lief roodhaartje, mag ik je morgenmiddag verwelkomen? Neem je paspoort of identiteitsbewijs mee,’ schreef hij me als hij zich iets te veel door zijn fantasieën over een gezamenlijk reisje naar een tentoonstelling in Essen of een theatervoorstelling in Darmstadt had laten meeslepen en even vergeten was dat hij de volgende dag allerlei verplichtingen had. Door zijn Parkinson kon hij zich heel moeilijk een accuraat beeld van de toekomst vormen. En in de uren voor onze ontmoeting was hij geneigd zijn krachten nogal te overschatten en zijn afhankelijkheid van zijn levodopa te bagatelliseren. Niets dan schaamte om me onder ogen te moeten komen als hij slecht praatte en slecht bewoog, en dat wist hij zelf het beste.
In de trein hoorde ik al in mijn oor wat hij me straks zou vragen met die zorgelijke vogelstem van hem: ‘Was het niet erg vies in de trein?’ En: ‘Kon je je goed van je werk losmaken? Ik betaal je je reisgeld terug, hoor.’
En dan zou ik hem, heel vriendelijk, in zijn gezicht uitlachen om dat woord vies en om de spijtige toon waarop hij het uitsprak, vol mededogen met mij, arme treinreiziger. ‘Ach jongen, het openbaar vervoer valt best mee.’
Ik had in de anderhalf uur van mijn treinreis naar hem toe wel altijd angstvisioenen van brand in mijn flat, of waterschade, die mijn kostbare papieren fotocollectie zou vernietigen. Maar dat zei ik liever niet te vaak tegen hem, want dan zou hij dat beeld van al die in de fik vliegende, smeulende, zwartgeblakerde foto’s moeilijk meer uit zijn hoofd kunnen zetten. Mijn neurotische angst voor verwoesting van mijn levenswerk sloeg gemakkelijk op hem over, en dan had ik spijt omdat ik mijn mond niet had gehouden.
Als ik nog in de voormiddag uit de trein stapte, kocht ik onderweg soms een paar broodjes haring voor onze lunch, een lekkernij die hij niet gauw voor zichzelf zou kopen. Hij proefde de zilte vissmaak toch niet. Maar ik kende zijn voorkeur voor alles wat glad en soepel was en niet te erg tegenstribbelde goed genoeg om af en toe zo’n heerlijk vers harinkje voor hem te kopen bij de viskar op de hoek van de Stationsstraat en de Zuidelijke Ringweg.
Op dagen met een schrale noordoostenwind kon ik het niet aanzien dat de visboer daar zo stond te blauwbekken in zijn kraam en deed ik een extra grote bestelling. Hij had dan van die dikke, rode handen, die hij voortdurend beademde om ze op te warmen onder het wachten op zijn klanten. Tegen twaalven kreeg hij het te druk om er nog op te letten hoe ontoonbaar zijn handen eruitzagen, met hun strakgetrokken, kapotte huid en hun stijve knoken die zijn bewegingen verlangzaamden. Hoe meer hij opging in het smeren van de broodjes en het strooien van de uitjes, des te minder kon het hem schelen of een klant naar de stroeve bewegingen van zijn gezwollen handen staarde of niet.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum

maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum
in de stembanden waar alles in karakterisering
uiteenvalt het ene zowel als het andere belachelijk

kan zijn ondiepten nog langer te willen
beschrijven de kleuren de zee een land is mij
in grenzen woordwaarts getrokken maar mijn atlantische oceaan

heet hoofd en waar bohemens oevers zijn is elders
te lezen aan het gehemelte reizen wensen door de
misthoorn op de tong de schepen ahoy

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Janko Ferk, Alain de Benoist, Christoph W. Bauer, Jim Harrison, Aleksandr Solzjenitsyn

De Oostenrijkse dichter, schrijver en rechter Janko Ferk werd geboren op 11 december 1958 in Sankt Kanzian am Klopeiner See, Kärnten. Zie ook alle tags voor Janko Ferk op dit blog.

Uit: Eine forensische Trilogie

„Das Recht an sich, sagt der Richter, dieses Wort klingt übergroß, wie ich bemerken muss, sei unsichtbar. Darin kann ich ihm im ersten Augenblick zwar leicht folgen, denke ich aber gründlicher nach und an meinen Aufenthaltsort in der letzten Zeit, muss ich erwidern, dass es doch mehr als spürbar ist. Fast greifbar. Allerdings nicht erreichbar. Das Recht. Unsichtbar. Lächerlich.
Auch meint der Rechtsanwender, das Recht, diese Kraft, sei eine nur im Geistigen lebende Macht, welche Erkenntnis natürlich nicht seine sei, sondern die eines viel bekannteren Berufsfreundes. Hier entgegne ich schnell, blitzschnell, dass ich nicht nur geistig in Haft war. Ich war nicht hinter geistigen Mauern verbannt. Meine Mauerwerke waren ziemlich feucht und steinern. Eigentlich unziemlich hart. Unüberwindlich und undurchlässig. Fast unvergänglich. Ekelhaft. Jedenfalls auf Dauer unerträglich.
Im Übrigen sei das Recht der zusammengefasste Inbegriff von Gesetzen für das Zusammenleben der Menschen, für die Möglichkeit von Gemeinschaftsdasein überhaupt. Es sei die stufenweise Gliederung von Rechtsregeln, die sich aus Rechtssetzungen und Entscheidungen ableiten. Dabei betonte er, dass dies alles auch für mich Geltung habe, was immer ich getan hätte.“

 

 
Janko Ferk (Sankt Kanzian, 11 december 1958)

Lees verder “Janko Ferk, Alain de Benoist, Christoph W. Bauer, Jim Harrison, Aleksandr Solzjenitsyn”

Christoph W. Bauer

Rectificatie

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

[euphrat und tigris zwei paradiesische]

euphrat und tigris zwei paradiesische
ströme sie kommen aus der vertikalen
in der mosaischen konfession wie im
glauben der inder ganges brahmaputra
indus und oxus keine legenden um das
leben buddahs ohne ufer kein johannes

kein orpheus und auch kein narziss der
den tod übersah als er ihm gegenüber
hockte abgelenkt vom feuerwerk einer
liebe die sich zu verteidigen weiß von

einem kriegsjahr aufs andere angriffe
wie sprichwörter einlöst aus den minuten
drieseln gespinste kämpfen sich durch
die flaute als kolonnen müder soldaten
die sich auf dem heimweg wähnen und
keine ahnung wohin die strömung sie

treibt wenn wind aufkommt bobrowski
plötzlich aus dem ins gestade leckenden
abend metaphern giessen blein in die
fersen und all die flüsse nur präludien


Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer, T. S. Eliot

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Thomas van Aalten op dit blog.

 

Uit: De schuldigen

“De motor van de bestelbus maakt een ratelend geluid. Je hoort hem al van ver komen. Als de bus aan het begin van de straat is, blijft hij stilstaan. De bestuurder draait zijn raampje open en kijkt verwilderd om zich heen. Hij claxonneert eenmaal en rijdt stapvoets verder. Mijn vader steekt zijn hand op, om aan te geven dat de man hier moet zijn. aquarama, onderhoud en reiniging van zwembad en spa staat er in blauwe letters op de zijkant van de bus.
De bestuurder heeft een rode, schilferige huid. Roosvlokken bedekken de schouders van zijn overall. Hij kreunt getergd als hij zijn apparatuur uit de bestelbus laadt. Het enige aan zijn lichaam dat niet lijkt getroffen door een ziekte of infectie is een zwart snorretje, dat als een strakke streep het centrum van zijn gezicht markeert. Ondanks de geïrriteerde huid en gewrichtspijn tijdens het tillen, heeft de man een vrolijk voorkomen. Hij stelt zich voor als Cornald. Mijn vader zegt dat Cornald zijn bus gewoon op de oprit kan zetten. ‘Daar is-ie voor gemaakt, niet waar.’

We nemen plaats op het terras. Cornald bladert door zijn multomap, die beplakt is met stickers. Behalve een sticker met het logo van Aquarama zie ik ook stickers met teksten als ‘Effe wachten… Pizza!’ en ‘I Love Natte Keek’ en afbeeldingen van cartooneske vrouwen in bikini.
‘Mijn collega was hier drie jaar geleden voor het laatst. In mei 2007, lees ik hier.’
Mijn vader knikt. ‘Toen heetten jullie nog anders.’
‘Dat klopt. Ik werkte er toen nog niet.’ Cornald concentreert zich op het handschrift van deze collega uit het verleden. ‘Ik zie dat hij hier twee keer per jaar kwam.’
‘Aan het einde en aan het begin van de zomer, ja.’
Ik kijk naar mijn vader en vraag me af of hij nog ooit in zijn leven gaat zwemmen.
‘Ik zal het zo eens even uitzoeken, maar het is gebruikelijk dat bij drie jaar slecht onderhoud de inlaatstraalbuizen en skimmers vervangen moeten worden.”

 

Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

Lees verder “Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer, T. S. Eliot”

T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Uit: Little Gidding (Fragment)

I

Midwinter spring is its own season
Sempiternal though sodden towards sundown,
Suspended in time, between pole and tropic.
Whem the short day is brightest, with frost and fire,
The brief sun flames the ice, on pond and ditches,
In windless cold that is the heart’s heat,
Reflecting in a watery mirror
A glare that is blindness in the early afternoon.
And glow more intense than blaze of branch, or brazier,
Stirs the dumb spirit: no wind, but pentecostal fire
In the dark time of the year. Between melting and freezing
The soul’s sap quivers. There is no earth smell
Or smell of living thing. This is the spring time
But not in time’s covenant. Now the hedgerow
Is blanched for an hour with transitory blossom
Of snow, a bloom more sudden
Than that of summer, neither budding nor fading,
Not in the scheme of generation.
Where is the summer, the unimaginable
Zero summer?

If you came this way,
Taking the route you would be likely to take
From the place you would be likely to come from,
If you came this way in may time, you would find the hedges
White again, in May, with voluptuary sweetness.
It would be the same at the end of the journey,
If you came at night like a broken king,
If you came by day not knowing what you came for,
It would be the same, when you leave the rough road
And turn behind the pig-sty to the dull facade
And the tombstone. And what you thought you came for
Is only a shell, a husk of meaning
From which the purpose breaks only when it is fulfilled
If at all. Either you had no purpose
Or the purpose is beyond the end you figured
And is altered in fulfilment. There are other places
Which also are the world’s end, some at the sea jaws,
Or over a dark lake, in a desert or a city—
But this is the nearest, in place and time,
Now and in England.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

Lees verder “T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer”

T. S. Eliot, Bart Chabot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj, Cyprian Ekwensi, Peter Turrini, Edwin Keppel Bennett, Joseph Furphy

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2006. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

The Waste Land

“Nam Sibyllam quidem Cumis ego ipse oculis meis
vidi in ampulla pendere, et cum illi pueri dicerent:
Sibylla ti theleis; respondebat illa: apothanein thelo.”

  1. The Burial Of The Dead

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.
Summer surprised us, coming over the Starnbergersee
With a shower of rain; we stopped in the colonnade,
And went on in sunlight, into the Hofgarten,
And drank coffee, and talked for an hour.
Bin gar keine Russin, stamm’ aus Litauen, echt deutsch.
And when we were children, staying at the archduke’s,
My cousin’s, he took me out on a sled,
And I was frightened. He said, Marie,
Marie, hold on tight. And down we went.
In the mountains, there you feel free.
I read, much of the night, and go south in the winter.

What are the roots that clutch, what branches grow
Out of this stony rubbish? Son of man,
You cannot say, or guess, for you know only
A heap of broken images, where the sun beats,
And the dead tree gives no shelter, the cricket no relief,
And the dry stone no sound of water. Only
There is shadow under this red rock,
(Come in under the shadow of this red rock),
And I will show you something different from either
Your shadow at morning striding behind you
Or your shadow at evening rising to meet you;
I will show you fear in a handful of dust.
        Frisch weht der Wind
Der Heimat zu
Mein Irisch Kind,
Wo weilest du?
“You gave me hyacinths first a year ago;
“They called me the hyacinth girl.”
––Yet when we came back, late, from the Hyacinth garden,
Your arms full, and your hair wet, I could not
Speak, and my eyes failed, I was neither
Living nor dead, and I knew nothing,
Looking into the heart of light, the silence.
Oed’ und leer das Meer.

Madame Sosostris, famous clairvoyante,
Had a bad cold, nevertheless
Is known to be the wisest woman in Europe,
With a wicked pack of cards. Here, said she,
Is your card, the drowned Phoenician Sailor,
(Those are pearls that were his eyes. Look!)
Here is Belladonna, the Lady of the Rocks,
The lady of situations.
Here is the man with three staves, and here the Wheel,
And here is the one-eyed merchant, and this card,
Which is blank, is something he carries on his back,
Which I am forbidden to see. I do not find
The Hanged Man. Fear death by water.
I see crowds of people, walking round in a ring.
Thank you. If you see dear Mrs. Equitone,
Tell her I bring the horoscope myself:
One must be so careful these days.

Unreal City,
Under the brown fog of a winter dawn,
A crowd flowed over London Bridge, so many,
I had not thought death had undone so many.
Sighs, short and infrequent, were exhaled,
And each man fixed his eyes before his feet.
Flowed up the hill and down King William Street,
To where Saint Mary Woolnoth kept the hours
With a dead sound on the final stroke of nine.
There I saw one I knew, and stopped him, crying “Stetson!
“You who were with me in the ships at Mylae!
“That corpse you planted last year in your garden,
“Has it begun to sprout? Will it bloom this year?
“Or has the sudden frost disturbed its bed?
“Oh keep the Dog far hence, that’s friend to men,
“Or with his nails he’ll dig it up again!
“You! hypocrite lecteur! – mon semblable, – mon frere!”

eliot

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Buste door Celia Scott

 

De Nederlandse  Dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2006. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Eend

disneyland paris bestaat vijf jaar
er valt confetti uit de wolken

we zitten aan de lunch
in het new york hotel
sebastiaan en ik lopen naar het buffet
ik til het deksel op
van een enorme vleesschotel
– pap – vraagt sebas – is dat kip?
van de damp beslaat mijn bril
– that’s duck sir – schiet een ober ons te hulp
het tafelzilver hangt plotseling
op eigen kracht in de lucht
– you mean donald? – vraag ik
wijzend op de eendenborstjes
stilte daalt over de tafels
dan stijgt homerisch gelach op

sebastiaan kijkt niet blij

 

Hoe ik de herfst uitstelde

het was een van de eerste dagen van september
een vrijdag
honderd procent in orde
strakblauwe hemel
niks op af te dingen
deze lucht was voor mij bestemd

tot om een uur of vier
een vloot regenwolken
de boel kwam zieken
-o nee, daar komt niks van in-

ik bedacht me geen moment
en pakte een vuilniszak
uit het keukenkastje
liep het balkon op
(schoonmaakwoede;
knappe jongen die me tegenhield)
trok de zak open
en deed er één voor één
de wolken in

ziezo, dat was dat

chabot.jpg

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Stervende diva’s

“Two hearts under a skyscraper
Suede, Stay Together

Terwijl mijn relatie met Candy voortreutelde bleef ik Lorraine bezoeken. In het geheim, diep in de nacht. Zwervend van bed naar bed, in het late verkeer van de buitenstad, het geloei van sirenes. In de verte hoorde ik de goederentreinen razen terwijl de rest van de stad vooral bezig was met slapen. Behalve in het centrum, waar nachtclubs en bordelen rokerig en donker verscholen lagen tussen de gesloten winkels. De rest van de stad had niets door. Zelfs de rest van het land niet.

Hier, buiten de stad, lag het domein. Het stadsdeel waar Lorraine woonde, lag nabij de snelweg. Als het ’s nachts twee uur was geweest, verliet ik het huis van Candy, gelegen in het drukke centrum van de hoofdstad, en vertrok ik naar Lorraine. Lorraine was de nachtelijke engel, de bewaakster van de duistere liefde.

Met mijn Citroën DS was ik precies achttien minuten kwijt om er te komen, veel sneller dan te voet. Lorraine wist meestal niet precies wanneer ik aankwam, het hing er maar net van af. Soms kwam ik nachten achtereen niet. Soms kwam ik nachten achterelkaar.

En als ik er dan was, stonden we meestal uit het raam te kijken naar de vele lichtjes, zij tegen me aangedrukt. In het donker vielen we niet op voor anderen. Metershoog in een flat. We hielden elkaar vast. Dat was iets wat we altijd deden. We huiverden alletwee en het enige dat hielp was elkaar vasthouden. Dan leek het alsof onze bloedsomloop één werd en dat was zeer prettig te noemen. Twee harten die tegelijk klopten, waar zag je dat nog. In de winter, wanneer de sneeuw op het kozijn bleef liggen, zei Lorraine: ‘Kijk, suiker. Er ligt suiker op de rand.’ De suiker kwam uit de lucht vallen, speciaal voor de zwijgende sterren achter het raam. Want ik voelde me een filmster. Een stille filmster.

vanaalten

Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 26 september 1968. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009

Supersonic

XLVI

vorausschauend auch nur revuen sie sahen
was auf sie zu kam waren krummgelaufene
absätze und gerieten im schuhwerk der
geschwister auf die schiefe bahn
erkannten die rückstrahler der zukunft in
elternreden bremslichtern und gaben gas
auf ihren klapprädern strampelten sich aus
fotoalben dem ballast der augenerde
in luftreflexionen verborgen vor sich selbst
als gäbe es sie gar nicht abgeworfen von
predigten ums taschengeld betrogen matthai
am letzten sei dank hörten sie in der messe
wer sein leben findet wird es verlieren

bauer

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 26 september 1968)

 

De Engelse schrijver Mark Haddon werd geboren op 26 september 1962 in Northampton. Hij volgder een opleiding aan de Uppingham School en het Merton College, Oxford, waar hij studeerde Engels. In 2003 won Haddon de Whitbread Book of the Year Award en in 2004 de Commonwealth Writers’ Prize Overall Best First Book voor zijn roman The Curious Incident of the Dog in the Night-time, een boek dat is geschreven vanuit het perspectief van een jongen met het syndroom van Asperger. Zijn tweede roman, A Spot of Bother, werd gepubliceerd in september 2006. Mark Haddon is ook bekend om zijn reeks van Agent Z boeken. Van een ervan, Agent Z en de Pinguïn van Mars, werd in 1996 een BBC sitcom voor kinderen gemaakt.

Uit: The Curious Incident of the Dog in the Night-Time

It was 7 minutes after midnight. The dog was lying on the grass in the middle of the lawn in front of Mrs Shears’ house. Its eyes were closed. It looked as if it was running on its side, the way dogs run when they think they are chasing a cat in a dream. But the dog was not running or asleep. The dog was dead. There was a garden fork sticking out of the dog. The points of the fork must have gone all the way through the dog and into the ground because the fork had not fallen over. I decided that the dog was probably killed with the fork because I could not see any other wounds in the dog and I do not think you would stick a garden fork into a dog after it had died for some other reason, like cancer for example, or a road accident. But I could not be certain about this.
I went through Mrs Shears’ gate, closing it behind me. I walked onto her lawn and knelt beside the dog. I put my hand on the muzzle of the dog. It was still warm.
The dog was called Wellington. It belonged to Mrs Shears who was our friend. She lived on the opposite side of the road, two houses to the left.
Wellington was a poodle. Not one of the small poodles that have hairstyles but a big poodle. It had curly black fur, but when you got close you could see that the skin underneath the fur was a very pale yellow, like chicken.
I stroked Wellington and wondered who had killed him, and why.“

 haddon.jpg

 Mark Haddon (Northampton, 26 september 1962)

 

De Engelse schrijver, criticus en columnist William Self werd geboren in Londen op 26 september 1961. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008. en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: The Book of Dave

 „The little kids who’d left the manor with Carl had run on ahead, up the slope towards the Layn, the avenue of trees that formed the spine of Ham. These thick-trunked, stunted crinkleleafs bordered the cultivated land with a dark, shimmering froth. Carl saw brown legs, tan T-shirts and mops of curly hair flashing among the trunks as the young Hamsters scattered into the woodland. Reedy whoops of joy reached Carl’s ears, and he wished he could go with them into Norfend, galumphing through the undergrowth, sloshing into the boggy hollows to flush out the motos, then herd them towards their wallows.
Up from the manor in a line behind Carl came the older lads – those between ten and fourteen years old – whose graft it was to oversee the motos’ wallowing, before assigning the beasts their day’s toil. Despite everything, Carl remained the acknowledged gaffer of this group, and, as he swerved off the path along one of the linchets dividing the rips, the other eight followed suit, so that the whole party were walking abreast, following the bands of wheatie as they rolled up the rise.“

self

William Self (Londen, 26 september 1961)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Smiley werd geboren op 26 september 1949 in Los Angeles. Zie ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: A Thousand Acres

At sixty miles per hour, you could pass our farm in a minute, on County Road 686, which ran due north into the T intersection at Cabot Street Road. Cabot Street Road was really just another country blacktop, except that five miles west it ran into and out of the town of Cabot. On the western edge of Cabot, it became Zebulon County Scenic Highway, and ran for three miles along the curve of the Zebulon River, before the river turned south and the Scenic continued west into Pike. The T intersection of CR 686 perched on a little rise, a rise nearly as imperceptible as the bump in the center of an inexpensive plate.
From that bump, the earth was unquestionably flat, the sky unquestionably domed, and it seemed to me when I was a child in school, learning about Columbus, that in spite of what my teacher said, ancient cultures might have been onto something. No globe or map fully convinced me that Zebulon County was not the center of the universe. Certainly, Zebulon County, where the earth was flat, was one spot where a sphere (a seed, a rubber ball, a ballbearing) must come to perfect rest and once at rest must send a taproot downward into the ten-foot-thick topsoil.
Because the intersection was on this tiny rise, you could see our buildings, a mile distant, at the southern edge of the farm. A mile to the east, you could see three silos that marked the northeastern corner, and if you raked your gaze from the silos to the house and barn, then back again, you would take in the immensity of the piece of land my father owned, six hundred forty acres, a whole section, paid for, no encumbrances, as flat and fertile, black, friable, and exposed as any piece of land on the face of the earth.
If you looked west from the intersection, you saw no sign of anything remotely scenic in the distance. That was because the Zebulon River had cut down through topsoil and limestone, and made its pretty course a valley below the level of the surrounding farmlands. Nor, except at night, did you see any sign of Cabot. You saw only this, two sets of farm buildings surrounded by fields. In the nearer set lived the Ericsons, who had daughters the ages of my sister Rose and myself, and in the farther set lived the Clarks, whose sons, Loren and Jess, were in grammar school when we were in junior high. Harold Clark was my father’s best friend. He had five hundred acres and no mortgage. The Ericsons had three hundred seventy acres and a mortgage.“

smiley

Jane Smiley (Los Angeles, 26 september 1949)

 

De Russische schrijver en dissident Vladimir Nikolajevitsj Vojnovitsj werd geboren in Doesjanbe op  26 september 1932. Zie ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Die denkwürdigen Abenteuer des Soldaten Iwan Tschonkin (Vertaald door Alexander Kaempfe)

„Ob das auf den Seiten dieses Buches Erzählte wirklich geschehen ist oder nicht, kann man heute nicht mehr mit Sicherheit sagen. Der Vorfall, mit dem die ganze Geschichte (die sich fast bis in unsere Tage hinzieht) ihren Anfang nahm, spielte sich im Dorf Krassnoje vor so langer Zeit ab, daß fast keine Augenzeugen übriggeblieben sind. Diese wenigen erzählen die Geschichte verschieden und einige können sich überhaupt nicht mehr daran erinnern. Um die Wahrheit zu sagen, war dieser Vorfall auch nicht wichtig genug, um ihn so lange im Gedächtnis zu behalten. Ich jedoch habe alles zusammengetragen, was ich zu dieser Sache in Erfahrung brachte. Dann habe ich von mir aus noch einiges hinzugefügt, vielleicht mehr als ich hörte. Zuletzt erschien mir die Geschichte so unterhaltsam, daß ich mich dazu entschloß, sie aufzuschreiben. Sollte sie Ihnen uninteressant, langweilig oder gar dumm erscheinen, sind Sie natürlich berechtigt, so zu tun, als hätte ich nichts erzählt.
Das nachfolgend Berichtete geschah unmittelbar vor dem Krieg: so etwa Ende Mai oder Anfang Juni 1941.
Es war an einem ganz gewöhnlichen, für die Jahreszeit typischen heißen Tag. Alle Kolchosbauern arbeiteten auf den Feldern, während Njura Beljaschowa, die bei der Post angestellt war und nicht in direkter Beziehung zum Kolchos stand, ihren freien Tag damit verbrachte, im Gemüsegarten Kartoffeln anzuhäufeln.
Es war so heiß, daß Njura schon völlig außer Atem war, als sie drei Beete hinter sich hatte. Ihr Kleid war auf dem Rücken und unter den Achselhöhlen durchgeschwitzt und wurde beim Wiedertrocknen salzig, weiß und hart. Der Schweiß rann ihr in die Augen. Njura richtete sich auf, um das widerspenstige Haar unters Kopftuch zu schieben. Bei dieser Gelegenheit blickte sie zur Sonne hoch, um festzustellen, ob bald Mittag sein würde. Doch Njura bekam die Sonne nicht zu sehen. Ein großer eiserner Vogel mit einem gekrümmten Schnabel hatte sich vor die Sonne und den Himmel geschoben und stürzte direkt auf sie herab.
»O weh!« rief Njura entsetzt, schlug die Hände vors Gesicht und ließ sich wie tot in eine Furche fallen.
Der Eber Borjka, der damit beschäftigt war, die Erde neben dem Haus aufzuwühlen, sprang zur Seite, vergewisserte sich indessen, daß ihm keine Gefahr drohte, und kehrte an seinen alten Platz zurück.“

 Vojnovitsj

 Vladimir Vojnovitsj (Doesjanbe, 26 september 1932)

 

De Nigeriaanse schrijver Cyprian Ekwensi werd op 26 september 1921 in Nigeria geboren in Minna. Zie ook mijn blog van 26 september 2006 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Jagua Nana

„The sigh was a prayer to God to stay back the years and a challenge to herself to employ all the coquettish arts to help Him. She did not often remember that if her son had lived he would today be roughly as old as her lover. Freddie was hardly more than a boy, with his whole ambitious life before him. He was a teacher at the Nigerian National College who badly wanted to travel overseas to complete his law studies. He had applied for a Government Scholarship, but did not pin his faith on

being selected. She knew Freddie deserved a good girl to marry him, raise his children and ‘shadow’ him in all his ambitions. But Jagua was too much in love with him to make a reasonable exit. And she wanted Freddie as her husband because only a young man would still be strong enough to work and earn when she would be on the decline. Men would not be wanting her in six years’ time, when – even

now – girls of eighteen could be had. At forty-five, she had her figure and her tact to guide her.

She knew that, seen under the dim lights of her favourite night spot, the

Tropicana – from a distance – her face looked beautiful. In any light she was proud of her body, which could model for any painter or sculptor. When she walked down a street, male eyes followed the wiggle of her hips which came with studied unconsciousness. Sometimes she was ashamed of her too passionate love-making, but Freddie did not seem so embarrassed now as he used to be at first. When she painted her face and lifted her breasts and exposed what must be concealed and concealed what must be exposed, she could out-class any girl who did not know what to do with her God-given female talent.“

Ekwensi.jpg

Cyprian Ekwensi (26 september 1921 – 4 november 2007)

 

De Oostenrijkse schrijver Peter Turrini werd geboren op  26. September 1944 in St. Margarethen im Lavanttal. Zie ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Die Verhaftung des Johann Nepomuk Nestroy

„Nestroy geht schnell durch das Bühnentürl des Theaters an der Wien, einige Begeisterte stürzen auf ihn zu und bitten ihn, Witze aus dem Stück zu wiederholen. Nestroy antwortet, er könne nur gegen Bezahlung lustig sein, ohne Gage falle ihm nichts ein, und läuft zu einer wartenden Equipage. Er steigt in die Equipage, sie fährt weg. In der Equipage sitzt eine junge, schöne Frau, sein Frau, Wilhemine, geborene Wilhelmine Phillipine von Nespiensi. Sie ist ein paar Jahre jünger als Nestroy, hat volles, rotes Haar, das von einer Kopfhaube kaum gebändigt wird. Die Eheleute haben sich sechs Jahre lang nicht gesehen. Sie werden von der schnellen Fahrt der Equipage durchgerüttelt und starren einander an. Nestroy geht in Gedanken das ganze Arsenal seiner Vorwürfe durch: “Warum hast du mich verlassen?” wird er sie fragen.

(…)

Nestroy sitzt im Kaffeehaus an seinem Stammtisch und trinkt. Der Besitzer des Kaffehauses, Herr Anselm Weidinger, den sie “die Amsel” nennen, schenkt Nestroy aus einer Weinflasche nach. Nestroy trinkt das Glas in einem Zug aus. “Das wievielte war das?” fragt Nestroy den Besitzer. “Das Vierte”, sagt dieser. “Nach meiner Berechnung hab’ ich erst drei getrunken”, sagt Nestroy. “Ich verlaß mich ganz und gar auf die Berechnungen des Herrn Nestroy”, sagt Herr Anselm Weidinger und schenkt ihm das nächste Glas ein. “Erst nach einem Dutzend kann ich vergessen, was für ein Mißerfolg der heutige Abend war”, sagt Nestroy. “Aber Herr von Nestroy”, antwortet Weidinger lachend, “Sie reden von einem Mißerfolg und das Publikum jubelt. Sie sind wirklich der g’spaßigste Mensch von Wien”. Er schenkt ihm ein weiteres Glas ein. Einige Gäste prosten Nestroy zu.“

 turrini

Peter Turrini (St. Margarethen im Lavanttal, 26. September 1944)

 

De Engels schrijver, dichter en germanist Edwin Keppel Bennett werd geboren op 26 september 1887 in Wareham, Dorset. Hij werd opgeleid aan Elm House School, Wareham en aan de Universiteit van Straatsburg. Hij ging in 1914 naar het Gonville and Caius College, Cambridge, en behaalde zijn BA in 1919 en zijn MA in 1923. In 1923 werd hij ‘onofficiële fellow’ van het college en een Cambridge University lector voor Duits. Officiële fellow werd hij in 1926, in 1931 werd hij Senior Tutor. Dat bleef hij tot hij in 1952 voorzitter van het College werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Bennett in een inlichtingen-eenheid van het Britse leger in de rang van tweede luitenant (1916-1918), vooral in Palestina. Bennetts eerste boek, Built in Jerusalem’s Wall: A Book in praise of Jerusalem, werd gepubliceerd onder het pseudoniem ‘Francis Keppel’ in 1920. Zijn A History of the German “Novelle” from Goethe to Thomas Mann verscheen bij de Cambridge University Press in 1934

The Stranger

The room grows silent, and the dead return:
Whispering faintly in the corridor,
They try the latch and steal across the floor
Towards my chair; and in the hush I turn
Eagerly to the shadows, and discern
The ghosts of friends whom I shall see no more,
Come back, come back from some Lethean shore
To the old kindly life for which they yearn.

How still they are! O, wherefore can I see
No sign of recognition in the eyes
That gaze in mine? Have they forgotten me
Who was their friend? They fade into the gloom;
And on my heart their plaintive murmur dies:
“A stranger now, a stranger fills his room.

bennett

Edwin Keppel Bennett (26 september 1887 – 13 juni 1958)
Wareham, Dorset (Geen portret beschikbaar)

 

De Australische dichter en schrijver Joseph Furphy werd geboren op 26 september 1843 in Yering, een voorstad van Melbourne Yering. Furphy schreef meestal onder het pseudoniem Tom Collins. Zijn vader, een pachter, was in 1840 geëmigreerd uit Tande Ragee in Ierland naar Australië. In 1905 verhuisde Furphy naar West-Australië, waar zijn zonen woonden. Hij bouwde een huis in Swanbourne, een voorstad van Perth, waar nu het hoofdkantoor is van Fellowship of Australian Writers Zijn bekendste werk is Such Is Life, een fictief verhaal over het leven van de plattelandsbevolking, met inbegrip van veedrijvers, krakers en rondtrekkende reizigers in het zuiden van New South Wales en Victoria tijdens de jaren 1880. Het boek bevat een reeks losjes verwante verhalen van verschillende mensen die de verteller ontmoet op zijn reis door het land. De titel zou zijn afgeleid van de laatste woorden van de beroemdste straatrover van Australë: Ned Kelly.

Uit: Such is Life

„Unemployed at last!

***

Scientifically, such a contingency can never have befallen of itself. According to one theory of the Universe, the momentum of Original Impress has been tending toward this far-off, divine event ever since a scrap of fire-mist flew from the solar centre to form our planet. Not this event alone, of course; but every occurrence, past and present, from the fall of captured Troy to the fall of a captured insect. According to another theory, I hold an independent diploma as one of the architects of our Social System, with a commission to use my own judgment, and take my own risks, like any other unit of humanity. This theory, unlike the first, entails frequent hitches and cross-purposes; and to some malign operation of these I should owe my present holiday.

Orthodoxly, we are reduced to one assumption: namely, that my indomitable old Adversary has suddenly called to mind Dr. Watts’s friendly hint respecting the easy enlistment of idle hands.

Good. If either of the two first hypotheses be correct, my enforced furlough tacitly conveys the responsibility of extending a ray of information, however narrow and feeble, across the path of such fellow-pilgrims as have led lives more sedentary than my own—particularly as I have enough money to frank myself in a frugal way for some weeks, as well as to purchase the few requisites of authorship.

If, on the other hand, my supposed safeguard of drudgery has been cut off at the meter by that amusingly short-sighted old Conspirator, it will be only fair to notify him that his age and experience, even his captivating habits and well-known hospitality, will be treated with scorn, rather than respect, in the paragraphs which he virtually forces me to write; and he is hereby invited to view his own feather on the fatal dart.

Whilst a peculiar defect—which I scarcely like to call an oversight in mental construction—shuts me out from the flowery pathway of the romancer, a co-ordinate requital endows me, I trust, with the more sterling, if less ornamental qualities of the chronicler. This fairly equitable compensation embraces, I have been told, three distinct attributes: an intuition which reads men like sign-boards; a limpid veracity; and a memory which habitually stereotypes all impressions except those relating to personal injuries.

Submitting, then, to the constitutional interdict already glanced at, and availing myself of the implied license to utilise that homely talent of which I am the bailee, I purpose taking certain entries from my diary, and amplifying these to the minutest detail of occurrence or conversation. This will afford to the observant reader a fair picture of Life, as that engaging problem has presented itself to me.“

 furphy

Joseph Furphy (26 september 1843 – 13 september 1912)

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Veríssimo is de zoon van de Braziliaanse schrijver Erico Veríssimo en woonde in zijn jeugd samen met zijn vader in de Verenigde Staten. Veríssimo is een grote fan van jazz, en speelt zelf saxofoon in een band genaamd Jazz 6. Net als veel andere Braziliaanse intellectuelen geniet hij van de cultuur van Rio de Janeiro. Veríssimo is een criticus van rechtse politici, vooral van de voormalige president, Fernando Henrique Cardoso. Verder is Veríssimo dol op voetbal en heeft hij ook veel teksten geschreven over deze passie.

Uit: Borges and the Eternal Orangutans (Vertaald door Jull Costa)

„I will try to be your eyes, Jorge. I am following the advice you gave me when we said goodbye: “Write, and you will remember.” I will try to remember, with more exactitude this time, so that you can see what I saw, so that you can unveil the mystery and arrive at the truth. We always write in order to remember the truth. When we invent, it is only in ordeto remember the truth more exactly.

Geography is destiny. If Buenos Aires were not so close to Porto Alegre, none of this would have happened, but I did not see that I was being subtly summoned or that this story needed me in order to be written. I did not see that I was being plunged headfirst into the plot, like a pen into an inkwell.

The circumstances of my visit to Buenos Aires were, as I now know, planned with all the care of someone setting a trap for a particular animal. At the time, however, enthusiasm blinded me to this. I did not realise that I had been chosen as an accessory to a crime, as neutral and innocent as the mirrors in a room.

The 1985 Israfel Society Conference, the first meeting of Edgar Allan Poe specialists to be held outside the northern hemisphere, was to take place in Buenos Aires, less than a thousand kilometres from my apartment in Bonfim, and was, therefore, within the budget of a poor translator and teacher of English (which, as you know, is what I am). One of the invited speakers was to be Joachim Rotkopf, who was to lecture on the origins of European surrealism to be found in Poe’s work, precisely the topic that had provoked the controversy with Professor Xavier Urquiza from Mendoza, and that had kept me so amused in the pages of The Gold-Bug, the Society journal. All this seemed to me a mere accumulation of happy and irresistible coincidences. I decided not to resist. At least, I thought I decided.“

 verissimo

Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)