Geert Buelens, Clara Müller – Jahnke

De Vlaamse dichter, essayist en columnist Geert Buelens werd geboren in Duffel op 5 februari 1971. Zie ook alle tags voor Geert Buelens op dit blog.

 

Continentendrift

Ook sterren kijken
het raam uit tot het
tuimelt en de maan naar binnen
draait dan

valt alle druk weg en kan
de besloten bel ontploffen
tot het uitdijen de grens
raakt en de versteende
stroom een gat

zo is het
wanneer het land onttoverd
raakt en de wind valt:

de losgeslagen leegte
vindt nieuwe vorm en het bewegen
stolt.

 

Achterna

Alsof er dus ook daar een plek zou zijn
een schaatsbaan aan de evenaar
een zuignap in een krekelveld

Een gedachte om mee te spelen
bij gebrek aan iemand anders

Waar ik dus gek van word:
die monnik van Hiroshige die haast van het blad af valt,
blote schouders, de baslijn tijdens ‘Body & Soul’,
oorhangers die je gezicht verkleinen,
een vierbaansvak en klaverblad waar het licht op valt als
was
er een lamp die weet wie beschijning behoeft

En dat heb je daar dus ook?

Het is een oversteekplaats zonder oponthoud
Er waait een wind als van saffraan
Aan de poorten staat niemand met een klacht

Als ik kennis zie opdoemen, wil ik je bellen
Dat te delen, kan dat ginds?

Dat is niet slecht, het valt
zeker te overwegen
deze clausule in te schrijven
als een teken van leven

Zoveel meer weten we nu
Zoveel ketels geleegd, zoveel zielen verschoond

Maar voor het overige ben je dus ernstig
zit er een bodem in je lachkast

Alsof er dus ook daar een plek zou zijn
een achtbaan in het ongewisse

 

De roep van thuis

1
Wat we vergaten van het huis
in al zijn vele staten
van ontbinding
de gedachten die ons overvallen
in het trappenhuis
het doorluchtigen van zolders en kelders vol
stapels van gekist spul
…….- Heilig de hemelse krachten
……. als we uitvallen, opeens –

 

Geert Buelens (Duffel, 5 februari 1971)

 

De Duitse dichteres, journaliste en activiste voor vrouwenrechten Clara Müller-Jahnke werd geboren op 5 februari 1860 in Lenzen. Zie ook alle tags voor Clara Müller–Jahnke op dit blog.

 

IJsavond

Als in zijde een koningskind
slaapt de aarde in verse sneeuw,
blauw maanlichtgetover spint
een schittering over de zee.

Ruige rijp uit de wateren stijgt,
Nauwelijks ademen struik en boom:
door de nacht die huiverend zwijgt,
schrijdt een glinsterende droom.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Clara Müller – Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e februari ook mijn blog van 5 februari 2019.

Reto Finger, Clara Müller – Jahnke, Johan Ludvig Runeberg, Henriette Hardenberg, Albert Paris Gütersloh, Madame de Sévigné, Honorat de Bueil, Sandra Paretti, Rudolf Lorenzen

De Zwitserse schrijver Reto Finger werd geboren op 5 februari 1972 in Bern. Zie ook alle tags voor Reto Finger op dit blog.

Uit: Kaltes Land

„PFARRER Ein Licht ist das.
Als würde Macolvi den Petrus würgen.
Ich habe dem Sigrist gesagt, dass es schneien wird.
Wie das ausschaut im Frühling, wenn die Gräber nicht eingewintert waren.
VATER Nein-
PFARRER Um deins brauchst du dir keine Sorgen zu machen. Da habe ich ein Auge drauf.
VATER Solange der Föhn so drückt, schneit es nicht, Herr Pfarrer.
PFARRER Schickst mir die Hanna rauf, wir legen ein paar Tannäste darauf.
VATER Ich sollte es ihr sagen.
PFARRER Die Hanna und ich werden das Grab herrichten, dass es eine Freude sein wird.
VATER Ich sollte es ihr sagen, der Mutter.
PFARRER Fünf, sechs Äste legen wir drauf.
VATER Das mit dem Melk.
Ich sollte es ihr sagen.
PFARRER Die einzige Weißtanne auf dem ganzen Friedhof. Das wird ein Schauen, dass der Kathrin das Herz aufgeht.
VATER Sie glaubt noch immer, der Bub sei an Schwermut gestorben.
PFARRER „Folge mir und lass die Toten die Toten begraben.“
VATER Ich habe den Melk klettern sehen. Ich sage Ihnen, wie eine Gämse ist er die Felswand hoch
PFARRER Der Melk war schwermütig.
VATER Es gibt keine schwermütigen Gämsen_ Herrgott noch mal.
Dass der Tag, an dem der Melk gestorben isL‚ in diesem Jahr auf den Totensonntag fällt und die Mutter noch immer glaubt, er sei an Schwermut gestorben, und mit mir zum Friedhof will, das ist des Teufels später Spott.“

 

 
Reto Finger (Bern, 5 februari 1972)
Scene uit een uitoering in Hittisau, 2016

Lees verder “Reto Finger, Clara Müller – Jahnke, Johan Ludvig Runeberg, Henriette Hardenberg, Albert Paris Gütersloh, Madame de Sévigné, Honorat de Bueil, Sandra Paretti, Rudolf Lorenzen”

Dolce far niente, Clara Müller-Jahnke, Andreï Makine, Franz Werfel, Paweł Huelle, Mary Oliver

 

Dolce far niente

 

 
Beach Scene door Aiden Lassell Ripley, ca. 1935

 

Spätsommer am Strand

Da weht von Süd ein sanfter Hauch
aus sonnenlichten Tagen;
die goldbelaubten Äste dehnt
der Ahorn voll Behagen.
Kein Vogelsang, – kein Blütenduft, –
die weiche, warme Sommerluft
säuselt in allen Hagen.

Nun schaun sich schier verwundert an
die schweigenden Zypressen;
es ist, als habe der flüchtige Lenz
sein Lebewohl vergessen
und ginge noch einmal über das Feld,
die blasse, sommermüde Welt
an seine Brust zu pressen.

Durch nackte Zweige schweift der Blick
auf graue Wellenpfade:
die weißen Wasser tummeln sich
am träumenden Gestade;
sie flüstern und raunen wie Liebesgruß,
sie kosen und spielen um deinen Fuß,
leuchten und locken zum Bade.

 

 
Clara Müller-Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)
Lenzen (Nu: Łęczno). De kerk is een monument gewijd aan de dorpelingen die in WO I zijn omgekomen. Clara Müller – Jahnke werd geboren in Lenzen

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Clara Müller-Jahnke, Andreï Makine, Franz Werfel, Paweł Huelle, Mary Oliver”

Geert Buelens, William S. Burroughs, Ruth Lasters, Joris-Karl Huysmans, Terézia Mora, Philip Weiss, Rikkert Zuiderveld, Clara Müller – Jahnke

De Vlaamse dichter, essayist en columnist Geert Buelens werd geboren in Duffel op 5 februari 1971. Zie ook alle tags voor Geert Buelens op dit blog.

 

Sneeuwdoos (Window dressing)

Elke winter die valt is als een huis dat smelt
wat we moeten vasthouden en iedere vorm van spel

Gelaarsd en gepakt gaan we de boer op
spreken we van nestwarmte en een nieuwe dracht

Koperen onderleggers, smaragden vazen
elke kast heeft recht op haar uitzet

O u kan niet tegen knus
het maakt u wee en naar

Dat u dat dan uitlegt aan die man in de straat
zijn gerei is ook vandaag weer van karton

Zomers zijn makkelijk, dan waait het aan als niets
knapper is het door te bijten als een been.

 

Wat later blijkt

Onthouden we dus van deze dag
een breekbaar soort verloop
Een maatpak en een zijden das
een kamerjas, een strak verband
een ingeblazen hoop

een blok dat weegt op jou

Hier nemen we nu de ruime baan
de weg die leidt naar een nieuw oord

Vernemen we dan uit goede bron
een verstrakking van de graat
Een geruite rok, een zwarte speld
een doorkijkwaas, een spaarlamp brandt
een nieuwgevonden maat

een krop die zwelt in jou

De route glijdt langs een diepgroen dal
vervolgt, vertraagt, gaat voort

 

 
Geert Buelens (Duffel, 5 februari 1971)

Bewaren

Lees verder “Geert Buelens, William S. Burroughs, Ruth Lasters, Joris-Karl Huysmans, Terézia Mora, Philip Weiss, Rikkert Zuiderveld, Clara Müller – Jahnke”

Aschermittwoch (Clara Müller-Jahnke)

Bij Aswoensdag

 

 
Het gevecht tussen Carnaval en Vasten (detail) door Pieter Brueghel de Oude, 1559

 

Aschermittwoch

Nun fällt der tollen Narrenwelt
das bunte Kleid in Lumpen, –
und klirrend auf den Estrich schellt
der Freude voller Humpen.
Lautkrachend springt ins Schloß das Tor,
kein Lichtschein mehr am Fenster –
ein grauer Morgen kriecht empor,
der Morgen der Gespenster.

Da ist im tiefen Straßenstaub
ein stolzes Weib gestanden –
von ihrem Odem rauscht das Laub,
des Meeres Wogen branden.
Sie reckt sich in die Frühlingspracht
mit herrischer Gebärde:
mein ist, was blüht und weint und lacht –
mein ist die ganze Erde!

Was bimmelt ihr vom Kirchenturm
und predigt Reu und Buße?
Ihr seid das Sandkorn vor dem Sturm,
der Staub mir unterm Fuße.
Was schiert mich eurer Sünde Scham
und eurer Hölle Flammen?
Ich blas den ganzen Maskenkram
mit einem Hauch zusammen.

Mir gilt die Dirne unterm Tor,
das Hündlein in der Gossen
mehr als der schönste Damenflor
in euren Staatskarossen.
Und Blumen und Konfettischlacht?
Wie jäh verstummt die Harfe,
versprüht der Witz, verblaßt die Pracht,
löst meine Hand die Larve.

Mir gilt des Bettlers hohle Hand
und gramzerfressne Miene
mehr als der Fürstenhöfe Tand
und blutige Hermeline. –
Und tobt im Ost der Schwertertanz,
und saust das Blei, das rasche –
auf aller Kronen Faschingsglanz
streu ich die Handvoll Asche!

Ob Kirchen- oder Festungssturm,
sie wanken beid auf Erden
und werden einst vom Wirbelsturm
zu Staub zerblasen werden.
Und reißt der letzten Narretei
der bunte Rock in Fetzen,
dann soll die Menschheit, nackt und frei,
sich an die Tafel setzen.

 

 
Clara Müller-Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e maart ook mijn vorige blog van vandaag en ook mijn blog van 5 maart 2012 deel 1 en eveneens mijn blog van 5 maart 2011 deel 2.

Clara Müller-Jahnke

De Duitse dichteres, journaliste en activiste voor vrouwenrechten Clara Müller-Jahnke werd geboren op 5 februari 1860 in Lenzen. Clara was de dochter van de protestantse dominee Wilhelm Müller. Deze onderwees zijn dochter zelf in Latijn en Grieks, maar hij stierf al in 1873. Na zijn dood kwamen moeder en dochter in financiële problemen. Eerst trokken moeder, Clara en haar jongere zus van Lenzen naarBelgard. Later ging Clara naar Berlijn en in 1877 deed zij eindexamen aan een handelsschool. Ze werkte als boekhoudster bij een behangfabriek in Berlijn. Zij verliet het bedrijf toen haar baas meer van zijn kleine ‘blanke slavin” eiste dan het bijhouden van de boeken. Maar ook om gezondheidsredenen (ernstige anemie) moest zij Berlijn verlaten. Ze keerde terug naar haar moeder in Belgard. In 1884 verhuisde Clara Müller naar Kolberg, waar ze werkte als basisschoollerares .Vanaf 1889 werkte ze als journaliste. Ze was redacteur van de krant voor Pommeren en schreef ook voor de Breslauer Monatsblätter, de Monatsschrift für neue Litteratur und Kunst als ook voor het sociaaldemocratische satirische blad Der wahre Jakob. In de sociaal-democratische tijdschriften Neue Welt en Gleichheit publiceerde zij haar eerste maatschappijkritische gedichten. In 1899 verscheen haar eerste dichtbundel “Mit roten Kressen“. De activiste voor vrouwenrechten Clara Zetkin schonk vervolgens aandacht aan haar werk in meerdere afleveringen van het tijdschrift “Gleichheit.” Haar bespreking was een ware lofzang. In 1901 werd de bundel “Sturmlieder vom Meer“ gedrukt. Als gevolg van een erfenis kon ze sinds 1900 leven als freelance schrijfster. In december 1899 overleed haar moeder. Voortaan kon Clara Müller reizen. In Italië ontmoette zij de schilder Oskar Orient Jahnke. In 1902 trouwde zij met hem op Capri. Oskar Jahnke werkte ook in Berlijn, onder andere als architect voor het stadsdeelkantoor Zehlendorf. In 1904 verscheen Clara Müller-Jahnkes autobiografische proza ​​„Ich bekenne“. Clara Müller-Jahnke overleed op 4 november 1905 aan een griep. Oskar Jahnke schiep voor zijn vrouw op een helling van de protestantse begraafplaats Wilhelmshagen uit een rotsblok van tien ton een indrukwekkende tombe. Deze kan nog steeds worden bezichtigd.

Das alte Lied

Da klingt im Wind das alte Lied
voll Seufzer und voll Tränen –
durch meine müde Seele zieht
ein namenloses Sehnen;
es ist, als ging ich ganz allein
auf schneeverwehter Halde
und träumt vom goldnen Sonnenschein,
dem ersten Grün im Walde.

Du wonnesel’ge Jugendzeit,
heut laß mich dein gedenken,
in deine Tiefen all das Leid
des grauen Jetzt versenken, –
daß wie ein Blumenkelch betaut
mein Aug’ noch einmal strahle;
du lockst so süß wie Glockenlaut
in meinem Heimattale.

So sei gegrüßt, mein Morgenstern,
um den die Nebel weben!
Du warst ein Traumbild, licht und fern,
doch wert ein ganzes Leben!
und ob ich abgrundtief in Pein,
in Schuld und Weh versänke:
Ich kann nicht ganz verloren sein,
so lang ich dein gedenke.

 

Auf meinen Lippen brennt dein Kuß

Auf meinen Lippen brennt dein Kuß,
er brennt wie Feuer und Sünde,
er brennt wie himmlischer Hochgenuß
und macht mich zum schwachen Kinde.

Viel wilde Rosen erblühn und glühn
und glühn und verwelken am Hage –
und der Wald ist duftig, der Wald ist grün
am leuchtenden Julitage …..

Vom Meer herauf die Sonne grüßt,
Tautropfen am Riedgras beben: – –
wir haben uns kaum Willkommen geküßt
und sollen uns Abschied geben!

Und gehen sollst du, geliebter Mann,
mit all’ dem zitternden Bangen,
mit der ungelöschten Glut hindann –
und durften uns kaum umfangen.

Wie lange währt es, so schwillt der Wein,
Im Felde die Sicheln klingen;
all’, was da blühte im Sonnenschein,
wird reifen und Früchte bringen.

Die Luft wird kühl, und das Laub verdorrt,
Schnee liegt auf Hängen und Hagen …..
wir aber werden von Ort zu Ort
die zehrenden Gluten tragen.

 
Clara Müller – Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)