De Duitse schrijver Burkhard Spinnen werd geboren op 28 december 1956 in Mönchengladbach. Zie ook mijn blog van 28 december 2006 en ook mijn blog van 28 december 2007.
Uit: Kram und Würde
„Wenn, nein: falls ich einmal, durch was auch immer verursacht, in einen Zustand weit jenseits von Mut und Tollkühnheit geraten sollte, in einen Zustand, um die Sache plastisch zu machen, in dem man an der serbisch-moslemischen Grenze Bosniens »Mehr Demokratie wagen!«-Aufkleber verteilt – oder schlichter gesagt, falls ich einmal nichts mehr zu verlieren haben sollte, dann, ja dann werde ich öffentlich schlecht über den Großen Panda sprechen!
Ich habe nämlich unlängst gesehen, was mir die Augen geöffnet, wenngleich die Lippen beinahe versiegelt hat. Es war ein angenehm betulicher, ja geradezu schleppender, vermutlich britischer Tierfilm, 45 Minuten lang ausschließlich der Überlebenskrise des weltweit meistangehimmelten Säugetieres gewidmet. Und dort habe ich erfahren, was ich im Grunde immer schon ahnte, was ich aber unter dem massiven Druck der internationalen Tierschützer und angesichts des immer gleichen Kinderjauchzens fast vollständig verdrängt hatte. Und das ist: Der Große Panda ist dumm. Um nicht zu sagen sterbensblöd!
Wohlgemerkt, ich meine damit nicht einzelne Exemplare! Ich träume vielmehr von der Ruchlosigkeit, ohne Rücksicht auf irgendeine animalische oder politische Korrektheit die ganze Art für dämlich und praktisch vollkommen lebensunfähig und des Aussterbens dreimal wert zu erklären.“
Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)
De Chinese schrijver Shen Congwen werd geboren op 28 december 1902 in Fenghuang in de provincie Hunan. Als zoon uit een officiersfamilie maakte hij de revolutie van 1911 van dichtbij mee. Met vijftien jaar werd hij soldaat. In 1922 ging hij naar Peking om te studeren. In 1923 publiceerde hij zijn eerste werk. Congwen werkte langere tijd als docent in de Chinese taal. Na de stichting van de Volsrepubliek China in 1949 werd hij als te burgerlijk schrijver aangevallen. Het leidde tot een zelfmoordpoging. Ook beperkte hij zich daarna tot het schrijven van wetenschappelijk werk. Tijdens de culturele revolutie werd hij nogmaals slachtoffer van een campage tegen hem, maar twee jaar later volgde de rehabilitatie. In 1980 diende een van zijn novellen als de basis voor een draaiboek.
Uit: Eau et les nuages
“Le deuxième Hasard, en entrant dans ma vie sous la forme qui lui était propre, me plongea dans un autre livre. On l’aurait cru écrit par un auteur très prudent qui aurait pesé chacune de ses phrases, dont les descriptions n’auraient pas contenu un seul passage provocant pour le lecteur, et qui n’aurait pas renfermé d’incidents fantastiques ni d’imbroglios, mais qui n’en aurait pas moins été un roman, auquel ne manque aucun des épisodes convenus. Les chapitres n’étaient constitués que de dialogues, à l’opposé de l’histoire précédente où les sourires n’étaient q
ue le prolongement du silence. Mais si le dialogue et le monologue ne s’interrompaient pas, c’est que le silence aurait risqué d’anéantir l’ordonnancement de l’intrigue, et qu’à travers le monologue on percevait mieux la façon de donner et de recevoir de Hasard. Par précaution, et puisque nous comprenions l’un et l’autre que le silence conduirait à la réflexion, la réflexion à la recherche du mot juste, et que celle-ci nous amènerait peut-être à distinguer les sens respectifs de l'”amitié” et de l'”amour”, que dès lors la situation s’en trouverait modifiée et qu’à défaut d’embarrasser l’autre, on s’embarrasserait soi-même, l’histoire commença par le dialogue et s’acheva sur le monologue. Les personnages du livre semblaient mener une guerre, grâce à laquelle ils sauvegardèrent leur amitié dix ans durant. En apparence, ils étaient victorieux, mais dans les faits cette victoire équivalait à une défaite totale. Car au lieu de la séduction, de la coquetterie et de la sage folie qu’on aurait pu tolérer, à petite dose, pour agrémenter les jours écoulés, l’histoire se résuma à ce dialogue et à ce monologue.”
Shen Congwen (28 december 1902 – 10 mei 1988)
De Oostenrijkse schrijver Engelbert Obernosterer werd geboren op 28 december 1936 in St. Lorenzen im Lesachtal, Kärnten. Hij bezocht het gymnasium van het internaat Tanzenberg bij Klagenfurt. Na zijn studie germanistiek en geschiedenis werkte hij als leraar. In 1975 verscheen zijn roman „Ortsbestimmung“, in 1980 de verhalenbundel Der senkrechte Kilometer“, in 1990 de roman „Die Bewirtschaftung des Herrn R.“ En in 1993 de roman „Verlandungen“.
Uit: Nach Tanzenberg
Wir wissen, das Herannahen des Gefährts kündigt sich schon eine Weile vorher mit einem weithin hallenden Tatü-tata-tatütata an. Über die Berghänge hin breitet es sich aus und wird von den gegenüberliegenden Talflanken ins Dorf herüber reflektiert. Dann richten sich die Leute auf den Feldern auf, denn der Staatswagen muss jeden Augenblick seine gelbe Schnauze aus dem Radegund-Graben hervorschieben und seine ganze Länge ins Ebene herauswuchten, um auf der Geraden vor dem Dorf seine Kraft in Geschwindigkeit umzusetzen. Fürwahr sehenswert, wie souverän und herrisch er an Krautäckern und Kleinkram vorüber, vorüber auch an den ihm ungläubig nachstarrenden Feldarbeitern, den ersten Häusern zustrebt!
Das stets pünktliche, unbeirrbare, alle Witterungsunbilden gering achtende Gefährt ist eine der wenigen Konstanten innerhalb der Unberechenbarkeiten, mit denen die Einheimischen zu kämpfen haben. Der Respekt vor ihm drückt sich unter anderem darin aus, dass diejenigen, die seine Dienste in Anspruch nehmen wollen, eine gute Weile vor seinem Herannahen an einer der Haltestellen eintreffen und zwar in einer Kleidung, die eigentlich für religiöse Anlässe gedacht ist.“
Engelbert Obernosterer (St. Lorenzen, 28 december 1936)
De Nederlandse schrijver Conrad Busken Huet werd geboren op 28 december 1826 in Den Haag, als zoon van een ambtenaar. Zie ook mijn blog van 28 december 2006 en ook mijn blog van 28 december 2007.
Uit: Brieven over den Bijbel
„Het andere voorname punt is, dat het tooneel van Jezus openbaar leven bij Johannes in geenen deele hetzelfde is als bij Mattheus en de beide anderen. Volgens Johannes is Judea, is met name Jeruzalem, het middenpunt van ’s Heeren werkzaamheid geweest. Reeds in den aanvang van het vierde evangelie ontmoet men Jezus in de hoofdstad, den tempel reinigend, teekenen doende, zich met Nikodemus onderhoudend over de geboorte uit God. Daar en vervolgens komt hij telkens uit Galilea naar Jeruzalem, om tegenwoordig te zijn bij de gewijde feesten: paschen, purim, loofhutten, tempelherstelling. Te Jeruzalem, naar aanleiding der genezing van den kreupele in het badhuis Bethesda, breekt de eerste strijd met de farizeën uit. Te Jeruzalem, feller bij ieder nieuw bezoek van den Nazarener te dier stede, ontvlamt de haat der judeesche priesterpartij. Tot tweemaal toe loopt Jezus te Jeruzalem gevaar van gesteenigd te worden. De genezing van den Jeruzalemschen blindgeborene is aanleiding dat de farizeën besluiten om elk die het wagen zal Jezus voor den Christus te erkennen uit de synagoge te werpen. De opwekking van Lazarus, in de nabijheid van Jeruzalem, ontlokt aan Kajafas het doodelijk woord: ‘Het is ons nut dat één mensch sterve voor het geheele volk.’ Om kort te gaan, volgens het vierde evangelie is niet Galilea, maar is Judea het vaderland, het aangenomen vaderland van Jezus.“
Conrad Busken Huet (28 december 1826 – 1 mei 1886)
De Nederlandse rooms-katholiek priester, kunsthistoricus, schrijver en columnist Antoine Bodar werd geboren in ‘s-Hertogenbosch op 28 december 1944. Bodar studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis, literatuurwetenschap, filosofie en theologie aan de universiteiten van Amsterdam, Bazel, Leiden en Utrecht. Op alle vakken behaalde hij zijn doctoraal. In 1978 verbond hij zich als docent in kunstgeschiedenis en esthetica aan de Universiteit van Leiden. Bodar bleef verbonden aan deze universiteit tot zijn omstreden ontslag in december 1995. In 1987 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de filosofie. Halverwege 1998 vertrok Bodar, met toestemming van het bisdom Haarlem naar Rome. Daar nam hij zijn intrek in het Duitse priestercollege Santa Maria dell’Anima. Ook startte hij hier zijn studie dogmatische theologie aan de Pontificia Università Gregoriana, dit met als doel een boek te schrijven over de relatie die eucharistie en biecht tot de rooms-katholieke liturgie hebben. Intussen schreef Bodar diverse columns voor het Katholiek Nieuwsblad, die later in boekvorm verschenen onder de titel Romeinse Brieven. Per 1 maart 2003 werd Antoine Bodar benoemd tot de plebaan van zijn geboortestad. Zijn belevenissen in ‘s-Hertogenbosch verwoordde hij in columns in Katholiek Nederland en het Brabants Dagblad. Deze columns zijn gebundeld in het in 2004 verschenen boek Klokkenluider van Sint-Jan.
Uit: Nochtans zal ik juichen
„In de auto, op weg naar Arezzo of Urbino, aan de maaltijd thuis of buiten. Jessica en Johannes zijn in de aanvang van levensbloei overeenkomstig dit jaargetijde. – Zal Jessica weldra trouwen met haar vriend die nu in Engeland studeert? Zal Johannes weldra het ouderlijk huis verlaten en stage lopen in New York? Ik evenwel bevind mij in de volheid van leven en sta evengoed ook op een keerpunt. Ik maak mij op terug te keren in de boeken en de studie, al beoog ik uit die studieboeken boeken te laten voortkomen. Kent het leven niet opnieuw en opnieuw terugkeer naar het niets van de naaktheid om dichter te naderen tot hetgeen bestemming blijkt? Gedrieën delen wij dus in onderscheid verlangen naar toekomst. Toekomst die droefheid geeft om hetgeen nu is. Vreugde om nu. Met de kinderen weet ik mij zonder onderscheid kind maar voor de kinderen gevoel
ik mij tevens vader en moeder, hoewel de beiden mij meer beschermen dan ik de beiden. Gisteravond heeft kosteres Rita het aan Stephanus toegewijde kerkje ontsloten en de klok geluid. Met haar en twee andere vrouwen uit de omgeving hebben we eucharistie gevierd. Ingetogen. Verlegen van mijn kant. Jessica doet de eerste lezing en blijft ontvankelijk voor de Heilige Mis.“
Antoine Bodar (‘s-Hertogenbosch, 28 december 1944)
De Argentijnse schrijver Manuel Puig werd geboren op 28 december 1932 in General Villegas. Zie ook mijn blog van 28 december 2006.
Uit: Kiss of the Spiderwoman
„—Well . . . Why don’t you tell me what it means to you, being a man? . . .
—Mmm . . . his not taking any crap . . . from anyone, not even the powers that be . . . But no, it’s more than that. Not taking any crap is one thing, but not the most important. What really makes a man is a lot more, it has to do with not humiliating someone else with an order, or a tip. Even more, it’s . . . not letting the person next to you feel degraded, feel bad.
—That sounds like a saint.
—No, it’s not as impossible as you think.
—I still don’t get you . . . explain a little more.
—I don’t know, I don’t quite know myself, right this minute. You’ve caught me off guard. I can’t seem to find the right words.
Manuel Puig (28 december 1932 – 22 juli 1990)
De Duitse dichter, toneelauteur en vertaler Alfred Wolfenstein werd geboren op 28 december 1883 in Halle. Zie ook mijn blog van 28 december 2006.
Zigarette
Der Wind raucht eine Zigarette,
Sie liegt am Aschenschalenrand
Und dampft, als ob sie Atem hätte,
Durchs Zimmer, ohne Mund und Hand.
Die Hand, sie fand im weißen Bette
Statt grauen Rauchs ein Glück in Blau:
Es raucht der Wind die Zigarette,
Der freie Mund küßt eine Frau.
Alfred Wolfenstein (28 december 1883 – 22 januari 1945)
De Amerikaanse dichter Morris Rosenfeld (eig. Moshe Jacob Alter) werd geboren op 28 december 1862 in Boksze in Polen. Na gewekt te hebben in naaiateliers en in de diamantindustrie (Amsterdam) werd hij vanaf 1886 in New York actief als journalist, redacteur en uitgever. In zijn in het jiddisch geschreven werk beschrijft hij van de uitbuiting van Oost-europese joodse immigranten in de naaiateliers van New York.
Chanukah Thoughts
Not always as you see us now,
Have we been used to weep and sigh,
We too have grasped the sword, I trow,
And seen astonished foemen fly!
We too have rushed into the fray,
For our Belief the battle braved,
And through the spears have fought our way,
And high the flag of vict’ry waved.
But generations go and come,
And suns arise and set in tears,
And we are weakened now and dumb,
Foregone the might of ancient years.
In exile where the wicked reign,
Our courage and our pride expired,
But e’en today each throbbing vein
With Asmonean blood is fired.
Tho’ cruel hands with mighty flail
Have threshed us, yet we have not blenched:
The sea of blood could naught prevail,
That fire is burning, still unquenched.
Our fall is great, our fall is real,
(You need but look on us to tell!)
Yet in us lives the old Ideal
Which all the nations shall not quell.
Vertaald door Rose Pastor Stokes en Helena Frank
Morris Rosenfeld (28 december 1862 – 22 juni 1923)