Bas Heijne, Wessel te Gussinklo, Benjamin Lebert, Nora Bossong, Theodor Holman, Danny Morrison, Brian Friel, Simone de Beauvoir, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Onbehagen

“Het bleef oppassen. Geen reden tot tevredenheid. Nooit denken dat het af was.
Maar al die kanttekeningen waren precies dát – oprechte waarschuwingen voor een ál te groot optimisme. Het deed aan de energie van dat optimisme weinig af. Zwartgalligheid werd uitgeleefd in de kunsten, niet in de maatschappij. Doodsdrift was iets persoonlijks, iets voor mensen, meestal jongeren, die tragisch over de rand van de samenleving vielen of zich heroïsch in de afgrond van hun eigen geest stortten.
Maar we wisten welke kant het met de geschiedenis zou op gaan. Of in ieder geval welke kant het zou móéten op gaan.
Mijn eigen mensbeeld raakte gaandeweg donkerder gekleurd. Mijn lievelingsschrijvers werden Fjodor Dostojevski, Joseph Conrad en, misschien verrassend, gezien zijn onterechte dweperige, nostalgische reputatie, Louis Couperus. Dit waren stuk voor stuk romanciers die een diep instinct hadden voor de mens die niet opgewassen was tegen zijn eigen beschaving, de mens die zijn eigen vernietigingsdrang kon maskeren met een hardnekkig vooruitgangsgeloof, de mens die, wanneer hij los kwam te staan van zijn eigen cultuur, ten prooi viel aan destructieve, beestachtige impulsen. In de jaren negentig vertaalde ik Conrads Heart of Darkness, die genadeloze afrekening met het blinde geloof in de menselijke vooruitgang.
Hoe verhielden die schrijvers zich tot het rooskleurige wereldbeeld van mijn jeugd? Waren dat ook slechts kanttekeningen bij het progressieve optimisme dat ik tijdens mijn jeugd met de paplepel kreeg ingegoten – of vormden ze er juist een pijnlijk schril contrast mee? Veroorzaakten ze niet een soort permanente, onoplosbare ambivalentie?
Ging de mens nog wel langer ergens naartoe, of was hij ertoe veroordeeld in kringetjes rond te draaien, in een eindeloze cyclus van streven en desillusie, opbouw en vernietiging, beschaving en barbarij? In hoeverre was een geloof in de idealen van de Verlichting te verenigen met de verzengende verlichtingskritiek van mijn favoriete auteurs?
Zeker was dat ik ervan doordrongen raakte dat de verlangens en emoties die het naoorlogse verlichtingsdenken in mijn jeugd permanent ongeldig had verklaard – nationalisme, groepsdenken, cultuur als een unieke, superieure bedding voor gemeenschapsgevoel – intussen steeds onverbloemder hun plaats in de samenleving terugeisten.”

 


Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Nederlandse schrijver Wessel te Gussinklo werd geboren in Utrecht op 9 januari 1941. Zie ook alle tags voor Wessel te Gussinklo op dit blog.

Uit: De Weergekeerde Bloem

“…plof, tjoek, tjoek, plof, en opnieuw een schok en daarna een paar meter verder rijden en weer met een ruk inhouden zodat ik er bijna af viel; daarna gedempte ploffende geluiden in de uitlaat en opnieuw stond de scooter stil en nu voorgoed. Van alles was hij voorzien deze Heinkel-motorscooter, het botsautomodel van op de kermis (met als motor, de startmotor van de Heinkel-bommenwerpers van Hitler, was mij verteld). Van alles voorzien: oranje richtingaanwijzers vóór en achter, door middel van een knopje op het stuur te bedienen, en een dashboard met snelheidsmeter, kilometerteller, maar geen benzinemeter. Onder de buddyseat zat een peilstok; weer vergeten te kijken, steeds opnieuw overkwam mij dat. Eén liter op veertig kilometer gebruikte dat ding, die machine; als op wind reed hij.
Ik had er wel aan gedacht de laatste dagen: toch even controleren of er nog genoeg benzine is. Maar ach… En verdomd weer opnieuw gestopt, afgeslagen halverwege deze laan; een laan met aan beide uiteinden parken, plantsoenen en zelf ook haast eerder een plantsoen met zijn gazons en bloemperken in het midden, en aan de rand wandelpaden omzoomd door hoge acaciabomen. Daar gestopt, of liever, daar gedwongen te stoppen met afgeslagen motor. De laan waar ik zojuist nog triomfantelijk, zelfs wat lachend en wijzend door gereden was – wat kon mij gebeuren. Boe roepen had ik nog net niet gedaan naar het nieuwe verschijnsel in deze deftige laan uitsluitend bewoond door artsen en hoogleraren en anders jonkheren: homo’s chic voortwandelend op de grindpaden, elegant leunend tegen bomen, voortglijdend tussen de donkere, avondlijke struikjes of verdwijnend in de bosschages van het belendende plantsoen aan de overzijde van een smalle asfaltweg.
Ik had gehoord van deze ontmoetingsplaats en was nu zelf gaan kijken. Tientallen homo’s – waar kwamen die zo plotseling vandaan. Natuurlijk kende ik homo’s – kennissen en verre familieleden – met trippelende pasjes en dunne stemmen gingen zij voort, steeds lachend en ook hun kleren; anderen wezen mij daarop.
Ja ik wist ervan. De keren dat ik liftte en de bestuurder een hand op mijn kruis wilde leggen. Maar even afweren of wat hoofdschudden en weigerend fronsen – minder eigenlijk – was steeds afdoende geweest. De oudere mannen op straat en hun blik die ik plotseling voelde, van geruime afstand naar mij kijkend tussen de anderen door – geen enkele aanleiding was er geweest juist naar mij te kijken; andere mensen, andere voorwerpen waren dichterbij, lagen meer voor de hand – het was of ze mij eruit lichtten, uit het scherm van zichtbaarheden dat hen omringde. Vasthoudend, aandachtig waren die blikken, meer dan zomaar naar iets kijken waar toevallig hun blik op viel, erlangs strijkend en dan weer iets anders. Nee, vasthoudend, oplettend, niet wegglijdend naar het volgende, maar of hun blik mij eruit lichtte, uit al dat gewemel, mij speciaal, alsof ik iets raars aanhad of vreemd liep, of iets anders – scheel, een gek hoofd, wat dan ook. Maar zo was het niet.”

 


Wessel te Gussinklo (Utrecht, 9 januari 1941)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook alle tags voor Benjamin Lebert op dit blog.

Uit: Die Dunkelheit zwischen den Sternen

„Die Sonne lügt. Genauso wie die Nacht. Die Nacht lügt, weil sie verbirgt, ohne ein Unterschlupf zu sein. Die Sonne lügt, weil sie alles herzeigt. Auch das, was gar nicht da ist.
Ich bin froh, wenn das Treffen mit dem Alten vorbei ist. Der Alte ist verschlagen und heckt immer etwas aus. Sein breiter Mund grinst, obwohl es nichts zu grinsen gibt. Er geht mit leisen Sohlen auf Wegen, auf denen er nichts zu suchen hat. Seine Hände nehmen viel und geben wenig. Seine Hände sind kräftig. Seine Hände zittern, wenn sie zuschlagen wollen.
Der Junge weicht mir nicht von der Seite. Der Junge, der Tarun heißt. Bleibt in meiner Nähe. Will unbedingt dabei sein. Der Junge hat den Alten noch nie gesehen, und ich verrate ihm auch nicht, was ich mit dem Alten zu tun habe. Das geht dich nichts an, sage ich. Einfach ein Mann, den ich treffen muss. Mehr nicht. Ich sage ihm, dass er zurückbleiben soll, wenn ich mit dem Alten rede. Dass der Alte nicht mitkriegen darf, dass er zu mir gehört. Weil er es sich sonst anders überlegen könnte. Und ich in Schwierigkeiten komme. Ich sage ihm, dass er nicht wissen darf, wie der Alte aussieht. Weil es nicht gut ist für ihn, wenn er es mit dem Alten zu tun bekommt. Weil es zu gefährlich ist für ihn.
Der Junge hat etwas Grünes an, das ein Brother von weither dagelassen hat. Etwas Grünes mit seltsamer Aufschrift. Ich mag die Sachen nicht, die die Menschen von weither dalassen. Alle bei uns im Haus finden sie schön. Ich finde nicht, dass sie schön sind. Sie sehen lieblos aus. Es macht keinen Unterschied, wer sie trägt. Und man hat dann so ein Gefühl, als wäre es egal, welcher Morgen kommt oder ob man zu den Göttern betet. Manchmal habe ich Angst, dass es wirklich egal ist. Dass wir eh verloren sind. Aber das darf man nicht denken. Man denkt es trotzdem. Unbeabsichtigt. Wenn die Nacht draußen weit ist wie eine schwarze Wüste, die den Hunden gehört, den Hunden und Gaunern. Und wir Kinder dicht an dicht in den Stockbetten liegen. Aber zeigen darf man es nicht, keinesfalls.
Rinki und Prakash dürfen zur Schule gehen. Sie dürfen die Schuluniform anziehen. Das Blau der Uniform ist schön. Die Faltenröcke der Mädchen leuchten schon von weitem, wenn sie nachmittags in Gruppen den Hügel heraufkommen. Helles Blau. Blaues Glück. Ich mag die Farbe Blau. Sie leuchtet in meinen Träumen.“

 


Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nora Bossong werd geboren op 9 januari 1982 in Bremen. Zie ook alle tags voor Nora Bossong op dit blog.

 

Rolandslied

Und gingen wir durch meine Mutterstadt
fast lautlos, sprach er nichts, als bliebe es so
ungesagt und lag in diesem Sommertag
ein heißes Flüstern, gab uns kein Baum,
kein Tunnel Schatten, ließ meine Hand von
seiner Hüfte ab und fragte er mich nach
des Laudons Grab – ich weiß nicht, glaub,
er wollte nicht mehr weiter,
mein Vater.

 

Rattenfänger

Zwei Jungen traf ich
unterm Brückenbogen nachts,
die pinkelten den Pfosten an und
sagten, dass sie sieben seien
sagten, dass sie Läuse hätten.
Sie lachten über mich, als ich
es glauben wollte. Nichts zu holen
außer Läuse, verriet der Kleinere.
Er zeigte aufs Gebüsch und trat
mir auf den Spann. Ich hätt mich gern
in ihn verliebt, so billig war
in jener Nacht sonst nichts mehr
zu erleben. Der Große fragte, ob es stimmt,
dass auch das Tier allein
nicht sterben kann. Es war
zu spät für Jungen unter dieser Brücke.

 

 
Nora Bossong (Bremen, 9 januari 1982)

 

De Nederlandse schrijver, columnist, dichter, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Zie ook alle tags voor Theodor Holman op dit blog.

 

De heteluchtballon

Eindelijk brak de feestdag aan.
’s Morgens vroeg werd ik van huis gehaald.
Of ik maar even mee wou gaan.
Een krans, waarvoor veel was betaald

Hing om mijn dungeworden nek.
Men droeg mij door een vlak stuk land.
Honderden mensen stonden achter een hek,
Honderd anderen moesten aan de kant.

Als een kolossale tweede zon
Zag ik te midden van het veld
Een oranje heteluchtballon
Waarop mijn naam; ik was een held.

Een man met een grote hoge hoed
Gebood beleefd, maar zeer beslist
Men deed alles met grote spoed)
Dat ik moest liggen in een kist

Die onder de ballon verborgen was.
Snel klapte men het deksel dicht!
Men zorgde zelfs voor het warme gas;
Ik werd lichter nog dan vederlicht.

Slechts hoorde ik het ploffen
Der laatste zakken zand.
Hoog in de lucht verstond ik nog:
‘Nu pas is hij echt opgebrand.’

 

Mijn neefje

Ik heb een neef die reist de wereld rond
In ’n zelfgefabriceerde vliegmachiene.
(Twee houten vleugels wieken ‘m van de grond.
Verder verbruikt mijn neefje kerosine,
Die hem door ’n buis anaal wordt toegediend.
Tussen zijn tanden klemt hij een propeller.
Het geval heeft nimmer een prijs verdiend:
’t Miste een goede kilometerteller.)

Laatst was er paniek; neef bleek onvindbaar.
Men vermoedde dat hij was neergestort.
Maar tussen kannibalen en halfgaar,
Zag men hem engels walsen in een kort
Maar ongemeen aantrekkelijk tutuutje,
Ontworpen uit zijn tule parachuutje.

 


Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Zie ook alle tags voor Danny Morrison op dit blog.

Uit: Then The Walls Came Down

“Sunday, 30th December

Well, we were spoilt on Christmas day – lots of food, lots of variety, but it was all institutional and suffered from an insipidness and lack of personal touch. Later, we watched ‘ET’ in the canteen and then had our party. Two lads painstakingly made party hats. I presented the ‘Mister and Mister’ competition, during which each contestant was tested for intimate knowledge of his cell mate whilst his mate sat in a far corner, wearing headphones blaring out pop music.
Some of the more harmless questions were: What is your partner’s greatest fear or phobia: (a) Spiders, (b) mice, or (c) getting Judge Carswell? How often does your cell-mate pray: (a) once a week, (b) once a day or (c) he’s never off his knees? How many IRA operations has he claimed to have been on: (a) none, (b) between 1 and 5, (c) more than 5 or (d) more than Martin Meehan? What was his reaction to the IRA ceasefire: (a) it should never have happened, (b) it should have lasted 7 days or (c) they should never have called off the last one? How many Christmas cards did he get: (a) between 1 and 30, (b) between 30 and 60, or (c) more than Pat – I love me, who do you love – Sheehan?
7.30 pm
I am not long back from the canteen and as I was coming out Dermot Carroll told me that on the 7 o’clock news there was a report of the Brits having shot dead a man and seriously wounded his brother at a checkpoint in South Armagh. So I wonder what all that is about. We’ll find out tomorrow.
Weather-wise you haven’t missed anything. Out in the yard this morning we crunched through a dusting of snow upon frost. A stormy cold wind was ripping the air apart and the starlings kept trying to find roosting spots on the disused chimney stack but broke up in disarray and went crashing through the air. Anto told us a funny story as we were walking. Years ago, around Christmas, he and three mates (labourers and an electrician) all went to the old Hunting Lodge after work. One of them bet the others that he could steal a stag trophy off the wall without being caught. They placed their bets. The aspiring thief went to the bar and asked for a couple of plastic carry-out bags. In two moves he had the stag’s head off the wall and under the table, and its antlers covered over with the bags. Then he put the head under his coat and they all walked out, caught a black taxi to Twinbrook and got out opposite the Hitchin Post where the two who lost the bet went to buy a real carry-out. When the two emerged from the bar there was a small crowd gathered behind their mates. Anto’s mate had removed the bags and stuck the stag’s head on a hedge, tied an electric wire around its neck like a rope and pretended to be struggling with it!”

 


Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

De Ierse schrijver Brian Friel werd geboren op 9 januari 1929 geboren in Omagh, Noord-Ierland, in een katholiek onderwijzersgezin. Zie ook alle tags voor Brian Friel op dit blog.

Uit: Dancing at Lughnasa: A Play

“CHRIS But you’d walk out on me again. You wouldn’t intend to but that’s what would happen because that’s your nature and you can’t help yourself.
GERRY Not this time, Chrissie. This time it will be –
CHRIS Don’t talk any more; no more words. Just dance me down the lane and then you’ll leave.
GERRY Believe me, Chrissie; this time the omens are terrific! The omens are unbelievable this time!

They dance off. After they have exited the music continues for a few seconds and then stops suddenly in mid-phrase. Maggie goes to the set, slaps it, turns it off. Kate moves away from the window.

KATE They’re away. Dancing.
MAGGIE Whatever’s wrong with it, that’s all it seems to last – a few minutes at a time. Something to do with the way it heats up.
KATE We probably won’t see Mr Evans for another year – until the humour suddenly takes him again. AGNES He has a Christian name.
KATE And in the meantime it’s Christina’s heart that gets crushed again. That’s what I mind. But what really infuriates me is that the creature has no sense of ordinary duty. Does he ever wonder how she clothes and feeds Michael? Does he ask her? Does he care?

Agnes rises and goes to the back door.

AGNES Going out to get my head cleared. Bit of a headache all day.
KATE Seems to me the beasts of the field have more concern for their young than that creature has. Agnes Do you ever listen to yourself, Kate? You are such a damned righteous bitch! And his name is Gerry! – Gerry! -Gerry! (Now on the point of tears, she runs off.)”

 

 
Brian Friel (9 januari 1929 – 2 oktober 2015)
Scene uit een opvoering in Keswick, 2014

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook alle tags voor Simone de Beauvoir op dit blog.

Uit: Tous les hommes sont mortels

– C’est un homme très extraordinaire, dit-elle.
– C’est un fou, dit Roger.
– Non. C’est plus curieux. Il vient de m’apprendre qu’il est immortel.
Elle les examina avec mépris; ils avaient l’air stupide.
– Immortel ? dit Annie.
– Il est né au XIIIème siècle, dit Régine d’une voix impartiale. En 1848, il s’est endormi dans un bois et y est resté soixante ans, ensuite il a passé trente ans dans un asile.
– Cesse ce jeu, dit Roger.
– Pourquoi ne serait-il pas immortel ? demanda-t-elle avec défi. Ça ne me semble pas un plus grand miracle que de naître et de mourir.
– Oh ! je t’en prie, dit Roger.
– Et même s’il n’est pas immortel, il se croit immortel.
– C’est un classique délire de grandeur, dit Roger. Ça n’est pas plus intéressant qu’un homme qui se croit Charlemagne.
– Qui te dit qu’un homme qui se croit Charlemagne n’est pas intéressant ? dit Régine.
Brusquement la colère lui monta au visage.
– Croyez-vous que vous êtes si intéressants, vous deux ?
– Vous n’êtes pas polie, dit Annie d’un ton vexé.
– Et vous voudriez que je vous ressemble, dit Régine. Et je me suis mise à vous ressembler !
Elle se leva, marcha vers sa chambre, et claqua la porte derrière elle. « Je leur ressemble », dit-elle avec fureur. Petits hommes. Petites vies.

 


Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)
Cover

 

De Duitse dichter, schrijver, columnist en journalist Kurt Tucholsky werd geboren in Berlijn op 9 januari 1890. Zie ook alle tags voor Kurt Tucholsky op dit blog.

 

An das Baby

Alle stehn um dich herum:
Fotograf und Mutti
und ein Kasten, schwarz und stumm,
Felix, Tante Putti…
Sie wackeln mit dem Schlüsselbund,
fröhlich quietscht ein Gummihund.
“Baby, lach mal!” ruft Mama.
“Guck”, ruft Tante, “eiala!”
Aber du, mein kleiner Mann,
siehst dir die Gesellschaft an…
Na, und dann – was meinste?
Weinste.
Später stehn um dich herum
Vaterland und Fahnen;
Kirche, Ministerium,
Welsche und Germanen.
Jeder stiert nur unverwandt
auf das eigne kleine Land.
Jeder kräht auf seinem Mist,
weiß genau, was Wahrheit ist.
Aber du, mein guter Mann,
siehst dir die Gesellschaft an…
Na, und dann – was machste?
Lachste.

 

Kritik

Da oben spielen sie ein schweres Drama
mit Weltanschauung, Kampf von Herz und Pflicht:
Susannen attackiert ein ganz infama
Patron und läßt sie nicht.

Ich sitze im Parkett und zück den Faber
und schreibe auf, ob alles richtig sei;
Exposition, geschürzter Knoten – aber
ich denk mir nichts dabei.

Mein Herz weilt fromm bei jenem lieben Kinde,
das lächelnd eine Kindermagd agiert:
ich streichle ihr im Geiste sehr gelinde,
was sie so lieblich ziert.

Nun sieh mal einer diese süßen Pfoten,
dies Seidenhaar mit einem Häubchen drauf –
es gibt da sicher manch geschürzten Knoten:
ich löst’ ihn gerne auf.

Wer sagte da, daß ich nicht sachlich bliebe?
(Nu sieh mal einer dieses schlanke Bein!)
Begeisterung, Freude am Beruf und “Liebe” -:
So soll es sein!

 


Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935)
Cover biografie

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn blog van 9 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Nora Bossong, Theodor Holman, Danny Morrison, Brian Friel, Simone de Beauvoir, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Onbehagen

“Inmiddels, vele aanslagen verder, na duizenden beelden van ontzielde lichamen, verwrongen ledematen en afgehakte hoofden, voorbij analyses, oproepen, aanklachten, Twitterruzies, overpeinzingen en verklaringen, is de herinnering aan dat gevoel vervaagd. En ik heb er inmiddels zelf ook passende woorden voor gevonden. De aanslagen in Parijs bevestigden bij mij een in de loop der jaren langzaam gegroeide gewaarwording, namelijk dat het wereldbeeld waarmee ik opgroeide op een fundamentele manier achterhaald is. En niet alleen het wereldbeeld — ook mijn beeld van de mens. Eenieder wordt grotendeels gevormd door zijn omgeving, door een cultuur.
Kort geschetst kun je zeggen dat ik volwassen werd in een tijd van vertrouwen en verwachtingen — verwachtingen over groei en gelijkheid, een almaar rationelere ordening van de wereld, geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting, zoals die na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa hun beslag kregen. De mens, zo luidde de belofte, zou zich langzaam maar zeker losmaken van zijn eigen benauwde groepsgeest en zich verenigen met anderen op basis van gedeelde menselijkheid. Mannen en vrouwen zouden meer en meer gelijk worden. Minderheden werden eveneens geaccepteerd als gelijken. Nationalisme en andere vormen van agressieve groepsgeest zouden hopeloos gedateerd raken, net als religieus fanatisme. Alle geloof was op weg om zuiver cultuur te worden, een troostend ritueel, vooral voor eigen gebruik of een stukje humane gezamenlijkheid, zonder veel maatschappelijke impact. Grote problemen als honger, ziekte en armoede zouden met behulp van nieuwe technologie stukje bij beetje, stap voor stap de wereld uit geholpen kunnen worden. Het ging niet om een diep doorvoelde heilsverwachting. Het was geen grote ideologische overtuiging. Het sprak gewoon vanzelf.
Natuurlijk werd me, terwijl ik volwassen werd, ook geleerd dat het nog lang niet zover was. Er moest nog veel strijd geleverd worden, het einddoel was nog ver van ons verwijderd en misschien werd het wel nooit helemaal bereikt. Er waren genoeg kanttekeningen bij dat rooskleurige toekomstbeeld te maken. De mens werd heus niet goed geboren, zoals de dooddoener luidde. En iedereen had een duistere kant, zoals daar dan meestal enigszins zelfvoldaan aan toe werd gevoegd. Kunstenaars, las je in interviews en biografieën, vochten met hun demonen. Overal waren rellen, conflicten, oorlogen. En, dat wist je ook, er liepen nog genoeg mensen rond die zich dat vooruitstrevende, optimistische wereldbeeld niet eigen hadden gemaakt.”

 

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Nora Bossong, Theodor Holman, Danny Morrison, Brian Friel, Simone de Beauvoir, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Nora Bossong, Theodor Holman, Danny Morrison, Brian Friel, Simone de Beauvoir, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Moeten wij van elkaar houden?

“Ergens in een kast bij mijn ouders thuis ligt een super8-filmpje met het geheim van mijn jeugd. Ik weet dat het er moet zijn. Als het was weggegooid, was het me zeker verteld. Ik heb het al meer dan dertig jaar niet gezien. Het was te druk. Ik bezit geen ouderwetse projector om het af te kunnen draaien. Ik ben te lui, te weinig sentimenteel of nostalgisch, niet technisch genoeg om het op mijn computer over te zetten. Lange tijd had ik niet de behoefte om terug te kijken. Inmiddels is het een herinnering aan een herinnering geworden.
Die herinnering is als volgt: we zitten met z’n vieren bij elkaar in de huiskamer met de gordijnen dicht. Ik en mijn zuster drinken limonade van Riedel, mijn ouders een glas bier. Mijn vader haalt de film uit een geel, in de hoeken uitgescheurd kartonnen doosje. Ik mag het spoeltje in de projector zetten en het uiteinde van de film door het mechaniek loodsen. Wanneer alles gereed is en we allemaal klaarzitten, onze ogen op het witte projectiescherm gericht, zet ik op een teken van mijn vader de projector aan.
We kijken zwijgend naar wat we al zo vaak gezien hebben: ik en mijn zusje toen we nog heel klein waren, spelend op het strand bij Bloemendaal. Twee kleuters in het zand, met schepjes en een lach op ons gezicht, de wind in ons vlassige blonde haar. Mijn moeder lezend onder een parasol.
Het filmpje is in kleur. Er is geen geluid. Het zand ziet er geel uit. Achter ons een paarsblauwe zee.
We kijken naar losse, woordloze scènes. In een ervan zie je ons wegrennen voor de uitlopers van een grote golf in de branding. In een andere staan we tot onze knieën in rustig water. Mijn zusje houdt een schepnetje omhoog, waar ik geboeid maar ook een beetje angstig naar kijk. Ze heeft iets gevangen.
We kijken in het donker naar een zonovergoten wereld, gevangen in een eeuwig moment. Mijn vader was een verwoed amateurfilmer, hij heeft zijn gezin ontelbare keren vastgelegd, maar dit is het enige filmpje dat me helder voor de geest staat. Zowel de beelden zelf als het kijken ernaar. Mijn herinneringen aan mijn dagen aan het strand zijn onlosmakelijk verbonden met de rituele vertoning van het filmpje in onze huiskamer. Waarom hebben we er zo vaak samen naar gekeken? Wat zochten we in die beelden? “

 

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Nora Bossong, Theodor Holman, Danny Morrison, Brian Friel, Simone de Beauvoir, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Een oord van onderkoelde verschrikking

“Dostojewski en Fitzgerald, verbaasd vinden ze elkaar in het werk van hun nazaat Bret Easton Ellis. Met Dostojewski deelt Ellis een obsessie met de ongrijpbare pathologische inslag van de mens, het duistere binnenste dat een man tussen twee beschaafde zinnen naar een bijl doet grijpen. Met Fitzgerald heeft hij een hartstocht voor wereldsheid gemeen, een hang naar een leven dat enkel en alleen uit glanzende oppervlakten bestaat. Verslaafd is hij aan een cultuur die iedere betekenis heeft afgezworen, die zich volledig aan de roes van het luchtledige heeft overgegeven. Less than zero, American Psycho (zijn meesterwerk), Glamorama, het zijn stuk voor stuk romans geschreven vanuit een obsessie met de wereld als enkel en alleen nog buitenkant. Zijn verslaving uit zich in zijn overvloedige vermelding van de gestroomlijnde glamour van het Amerika van de jonge verwende superrijken, de talloze merken en labels en namen die tezamen een universum van uiterlijkheden vormen.
Dat die verslaving voor misverstanden zou zorgen, was – zeker wanneer je terugkijkt – te verwachten. Less than zero en in mindere mate The rules of attraction waren generatieromans – en generatieromans moeten het altijd hebben van het soort heftige, verdwaasde vereenzelviging waar je op je twintigste behoefte aan hebt. Ellis werd gezien als lid van de Brat Pack, het groepje jonge auteurs dat de gevestigde literaire orde in de jaren tachtig wel even een lesje zou leren. Dat Ellis in die jaren op een hoop werd gegooid met schrijvers als Tama Janowitz en Jay McInerney, het lijkt nu onvoorstelbaar, maar de modieuze kritische oordelen die over deze groep werden geveld, waren onderdeel van hun succes in de media en hun cultstatus bij nieuwe lezers. Zoals iedere verloren generatie – en welke nieuwe generatie is niet voor minstens een paar jaar verloren? – koketteerden ze met de totale zinloosheid en de totale verlorenheid. Ikzelf ergerde me toentertijd juist aan het in mijn ogen al te gemakzuchtige moralisme in Less than zero, de gulzige opeenstapeling van bewijzen van totale gevoelloosheid bij zijn personages, terwijl de schrijver zijn lezers tussen de regels maar bleef porren – of we wel beseften hoe erg het was? Ik hield niet zo van boeken over jongeren die bedoeld waren om ouderen te shockeren. Ellis wilde een generatie laten zien die in verlorenheid alle voorgaande overtrof, en ik vond toen dat hij zich schuldig maakte aan effectbejag – een lijk een vuurtje geven, ja hoor!”

 

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Angst en schoonheid. Louis Couperus, mystiek der zichtbare dingen

“Beide boeken van Couperus die tijdens die zomermiddag met de studenten ter sprake kwamen – Noodlot als jeugdwerk, Van oude mensen als het werk van een schrijver op de toppen van zijn kunnen – zitten vol ervaringen, tragische en komische. Ze gaan over mensen met bij uitstek herkenbare emoties: jaloezie, verlangen, wreedheid, moordlust, geilheid, benauwdheid, onvrede, benepenheid, wanhoop, angst voor het leven, angst voor de dood, allemaal ingebed in voor ons nog herkenbare situaties.
Over die Couperus gaat dit essay. Het is geen biografische schets en ook geen literaire studie. Het is geen zelfhulpboek, waarmee Couperus weer aantrekkelijk gemaakt moet worden voor niet-lezers, door hem uit zijn literaire context te halen en te doen alsof hij ons tips geeft voor een gelukkiger leven –
Hoe Couperus je leven kan veranderen. Bij Couperus is de inzet altijd een dieper bewustzijn, een uitnodiging om beter te zien, het voelbaar maken van ambivalenties.
De vraag voor mij is niet waar Couperus het vandaan haalde, maar wat hij ermee gedaan heeft.
De stille kracht is een meesterwerk, maar als de roman alleen zou gaan over de fatale berekendheid van de Hollandse koloniale onderneming in Indië, zou die ons nu weinig meer te zeggen hebben.
Ik lees Couperus dan ook persoonlijk. De feiten van zijn leven gebruik ik alleen voor zover ze volgens mij licht werpen op zijn thema’s, zijn blik.
Waarom legde hij er in zijn feuilletons zo veel eer in echte omstandigheden te mengen met mensen en gebeurtenissen die verzonnen waren? En waarom loog hij in 1913 tegen zijn uitgever L.J. Veen, toen hij hem schreef dat zijn Italiaanse vriend de reis naar Spanje voor hem en zijn vrouw Elisabeth had betaald? Als deze Orlando, die in zo veel van zijn Franse en Italiaanse feuilletons opduikt, inderdaad een grotendeels verzonnen figuur blijkt te zijn, waarom verzon Couperus hem dan, zo laat in zijn leven, als rustige, viriele
imaginary friend? In hoeverre kan een kunstenaar die door kenners van zijn leven en werk ‘narcistisch’ en ‘egocentrisch’ genoemd wordt, zich oprecht het lot van de lijdende mensheid aantrekken? Waarom zijn de zelfportretten in zijn romans zo dodelijk – intelligente en fijnzinnige, maar uiteindelijk steriele estheten als Vincent in Eline Vere, Paul in De boeken der kleine zielen en Lot in Van oude mensen?
En waarom wisselde Couperus zijn grote psychologische romans zo gretig af met een zwaar symbolistisch proza, dat, zoals hij het zelf uitdrukte, slechts ‘la beauté pour soi-même’ leek na te streven? Dat hij de gekunstelde poëzie, waarmee hij zijn loopbaan als schrijver begon, van de ene dag op de andere opzijschoof voor de psychologische diepteboring die Eline Vere is, laat zich niet enkel en alleen verklaren door zijn jeugdigheid – de jonge schrijver die na een al te romantisch begin zijn ware talent ontdekt. Daarvoor laat de mooischrijver zich daarna nog te vaak zien.”

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Wessel te Gussinklo, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky, Anne Rivers Siddons

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Hollandse Mandela’s (Hollandse toestanden)

“Botte macho’s leren door het wufte gedrag van hun voetbalidool Beckham hun vrouwelijke kant ontdekken. Door het optreden van Ayaan rukken islamitische meisjes eindelijk die vervloekte sluier af.
Voor de pleitbezorgers van de sterrencultuur was Fortuyn geen hopeloze ontsporing maar een nieuwe dageraad. Dit nieuwe soort politicus moet het niet langer van een verouderde partijpolitiek hebben, hij opereert per definitie buiten de enge marges van de traditionele Haagse cultuur. IJdel en narcistisch? Doet er niet toe – dat zijn we immers allemaal. Wie niets te vertellen heeft, valt vanzelf wel door de mand.
Het klinkt goed, maar het is onzin. Keer op keer wordt nu vastgesteld dat de media en de rest van Nederland zich de afgelopen jaren steeds weer druk hebben gemaakt over niets. Talloos zijn de affaires die op het moment zelf vol betekenis leken – en toen ineens helemaal niet meer. De affaire-Margarita, de affaire-Lubbers, de affaire-Oudkerk, de ontelbare affaires van de lpf; het ging nergens over en gaat nergens over, maar op het moment zelf loopt iedereen te hoop. Waarom? Omdat het om persoonlijke affaires gaat met de schijn van een publiek belang, en dat zijn de enige affaires waar men zich in Nederland nog druk over kan maken. Daarom zijn we zo gek op parlementaire enquêtes; de enige manier waarop van abstract wanbestuur op televisie nog wat persoonlijk drama gemaakt kan worden.
Het effect van die verslaving aan het persoonlijke is dat over de zaak zelf nooit meer wordt gesproken. Die dient alleen als excuus voor roddelzucht. Wat is eigenlijk het verschil tussen de gestolen tas van Margarita, waaraan nova een halve uitzending besteedde, het filmpje van Ayaan en het tienpuntenplan van Wilders? Volgens de overtuiging van de sociologen zou onze belangstelling voor deze fenomenen vanzelf naar de achterliggende kwesties moeten leiden; via het persoonlijke naar het publieke.”

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky, Anne Rivers Siddons”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Turk (Hollandse toestanden)

“Je hebt de oude en de nieuwe multiculturele samenleving. De oude liet zich weer eens gelden door een actie van columnist Mohammed Benzakour, die de gemeente Zwijndrecht wilde bewegen de straatnaam Turk (vernoemd naar een lokaal tuiniersbedrijf) van de bordjes te verwijderen, vanwege het woord alleen al. Benzakour werd weggehoond, door de gemeente, door Gerrit Komrij, en door Turken met als adres Turk, Zwijndrecht.

Einde actie – maar wat een nostalgisch gevoel riep het bij mij op! Het quasi-engagement van de columnist deed denken aan tijden toen de multiculturele samenleving nog een levende illusie was, toen er slechts twee gemeenschappelijke vijanden waren, Racisme, en zijn kleine broer Discriminatie. Wanneer je het racisme bij zijn nekvel had gegrepen, stond niets een verdere verbroedering van oude en nieuwe Nederlanders meer in de weg. Echt veel virulente rassenhaat viel er in Nederland niet te ontdekken: de partij van Janmaat wilde maar niet groot worden. Verbeten antiracisten vielen dan ook al snel terug op wat zij uit armoede alledaags racisme noemden, en verborgen discriminatie – minstens zo erg! Voor de querulanten van het antiracisme was er gelukkig altijd nog de dikke Van Dale, waarin tot op de dag van vandaag lelijke dingen over negers, Turken, homo’s en joden staan; en dan had je natuurlijk nog de jaarlijkse verontwaardigde ingezonden stukken tegen Zwarte Piet.

Nu lijkt het bijna onschuldig – want hoewel de antiracisten toentertijd bijkans struikelden over gevallen van discriminatie en blanke onnadenkendheid, was er toch een diepgeworteld geloof in de maakbaarheid van die multiculturele samenleving. De verongelijktheid over het alledaagse racisme ging namelijk hand in hand met een eigenaardig soort exotisme, dat vooral de linkse politiek parten speelde: blijf jezelf, pas je niet aan ons aan, wij zijn saai, jullie zijn kleurrijk, geef ons leven ook een beetje kleur. Nederland zelf had geen noemenswaardige cultuur – wanneer een van die weinige extreme nationalisten het over de Nederlandse Cultuur had, begonnen de Hollandse cabaretiers honend met windmolens en langspeelplaten van bzn te zwaaien. Het was een eigenaardige zelfhaat, die goed samenging met een stuitend soort betutteling. Niet alleen was het vanzelfsprekend dat nieuwkomers hun cultuur moesten behouden, er was ook een wijdverbreide multiculturele dweepzucht, een soort verliefdheid op wat voor ‘de ander’ doorging.”

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Echt zien

‘De menselijke verbeelding trekt een sluier voor de werkelijkheid. Het is de literatuur die die sluier afrukt, paradoxaal genoeg door middel van de fictie, het verhaal. Het is de literatuur die de mythe ontmythologiseert, die het cliché, het gemakzuchtig in goed en kwaad denken in een ander licht zet.’
(…)

“Altijd is en blijft er het gevaar dat de roman in zijn eigen verhaal verdwaalt, dat de vormen en conventies van het verhaal de blik beperken in plaats van verruimen. In het mediatijdperk hangen er (om met Kundera te spreken) meer weefsels dan ooit tussen onze blik en de wereld. Om die te kunnen scheuren, moet de romanschrijver zijn en onze blik opnieuw richten. Wat van hem gevraagd wordt is dezelfde morele betrokkenheid bij de wereld die zijn grote voorgangers toonden: Cervantes, Flaubert, James, Couperus, Conrad. Hun vormen, die tot conventies zijn geworden, moet hij achter zich laten. Hun worsteling, de worsteling met woord en wereld , is nog altijd de zijne. Echt zien.’

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009 en ook mijn blog van 9 januari 2010.

Uit: Open brief aan Bas Heijne (Hollandse toestanden)

„Dat laatste literaire genre is anoniem; de briefschrijver zwelgt in zijn onzichtbare macht. De open brief is bij uitstek een celebrity-genre; de schrijver voelt zich te goed voor een eenvoudig stuk op de opiniepagina, of nog erger, de ingezonden-brievenrubriek; hij gaat niet met zijn mening in de rij staan wachten op zijn beurt. Net als die zelfbenoemde denktanks die in het kielzog van Fortuyn overheid en regering bestoken met nota’s, aanbevelingen, opdrachten, manifesten, protocollen, gaat ook de schrijver van de open brief recht op zijn doel af – hij wil meteen de baas zelf spreken, voor minder doet hij het niet.

Ook ik een Zola!

De open brief is een vorm van engagementskitsch. De schrijver ervan waant zich een moedige buitenstaander – joodse intellectuelen in de jaren dertig! – maar hij ademt juist in alles de tijdgeest. Hij is helemaal geen bepalende kracht, hij is een symptoom.

Een symptoom waarvan? Van de hoge toon die ons land in zijn greep heeft, van de neiging om in Nederland alles persoonlijk te maken, van de Hollandse hang om reële sociale en politieke problemen te misbruiken voor persoonlijk melodrama, van de misvatting dat ons land het beste vanaf de zijlijn kan worden bestuurd, en van de inmiddels totale afkeer van de reguliere politieke en maatschappelijke instituties.

Maar vooral is de open brief een symptoom van het ontbreken van een echt debat – ogenschijnlijk gaat de schrijver direct in gesprek met de aangeschrevene, maar dat contact is schijn. Nu iedereen over elkaar heen struikelt om zijn tegenstander of vijand klein te maken door middel van een even vlammend als vernietigend persoonlijk appèl, valt op hoe ijdel het genre eigenlijk is, hoe weinig er werkelijk contact of discussie wordt gezocht. De schrijver van de open brief staat uiteindelijk altijd voor de spiegel.“


Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

 

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Alle vrees is als glas (Over de romans en verhalen van Frans Kellendonk)

„Maar juist dat scheppende element raakt wel eens uit zicht, door die lawine van invloeden en verwijzingen die de bewonderaars van Kellendonk over zijn werk laten gaan. Nog meer dan bij andere schrijvers houden critici zich bij het werk van Kellendonk bezig met de vraag waar het allemaal vandaan komt, in plaats van de vraag waar het eigenlijk naartoe wilde. Wie afgaat op al die artikelen en scripties moet soms wel de indruk krijgen van een sublieme legpuzzel, een glorieus soort Ministeck, ingenieus en eigenzinnig – maar het is toch verdomd moeilijk om te zeggen wat het nu eigenlijk voorstelt. Deze schrijver worstelde, onderstrepen ze, maar waarmee blijft meestal akelig abstract. Van zijn ‘ideeënmuziek’ krijg je dan alleen de partituur te zien. Horen doe je niets.
Dit heeft Kellendonk de reputatie bezorgd van een cerebraal, moeilijk toegankelijk schrijver. Niets is minder terecht. De bronnen van deze schrijver bevonden zich niet alleen in de bibliotheek, maar ook op straat. ‘Niets van wat ik schrijf is verzonnen,’ verklaarde Kellendonk vaak genoeg. Dat was een provocatie, omdat hij zelf ook wel wist dat hij de feiten en waargebeurde anekdotes in zijn boeken volledig opnieuw verzon.
Toch schuilt er veel waarheid in. Romans als Bouwval en Letter en geest zijn geschreven door een schrijver met een sardonisch oog voor menselijk gedrag, dat eerder aan de blik van Balzac doet denken dan aan die van Borges. Het personage A.W. Gijselhart is een directe nakomeling van de vrekkige vader van Eugenie Grandet. In de beroemde scène in Mystiek lichaam waarin Gijselhart zijn dochter Magda (alias Prul) op een etentje trakteert en de rekening probeert te betalen met een aftandse acculader, is het niet moeilijk een echo van de ironische verteller Elsschot te horen. De manier waarop Kellendonk de burgerlijke dooddoeners uit de monden van zijn personages een komisch eigen leven weet te geven (Bouwval: ‘Wat zielig,’ zuchtte [Aapje]. ‘Mensen gaan toch niet echt dood, hè Opa? Of tenminste niet helemaal?’ ‘Nou, reken maar van yes,’ zei Tante, onverwacht heftig) verraden de invloed van Gerard Reve.
Wie wil laten zien waarom de meeste romans en verhalen van Frans Kellendonk bijna negen jaar na zijn dood springlevend zijn, moet ze benaderen als fictie, niet als essayistiek. Hier wordt niets beweerd, hier wordt iets ervaren. Hoe scherp hij buiten zijn fictie de vragen ook formuleerde, zijn personages zijn geen abstracties. Wat Tsjechov beweerde, geldt ook voor Kellendonk: ‘Naar mijn mening is het niet de taak van de schrijver om problemen als God, pessimisme, enzovoort op te lossen. Het is eenvoudigweg zijn taak om te beschrijven wie, onder welke omstandigheden, wat zei over God of pessimisme.’ Dit werk is in laatste instantie een kleine comédie humaine. Alleen zadelt de schrijver zijn personages op met vragen en obsessies die het sociale ver overschrijden. Levend in een wereld waarvan het dak op instorten staat, moeten ze niet opboksen tegen maatschappelijke krachten, maar tegen een universum dat ieder moment zijn zinloosheid aan hen dreigt te openbaren.
Ze worden er alleen maar menselijker door. Het is de onmogelijke opdracht die zij van hun schepper meekrijgen – zich teweerstellen tegen isolement, verval en dood – die hen zo deerniswekkend levend maakt.“

bas-heijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: Flug der Pelikane

 

»Warum denn?«, hatte ich gefragt.

»Ein klein bisschen mehr Freiheit. Er meinte, darauf kommt’s an, besonders an einem Tag in New York City.«

Bei Jimmy gab es nicht nur Pfannkuchen. Auf seiner Speisekarte standen über 150 Gerichte. Sie umfasste einfach alles, vom heißen Roastbeef mit geschmolzenem Mozzarella bis hin zum Deluxe-Burger für Vegetarier. Es gab den Hinweis: Breakfast all day, open seven days a week, free delivery. Eine ganze Seite widmete sich Jimmy’s famous creations, die Namen trugen wie Curios George und Notorious Nick. Wenn man nur diese Karte hatte, um sich ein Bild zu machen, sah man höchstwahrscheinlich eine ganze Heerschar von Kellnern und Köchen vor sich, die in weißen Schürzen herumwirbeln. Die Wahrheit sah anders aus. Jimmy’s Grill & Luncheonette in der 22sten Straße in Manhattan, zwischen sechster und siebter Avenue, war ein einziger, schwarz und weiß gekachelter Raum von höchstens 30 Quadratmetern, auf denen gekocht, gebraten, gegrillt, gegessen, gezahlt und geredet wurde. Die Wahrheit ist, es gab hier fünfzehnmal mehr Speisen als Sitzgelegenheiten. Exakt zehn Barhocker waren entlang der niedrigen, horizontal zum Eingang verlaufenden Theke aufgestellt, von der, egal, wie voll es gerade war, wie viele Pancake-Bestellungen durch die schwere Luft wirbelten und wie viele Bratkartoffeln gegenüber auf der verkrusteten Grillfläche lagen, immer eine angenehme Ruhe ausging. Diese blasse Theke, auf der ein paar Serviettenspender und Ketchup- und Senfflaschen aus Plastik platziert waren, vermittelte einem das Gefühl: »Setz dich hin, iss deine Eier. Was dann kommt, passiert sowieso.« Die Barhocker hatten silberne Gestelle und runde gepolsterte Sitzflächen, die mit schwarzem Kunstleder überzogen waren. Die Sitzflächen waren um 360° drehbar. Jimmy hatte darauf größten Wert gelegt. Das hatte mir der alte Francis, einer seiner drei Mitarbeiter, einmal erzählt. Mit seiner eindrucksvollen Stimme, die sich so anhörte, als hätte er Zeit seines Lebens immer wieder gegen die heftigsten Stürme anbrüllen müssen.

Aber mit diesem klein bisschen Freiheit war es, ehrlich gesagt, nicht so weit her. An der Theke sitzend konntest du dich genau genommen keinen Millimeter bewegen, ohne an das Knie deines Nebenmannes zu stoßen.“

 

benjamin_lebert

Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook m
ijn blog van 9 januari 2007
en ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: La Femme rompue

 

“« Chaque fois je crois avoir touché le fond. Et puis je m’enfonce plus loin encore dans le doute et le malheur. Luce Couturier s’est laissé avoir comme une enfant ; au point que je me demande si elle ne l’a pas fait exprès… Cette histoire dure depuis plus d’un an. Et Noëllie était avec lui à Rome en octobre ! Maintenant je comprends le visage de Maurice, à l’aérodrome de Nice : le remords, la honte, la crainte d’être découvert. On a tendance à se forger des pressentiments après coup. Mais là, je n’invente rien. J’ai flairé quelque chose puisque le départ de l’avion m’a arraché le cœur. On passe sous silence des gênes, des malaises pour lesquels on ne trouve pas de mots, mais qui existent.

    En quittant Luce, j’ai marché longtemps, sans savoir où j’allais. J’étais hébétée. Je m’en rends compte maintenant : apprendre que Maurice couchait avec une autre femme ne m’a pas tellement étonnée. Ce n’est pas tout à fait au hasard que j’ai posé la question : Il y a une femme dans ta vie ? Sans être jamais formulée, vague et fugitive, l’hypothèse s’indiquait en creux, à travers les distractions de Maurice, ses absences, sa froideur. Il serait exagéré de dire que je m’en doutais. Mais enfin je ne suis pas tombée des nues. Tandis que Luce me parlait, je tombais, je tombais et je me suis retrouvée complètement brisée. Toute cette année, il faut que je la revoie à la lumière de cette découverte : Maurice couchait avec Noëllie. Il s’agit d’une longue liaison. Le voyage en Alsace que nous n’avons pas fait. J’ai dit : « Je me sacrifie à la guérison de la leucémie. » Pauvre idiote ! C’était Noëllie qui le retenait à Paris. Au moment de dîner chez Diana, ils étaient déjà amants et Luce le savait. Et Diana ? J’essaierai de la faire parler. Qui sait si cette affaire ne remonte pas encore plus loin ? Noëllie était avec Louis Bernard, il y a deux ans ; mais peut-être cumulait-elle. Quand je pense que j’en suis réduite à des hypothèses ! Et il s’agit de Maurice et de moi ! Tous les amis étaient au courant évidemment ! Oh ! Qu’importe ? Je n’en suis plus à me soucier du qu’en-dira-t-on ! Je suis trop radicalement anéantie. L’image qu’on peut se faire de moi, je m’en fous. Il s’agit de survivre.

    « Rien n’est changé entre nous ! » Quelles illusions je me suis faites sur cette phrase. Voulait-il dire que rien n’était changé puisqu’il me trompait déjà depuis un an ? Ou ne voulait-il rien dire du tout ?

    Pourquoi m’a-t-il menti ? Il me croyait incapable de supporter la vérité ? Ou il avait honte ? Alors pourquoi m’a-t-il parlé ? Sans doute parce que Noëllie était fatiguée de la clandestinité ? De toute façon ce qui m’arrive est affreux. »

 

beauvoir

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)
Hier met Jean Paul Sartre

 

De  Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Theo, Theo 

Ik opende de deur van het café
en zag hem staan: een provo, slank en blond.
Met inderdaad een cocktail aan zijn mond.
Het leek of hij het volle glas verslond.

Hij schreeuwde: “Vier cognac!” toen hij mij zag.
Kwam op mij af met brede gulle lach
en sprak: “Drink! Ik betaal het eindbedrag!”
Daarna: ” Ik ken je stukjes uit PC!”

Hij schoof mij twee cognac toe en riep : “Proost!”
Ad fundum ging glas ййn, daarna glas twee.
Ik had genipt. Daar zat Theo niet mee.

“Weer twee!” De kastelein knikte gedwee.
“Het drinken niet, de dronkenschap is troost.”
Maar wanneer kwam die “troost” , dat waanidee?

Holman

Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)
Hier met Theo van Gogh en Katja Schuurman

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: A Wooden Heart

„The boy was sitting on the small wall, a few feet opposite Stan who was on the steps of his backdoor tuning the strings on his guitar. The boy dragged his eyes away from Stan and looked down the rows of disordered back gardens through a composite haze of insects, then over the roofs of Bearnagh Drive, behind which was the Horsey Field where he caught bees in jam jars on sunny days.
Above the Horsey a circling bird high in the sky reminded the child of the westerns he had seen on his granny’s television. Vultures hovering, thought the boy, meant that they had spotted down below, in a canyon full of rattlesnakes, a lonely cowboy bleeding to death from bullet holes or dying of thirst because his canteen was empty or been sabotaged.
To the boy’s mind came motley impressions from the various films he had seen. The cowboy hadn’t eaten in days, had been looking forward to his first bath in three years, and had smashed his last bottle of liquor against a rock because he was trying to stop drinking and it was muddling his thinking. He was lying against a tree, seeing things in double and treble and talking to himself. And he was seeing Beth, his girlfriend from the saloon. He had just been double-crossed by a sleeked, so-called partner who had climbed on his horse and laughed before riding off with the cowboy’s only boots tied to his saddle and stolen his share of the gold. To crown things off the traitor said he was going to marry Beth and the cowboy banged his head against a tree shouting Oh no! and what he wasn’t going to do about if when he got out of this fix.
A Wells Fargo stagecoach, if this was the same film, didn’t know the cowboy was in just the next canyon and this was very sad and potentially the end of the story because the stagecoach only went through once a week. Every Thursday, to be precise, maam, said the driver to a woman in the back when she asked. In yet another canyon the cowboy’s horse was snorting like mad and looking for him but couldn’t smell him. The horse was limping because it had stood on a big cactus which the boy thought was poisonous and maybe slow-acting so time was running out.”

 

danny-morrison

Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.