De Nederlandse schrijfster en psychologe Marijke Höweler-van Dalen werd geboren in Koog aan de Zaan op 27 juli 1938. Na haar huwelijk gebruikte zij de achternaam van haar echtgenoot Ype Isaac Höweler. In 1968 studeerde zij af als in de klinische psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, waar zij tot 1985 werkzaam was als psycholoog. Daarna werd zij schrijfster van teksten voor het cabaret (onder meer voor Lurelei), maar ze werd vooral bekend door haar romans. Ze debuteerde in 1964 met de bundel Tranen van Niemand. De roman Van Geluk Gesproken (1982) was haar grootste succes, het boek werd in 1987 verfilmd door Pieter Verhoeff. De jaren tachtig was ook de periode dat ze volop in de belangstelling stond, daarna verflauwde de aandacht al hield ze wel een trouwe aanhang over.
Uit: Het Huis
“Ze kwamen met z’n drieën kijken naar het huis. Een man, een vrouw, een kind. Ze reden Fiat Panda. Hij droeg een korte broek. Het huis zou dus te duur zijn voor ze. Daarom schonk ik er weinig aandacht aan. En ik hield me bezig met de andere gegadigden die ik voorbij zag komen. De meesten daarvan waren van mijn leeftijd, bevattelijk voor jicht en ander ongemak. Daarom is men op zoek naar een kleinere behuizing dan de eigen hoeve. Pas als men merkt dat men daarvoor ’t geboortehuis verlaten moet, dan ziet men ervan af. Zo gaat dat nu al maandenlang. Ik zie ze komen en ik zie ze gaan. De meesten ken ik wel en het verdriet me niks. Per slot is het mijn hoeve niet en wie men op een afstand kent, die zal niet gauw als buur bevallen.
De eigenaar is lid van de gemeenteraad. Dat is heel goed te merken. Sinds het hem moeilijk valt de hoeve te verkopen, heeft men de weg geasfalteerd. Daar heb ik jarenlang voor aan hun deur gelegen. Dus het komt mij heel goed uit. Het pad zal ook een naam gaan krijgen. Beau Coin of Belle Vallée of Schöner Gegend. Het schijnt dat daar onenigheid van is gekomen. Zodoende zal het nog wel een paar jaar duren.”
Marijke Höweler (27 juli 1938 – 5 mei 2006)
De Franse schrijver Julien Gracq werd geboren op 27 juli 1910 als Louis Poirier in Saint-Florent-le-Vieil bij Angers. Na een afwijzing door de gerenommeerde uitgeverij Gallimard publiceerde hij zijn eerste werk Au château d’Argol in 1938 bij uitgeverij José Corti. De ontdekking van de roman door André Breton leidde er toe dat hij aandacht kreeg van de critici. Hoewel hij nooit tot het surrealisme gerekend werd bleef hij wel altijd trouw aan de geest ervan en aan de persoon van Breton. In de jaren zestig begon Gracq steeds minder fictie te schrijven en legde hij zich meer toe op essays en literaire kritieken.
Uit: Entretiens
“ J’écris de manière trop intermittente pour avoir une seule méthode de travail : il m’est arrivé plus d’une fois de passer une année et davantage sans m’y remettre. Quand j’écris, je ne travaille pas avec régularité – pas d’heures fixes –, j’évite seulement le travail d’après dîner, qui entraîne immanquablement l’insomnie : je mets beaucoup de temps à me débarrasser l’esprit de mon écriture du jour. J’essaie simplement, si j’écris un récit ou un roman, de ne pas trop espacer les jours de travail, espacement qui rend plus difficile de reprendre le récit dans le ton exact où je l’ai laissé. Pratiquement, jamais plus de deux heures de travail dans une journée ; au-delà, j’ai besoin de sortir, d’aller me promener. Si j’écris un texte court, dont l’écriture demande à être très surveillée, la marche sert d’ailleurs souvent à la mise au point presque mécanique d’une phrase qui ne m’a pas laissé satisfait : elle produit l’effet d’une espèce de blutage. La phrase qui reste dans mon souvenir à la fin de la promenade – tournée et retournée le long du chemin – s’est débarrassée souvent de son poids mort. En la comparant au retour avec celle que j’ai laissée écrite, je m’aperçois quelquefois qu’il s’est produit des élisions heureuses, un tassement, une sorte de nettoyage.
J’ai plutôt des habitudes et quelques exigences matérielles. Je n’écris pas dans le bruit, dans les lieux agités et remuants, jamais dehors. Pas d’allées et venues ; une pièce close et tranquille, la solitude ; j’écrirais difficilement ailleurs que devant une fenêtre, de préférence à la campagne, avec une vue étendue devant moi, un lointain. »
Julien Gracq (Saint-Florent-le-Vieil, 27 juli 1910)
De Poolse dichteres Rajzel Zychlinski werd geboren op 27 juli 1910 in Gąbin, Polen. Zij stamde uit een familie van rabijnen. Op twaalfjarige leeftijd begon zij te schrijven, eerst in het Pools, later in het jiddisch. Zij ontkwam aan de nazi’s door te vluchten naar Rusland. De moord op haar moeder en andere familieleden bleef een levenslang trauma. Na de oorlog keerde ze eerst naar Polen t
erug, ging later naar Parijs, New York en tenslotte naar Californië.
Die Kleider
Die Kleider, die du an mir sahst,
werden nie alt.
In allen Farben des Regenbogens
blühn sie in meinem Schrank.
Das lila Kleid flüstert mit dem grünen
ein grünes grasiges Geheimnis,
das rosa schmiegt sich an das gelbe
mit Blüten am Saum.
Weggeschoben in eine Schrankecke,
die Ärmel über die Schultern gelegt,
träumt mein blaues Kleid von dir
I Remember
Dedicated to Jacob Patt
I remember –
It was a day
like today –
I was alone in a park.
The benches were empty and abandoned,
as if they knew
that never again
would anyone sit on them.
Slowly the leaves were falling,
counting the autumns on the earth.
Silence was all around,
as before a storm.
In what country was that?
In what city?
It was a temple
without a God
and without worshipers.
And how did I save myself
from there?
Vertaald door Barnett Zumoff
Rajzel Zychlinski (27 juli 1910 – 13 juni 2001)
De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Hij publiceerde zijn eerste poëziebundel No Continuing City in 1969. Daarin combineerde hij typisch Noord-Ierse elementen met zijn interesse voor de klassieken. In de loop der tijd werden politieke en maatschappelijke aspecten steeds belangrijker in zijn werk. Zijn poëzie werd diverse malen bekroond.
SWANS MATING
Even now I wish that you had been there
Sitting beside me on the riverbank:
The cob and his pen sailing in rhythm
Until their small heads met and the final
Heraldic moment dissolved in ripples.
This was a marriage and a baptism,
A holding of breath, nearly a drowning,
Wings spread wide for balance where he trod,
Her feathers full of water and her neck
Under the water like a bar of light.
TWO PHEASANTS
As though from a catastrophic wedding reception
The cock pheasant in his elaborate waistcoat
Exploded over cultivated ground to where
A car in front of our car had crushed his bride.
I got the picture in no time in my wing-mirror
As in a woodcut by Hokusai who highlighted
The head for me, the white neck-ring and red wattles,
The long coppery tail, the elegance and pain.
Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939)
De Russische schrijver Vladimir Korolenko werd geboren op 27 juli 1853 in Zjitomir (Volynië). In 1879 werd Korolenko om politieke redenen naar Siberië verbannen, maar hij mocht in 1885 terugkeren. Deze ballingschap leverde hem veel stof tot schrijven. De novellen uit deze periode zijn vaak een pleidooi voor sociale hervormingen. De bekendste zijn: De droom van Makar (1885), In slecht gezelschap (1885), De blinde muzikant (1886) en Zonder taal (1895).
Zijn autobiografisch werk De geschiedenis van mijn tijdgenoot ( 6 dln. 1906-21) is een aanklacht tegen de onrechtvaardigheid van de machthebbers.
Uit: The Old Bell-Ringer
“It was growing dark.
The tiny village, nestling by the distant stream, in a pine forest, was merged in that twilight peculiar to starry spring nights, when the fog, rising from the earth, deepens the shadows of the woods and fills the open spaces with a silvery blue mist. … Everything was still, pensive and sad. The village quietly slumbered.
The dark outlines of the wretched cabins were barely visible; here and there lights glimmered; now and then you could hear a gate creak; or a dog would suddenly bark and then stop. Occasionally, out of the dark, murmuring forest emerged the figure of a pedestrian, or that of a horseman; or a cart would jolt by. These were the inhabitants of lone forest hamlets going to their church for the great spring holiday.
The church stood on a gentle hill in the center of the village. The ancient belfry, tall and murky, was lost in the blue sky.
The creaking of the staircase could be heard as the old bell-ringer Mikheyich mounted to the belfry, and his little lantern, suspended in mid-air, looked like a star in space.
It was difficult for the old man to climb the staircase. His leg served him badly, and his eyes saw but dimly. … An old man like him should have been at rest by now, but God spared him from death. He had buried his sons and his grandsons; he had accompanied old men and young men to their resting place, but he still lived on. ’Twas hard. Many the times he had greeted the spring holiday, and he could not remember how often he had waited in that very belfry the appointed hour. And now God had again willed that…”
Vladimir Korolenko (27 juli 1853 – 25 december 1921)
De Franse schrijver Alexandre Dumas fils werd geboren op 27 juli 1824 in Parijs. Hij was de onwettige zoon van de meer bekende gelijknamige vader Alexandre Dumas en Marie-Catherine Labay. Hij werd echter in 1831 door zijn vader als wettige zoon erkend. Zijn beroemdste werk is La Dame aux Camélias, dat later vele malen verfilmd werd en Verdi inspireerde bij het componeren van zijn opera La Traviata. In 1874 werd hij lid van de Académie française.
Uit: La dame aux camélias
“Je ne tire pas de ce récit la conclusion que toutes les filles comme Marguerite sont capables de faire ce qu’elle a fait.; loin de là, mais j’ai connaissance qu’une d’elles avait éprouvé dans sa vie un amour sérieux, qu’elle en avait souffert et qu’elle en était morte. J’ai raconté au lecteur ce que j’avais appris. C’était un devoir.
Je ne suis pas l’apôtre du vice, mais je me ferai l’écho du malheur noble partout où je l’entendrai prier.
L’histoire de Marguerite est une exception, je le répète; mais si c’eût été une généralité, ce n’eût pas été la peine de l’écrire. “
Alexandre Dumas fils (27 juli 1824 – 27 november 1895)
De Russische dichter en soldaat Denis Vasilyevich Davydov werd geboren op 27 juli 1784 in Moskou. Levend in de tijd van de Napoleontische oorlogen stond hij aan de wieg van een specifiek genre; de huzarenpoëzie. Hij trachtte zijn eigen leven zo vorm te geven dat het een illustratie vormde
bij deze poëzie.
Song of an old hussar
Where are the friends of former years,
The old original hussars?
Where is the chief who ruled his peers,
My boon companions of the wars?
Veterans, I remember all,
How you grew mellow without stint,
Your places round the fire recall,
And noses of a purple tint,
The soldiers’ caps thrown lightly back,
The jackets reaching to your knees,
Sabres, and sabretaches slack,
The hay whereon you lay at ease.
Holding black pipes between your teeth,
You spare your speech; the smoke ascends
Or, choosing tortuous paths beneath
Your muffled coats, its way extends.
No single word, much columned smoke;
None stirs, and all to silence keep;
Each drinks and, wrapped within his cloak,
Stretches and quickly goes to sleep.
Scarecely appears the break of day,
Ere each is scudding o’er the field,
With cap askew in brave display,
Lets his pelisse to breezes yield.
His steed is quivering with delight,
His sabre whistles, cleaves a foe;
With battle done, his appetite
Demands a chance itself to show.
But what distresses now my view?
Fear rules hussars of modish shape,
Ill-uniformed, in high boots new,
They pirouette and work escape.
They sagely speak, wiseacres look,
Believe the tought of love absurd;
They like Jomini and his book,
Concerning vodka say no word.
Where are my friends of former years,
The real, superlative hussars?
Where is the chief who ruled his peers,
My boon companions of the wars?
Denis Davydov (27 juli 1784 – 22 april 1839)
Portret door Orest Kiprensky
De Duitse schrijfster, dichteres en vertaalster Hilde Domin werd geboren in Keulen als Hilde Löwenstein op 27 juli 1909. Zie ook mijn blog van 27 juli 2006.
Ausbruch von hier – Für Paul Celan, Peter Szondi, Jean Améry, die nicht weiterleben wollten
Das Seil
nach Häftlingsart aus Bettüchern geknüpft
die Bettücher auf denen ich geweint habe
ich winde es um mich
Taucherseil
um meinen Leib
ich springe ab
ich tauche
weg vom Tag
hindruch
tauche ich auf
auf der andern Seite der Erde
Dort will ich
freier atmen
dort will ich ein Alphabet erfinden
von tätigen Buchstaben.
Mit leichtem Gepäck
Gewöhn dich nicht.
Du darfst dich nicht gewöhnen.
Eine Rose ist eine Rose.
Aber ein Heim
ist kein Heim.
Sag dem Schoßhund Gegenstand ab
der dich anwedelt
aus den Schaufenstern.
Er irrt. Du
riechst nicht nach Bleiben.
Ein Löffel ist besser als zwei.
Häng ihn dir um den Hals,
du darfst einen haben,
denn mit der Hand
schöpft sich das Heiße zu schwer.
Es liefe der Zucker dir durch die Finger,
wie der Trost,
wie der Wunsch,
an dem Tag
da er dein wird.
Du darfst einen Löffel haben,
eine Rose,
vielleicht ein Herz
und, vielleicht,
ein Grab.
Hier
Ungewünschte Kinder
meine Worte
frieren.
Kommt
ich will euch
auf meine warmen
Fingerspitzen
setzen
Schmetterlinge im Winter.
Die Sonne
blaß wie ein Mond
scheint auch hier
in diesem Land
wo wir das Fremdsein
zu Ende kosten.
Hilde Domin (27 juli 1909 – 22 februari 2006)
De Amerikaanse schrijver Theodore Herman Albert Dreiser werd geboren op 27 juli 1871 in Sullivan, Indiana. Oorspronkelijk verdiende hij zijn brood als eenvoudige arbeider. Uiteindelijk werd hij journalist en de belangrijkste exponent van het naturalisme in de VS.
Uit: Sister Carrie
“When Caroline Meeber boarded the afternoon train for Chicago, her total outfit consisted of a small trunk, a cheap imitation alligator-skin satchel, a small lunch in a paper box, and a yellow leather snap purse, containing her ticket, a scrap of paper with her sister’s address in Van Buren Street, and four dollars in money. It was in August, 1889. She was eighteen years of age, bright, timid, and full of the illusions of ignorance and youth. Whatever touch of regret at parting characterised her thoughts, it was certainly not for advantages now being given up. A gush of tears at her mother’s farewell kiss, a touch in her throat when the cars clacked by the flour mill where her father worked by the day, a pathetic sigh as the familiar green environs of the village passed in review, and the threads which bound her so lightly to girlhood and home were irretrievably broken.
To be sure there was always the next station, where one might descend and return. There was the great city, bound more closely by these very trains which came up daily. Columbia City was not so very far away, even once she was in Chicago.”
Theodore Dreiser (27 juli 1871 – 28 december 1945)