The Transfiguration (Edwin Muir)

Bij de 10e zondag door het jaar

 

 
De transfiguratie van Christus door Giovanni Bellini, 1478-79

 

The Transfiguration

So from the ground we felt that virtue branch
Through all our veins till we were whole, our wrists
As fresh and pure as water from a well,
Our hands made new to handle holy things,
The source of all our seeing rinsed and cleansed
Till earth and light and water entering there
Gave back to us the clear unfallen world.
We would have thrown our clothes away for lightness,
But that even they, though sour and travel stained,
Seemed, like our flesh, made of immortal substance,
And the soiled flax and wool lay light upon us
Like friendly wonders, flower and flock entwined
As in a morning field. Was it a vision?
Or did we see that day the unseeable
One glory of the everlasting world
Perpetually at work, though never seen
Since Eden locked the gate that’s everywhere
And nowhere? Was the change in us alone,
And the enormous earth still left forlorn,
An exile or a prisoner? Yet the world
We saw that day made this unreal, for all
Was in its place. The painted animals
Assembled there in gentle congregations,
Or sought apart their leafy oratories,
Or walked in peace, the wild and tame together,
As if, also for them, the day had come.
The shepherds’ hovels shone, for underneath
The soot we saw the stone clean at the heart
As on the starting-day. The refuse heaps
Were grained with that fine dust that made the world;
For he had said, ‘To the pure all things are pure.’
And when we went into the town, he with us,
The lurkers under doorways, murderers,
With rags tied round their feet for silence, came
Out of themselves to us and were with us,
And those who hide within the labyrinth
Of their own loneliness and greatness came,
And those entangled in their own devices,
The silent and the garrulous liars, all
Stepped out of their dungeons and were free.
Reality or vision, this we have seen.
If it had lasted but another moment
It might have held for ever! But the world
Rolled back into its place, and we are here,
And all that radiant kingdom lies forlorn,
As if it had never stirred; no human voice
Is heard among its meadows, but it speaks
To itself alone, alone it flowers and shines
And blossoms for itself while time runs on.

But he will come again, it’s said, though not
Unwanted and unsummoned; for all things,
Beasts of the field, and woods, and rocks, and seas,
And all mankind from end to end of the earth
Will call him with one voice. In our own time,
Some say, or at a time when time is ripe.
Then he will come, Christ the uncrucified,
Christ the discrucified, his death undone,
His agony unmade, his cross dismantled—
Glad to be so—and the tormented wood
Will cure its hurt and grow into a tree
In a green springing corner of young Eden,
And Judas damned take his long journey backward
From darkness into light and be a child
Beside his mother’s knee, and the betrayal
Be quite undone and never more be done.

 

 
Edwin Muir (15 mei 1887 -3 januari 1959)
Een tekening van de St Niniankerk in, Deerness door Isobel Gardner
Edwin Muir werd geboren in Deerness op de Orkney-eilanden

 

Zie voor de schrijvers van de 17e maart ook mijn volgende blog van vandaag.

Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet: –
Hij eet van ’t leven al wat lekker smaakt,
En proeft van ál zijn passies: zijn mond raakt
Iedere vrucht, die iedre hand hem biedt.

Hij zoekt in dronkenschap een droom, die vliedt,
In ’t leven, – tot hij, moede en koud, ontwaakt,
Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt
Des levens droesem bitter als verdriet.

En dan noemt hij de wijn, die vreugde geeft –
Zijn passie – zonde, en nuchterzijn zijn deugd,
Daar hij zich dwaas dronk in een mooie droom,

En in het leven schijn zocht, die niet leeft.
Hij vleit zich met de erinn’ring zijner vreugd,
Maar durft geen appel proeven zonder schroom.

 

De handdruk

Er is zoveel waar ’t wonderlijk begeren
Ongaarn naar reikt; want wij zijn zo gemaakt
Dat wij niet enkel wat ons scha doet weren,
Maar onze trots ook wat wil helpen wraakt.

Op andren niet alleen maar op ons eigen
Verhalen wij het leed dat de andre ons deed,
En voeden lust in pijn en wonden krijgen
En noemen de andre en weten zelf ons wreed.

Dan staan we op ’t laatst in het heelal, verbijsterd
Dat zoveel schoons als toch moet zijn, niet blijkt:
Wij voelen ons gelijk een boom, geteisterd
Door wind, weer, bliksem, schoon hij niet bezwijkt.

Wij staan alleen: dan sluipt zich in ons voelen,
Dan dringt zich door naar ’t aarzelend verstand,
Gemeenschap, zwijgend, vol verstaan bedoelen:
De warme druk van een bevriende hand.

 

Van de liefde die vriendschap heet

 3

Ik had uw hart mij tot een huis gewijd:
De wierook brandde – de opgeslagen blaân
Der schriften gloorden – de ark zag ’k openstaan –
Ik had mijn wolk rondom mijn huis gespreid.

En zie, in mijn huis zit een wisslaar aan,
Midden in mijn mysteriën, als beidt
Hij mijne komst: – opent de poorten wijd,
Strooit lovers, dat mijn voet moog’ binnengaan!

Wee mij! straks zal mijn levensmoede ziel,
Droef als een vlam, die half omsluierd gloort,
Rijzen naar waar àl bleke zielen zijn.

Om daar te branden met den matten schijn
Van onbegrepen liefde en ’t onverhoord
Bidden te horen van wie na mij kniel’.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Dichters groepsfoto:, circa 1900. Boven:  Alfred Schuler, Stefan George  
Bemeden: Karl Wolfskehl, Ludwig Klages, Albert Verwey

Lees verder “Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir, Mary Wortley Montagu”

Derde Advent, Edwin Muir, Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

Bij de Derde Advent

 

De Annunciatie, Fra Angelico, rond 1430

 

The Annunciation

The angel and the girl are met.
Earth was the only meeting place.
For the embodied never yet
Travelled beyond the shore of space.

The eternal spirits in freedom go.
See, they have come together, see,
While the destroying minutes flow,
Each reflects the other’s face
Till heaven in hers and earth in his
Shine steady there. He’s come to her
From far beyond the farthest star,
Feathered through time. Immediacy
Of strangest strangeness is the bliss
That from their limbs all movement takes.
Yet the increasing rapture brings
So great a wonder that it makes
Each feather tremble on his wings.

Outside the window footsteps fall
Into the ordinary day
And with the sun along the wall
Pursue their unreturning way.
Sound’s perpetual roundabout
Rolls its numbered octaves out
And hoarsely grinds its battered tune.

But through the endless afternoon
These neither speak nor movement make,
But stare into their deepening trance
As if their gaze would never break.

 

Edwin Muir (15 mei 1887 -3 januari 1959)

Lees verder “Derde Advent, Edwin Muir, Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”